ORGAAN VOOR D
No. 36
Woensdag 5 Maart 1934
9e Jaargang
IJMU3DER COURANT
PLAATSELIJK NIEUWS.
IJMUIDEN.
Donderdag 20 Maart a.s. zal de afd.
IJmuiden van de S. D. A. P. een openbare
vergadering beleggen in het Oebouw Thalia,
waar als spreker zal optreden de heer J.
E. W. Duijs, lid der Tweede Kamer, met het
snderwerp „De klassenstrijd onder Colijn".
SANTPOORT.
„Volksonderwij s".
Men schrijft ons:
Donderdag 6 Maart a.s. zal door de
afdeeling Santpoort van bovengenoemde
vereeniging een openbare vergadering
worden gehouden. Als spreker zal optreden
de heer P. van Meyer te Zaandam, met
sis onderwerp „De toekomst van ons Lager
Onderwijs".
Waar de regeering steeds doorgaat nieuwe
plannen te beramen om het onderwijs te
verslechteren twijfelt het bestuur niet of
velen zullen deze vergadering bijwonen.
Allen die willen meewerken voor goed
onderwijs, ongeacht tot welke politieke
partij zij ook behooren, kunnen aanwezig
zijn en hiermede blijk geven dat ze van
deze soort bezuiniging niet gediend zijn.
Aan het einde der vergadering zal een
motie in stemming worden gebracht, welke
na goedkeuring aan „Het Comité van actie
tegen de voortgezette verslechtering van
het Onderwijs" zal worden toegezonden.
Pe vergadering vangt aan om S uur en
wordt gehouden in de Bewaarschool aan
de Wüstelaan alhier.
Voor afwisseling zal de heer Zwanenburg
eenige nummers op zijn accordion ten beste
geven.
Voor het theoretisch gedeelte van het
machinistenexamen, diploma C, is geslaagd
de heer A. Komman alhier.
SPORT.
VOETBAL.
In de Sportkr. lezen wij met betrekking
tot de Kampioenswedstrijden het volgende:
Wij vernemen nog, dat ten aanzien van
het spelen van beslissingswedstrijden, in
geval een gelijk aantal punten is bereikt,
het doelgemiddelde niet zal beslissen zóó
er kans is op promotie dan wel degradatie.
Hieruit blijkt dus, dat inzake de bezetting
van de eerste plaats eener te klasse afdeeling
wèl het doelgemiddelde kan beslissen, in
geval van degradatie echter niet. Ter ver
duidelijking zullen wij dit met een paar
voorbeelden illustreerenEindigen Storm
vogels en Sparta hun competitie met een
gelijk aantal punten, dan beslist het doel
gemiddelde wie hunner aan de kampioens-
competitie van Nederland mag deelnemen.
Staan daarentegen Quick en O. D. S. in
punten gelijk, dan spelen zij eerst nog één
extra wedstrijd om uit te maken wie hunner
met de twee 2e klasse kampioenen moet
spelen voor één plaats in de le klasse
Zoo zullen dus ook 2e en 3e klasse kam
pioenen niet door een beter doelgemiddelde
kunnen promoveeren, evenmin als 2e klassers
aldus degradeeren, zoodat men niet meer
voor het zonderlinge geval komt te staan
van het vorig seizoen, toen H.V.V. de kans
liep uit de le klasse te verdwijnen, omdat
de geel-zwarten toevallig 'n slechter doel
gemiddelde hadden van slechts '/in
dan Quik.
Met betrekking tot het spelen van de
wedstrijden om het kampioenschap van
Nederland werd besloten aan de vereen!
kingen, welke daarvoor in aanmerking
Komen te vragen of ze met de volgende
regeling accoord kunnen gaan
De kampioenen in de afdeeling 1, 2,
en 5 spelen een heele kampioens compititie
en aan het einde daarvan speelt No. 1 van
die competitie nog een geheele competitie
met den Zuidelijken kampioen (afd. 4).
Zooals uit bovenstaande blijkt, heeft dus
het beter doelgemiddelde van Stormvogels
Vel degelijk waarde.
Burgerlijke Stand Velsen.
Ondertrouwd: J. Oeerlofs en M. S.
EssenbergT. Post en M. Roderkerk
H- Troost en A. E. Rozenkranz.
O e h u w d F. W. Taag en A. Wilderom
A. J. D. v. d. Hoff en A. Asjes J. de Oroot
en A. FloorDaver de Linden en J. Buisman
S. Wiersma en J. A. MarijsK. Smit en
Chr. Bruin A. Jongeling en M. v. d. Horst.
Bevallen: C. Molenkamp—Böhm, z.
