A- aan herziening der inkomstenbelasting,
f Met dit laatste bleek de minister het
eens. Maar zij zou te lang ophouden. En
i nieuwe belastingen, met 1 Januari 1924
rsjn werking tredende, zouden terugwer-
ièb-.ende kracht moeten krijgen, als deze
^Ontwerpen niet werden aanvaard. De
aardoliebelasting was een correctief op
het verlies van pl.m. f 10 millioen, dat
de schatkist door de samensmelting van
de Industrie- en Handelsmaatschappij
V, en de Dordtsche met de Bataafsche ver-
Viorzaakt had, waardoor de opbi engst
aan inkomsten- en extra-winstbelasting
verlaagd was.
VISSCHERIJ.
Gedurende de week van 24 t/m. 30
Januari 1924, kwamen alhier de na
volgende vaartuigen binnen:
70 Hollandsche-, 3 Duitsche stoom
trawlers, 1 Duitsche IJslander, 16 zeil-,
1 motorlogger, 12 stoombeugers, 1
sloep, 2 Engelsche haringdrifters en 58
/kustvisschers.
De besommingen waren als volgt:
Hollandsche stoomtrawlers van f 1416
tot f 6771Duitsche stoomtrawlers van
f 1689 tot f 5278; Duitsche IJslander v.
f tot f 5175; zeilloggers van f 650
tot f 1513; motorlogger van f tot
f 1107; stoombeugers van f 2262 tot
f 5409; sloep van f tot f 965; En
gelsche haringdrifters van f 4400 tot
f 7610, terwijl de kustvisschers totaal
f 4127 besomden.
De aanvoer bestond uit 592785 K.G.
trawlvisch, 89425 K.G. beugvisch, 27175
K.G. IJslandsehe visch en 900 kisten
drijfnetvisch.
De totaal opbrengst bedr. f 301759.38.
Een vlschafslag in Haarlem?
De heeren J. Schenk, voorzitter, en L.
J. Kramer, secretaris van de Visschers-
vereeniging „M. A. A. S." te Urk, hebben
aan den Haarlemschen Raad bericht,
dat het zoowel in het belang der vis-
scherij, als in het belang der burgerij
van Haarlem gewenscht is, om in Haar
lem van gemeentewege een vischafslag
in het leven te roepen.
In de toelichting zeggen zij o.a., dat
thans ongeveer 70 botters van Urk ter
Noordzeekustvisscherij varen, voorzien
van motoren. Niet alleen kan 'het bedrijf
nu intensiever worden uitgeoefend,
•V maar ook de marktplaatsen kunnen be-
ter bereikt worden, al liggen deze
marktplaatsen dan ook niet in de on
middellijke nabijheid der Nederland-
sche kust. Zij achten het noodig om,
teneinde de aloude vischerij te bevorde
ren, dat ook in Nederland zelf alles
worde gedaan om 't afzetgebied te ver-
grooten. Weliswaar is te Haarlem een
vischmarkt, maar daar hebben de vis-
schers weinig aan. Wat zij noodig heb
ben is een afslag. Dit achten zij ook voor
de burgerij wenschelijk. Doordat thans
alle Noordzeevisch door derden wordt
aangevoerd, gaat de visch in kwaliteit
achteruit; de prijzen worden duurder.
Wanneer in Haarlem een vischafslag
komt, kunnen motorbotters dadelijk
met hun versche zeevisch naar den af
slag varen, want Haarlem ligt van
IJmuiden uit voor een motorbotter niet
verder dan Amsterdam, waar veel van
deze vaartuigen komen. Bij het openen
van een vischafslag in Haarlem kun
nen ook vischventers hiervan profitee-
ren en de arbeiders komen beter in de
gelegenheid, om zich van dit kostelijk
-
voedsel te voorzien, daar de kustvis
schers in den regel de goedkoopste
vischsoorten, als schol, pieterman enz.,
ter markt brengen. De fijnere en duur
dere soorten worden echter óók wel
door hen gevangen, zooals tong, tarbot,
griet enz.
De adressanten vertrouwen, dat de
Raad deze zaak spoedig zal behandelen.
