ORGAAN VOOR DE Gi De Wiskotiens No. 71 Zaterdag 5 Juli 1934 9« Jaargang IJMUIDER COURANT VAN DEN WACHTTOREN. Een beeld van een wereldstad. De buitenman, die door Amsterdam wandelt en altijd weer nieuwe straten en huizenrijen ontdekt, vraagt, of er dan nooit een eind aan komt en als hij eenige dagen de stad in alle richtingen doorkruisd heeft, kan hij er zich nog geen beeld van vormen. Veel huizen, veel menschen, veel lawaai, zoo is zijn totaal-indruk. Op de schoolkaart is Amsterdam een dikke stip of een lang werpige vlek. Op de kaart der stad zelve ziet men een warnet van straten en tramlijnen. Wie Amsterdam kent, heeft zoo'n kaartje niet noodig en wie de stad niet kent, wordt' er niet weg wijs door. Op de kaart te reizen is niet iedermans werk. Al is Amsterdam een dwerg onder de enkele wereldsteden, voor ons is de stad groot en het krioelt er van auto's trammen, karren en menschen. Hoe groot de stad is, daarvan krijgt men eenigszins een beeld door de gegevens van het statistische zakboekje, dat de gemeente Amsterdam door haar Bu- i reau van Statistiek ieder jaar uitgeeft. Arasterdam had 1 Jan.1.1. 346 brug gen. Daar zien we al de grachten en an dere waters, die de stad doorsnijden, natte, verkeerswegen, die vele bruggen voor de wagens en voetgangers" noodig maken, die de schoonheid der stad bij zonder verhoogen maar het tegendeel van een aangenaam odeur verspreiden. In '23 werden 101 boomen gerooid en 1160 nieuwen geplant. Daar zien we het streven, om de natuur meer in de stad te halen. Het doodsche en eentonige van een rechte straat met lange rijen vrijwel gelijke huizen wordt verbroken door geboomte. Bovendien zorgt men tegenwoordig beter voor de parken en plantsoenen der steden, de longen der stad. Er waren in het vorige jaar 12978 straatlantaarns, die nog een anderen dienst bewezen, dan dat ze het publiek mogelijk maakten den v^eg voor hun voeten te zien. Licht houdt het kwaad tegen; in de donkere hoeken schuilt de onzedelijkheid. Maak de straten bij nacht helderlicht en men voorkomt veel kwaad. Het aantal verkeersonge vallen was 3451, voor zoover aan de po litie bekend, waarvan 37 met doodelij- ken afloop. Ongeveer tien vrij ernstige ongelukken dus per dag; de buitenman die de stad uit het Centraal Station binnenkomt en dadelijk in de branding ,van een wild verkeer wordt geplaatst, zal zich verwonderen, dat het aantal ongelukken nog niet grooter is. Opge haald werden 436 drenkelingen, waar van 63 overleden. Ongelukken maar niet allen; het donkere, diepe water lokt sommigen, die geen geluk in het heden en geen hoop in de toekomst hebben, met een ontzettende kracht. Ter kennis der politie kwamen 27636 strafbare fei ten. De misdadigheid is het grootst in de middelpunten der beschaving; het Amsterdamsche peil is in zedelijken zin niet hoog. De brandweer bluschte 1285 branden. Overal klompen huizen naast, tegen, bovén elkaar, nauwe gangen, smalle" hooge trappen. Dank zij de kra nige brandweer met voortreffelijk ma teriaal maakt het vuur niet veel slacht offers en niet al te groote verwoestin gen. De schouwburgen werden bezocht door 1.094.480 menschen, de bioscopen door 6.235.515, de variêté's, sport enz. 3.472.511 en de tentoonstellingen 848.664. Deze millioenen zijn echter voor een groot deel geen" Amsterdam sche burgers maar vreemdelingen, die voor hun pleizier uit zijn of zaken en vermaken vereenigen. We zien in deze cijfers ook den nood, waarin de tooneel- kunst verkeert. Het publiek ziet liever j een dolle klucht van misdaad en liefde, in een bioscoop dan een tooneelstuk J van groote schoonheid door kunste naars opgevoerd. Passagiers van het luchtvervoer naar