ORGAAN VO0K No. ST Zaterdag 8 Maart Ï9f4 9a Jaargang iJMUIDER COURANT dit nummer bestaat uit twee bladen. eerste blad. officieel. jachtwet. De Burgemeester van Velsen maakt be kend, dat in de Staatscourant van 27 Februari 1924 de volgende Ministeriee- le beschikking voorkomt: „De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw brengt ter kennis van belanghebbenden, dat met in gang van 1 Maart 1924 de wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87) (Jacht wet), zooals deze herhaaldelijk is ge wijzigd, buiten werking treedt, waar door alle ter uitvoering van laatstge noemde wet gegeven voorschriften, alsmede de naar aanleiding daarvan uitgereikte bescheiden, w. o. jachtak ten en buitengewone machtigingen, komen te vervallen. Voor het aanvragen van jachtakten, als bedoeld in art. 15 der Jachtwet 1923, alsmede voor het aanvragen eener vergunning krachents art. 60 dier wet, behooren belanghebbenden zich te wenden tot het hoofd van plaatselijke politie. Als hoofd van plaatselijke politie wordt aangemerkt: a. in gemeenten, waar geen hoofd commissaris of commissaris van poli tie is, de burgemeester; b. in andere gemeenten onder scheidenlijk de hoofdcommissaris of commissaris van politie. Als overgangsmaatregel kunnen zij, die in het bezit zijn van eene nog gel dende buitengewone machtiging, als bedoeld in art 26 der Jachtwet, deze opzenden aan het Departement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, waarna zij ten spoedigste, tot den vervaldag bevestigd, zullen worden teruggezonden. Velsen, 1 Maart 1924. De burgemeester voornoemd, RIJKENS, posterijen. Poetkantoor IJmuïflen, Lijst van onbestelbare brieven en brief- (aarten, van welke de afzenders onbekend zijn. Terugontvangen in de 2e helft der maand Februari 1924. Brieven Binnenland. 1. J. de Hoog, Dussen. 2. Prins, IJmuiden. Brieikaarten Binnenland. 3. J. Blomberg, Rotterdam. 4. Mej. L. Hube, Amsterdam. 5. H. Eden, Rotterdam. Brieven Buitenland. 6 Kurt Orossmann, Gleiwitz. Postkantoor Velsen. Terugontvangen in de le helft der rnaand :ebruari 1924. Brieven Binnenland. Directe belastingen, Leeuwarden. Michielsen, Haarlem Sanatorium hulp door Voorzorg, Nunspeet. Brieven Buitenland. Adams Cyzella, Anvers Dury Oeorqette, Hainant (zonder adres). Briefkaarten. b. Bakker, Beverwijk. v&h dsn waumt'ïöiïe&a Petroleum in Nederland. De petroleum is een der belangrijk- j ite hulpmiddelen en grondstoffen der j beschaving. Gas en electriciteit hebben j laar niet verdrongen. Als voedsel foor de lamp beteekent ze veel min der, maar bijna in alle huizen vindt nen de petroleumkachel en vooral het letroleumstel. Voor het gebruik van lotoren wordt deze olie echter voort- urend meer gebezigd. Voor marine en koopvaardij begint de stookolie al meer de kolen te vervangen. Het be wijs ervan ziet men in een viezige, vettige massa, die hier en daar op het water der zee en zelfs wel der rivieren Irijft. Verder geeft de petroleum aller- ei afgeleide stoffen, derivaten, zooals le parafine, waarvan de kaarsen ge maakt worden en vele anderen. Ook le benzine komt van de petroleum en voor vliegtuigen en auto's is deze on- nisbaar. - Pas in 1859 werd de eerste oliebron in Noord-Amerika geboord. De oud sten onder ons zullen zich dus den tijd van vetkaars en tuitlamp nog wel herinneren en ook de aanvankelijke vrees voor de lichtontbrandbare aard olie. Het gebruik der petroleumlamp werd door menigeen als een schande lijke roekeloosheid beschouwd. De brandstichter, die opgehangen is, kan geen kwaad meer doen met uitzonde ring van de petroleumlamp. De vrees was erg overdreven en er was onberedeneerde afkeer tegen deze nieuwigheid, die deze olie tot helle- vocht deed verklaren, maar zeker is groote voorzichtigheid bij het gebruik ervan aanbevolen. Er zijn