De „Breskensche Ct." meldt:
Donderdagavond is te Ostende een
ernstig politie-misdrijf gepleegd. Het
was ongeveer 10 uur des avonds, dat de
Breskensche visschers P. C. van den
Heuvel, Abr. Notebaart, Jannis Note-
baart en H. Erasmus zich aldaar in een
café bevonden en een glas bier dronken,
toen plotseling een polïtie-commissaris
met vier agenten binnen kwam en
vroeg, of ze Hollanders waren.
Op hun bevestigend antwoord wer
den zij gesommeerd mede te gaan en
als 't ware naar het bureau geslagen.
Op hun vragen wat zij toch hadden
misdaan om zoo mishandeld te wor
den, was het eenige antwoord slagen en
scheldwoorden. Een van hen werd ge
heel bewusteloos geranseld.
Des anderen daags werden zij vrijge
laten en konden zij maken dat zij weg
kwamen terwijl de politie hun nog ge-
meene scheldwoorden nariep.
De oorzaak van dit politieschandaal
moet zijn gelegen in het feit, dat te vo
ren een politieagent is geslagen en een
spiegelruit was ingegooid. Dit zou door
Nederlanders geschied zijn. Toen dit ge
beurd is waren bovenbedoelde visschers
op zee; zij staan dan ook geheel buiten
een of ander voorval dat daar plaats
gehad moet hebben.
Belgische visschers en de burgerij wa
ren de ongelukkigen behulpzaam om
naar hun vaartuigen te gaan. Het is
voor ons onbegrijpelijk dat de politie
zoo vreeselijk ruw kan optreden zonder
dat zij wist of ze schuldigen voor had
en hen geen gelegenheid gaf hun on
schuld te bewijzen.
De zaak is bij hoogerhand in onder
zoek, zoodat dit muisje nog wel een
staartje zal hebben.
Speciale vischdagen te Amsterdam.
Dinsdag was het een speciale viseh-
dag: schelvischdag. Dit is iets nieuws.
Daarom hebben wij ons gewend tot het
hoofd der gemeentelijke vischvoorzie-
ning, dr. A. van der Laan. Op onze
vraag wat de bedoeling van dergelijke
vischdagen is, antwoordde hij ons het
volgende:
Op het oogenblik is de visch duur en
er wordt weinig gevangen. Ten gevolge
van de hooge prijzen eet het publiek
weinig visch. Wij zitten nu dus in het
bekende cirkeltje: de visch is te duur;
er wordt minder visch gegeten. De Ge
meentelijke Vischvoorziening wil nu,
in het belang van het publiek, een po
ging doen, om dezen cirkel te verbreken,
reden waarom ik gemeend heb, op be
paalde dagen, waarop dit mogelijk is,
een behoorlijk quantum visch tegen
niet al te hoogen prijs te koopen en de
ze visch tegen een dergelijken prijs be
schikbaar te stellen, dat dit voedsel
weer bereikbaar is voor het gewone pu
bliek.
Wij hebben van deze eerste poging
heel veel succes gehad, want 's morgens
was een belangrijk quantum van de
goedkoope visch reeds totaal uitver
kocht. Daarom stellen wij ons voor, dit
geregeld te herhalen, hetgeen wel zeer
in den smaak zal vallen bij het publiek,
dat op deze wijze weer in de gelegen
heid wordt gesteld visch te eten, welke
nu goedkooper is dan vleesch.
Welke soorten visch zullen op
dergelijke vischdagen verkocht wor
den?
Elke soort, waarvan de mogelijk
heid bestaat, haar op deze wijze onder
het publiek te brengen.
Is de verkoopprijs loonend?
Op deze vraag is het antwoord po
sitief bevestigend. Inderdaad hopen
wij op deze manier nog heel veel visch
te verkoopen. Dan gaat het de visch
voorziening goed, en kan het publiek
tevreden zijn.
In dit verband vroegen wij nog ter
loops naar de algemeene resultaten van
de vischvoorziening, waarover bij de
begrootingsdebatten nogal wat te doen
is geweest.
De heer Van der Laan herinnerde er
ons aan, dat toen reeds gebleken is, dat
de vischvoorziening, zooals deze thans
gereorganiseerd is, in de laatste maan
den van 1923 winst heeft opgeleverd.