Londen 829, terug I 768; naar Parijs 543, terug 554. We zien hoog boven de straten het vliegtuig zweven; het snorren kan men nauwe- j lijks hooren door al het lawaai om ons heen. Maar de groote massa neemt er J even weinig notitie van als van een kraai of een spreeuw. Die cijfers geven zoo bij eenig na- denken even een stootje aan de herin- nering van een bezoek aan de groote stad en verlevendigen de vele indruk- j ken, die men er kreeg. I j Het evangelie der spaarzaamheid. Een der verdienstelijke werken van het Nut is het oprichten van een groot aantal spaarbanken in vele plaatsen. De meesten dier spaarbanken zijn ver- eenigd tot den Ned. Spaarbankbond. De spaarbankleden van dezen bond verte genwoordigen een inlegkapitaal van ruim 177 millioen gulden. Die som ver tegenwoordigt ook een kapitaal van overleg, zuinigheid, wijsheid. Ze is een dijk, die den hoogen stroom van zorg en moeilijkheden tegenhoudt, voor een deel ook het offer, dat ouderen door hard werken en zuinig leven aan jon geren brengen. Op de spaarbanken staat het geld, dat jonge menschen be stemd hebben voor hun uitzet en meu bels, voor de installatie van hun eerste kind, voor de opleiding en het onder wijs, om een eigen huisje, een stukje grond te krijgen, voor het geval van langdurige ziekte, operatie, ziekenhuis enz., eindelijk ook voor een onbezorgden ouden dag en een erfenisje voor de kin deren. I Op de Jaarvergadering van.den Bond heeft de heer Siegers van Vlissingen een lofrede op het sparen gehouden. Iedereen kan en moet volgens hem sparen. Een klein salaris, een karig loon, een groot gezin mogen geen belet- sel zijn tot het bijeenbrengen van eenig kapitaal. More el e kracht gaat van spa ren uit. De druk der geldzorg wordt minder of niet gevoeld en er komt een natuurlijke drang, om het bijeenge- spaarde te behouden. Men moet altijd weer nieuwe spaarders zien te winnen. Zijn alle leden van hek gezin spaarders, dan moet men trachten hen te bewegen nog meer te sparen. De Bond heeft een reclamebord voor spaarzaamheid. Op den achtergrond de vrouw met een kind op de arm. Dan de spaarbus, waarin kleine bedragen in zilver wor den gespaard, de zilverstukken worden goudstukken. Het kind wordt man en grijsaard en ontvangt eens de vruchten van het sparen. De lof der spaarzaamheid wordt hier wel wat erg lioog gesteld. Menschen, die altoos er op uit zijn, hun spaarduit jes te vermeerderen, krijgen daardoor iets kleins en benepens; ze worden licht berekenende naturen. Ze gaan aan het geld als factor voor levensgeluk te hooge waarde toekennen. Ook is het niet juist, dat ieder kan sparen en zich wapenen tegen komende moeilijkhe den. Met den spaarpot lost men het so ciale vraagstuk niet op. De armoede is in het algemeen geen gevolg van ver kwisting. Niettemin is het even ver standig, om het geld niet over den balk te gooien en door zuinigheid zoo moge lijk een spaarpotje te vormen, als het verstandig is een parapluie mee te ne men, als het dreigt te gaan regenen en nog een turfje in de kachel te doen, als men een paar uurtjes de kamer moet verlaten. Vooral jongelui kodden het geld wel wat minder makkelijk laten rollen en van hun verdiende geld met liefde en spaarzaamheid later een ge zellig nestje inrichten, waarop ze trotsch kunnen zijn, zonder het onbeha gelijk gevoel, dat er nog onbetaalde re keningen zijn. De spaarpot kan de wereld niet her vormen, wel kan hij voor menigeen den levensstrijd wat makkelijker ma ken. De overheid, wakende voor zuiver Nederlandsch. De commissaris der koningin van Gelderland heeft aan de burgemeesters dezer provincie een aanschrijving ge zonden, waarin hij klaagt over het ge bruik van