heel wat huizen afgebrand, doordat de olie vlam vatte en vele ernstige ongeluk ken gebeurd, door een kachel aan te maken met een flinke scheut olie uit den kan. Niet alle aardolie is gelijk; ze is soms dik, soms een dunne vloeistof, ze is in sommige bronnen klaar als water, in anderen geel tot bruin. Vol gens Brockbaus, die alles weet, is de olie een product van het vet van zee dieren: een overblijfsel dus uit de we reld der visschen, die eens lustig zwommen, waar thans het vasteland is. De vorige week ging door ons land heen het groote nieuws, dat ook hier aardolie en wel dicht bij Winterswijk gevonden is. Dat er olie ook in onzen bodem zich bevind,t was reeds lang bekend, maar in zoo geringe mate, dat de exploitatie ervan niet loonend zou zijn. Zoo is er ook ijzer en zelfs zilver in onzen bodem aanwezig. Maar bij Winterswijk is de olie uit een boorgat gevloeid, zoodat men er eenige vaten mee vullen kon. Deze vondst is meer geluk dan wijsheid. We hebben een Rijks-opsporingsdienst van delfstoffen, die zal worden opgeheven op grond van bezuiniging. De regeeriyg heeft er dus een zwaar hoofd in, dat de ingenieurs met dien dienst belast rijkdommen van beteekenis in onzen bodem zullen vinden. Deze dienst was ook in de buurt van Winterswijk aan het boren. Do pijpen werden uit het, boorgat gebaald en toen is plotseling de olie in vrij aanzienlijke mate naar boven geweld, gelukkig voordat het werk van het demonteeren geheel af- geloopen was; anders zou de aardolie in de aarde gebleven zijn. Dr. Tesch de leider van deze opsporing is dade lijk naar Winterswijk, heengereisd. Hij heeft de groenachtige olie gezien, waarvan een paar vaten gevuld zijn. Thans zal onderzocht moeten worden, of men inderdaad diep in de aarde (1200 M.) een bron heeft aangeboord, die rijk genoeg is, om ontgonnen te worden. Is dit het geval, dan zal ons land een industrie van groote betee kenis rijker worden. De strijd om de wijze van exploitatie zal beginnen, de jacht op concessies en de schoone Ach terhoek zal zijn stille. Intieme schoon heid voor een deel verliezen. Olievel den met fabrieken, hooge schoorstee- nen, torens op de boorgaten, tanklei dingen, een dicht net van spoorwegen enz. enz. getuigen van menschelijken arbeid maar niet van de schoonheid der 'schepping. Maar eerst zal de waar de dezer olie en de rijkdom dezer vindplaats nog nauwkeurig en weten schappelijk onderzocht moeten wor den, voordat Nederland een plaats in neemt in de olieproduceerende lan den der wereld Genootschap voor opbouwende staatkunde. Alweer een nieuwe partij met een heel onschuldigen naam. Wie is er nu tegen een opbouwende staatkunde? En het woord Genootschap maakt een ouderwets degelijken en kalmen in druk. Vooral in de verkiezingstijd schieten de partijen als paddestoelen uit den grond. Het Genootschap wil echter geen politieke partij zijn. Of 't het daarom niet worden zal, is echter een andere vraag. Het wordt aange kondigd als wetenschappelijk-propa- gandistisch. Het een sluit het ander wel niet uit, maar bij het rustige ka rakter der wetenschap behoort toch niet het roerige karakter van de pro paganda. Dr. Emile Verviers is de lei der van het Genootschap en ook hier zal de leider wel de partij zijn. Hij geeft er het karakter aan en Verviers is geen man voor de stille studeerka mer, hij is een strijder, die het open bare leven zoekt als de visch het water en de vogel de lucht. Wij hebben dus hier de eerste ver- eeniging van Nederlandsche fascisten. Verviers is de Nederlandsche Musso lini; de dictator, die vindt, dat er maar eens aangepakt en doorgezet moet worden in onzen staat, die de volks vertegenwoordiging wel niet wil af schaffen maar toch zijn macht boven baar stellen: een man, die weet, wat hij wil en ook wil, wat hij weet: de man met de sterke hand. Het Genootschap wil principieel monarchistisch en nationaal Neder- landsch zijn. Het wil werken aan het algemeene herstel van het Nederland sche staatswezen én openbare leven en daartoe de nationale energie wekken en de overtuigingen bevorderen, die tot orde, vrede en welvaart leiden. Dat alles is doodonschuldig; nie mand kan er bezwaar tegen hebben. Het is zoo algemeen, dat ieder met dit program voor opbouwingswerk kan instemmen. Hier wordt niet gerept van een dictatuur, te veroveren en te handhaven door een leger getrouwen, die zoo noodig geweld gebruiken. Aan het slot der vergadering, waarin het Genootschap werd opgericht, kreeg de leider Dr. Verviers de macht, om zelf de bestuursleden aan te wijzen. Dat is een tikje Fascisme. Meer dan een tikje zal ons volk ook niet verdragen. ITet beschouwt Dr. Verviers zooals het sommige ruzieachtige, wilde raadsle den doet. Zoo'n enkelen dwarsdrijver, die het „zeggen durft" mag het wel. Maar zoodra deze invloed tracht te krijgen en niet tevreden is met den rol van zonderlingen eenling, wordt •hij losgelaten. Het Fascisme is voor een deel een rassenkwestie. Bij de Romaansche en Slavische volkeren wil het aarden, maar niet hij de Gerrjf anschen met hun aangeboren vrijheidzucht en af keer van tvrannie. Daarom gelooven we niet, dat het Genootschap een toe komst heeft noch dat Dr. Verviers eens de man onder ons zal worden. Onder de menschapen. De Duitsche geleerde Prof. W. Koh ier houdt thans in verschillende plaat sen van ons land lezingen over de apenwereld, die hij aandachtig bestu deerd heeft. Hij was, toen de oorlog uitbrak, directeur van een wetenschap pelijke inrichting in Teneriffe, waar de apenwereld onderzocht werd. Door den oorlog kon hij niet terugkeeren en zoo heeft hij jaren aaneen de apenwe reld scherp waargenomen in al haar doen en laten. Met allerlei proeven stelde hij het verstand der apen vast, niet alleen door dressuur maar ook door eigen begrip kunnen zij veel lee- ren. Zij zijn weetgieriger dan andere dieren. Een hond ziet eerst met op merkzaamheid en belangstelling zijn beeld in een spiegel,.maar al spoedig bekommert hij er zich niet meer om. Een aap vindt daarentegen een spie gel een speelding. Hij houdt hem scheef, om er telkens weer wat anders in te zien. Met zijn apen deed Prof. Kohier op de manier van kinderen een rondedans: een der apen trok degene uit den rij, die de cirkel verstoorde. Hij leerde ze kisten op kisten te stapelen, om zoo bij een banaan te komen. Ze plaatsten de kisten precies zoo, dat zij de begeerlijke vrucht konden krijgen. Alleen plaatsten zij soms de kleinere kisten onder, zoodat het heele bouw sel instortte. Ze schoven bamboestok ken in elkaar, om een stok te krijgen lang genoeg om er bananen mee af te slaan. Kohier leerde ze ook op een deur te klimmen en die dan om te draaien en zoo een banaan te plukken. Hij maakte een haakje aan de deur, waarmee ze vastgemaakt kon worden. De apen hadden het geheim van het haakje spoedig te pakken en maakten de deur open, om ze te kunnen draaien. In dit alles werkte meer dan het in stinct van nabootsen, hierbij uitte zich ook het denkende verstand. Niettemin blijft het van aap tot mensch een heele sprong. De Volkenhond in staat tot groote dingen. Heel veel vertrouwen in den Vol kenbond is er nog niet. Men ziet er een kind in, die een spoortrein wil stoppen. Men erkent, dat de grondslagen van den Bond gezond en mooi zijn, maar op die fundamenten is niet een sterke burgt voor den vrede gebouwd maar een licht zomerhuisje: een gezellig punt van samenkomst voor vrienden maar meer niet. Men kan in den Vol kenbond ook een stek zien, die zich langzamerhand zal ontwikkelen en tot een forschen boom groeien, waar onder alle volken eens veilig zullen