„Voor 1924 staan wij", aldus besloot hij.
„voor een kerngezond bedrijf, dat zich
stellig zal kunnen dekken."
Tel.
ROND DE GEMEENTEBEGROOTING.
mee redden", zoo kwam men ook nu tot
elkaar. En in den raad had de voorzit
ter het voorstel slechts te noemen, een
klop van den hamer niemand tegen
en het was aangenomen.
Maar zóó ging het nu niet. Integen
deel, van links had men groote bezwa
ren tegen het rechtsche voorstel. Wij
hoorden het maar aan en konden het
noch met rechts, noch met links eens
zijn. Waarom de sociaal-democratische
leden het zoo vreeselijk vonden, dat die
f 20.000 voor één jaar gebruikt worden,
begrepen wij niet. Tenzij dan dat de
heer Dalmeijer in geheime zitting ver
telde waarom zij dit geld graag vast
houden en dan verstaan wij het wel.
Maar te minder begrijpen wij de heele
financiëele politiek der sociaal-demo
craten. Want al zouden wij er natuur
lijk ook voor zijn om jaarlijks een be
drag te reserveeren voor een vernieu-
wings- en reparatiefonds, anderzijds
zouden wij er alles op zetten om den
gasprijs zoo laag mogelijk te doen zijn.
En daartoe werken de Soc.-democraten
niet mee, want er wordt ieder jaar een
behoorlijke winst gemaakt en de helft
daarvan komt nu onder den naam
„retributie voor het hebben van buizen
in gemeentegrond" in de gemeente
kas.
Echter begrijpen wij evenmin de fi
nanciëele politiek van rechts. Nu wordt
het gat in de begrooting gestopt met de
reserve van het gasbedrijf, wat dus be-
teekent dat alleen de gasverbruikers dit
betalen. Hoe kan men toch zoo gemak
kelijk tot zulk een voorstel komen? Is
het niet heel wat billijker, is het niet
in den echten zin des woords sociaal,
dat de f 11000, waar het om ging, ge
legd werden op den hoofdelijken om
slag? Dan draagt ieder het zijne bij,
ook zij, die geen gasverbruikers zijn.
Maar eerst had rechts gezorgd dat de
hoofdelijke omslag was vastgesteld op
ten hoogste f 675.000. Terwijl B. en W.
in hun nota tot f 685.000 kwamen. Toen
de heer Dalmeijer en andere leden
hierop in de laatstgehouden vergade
ring terug kwamen, hebben B.
en W. ons met hun antwoorden niet
kunnen bevredigen. Men kon zich dan
beroepen op het feit, dat in de nota
toch gewezen werd op de mogelijkheid
van vermindering van het cijfer van
f 685.000, daartoe was men toch .geko
men.
Wij vonden het geheel trouwens po
litiek, die ons onverklaarbaar was.
Waartoe dreef men deze verminde
ring van den II. O. met f 10.000 door?
i Om het vermenigvuldigingscijfer niet
hooger te maken, zei de heer Vermou-
Maar met de vermeerdering der
Toen de raad op 9 Januari weer bij
eenkwam, hadden de leden der recht
sche fracties de hoofden even bij el-
kaar gestoken en overlegd, hoe het gat
J in de begrooting dicht te maken. Want i len.
een gat was er en dit was niet meer te j bevolking en de vermindering van het
stoppen door een vermindering van den
post voor wegenönderhoud. Daarom
meende zij maar een potje te moeten
j aanspreken en wilden voor één jaar de
halve winst van het gasbedrijf gebrui-
ken, die anders wordt gereserveerd.
Daarover is «heel wat te doen
geweest. Links maakte een kabaal van
je welste. Waarom zijn julie eerst niet
eens met ons komen praten, vroeg de
heer Dalmeijer. Toen deze dit zeide, za
gen wij voor onze oogen een schoon
verschiet. Wij zagen de fracties van
links en rechts vergaderen en evenals
in 't georganiseerd overleg ging het er
j warm toe. Maar zoo goed als de wet-
eindcijfer bij het vorig jaar, kunnen
wij niet gelooven dat die f 10.000 het
vermenigvuldigingscijfer zouden doen
verhoogen.