vreemde woorden, in het bij zonder germanismen in ambtelijke stukken. Hij noemt er eenigen: met te rugzicht op, veebestand, daarstelling, toeslag, nieuwbouw, bemerken en merkt daarbij op: Aangezien het schrijven van zuiver Nederlandsch in de eerste plaats van de organen der Overheid mag worden geëischt, zou ik het op prijs stellen, in dien uwerzijds het gebruik van vreem de woorden en germanismen in ambte lijke stukkeh zooveel mogelijk werd vermeden. In het slot van zijn schrijven vestigt hij de aandacht op de lijsten van Ne- derlandsche woorden en uitdrukkingen ter vervanging van vreemde termen en germanismen, voorgesteld en aanbevo len door het Algemeen Nederlandsch Verbond. (Men kan voor een kwartje zulke lijst krijgen bij het secretariaat van het Verbond, Prinsengracht 674, Amsterdam). De eerste indruk van dit schrijven is: kleingeestige vitterij. Moet een com missaris zich nu met zulke nesterijen bemoeien! Hij is toch geen schoolmees ter en heeft niet met kleine kinderen te doen. Zijn ambt is te hoog, dan dat hij woordjes moet gaan verbeteren in ambtelijke stukken. Maar wanneer men bedenkt de schoonheid en waarde van de moedertaal, waaraan de meesten veel meer gehecht zijn, dan ze zelf wel weten en die we niet verhanselen moe ten door woorden, die eigenlijk tot geen enkele taal behooren, vreemde woor den met een Nederlandschen uitgang, denkt men anders. Men moet van zijn taal geen hutspot maken en vooral de overheid mag wel het goede voorbeeld geven. Daarom is deze aanschrijving met haar liefde voor zuivere taal niet misplaatst. Een verkeersdictator. We beginnen het zachtjes aan als vanzelfsprekend te vinden, dat er iede re week een paar dooüen en iederen dag een paar gebroken beenen en ge vallen van hersenschudding zijn ten gevolge van het drukke verkeer en het wilde rijden. Er is nog wel een beetje verzet en gepruttel, maar het publiek gaat. er zich bij neerleggen, dat het de zen nieuwen tol aan den weg betalen moet. Daarom wordt het hoog tijd, dat er een doortastende kerel, die voor den duivel, ook voor den snelheidsduivel niet bang is, uitgeroepen wordt als dic tator van het verkeer. Hij vijndt een goed uitgangspunt voor zijn dictatuur in de volgende voor waarden, die Ged. Staten van Zeeland stellen voor het berijden der provinci ale wegen met autobussen. De chauf feurs moeten ouder dan 20 jaar zijn en bewijzen van bekwaamheid hebben af- gelegd en lichamelijk geschikt zijn. Het gebruiken of bij zich hebben van sterken drank of andere alcoholhou- CONSULTATIE-BUREAU. Vereemging tot bestrijding der Tuberculose. Brinlostraat, Velseroord. Dinsdags geopend van 2—3 uur. Het onderzoek is kosteloos en ge schiedt door Dr. VAN SLOOTEN van Haarleaoi. Ouders laat vooral uw kinderen on derzoeken. Door den grooten toeloop is het noo dig gebleken, dat men zich laat inschrij ven Dinsdags van 2—3 uur, Vrijdags van 67 uur of dat men zich schrifte lijk opgeeft voor inschrijving, waarop U bericht zal worden gezonden, wan- neer U op het Consultatie-Bureau moet komen. dende dranken, benevens het rooken, is I gedurende den diensttijd aan het per- soneel verboden. De dictator zou deze eischen stellen voor alle benzinerijders I en alle wegen. Hij zou verder alle mo- j torrijtuigeai streng laten keuren en al- leen deugdelijk materiaal op den weg toelaten. Hij zou strenge fferkeersre- gels stellen en allen, die ze overtreden, veroordeelen tot levenslang voetgan gerschap. Hij zou het rijden in den be bouwden kom, bij gevaarlijke bochten, op drukke wegen, overwegen met een snelheid grooter dan 15 K.M. verbieden: straf wederom tippelen levenslang bij overtreding. Hij zou aan chauffeurs, die