zijn tegen den storm van den oorlog en zijn ellende. Prof. J. A. van Hamel, directeur der juridische afdeeling van den Volken bond ziet aldus de toekomst van den Bond. Tegenover de rassentegenstel lingen en den wedloop naar havens en koloniën heet de Bond machteloos te zijn. Prof. van Hamel erkent, dat de Bond nog geen brand kan blusschen maar wel kortsluiting voorkomen. Het Korfoe-incident ontstond door een klein grensgeschil, waarbij een Itali- aansche officier gedood werd. Gedul dig, voorzichtig en volhardend heeft de Volkenbond toen alles gedaan, om een oorlog te voorkomen, die wederom licht groote afmetingen had kunnen aannemen en dit is gelukt ook. Lang zaam aan tracht de Bond een eind te maken aan den wedstrijd naar meer bewapening. Hij poogt den handels ijver te beperken binnen redelijke grenzen. Er komt meer kwaad voort uit mis verstand en wantrouwen dan uit slechte bedoelingen. De Bond is voort durend bezig een goeden geest tus- schen de natiën te kweeken. Zes eeuw geleden werd er oorlog gevoerd tus- scben Amsterdam en Utrecht, maar tusschen de verschillende gewesten onzer republiek is een rechtsorde ge vestigd, waardoor de reden tot oorlo gen werd weggenomen. Zoo kan men ook de tegenstelling der verschillende staten wegnemen. De Bond begint aan aanzien in de wereld te winnen. Drie jaar geleden werd hij in Amerika dood verklaard, maar er is een groote kentering gekomen. In bijna alle commissies van den Bond zitten thans Amerikaansche deskun digen. Waarschijnlijk zal een Ameri kaansche bankier belast worden met het herstel van Hongarije. Een Ame rikaan is voorzitter van de Memel- commissie enz. Volgens Prof. van Ha mel heeft de Bond alleen nog maar noodig een algemeen vertrouwen en een inspiratie door alle menschen uit alle naties. We zouden er aan willen toevoegen ook eerbied van de verschillende re geeringen. De Volkenbond is al te zeer door de regeeringen der groote mogendheden voorbijgezien. De heele Roerbekkenkwestie is er buiten om gegaan. Lloyd George en Póincaré had den den Bond tot een geweldige en be slissende macht kunnen maken, in dien zij den Bond erkend hadden, de hulp en tusschenkomst van den Bond hadden ingeroepen in de vele moeilijke internationale kwesties en in plaats van eigen macht door middel van den Rond het recht gezocht hadden. De Bond kan alleen worden, wat hij moet ziin, door de leidende staatslieden, die hem in het leven hebben geroepen, maar die hun al te zeer als een stief kind hebben behandeld. UIT ONS PARLEMENT. De wensch naar, meer nog het in zicht van de noodzakelijkheid van be zuiniging blijft als een roode draad door de besprekingen en beoordeelin gen van onze begrooting loopen en legt veel kritiek onwillekeuring het zwijgen op. Toch had minister De Vis eer er nog al onder te lijden. En de heer Ketelaar kon zelfs niet nalaten zijn groote teleurstelling uit te spre ken over de daden en het beleid van dezen bewindsman, van wie hij zoo hooge verwachtingen gekoesterd had. Maar een groot deel van die kritiek trof eigenlijk minder den minister dan de bestaande onderwijswetgeving, in 't bizonder de pacificatie, die tot ge lijkstelling tusschen openbaar en bi zonder onderwijs geleid had. Terwijl van 1911 tot 1919, dus in 8 jaar het aantal scholen slechts met 884 geste gen was, zoo becijferde de heer Ger- hardt, was het van 1920 tot 1923 dus in slechts 3 jaar vermeerderd met 927 De versplintering van het onderwijs die hiervan het gevolg was en waar tegen van rechts ook de heer Van Wijnbergen zich keerde de heer Al- barda toonde aan, dat men met één lijst van 100 namen in een gemeente zelfs 6, 7 t. 8 scholen zou kunnen stich ten deze versplintering veroorzaak te enorme 'kosten. En de heer Mar- chant vroeg dan ook, of het niet mo gelijk was de gelijkstelling