Maar al begrijpen wij dit alles niet,
j het rechtsche voorstel werd aangeno-
men. Men kon er over praten, de zaak
I was van te voren al beslist. En wij
j konden zoo begrijpen dat de heer
Schilling na afloop van een der zittin
gen, toen de raad echter nog in „ge
heim" zou blijven vergaderen, zeide:
„Ik ga eerst een eindje wandelen, wij
zitten er toch maar voor spek en boo-
nen, want het is toch 129."
Neen, de financiëele politiek bij de-
'houder van financiën grootmoedig tot j ze begrooting heeft ons lang niet kun-
de 31/2 kwam en zei: „ik zal 't er welJ nen bekoren.
Wij bedoelen dan in de
groote lijnen, wat betreft het sluitend
maken der begrooting. Want anders
hebben wij toch een goeden raad, die
voor het sociale wel gevoelt en daar
om graag steunen wil, al wat steun
verdient en goed is.
Dat bleek zoo bij de subsidies. Daarop
hadden B. en W. meer willen besnoei
en. Maar onze raadsleden hebben een
goed hart. En Witte Kruis en R.K.
Ziekenverpleging kregen weer hunne
subsidies voor kraamverpleging, die
B. en W. heelemaal maar hadden wil
len schrappen.
De heer Vermeulen deed een waar
schuwing hooren, om niet alles te
schudden van den hoogen boom en
wilde zien wat het particulier initia
tief doet. Het was goed bedoeld, maar
wij waren het meer eens met de op
merking, dat toch beter de geheele ge
meenschap deze sociale zaken kan
steunen, dan dat men het moet ver
wachten van wat een aantal goedwil-
lenden doet. Wij hebben er trouwens
vroeger al op gewezen dat het bestuur
van het Witte Kruis nog heel wat moet
doen om aan het benoodigde geld te
komen, daarvoor moet zij telkens een
beroep doen op de ingezetenen.
Wij hopen dat het dagelijks be
stuur nu eens zal begrijpen, dat de
raad geen vermindering wil van het
subsidie aan de drankbestrijding.
Zeer terecht merkte de heer Maas op
dat de drankbestrijders niet of weinig
op steun van particulieren hebben te
rekenen, die moeten alles zelf doen.
Dankbaar waren wij voor de opmer
king van den heer Bosman, dat de
armbesturen in de praktijk het goede
werk der drankbestrijding zien. Te
wenschen ware, dat er meer contact
was tusschen de armbesturen en de
besturen der drankbestrijdersorgani
saties, wellicht zou dat de gemeente
een aardige cent uitsparen. Of hebben
wij nog dezer dagen niet een geval ge
had, waarbij iemand op één dag f 15
verdiende en dit in de kroegen aan je
never verdeed, terwijl zijn vrouw met
f 8 van het armbestuur zich een scha
mel stuk brood voor het gezin moest
verschaffen. En dat is maar één geval
uit vele.
Over het officiëel raadsverslag is ook
heel wat te doen geweest. De voorzit
ter heeft er niet veel goeds in gevon
den en ook andere raadsleden bleken
op het behoud geen prijs te Stellen.
Toch waren wij het met de heeren Ver
meulen en Schilling eens. Al is het
dan waar dat zoo'n verslag niet geheel
juist kan zijn (en al zaten er twee ste
nografen, dan was dit nog niet het ge
val) dan is er nog veel te zeggen voor
behoud van het verslag, met het oog
op lateren tijd. De besluiten, de cijfers
en alle andere feiten staan toch zuiver
geformuleerd en daarom kan een
raadsverslag later een vraagbaak zijn.
In vroeeger eeuwen legden onze va
deren de historische feiten en ook de
verhandelingen van de vroedschap
vast op perkament en wij zijn ze er
dankbaar voor.