'A. MolVisser, d.B. ClotsTijms, z.
A. Buijck—Tulen, z.J. Peeperkoorn—
Polak, d.H. de RoosSchut, z.A. v. d.
Meij—Beumer, z.M. E. Luikman—Kwaad,
d.E. Wolvers—Mors, d.E. Veldman-
Hoekstra, d.K. Keur—de Waaard, z;
L. v. d. Zwan—Oeijtenman, z. i A. O. P. v.
Roden—Sturm, d.J. Boer—Ras, z.O. Sj.
Rustenhoven—Bongma z.M. Rijkens
Kenter, d.W. Stilv. Leeuwen, d.O. Slig-
gers—Varkensvisser, z. ;J. Bier-Plugboer, z.
Overleden: Peter Baauw, 77 jaar,
echtg. v. F. M. KooijAnna Maria Mallet,
89 jaar, Wed. P. J. Goudsbloem Cornelis
Goedhart, 35 jaar, ongehuwd.
De avonturen van Jan van Drimmelen.
De Courant Het Nieuws van den
Dag vertelt het volgende over onzen
plaatsgenoot:
In het jaar 1889 kwam een Engel-
sche schuit, bemand met 23 koppen hij
vliegend stormweer voor den Nieuwen
Waterweg nabij Hoek van Holland
en trachtte binnen te ïoopen in veilige
Nederlandsche haven om het woeste
geweld van de zee te ontgaan. Doch de
storm en de banken wilden het anders.
Zij hielden het schip voor een zekere
prooi en grepen het.
Aan den wal zag de bevolking van
Rotterdams voorstadje, hoe het schip
strandde en onherroepelijk moest ver
loren gaan. De reddingsboot werd be
mand, doch naar het oordeel van de
waarlijk niet verlegen zeelui, zou het
onverantwoordelijk zijn bij zulk vlie
gend weer, zulk een kokende zee, een
tocht naar het wrak te maken. De reis
zou 'n zekeren dood beteekenen.
Toen, tewijl de reddingboot binnen
de pieren bleef wachten op het luwen
van den storm, en de bevolking ang
stig uitkeek of de zeelui in nood zich
zouden kunnen handhaven te midden
van de baarlijke verschrikking dei-
zee toen kropen vier jonge kerels op
hun blazer, het kleine zeilschuitje dat
ze bij het visschen gebruikten. Twee
stonden bij het roer, weggedoken in
hun oliepakken, terwijl de twee ande
ren op zich namen voor de zeilen te
zorgen en voort ging het. Het seheep-
ke hield zee al sloegen de golven me-
terhoog over de achterplecht, waar de
mannen zich nauw staande konden
houden. Ze enterden het wrak, namen
de drie en twintig schipbreukelingen
aan boord en zeilden, wijl de Hoek on
bereikbaar was, onverschrokken tus-
schen de banken door naar den Briel.
Twee voet water stond er maar voor
de kust, doch de storm en de bulderen
de golven joegen den blazer over de
ondiepte heen.
Ze waren gered.
Zoo was het begin van de loopbaan
van Jan van Drimmelen, een jongen
van amper 22 jaar, die thans, vijf en
dertig jaar later een van de bekendste
en meest onverschrokken duikers is in
ons waterland. Hij was één van het
drieste viertal, dat wind en zee ten
spijt, 't er maar op waagde en won.
Deze zelfde onverschrokkenheid
heeft het verdere leven van duiker
Van Drimmelen gekenmerkt. Dank zij
dezen karaktertrek heeft hij z'n werk
kunnen doen; diep onder water, waar
hij in de holen der wrakken, had door
te dringen, wist hij niet van aarzelen.
Zijn arbeid was altijd levensgevaarlijk,
hij kende het gevaar, en trotseerde het.
Zonder bravour.
Want Van Drimmelen is niet de man
die zich laat voorstaan op hetgeen hij
heeft tot stand gebracht. Als je met
hem zit te praten zooals wij deden, op
z'n gezellige kamer in de Kanaalstraat
te IJmuiden, dan wijst niets in zijn
doen en laten op de onverschrokken
heid, die hem kenmerkt. Een tengere
kerel is ie, met smal gelaat, en iets in
z'n oogen dat je pakt. Maar is dat nu
een duiker?
Een duiker immers, dat moet een
stoere kerel zijn, met een borstbreedte
als geen ander, één bonk spièren, om
dat zware duikerspak te kunnen tor
sen als hij in de diepte z'n arbeid heeft
te doen.