graag een babbeltje houden met de achterinzittenden of rijden met een hand in don zak en de andere aan 't rad voor vijf jaar het rijbewijs ontnemen. Hij zou chauffeurs, die bij voorkeur een fiets, een hondenkar een voetganger voorbijstrijken op een milimeter af- stands of ze de berm injagen wegens dergelijke onhebbelijkheden een dik handboek over wellevendheid laten bestudeeren en eerst als ze afgestudeerd waren, weer op den weg in de auto toe laten. Hij zou alle vonnissen der jiisti- tie wegens roekeloos rijden enz. her zien, de boeten vertiendubbelen en de wreken tot maanden gevangenisstraf maken. Deze koning van den weg zou spoedig orde en veiligheid scheppen in zijn rijk en er zouden elke week eenige. levens bespaard blijven en eiken dag eenige beenen heel en hersens onge schonden. En na een half jaar al zou den allen deze dictatuur prijzen en de dictator de meest populaire man van het volk zijn behalve bij enkele snel heidmaniakken, die hem met de bij hen I gebruikelijke vaart naar de maan zou den wenschen te zien vertrekken. We willen maar zeggen, dat het toch ein- delijk tijd wordt zeer strenge maatrege len te nemen tegen het met den dag gevaarlijker wordende verkeer op onze j wegen. 99 39. door RUDOLF HERZOO. Ze hief slechts het hoofd op. Bijna onverschillig. Maar toch liep ze niet weg. Toen trad hij naderbij en sloeg onbe holpen zijn arm om haar heen. Doods bleek was hij geworden. En toen be speurde hij door hare japon heen het doppen van haar jonge bloed. „Gret- ;hen!" riep hij en drukte zijne zoeken- le lippen op haar mond. Slechts eene seconde, en ze duwde ïem met beide handen terug. „Gretchen, wat is er Gretchen 7" Itamelde hij. Ze pruilde. f „Maar Gretchen!" „U bent dadelijk zoo vrijpostig. Als- >f ik de eerste de beste was." „Nu ja een prins ben ik ook niet." ;,,Maar u bent toch van de rijke Wis- ■ttens?" ,Hoe weet je dat?" vroeg hij ver- &asd. „Oh dat ziet men dadelijk aan u." Toen lachte hij. En nu poogde hij aar opnieuw te vangen. Ze dolden oor de kamer, totdat hij haar omvat ield. Maar ze boog zich in zijne ar- ten achterover. „Eerst kleur beken- en! Anders krijg je niets." „Je" heb je gezegd!" jubelde hij. „Dat beteekïnt niets. Dat zeg je ur zoo. Loslaten!" s A „Eerst wil ik mijn kus Ze hield hem, achterover buigend, den mond voor. „Schreeuw niet zoo. Stil! Ik kom terug." „Hè Van verbazing liet hij haar los. „Ik ga alleen maar zien, of vader weer slaapt Wacht!" Hij keek haar na, zooals ze krachtig en gracieus de kamer uit sloop. Buig zaam als een wezel. Zijne oogen had den zich zeer ver opengesperd. En eene zaligheid steeg tot in zijne keel op, eene zeer vreemde, nooit gekende zaligheid Alles beefde aan hem. Hij rekte de armen uit, om zijn jagen- den adem tot rust te doen komen, en toen rende hij lachend, pratend door de kamer. „Wat is dat heerlijk!" Daar kwam ze terug, den vinger op de lippen. De deur knapte in het slot. „Ga zitten," gebood ze. „Maar heel verstandig spreken." Hij ging zitten en sloeg de armen om haar middel. Ze wrong zich ongedul dig in zijne armen, totdat slechts zijne vingertoppen haar nog aanraakten. „Doe niet zoo gek. Dat gaat nooit goed." Het hoofd achterover geleund, bleef hij stil zitten. En toen zeide hij zacht: „Pikzwart haar heb je." „Weet ik al lang." „En pikzwarte oogen, die als dwaal lichtjes in het donker op en neer hup pelen." „Gek ben je nou eenmaal." „En een heel fijn aristocratisch neus je, met neusvleugels, die zich voort durend bewegen." Ze lachte in zichzelf. „En een mond zoo rood, alsof het Moed er door kwam." „Die heb ik van m'n moeder." „Was ze wel zoo mooi als jij, Gret chen?" In de oogen van het meisje begon