Zouden wij nu ter besparing een
paar duizend gulden het gedrukte
raadsverslag gaan afschaffen? Dat
ware. toch een bezuiniging, waarvan
wellicht een later geslacht spijt zou
hebben en er ons een verwijt van zou
maken. G. V.
deze heerlijke plaats te blijven kampee
ren, dan konden we ons goed eens
wasschen en verstellen, kousen nazien,
onze tent nog een keer oliën enz. Na
het ontbijt gingen G. en ik en de twee
D. P. de stad in om inkoopen te doen
voor 't middagmaal enz. Tegen 11 uur
waren we terug en maakte G. een oven
in den grond, zoodat even later het wa
ter lustig aan de kook was boven het
vuur. De anderen deden de wasch be
neden aan de rivier en ik oliede de tent,
dus een echt kampleven. Om twee uur
was het eten gereed en we smulden
van de aardappelen en spinazie, flink
dooreengestampt in 't vet. Alleen had
onze kok ditmaal niet op den wind en
't zand gerekend. Doch al smaakte het
eten een beetje zanderig, (zand schuurt
dg maag), de geheele pan ging leeg.
Des avonds om zes uur gingen we nog
een keer de stad in om gezamenlijk
kaarten te verkoopen. Tegen 10 uur
waren we weer terug in ons kamp en
bleven nog napraten tot 12 uur, waar
na we gingen slapen.
24 Juli 1923.
De ochtend van dezen dag brachten
we zoek met gewone kampbezigheden.
Des middags gingen we de stad in om
een vierde reismakker te halen, name
lijk een kleine hond, ras Groenendaal.
Het was een speelsch zwart hondje
met een leuke snuit, daar konden we
nog pleizier mede hebben op de reis.
Om 5 uur waren we weer in ons kamp
terug. We maakten na gegeten te heb
ben onze correspondentie in orde en
schreven ons dagboek bij. Des avonds
maakten we een groot vuur op 't hoog
ste punt en zaten met al de padvinders
er omheen. Zoo brachten we den avond
zoek met zingen en voordragen. Tegen
half twaalf lieten wij het vuur uitgaan
en zochten het stroo op om te gaan sla
pen. Zoodat om 12 uur alles in diepe
rust lag.
25 Juli 1923.
Na opgestaan en ons gewasschen te
hebben, begonnen wij na ons ontbijt de
tent af te breken. De rusttijd was al
weer voorbij, we zouden weer op
marsch gaan. Tegen twaalf uur gingen
we gepakt en gezakt naar de vaandrig
der V. P., want daar zouden we het mid
dagmaal gebruiken. Onderweg be
merkten we dat de lucht er dreigend
begon uit te zien, er scheen zwaar weer
op til te zijn, doch we zouden maar af
wachten wat er kwam. Nadat we gege
ten hadden besloten we in een café iets
te gebruiken met V. P. en dan te ver
trekken. Doch terwijl wij in het café
zaten, begon de bui los te komen. Met
stralen goot 't water uit den hemel. We
zouden wachten totdat het eenigszins
droog zou worden. Maar na een uur nog
't zelfde en nog geen verbetering te
zien. Enfin het was ongeveer zeven uur
in den avond dat de Troepleider der V.
P. binnenstapte, als het weer nog pre
cies 't zelfde was als in 't begin. Nog
steeds stroomde de regen uit den hemel.
De Troepleider stelde voor om den
volgenden dag te vertrekken en dat we
den nacht bij hem zouden doorbrengen.
Wij namen dit voorstel aan en passeer
den op dien manier den avond gezellig
in huiselijke kring. Tegen 11 uur gin
gen we slapen. Buiten hoorden wij nog
steeds de regen, doch wij lagen droog,
dus mocht het voor ons regenen zooveel
als maar kon.
26 Juli 1923.
i Deze morgen bleek het prachtig weer
I te zijn, de zon scheen helder, dus maak-
ten wij ons spoedig gereed om te ver-
trekken. Het zal dan ook tien uur ge
weest zijn, toen wij de laatste huizen
van Diest passeerden en buiten de stad
waren. We passeerden rechts van ons
een glooiende berg, die vlak voor Diest
lag. Boven op den berg had in de jaren
1500 een groot Capucijnerklooster ge
staan, maar was met de oorlogen ver
woest geworden. Alle landerijen op de
berghoogten waren vroeger tuinen ge
weest, behoorenden tot 't klooster. We
lieten den berg rechts van ons liggen
en namen een binnenweg naar Corten-
ackem De weg die we ingeslagen had
den was prachtig. De streek geleek hier
veel op Zuid-T.imburg (leem-ravijnen
en hoogten). Tegen 1 uur bereikten we
na een marsch van 3 uur Cortenaeken.