Het is blijkbaar niet noodig, deze
man bewijst het, na zooveel jaren nog
eiken keer als hij afdaalt om z'n
„torn", z'n taak van drie uren te be
ginnen in dienst van de firma Wijs
muller, te IJmuiden.
Van Drimmelen heeft een leven, rijk
aan spannende en soms tragische
avonturen. Tragisch, als het er om
gaat, zooals enkele weken terug tus-
schen de IJmuider pieren, om een
doode, die in de nauwe machinekamer
van een gekapsijsd bootje verborgen
ligt, boven te halen. Twee volle uren
heeft hij toen rondgekropen in het
stikdonker onder water, waar alles op
het gevoel moest gebeuren; hij liet zich
zakken door de nauwe luiken en zocht,
totdat het doel was bereikt.
Maar van een opwindende spanning
worden de avonturen als 't er om gaat
verzonken schatten naar boven te
brengen. Zooals b.v. bij het wrak van de
„Lutine".
In het jaar 1799 strandde op de gron-
en tusschen Vlieland en Terschelling
een Spaansch schip met 300 man aan
boord. Diep in den nacht kwam een
bom, bemand door Vlielanders langs
zij en bood den kapitein aan allen
over te brengen naar den vasten wal.
Het aanbod werd afgeslagen.
Doch dienzelfden nacht nog beukte
de zee het schip wrak. Eén lid van de
bemanning spoelde aan op Vlieland;
hij leefde nog en vertelde dat de „Lu
tine" voor millioenen aan goud en zil
ver aan boord had.
Natuurlijk zijn de Vlielanders er op
uitgetrokken en het verhaal gaat, dat-
ze inderdaad vaten met goudgeld en
Spaansche matten, zilverstukken, die
twee gulden waard zijn, hebben buit
gemaakt. Doch de zee werkte het wrak
onder het zand en de schipbreuk van
de Lutine werd een legende.
De legende van het goudschip.
Honderd jaar geleden hoorde men er
nog over praten, en de schatten, die in
zee begraven zouden zijn, wekten de
begeerten van menigeen, doch bijna
niemand geloofde meer aan het ver
haal.
Heelemaal juist was dit niet. In den
loop der negentiende eeuw was men er
nog eens mee bezig geweest om met
een duikerklok nasporingen te doen.
De Lutine was inderdaad teruggevon
den en zelfs werden goudstaven ont
dekt. Do kostbare werken echter en
het feit, dat het wrak steeds dieper
wegzakte in het zand maakte dat men
den arbeid moest staken.
Totdat, omstreeks 1890 twee landge-
nooten op zich namen gedurende twee
zomers naar de verloren schatten te
zoeken. Twee schelpzuigers, de „Fries
land" en de „Tijd" zouden het zand
verwerken.
Men had werkelijk succes. Reeds na
enkele dagen wemelde het goudstuk
ken en Spaansche matten tusschen
het opgezogen zand.
Den tweeden zomer werd aan Van
Drimmelen opgedragen het wrak te
onderzoeken. Er stond toen 20 voet
water, terwijl men 23 voet zand had
weggezogen.
Nauwelijks op den bodem der zee,
of het lieve leven begon. De duiker be
merkte, dat er iets niet in orde was
met zijn „machine". De „fontein," zoo
als de luchtuitlaat heet, werkte niet.
„Ik voelde mijn pak zwellen," vertelt
Van Drimmelen, „onmiddellijk seinde
ik om minder lucht, doch het hielp
niet. M'n met lood verzwaarde schoe
nen kon ik niet meer op den bodem
houden. Een oogenblik trachtte ik nog
me vast te houden aan een stomp
wrak, doch toen schoot ik naar boven
als een luchtbal. In m'n zware duiker
pak vloog ik meer dan een meter bo
ven water 't uit.
De fontein bleek verstopt te zijn
met een rond stukje leer. Bij het dalen
bemerk je zooiets niet.
Nadat het ongemak was verholpen
ging ik weer naar beneden. Ik begon
met het wrak te onderzoeken en maak
te er een boeilijn op vast, om het ge
makkelijk te kunnen terugvinden. De
„Lutine" ligt namelijk zoo, dat men
er slechts met mooi weer op kan wer
ken. Soms waren we weken gedwon
gen in de haven te blijven, omdat er te
veel zee stond.
Van die gelegenheden maakte ik dan
gebruik om de zuigers te onderzoeken
en eens heb ik er nog een emmer vol
goudstukken uitgehaald.
Toen het werk wat meer voortgang
vond, ontdekte ik nieuwe stukken van
het wrak. Er lagen ijzeren ballastbroo
den, soms wel vier meter lang, een
stuk wrak, vol met kogels, een ander
met kanonstukken en zelfs vond ik een
deel van het achterschip, dat onderst
boven lag en geheel was gekoperd.