het te schitteren. „Vader ontmoette haar in Rotterdam, toen hij nog <jp den Rijn voer. Daar was ze de ster." „De ster?" „Zoo noemt men dat in de fijnste café-chantants. Wat bij de opera de prima-donna is. Als zij niet gestorven was, hoefde ik vader niet te helpen eri was ik ook bij het theater." „Zou je willen?" Ze sloot de oogen. Hare neusvleugels bewogen zich sneller. „Rijk worden, voornaam worden Hij" hield haar stijf vast. Zijne keel was als uitgedroogd. „En als i k het werd. Voor jou tegelijk?" „Jij „Ja ik!" „Laat naar je kijken „Neen!" riep hij en sprong op. Zijne jonge oogen fonkelden. „Laat jij naar je kijken!" Ze stonden tegenover elkander en monsterden elkander, alsof ze elkaar nog nooit gezien hadden. Alsof ze voor elkander iets nieuws, iets zeer eigen aardigs geworden waren. Nu en dan een kort lachje. Half gesmoord. En toen greep de groote jongen toe met vasten, omklemmenden greep, voor zijne oogen flikkerde sterren, die uit hare zwarte pupillen schenen te sprin gen, dicht onder de zijne. En zuchtend sloot hij de oogen, liet zwaar het hoofd zinken en benam haar met zijn kus den adem. Ze verzette zich niet meer tegen hem. Ze liet zich door de ongeoefende, on verzadigbare lippen kussen, totdat hij zelf stil houden en adem scheppen moest. Toen hief ze zich op, ging op haai' teenen staan en beet hem in het oor. „Wilde kat!" stiet hij uit en naderde weder haren mond. Hare tanden schit-i terden hem tegen. En nu kusten ze el kander, en geen van beiden wist, wie de gevende en wie de nemende was. „Gretchen, Gretchen „Ewald „Nu heb ik een meisje!" „Oho, daarvoor ben je nog te jong!" „Ik? Het volgende jaar ben ik mon dig." „Ja, maar zullen ze je dan je geld uit moeten betalen?" „Dat weet ik niet," zeide hij bedrem meld. „Maar ik doe het ook zonder dat!" Dit klonk met den ouden hoog moed. „Ik wil niet langer op de acade mie blijven hangen, ik ga portretten schilderen. Twee drie jaar ach, Gretchen!" ,,'t Zou toch beter zijn, als je familie je bijsprong. Die hebben immers dat vreeselijk vele geld?" „Dat zal wel terecht komen, Gret chen. Let maar op, dat komt wel in or de! Waar is je mond?" „AchGaan we van avond naar het circus?" „Net waar je wilt! Waar is het cir cus?" „Aan den Oberkasseier kant. Ik ben er Zondag met Franz Stibben uit Neusz geweest. Die wordt aanstaande Pa- schen kapitein op een schip van z'n va der." „Dat houdt echter van nu af op,be sliste hij. „Wat?" „Dat je met andere heererj alleen uit gaat. Nu behoor je mij geheel alleen toe." 1 „Maar Franz Stibben heeft toch tegen j vader gezegd, dat hij mij zou willen trouwen j „Zulk een proleet! Jou trouwen? Dat zou hij wel willen. Laat hij het nog maar eens vragen, die Rijncadet!" „Scheld maar niet zoo, de Stibbens zijn heel welgestelde lieden." j „Proleten zijn het!" schreeuwde hij getergd, „proleten! Met hun dubbeltjes- rijkdom! Spreek er niet meer over, hoor je? Ik kan het niet verdragen." i „Maar jij en ik hebben elkaar toch niks beloofd? Dat geldt volstrekt niet, j als men niet mondig is." I „Maar over een jaar geldt het wel. Dan verloven we ons, Gretchen, zeg toch „Om zeven uur op de Markt, bij het Jan-Wiliem-standbeeld. Stil, Vader roept me Hij nam snel haar hoofd tusschen zijne groote handen en kuste haar ademloos, waar hij maar kon. Toen sloop ze naar beneden. Nu teekenen! Componeeren! Den ge- luksroes benutten! Doch het werden scheeve lijnen, die hij op het papier zet te. Altijd dwaalden zijne gedachten af, steeds zochten zijne oogen wat er niet was, en als in huis de trap kraakte, luisterde hij aandachtig en trilden zijne vingers. Wordt vervolfd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 1