We besloten hier een stukje te eten
en gingen daarvoor een café binnen.
Nadat we den inwendigen mensch ver
sterkt hadden, stapte er een oud, maar
nog kras heertje binnen. Hij begroette
de aanwezigen, die hem vriendelijk
teruggroeten, dus hij scheen een oude
bekende te zijn. Daarna begon hij ons
eens op te nemen.
„Ahwel mannekens, wat voor een
stiel voerde Gij wel uit", was z'n vraag
(„Zeg mij eens, jongen, welk beroep be-
1 oefenen jullie").
„Wij maken een reisje", antwoordde
ik.
1 „Jao, dat zie-ne-kik ook an joer,"
riep hij, „maer waer stuurde gij hiel
naer toe". (Ja, dat zie ik ook wel aan j
jullie, maar waar gaat ge heelemaal
naar toe).
„Zoo ver als dat wij komen kunnen",
gaf ik hem bescheid. i
Een der aanwezigen begon hem van
onze reis te vertellen van hetgeen wij
hem medegedeeld hadden.
„Zoo, gij moet er maer goeste in heb-
ben," was daarop z'n antwoord, „maer
mai kunde gij dat niet wais maken
manneke daer bin-ne-kik toe oed veur.
Wiede gij wat gij zait. Spioenen. Gij
konde hier, just als die voale bochen,
oens landje afleupen en alles betieke-
nen.
(Zoo, gij moet er maar zin in hebben,
maar mij kunt gij dat niet wijs maken
jongetje, daar ben ik te oud voor. Weet
gij wat gij zijt. Spionnen. Gij komt hier
net als die vuile Duitschers ons land
afloopen en alles opschrijven).
Wij schoten hartelijk in den lach,
alsook de anderen. Het oude heertje
werd daarop zoo kwaad, dat hij liet z'n
consumptie staan en liep zoo vlug hij
kon de deur uit. Met het gevolg dat wij
allen nog harder begonnen te' lachen.
Na dit kleine intermzzo zeiden wij de
aanwezigen goeden dag en vervolgden
onzen weg. Als we 't maison commu
nale (gemeentehuis) passeerden hiel
den we halt om ons boek te laten stem
pelen. Dit was spoedig gebeurd en gin
gen wij weer lustig zingende verder op
weg. We namen een weg die liep naar
het dorp Ransdorp, volgens onze kaart,
die uitstekend was, was dit der. kori
sten weg naar Tienen, een stadje iets
grooter als Diest. Om 3 uur kwamen
wij na een marsch dwars door koren
velden en mooie valleien te Ransdorp
aan. We vroegen waar de burgemees
ter woonde en men wees ons toen den
weg naar z'n kasteel. Door een prach
tig park zagen we nadat de weg een
bocht had gemaakt, het woonhuis van
dezen heer. Nu aan ruimte zou hij geen
gebrek hebben, dat bemerkten wij al
gauw. Kolossaal wat een huis, wat
moest iemand met zoo'n groot kasteel
beginnen. Het kasteel op zichzelf was
prachtig gelegen. Aan den voorkant een
geheel open front, doch aan de zij en
achterkant beschaduwd door bosschen.
Zulks maakte door de verschillende
kleuren en het zonlicht een mooi effect.
Wij liepen naar den ingang. De eige
naar van 't kasteel, die zeker de een of
andere graaf was, had ons al zien aan
komen. Hij kwam naar ons toe en
vroeg wat wij verlangden. Ik vroeg in
mijn beste Fransch (want deze kas-
teelheeren, spreken, alhoewel ze Vla
ming zijn, Fransch, want Vlaamsch dat
is de volkstaal en staat niet welopge
voed), wat mij tamelijk goed afging, of
hij onze boeken wilde teekenen. Hij wil
de zulks doen. Nadat dit gebeurd was
bood ik hem een kaart van ons te koop
aan.
De Wereldreizigers.
Wordt vervolgd.