Zonder bepaalde reden woelde ik daar
het zand wat om. Er lag een zwaar
stuk roest. Dank zij den navloed was
het water prachtig helder. Ik bestu
deerde m'n vondst en besloot het roest
maar naar boven te geven. Aan boord
hebben ze het stukgeklopt en bleken
er 30 Spaansche matten en 20 goud
stukken aan vast te zitten.
Veel succes hadden we echter niet
en toen de zomer om was, werd het
werk gestaakt.
„Jaren later," vertelt de duiker dan
verder, „sprak ik in Egmond een paar
oude Wijkers, die destijds met de dui
kerklok beneden waren geweest. Ze
konden zich de situatie best herinne
ren en vertelden, dat de staven, die zij
hadden gevonden, in het achterschip
hadden gelegen, onder een verkoperd
stuk wrak. U begrijpt wat er bij het
hooren hiervan in mij omging. Ik had
daar zelf nog gezocht.
Tien jaar later vernam ik, dat een
Engelsche onderneming het werk zou
voortzetten. Ik was toen verbonden
bij de firma Weltevreden en de firman
ten deden op mijn aanraden het voor
stel aan de Engelschen, dat zij het
zand zouden wegzuigen, terwijl ik dan
de staven zou opzoeken. Maar wij kre
gen ten antwoord, dat zij het evengoed
konden vinden als de Hollanders en
onze diensten niet noodig waren.
Met twee zandzuigers en drie dui
kers heeft men toen gewerkt. Alles
wat men vond, werd naar boven gehe-
schen. Van het hout werden mooie
kistjes gemaakt, waarop stond „Luti
ne" en die gingen naar Engeland, doch
staven, niets hoor!
Als laatste middel probeerde men
een dam te leggen van zakken rond
het wrak. Duizenden zakken werden
aangevoerd en in zee neergelaten. De
duikers kregen opdracht den dam met
touw en palen vast te zetten, maar toen
die zoogenaamd gereed kwam, was de
zomer voorbij.
„I-Iet volgende jaar," en er is iets tri
omfantelijks in zijn stem, als hij het
vertelt, „vroegen de Engelschen mij
om te komen duiken. Een Engelsche
duiker en ik zouden samen aan den
slag gaan. LT begrijpt, dat ik vol goeden
moed den eersten keer afdaalde. Nu
moest het lukken, want de mededee-
lingen van die oude Wijkers waren
mijn inziens absoluut betrouwbaar.
Inspannen zou ik mij tot het uiterste,
ook al, omdat er een premie van f 8000
was gesteld op het vinden van den
eersten goudstaaf.
Maar wat was de toestand beneden
veranderd. Van den dam, dien men hot
vorig jaar had gelegd, was niets meer
over. Ilc geloof, dat ze er maar een
slag naar hadden geslagen, want er
lagen nog een dertig trossen nieuwlijn.
netjes opgerold, in plaats van uitgezet
over de zakken zand.
Vier volle dagen waren noodig om
het zand boven 't wrak te verwijderen
en voor wij aan den arbeid konden
gaan. M'n collega en ik gingen gelijk
naar beneden. Gewoonte was, dat we
op den bodem elkaar een hand gaven
en dan elk onzen eigen weg gingen
ieder naar z'n eigen kuil, dertig voet
diep.
Mijn berekening was, dat op het mij
toegekende terrein het verkoperde
wrakstuk moest liggen en dagen ach
tereen leidde ik de zuigbuis zoo, dat ik
de verschillende wrakbrokken ten
slotte weer had liggen, zooals de eer
ste maal, toen ik had gedoken. De ko
gels, de ballastbrooden en de kanon
nen lagen nog precies op dezelfde
plaats, maar hoe ik ook zocht en de
zuigbuis heen en weer leidde, er was
niets meer te vinden. Later vernam ik.
dat de Engelschen het stuk wrak had
den opgeheschen.
Op zekeren dag kwam m'n collega
tegen den avond boven met de mede-
deeling, dat hij een vaatje had ontdekt
doch de juiste plaats niet meer kon
vinden. Hij moest onmiddellijk weer
naar beneden om te zoeken; wat zat ik
in angst, dat de Engelschman den buit
zou vinden en dus met de eer en de
premie zou gaan strijken. Doch hij
had geen geluk. Eenige uren later
kwam hij teleurgesteld boven. Den
volgenden dag hebben we het nog eens
samen geprobeerd, maar we kregen
geen kans.