te hand haven met beperking van de toepas sing van vrijheid voor de stichting van scholen, terwijl de heer Dresseïhuys maar alvast informeerde, of de minis ter niet te vinden zou zijn voor de in stelling van een bezuinigingscommis sie, die de pacificatie als feit aan vaardde. Maar minister De Visser bleek over een andere commissie te denken en verklaarde zich bereid een nieuwe pa cificatie-commissie voor te bereiden, mits de leiders van alle groepen, de commissiën zoo noodig uitgezonderd, blijk gaven een nieuwe pacificatie te wenschen. Zelf toonde hij zich aller minst een bewonderaar van het nieu we regiem, dat hij genoodzaakt was terwille van de bezuiniging te voeren en waaraan ook de voorgenomen op heffing van het zevende leerjaar haar ontstaan dankte. Maar hij wees er wel op, dat de salarissen het lager onder wijs zoo duur maakte, waar zonder die de begrooting slechts 48 millioen zou bedragen. Of hij de conclusie van den heer Van Wijnbergen aanvaardde, dat de overheid zich maar zooveel mo gelijk op onderwijsgebied moest terug treden om het aan het particulier ini tiatief over te laten, bleek niet. Trouwens ook de minister van ju stitie bleek niet onvoorwaardelijk van de goedkoopte van particuliere zorg overtuigd. Het was een der redenen, waarom hij aan de wenschelijkheid van opheffing van rijks-opvoedings gestichten en tuchtscholen twijfelde, waar toch de particuliere inrichtingen voor het onderhoud van de verpleeg den van den Staat de volle kosten zou den eischen. Deze opheffing was het niet alleen, dien uit zuinigheids-over wegingen bepleit werd. De heer Van den Heuvel meende, dat men goed zou doen Veenhuizen te doen verdwijnen. Maar van den anderen kant bleek men juist aan Veenhuizen een veel belang rijker plaats in ons strafstelsel toeken nen. Want de begrippen omtrent de doelmatigheid van dat stelsel, zooals het thans bestaat, hebben zich de laatste jaren wel enorm gewijzigd. Toen indertijd prof. Modderman onze nieuwe strafwetgeving invoerde, leek nog de celstraf, die van dit stelsel als 't ware de kern vormt, het meest doel treffend strafmiddel. En nu diende de heer van Ravensteyn een amendement in, dat de strijdigheid van deze straf met het huidig rechtsbewustzijn zou uitspreken en de regeering uitnoodi- gen een staatscommissie te benoemen, die voorstellen zou moeten doen ter vervanging van het regeerend straf stelsel. Maar hij was de eenige niet, dien tegen dit stelsel in verzet kwam, al drukte hij zich met zijn ,,bar- baarsch" wellicht wat sterker uit dan de meesten. Over 't algemeen bleek speciaal voor de celstraf al heel wei nig bewondering te bestaan, ook bij minister Heemskerk, die evenwel meende, dat men de straf der vrij- heidsberooving nooit geheel zou kun nen missen en persoonijk krachtens zijn antirevolutionair beginsel aan de doodstraf de voorkeur bleek te geven. Behalve de hervorming van ons strafstelsel werd nog die van ons pro cesrecht en vennootschapsrecht be pleit, terwijl de heer Beumer met het oog op de waardedaling van het geld verdubbeling van het maximum der geldstraffen noodzakelijk achtte. De heer Schaper deed nog een goed woord voor toegevende toepassing van de lo- terijwet, de heer Dresseïhuys voor de gerechtsdeurwaarders en de heer Dec kers voor een evenrediger vertegen woordiging in de reclasseeringsraad, terwijl de heer en Kleerekooper en Duys de Goudsche politiezaak bespra ken, die ook de minister wel een beetje duister scheen te vinden. Met de zui nigheid meenden velen, kon den mi nister hier wel wat van over nemen. De zuinigheidsneiging sprak zich bij de behandeling der Waterstaats- begrooting al dadelijk uit in het amendement van den heer Oud om den post van f 440.000 betreffende

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 1