Korten tijd later kregen we voor het
afdalen de opdracht een boeilijn, die
hinderlijk was voor de zuigbuizen, los
te snijden. We lieten ons zinken en na
dat ik m'n kameraad een hand had
gegeven, trok ik mijn mes om de lijn
los te maken. Het was een oogenblik
werk, maar opkijkend, bemerkte ik
dat m'n collega verdwenen was. Flauw
zag ik nog zijn schoenen een eind bo
ven me.
Geen minuut later seinden ze mij
met de signaallijn, dat ik boven moest
MIJNHARDT's
Zenuw-Tabletten75 ct.
Laxeer-Tabletten60 cl.
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Bij Apolh. en Drogisten.
komen. Ik ging direct om boven te
hooren, dat ik een poging had gedaan
m'n kameraad met 'n mes aan te val
len. Wat hebben we toen gelachen. De
zaak was spoedig uitgelegd, ik had
trouwens reeds de boeilijn losgesne
den, maar m'n collega durfde dien dag
niet mee af te dalen.
De laatste groot opgezette poging om
iets te vinden, gebeurde dat jaar zon
der zuigbuizen. Bij eb, terwijl het stik
donker was, liepen we met ons tweeën
en gewapend met ijzeren stokken om
te sondeeren het wrak af. Midden op
het wrak hadden we een paal geslagen
en we liepen met een touw verbonden
aan dien paal, elk een halven cirkel.
Plotseling voel ik in den bodem iets
hards. Ik stoot flink met m'n ijzeren
stok en constateer, dat er metaal ligt.
Natuurlijk meende ik nu ten laatste
den schat te hebben ontdekt. In m'n
vreugde hierover zette ik m'n stok et-
op vast en liep heen om m'n collega te
halen. Gemakkelijk ging dat niet,
want je kunt elkaar onmogelijk zien,
maar loopend langs de lijn, die hem
met den paal verbond, ging ik in zijn
richting. Gelukkig begreep hij ditmaal
m'n bedoelng beter en volgde onmid-
delijk. Op de plaats van mijn vondst
liet ik hem met zijn ijzeren stok voelen
en hij kwam tot dezelfde conclusie als
ik. Maar even later was hij verdwenen.
Ik begreep er niets van en meende,
ds.t hij zijn eigen weg was gegaan, tot
ik toevallig mot m'n voet zijn schoen
raakte. De stiekemerd lag reeds op
den grond en groef uit alle macht het
zand rondom weg.
U begrijpt dat ik ook aanpakte. We
hadden binnen vijf minuten een groote
staaf beet. Ik seinde direct om een
akortouw en sloeg m'n vondst aan. De
Engelschman deed hetzelfde even la
ter dan ik, doch toen hij den buit naar
boven wou geven, was alles verdwe
nen.
Het bleek een hallastbrood te zijn,
waar honderden Spaansche matten en
'n honderdtal goudstukken aan vast
geroest zaten. De moeite waard was
het dus wel.
Na dien dag hebben we niets bijzon
ders meer gevonden al heb ik er ook
nog den volgenden zomer gewerkt.
Het groote bezwaar was steeds, dat we
slechts enkele dagen achtereen konden
werken en het grootste deel van den
tijd werkloos in de haven moesten lig
gen. Gedurende de laatste vijftien jaar
heeft er niemand meer op de Lutine
gewerkt. De eenige herinnering aan
den schat in zee vormen een tweetal
kapen, een op Vlieland en een op Ter
schelling, die de richting aangeven
waar de millioenen verzonken.
Met een spijtig gezicht vertelde de
duiker ons van deze verloren illusie.
Doch dat gezicht klaart weer op als
hij vertelt, dat Amerikanen hem heb
ben gevraagd te duiken naar een ka
toenboot, die zes jaar geleden tijdens
het sleepen naar de haven door vier
mijnen werd getroffen en voor de Hol-
landsche kust zonk. Want ook daar
zit nog voor millioenen aan waarde.
De lading is niet bedorven en dus be-
teekent dit nieuw werk en nieuw
avontuur.
Zonder welke deze onverschrokken
kerel, die niet gauw uit den hoek
komt over z'n werk en„wiens doofheid,
gevolg van z'n beroep hem zoo'n beet
je eenzelvig heeft gemaakt, nu een
maal niet leven kan.
Al loopt hij, volgens de opgave van
den burgerlijken stand reeds hard
naar de zestig.
Het Prov. Noord-Hol 1.
Zendingsfeest.
Het Prov. Noord-Hollandsch Zendings
feest zal gehouden worden op Maandag
9 Juli op het landgoed van Jhr. H. van
Foreest te Heilo.