ORGAAN VOOR DE Qi
„De Wiskottens"
No. 73
Zaterdag 12 Juli 19Ï4
9e Jaargang
IJMU3DER COURANT
Abonnementsprijs: f 1.— per 3 maanden, franco per postf 1.35
Abonnementen worden aangenomen aan het Bureau en bij de
Agenten. Tot plaatsen van advertentiën van Buiten de gemeente
VELSEN in dit blad is uitsluitend gerechtigd het Advertentie
bureau P. F. C. ROELSE, IJMUIDEN.
Advertentiën uiterlijk in te zenden
WOENSDAO tot 9 uur v.m. en VRIJDAOS tot 4 uur n.m.
YersehUntWofiasdagB Zaterdags
Uitgave van de N. V. UITOEVERS Mij. „IJMUIDEN"
ADRES VOOR REDACTIE EN ADMINISTRATIE
N. V. DRUKKERIJ SINJEWEL -
Willemsplein 11 Telefoon 153 IJmuiden
Ingezonden mededeelingen 40 ets. per regel Advertenties v. 11. en m. 5 regels
f 1.—, iedere regel meer 20 ets. Compact gezette advertenties van 11. en m. 5
regels f 1.25, iedere regel meer 25 ets. Kleine advertenties en familieberichten
zoomede vereenigings advertenties uit de gemeente, uitsluitend bij vooruitbeta
ling, van 1 tot en met 5 regels f 0.75, iedere regel meer 15 ets. Bij niet contante
betaling worden de gewone prijzen berekend. Advertenties „adres bureau van
dit blad" 10 ets. extravoor bezorging van op advertenties ingekomen brieven
wordt 10 ets. in rekening gebracht Bovenstaande regelp'ijzen worden met
5 ets, verhoogd voor advertenties van buiten de gemeente Velgen.
Waterstaad IJmaldan
Juli 1924
H.
water
L.
water
Dagen
v.m.
n.m.
v.m.
n.m.
13
0.06
7.24
8.07
14
0.33
1.08
8.32
9.10
15
1.27
2.02
9.30
10.04
16 V.M.
2.23
2.56
10.27
10.59
17
3.12
3.45
11.21
11.43
18
4.00
4.31
0.08
2.10
19
4.46
5.17
0.30
0.56
2.56
Oeen Zomertijd.
OFFICIEEL.
HINDERWET.
i Burgemeester en wethouders der gemeente
Velsen, brengen ter openbare kennis dat
het verzoek van Erenst en Weimar, te
IJmuiden, om op het perceel, kadastraal
bekend Oemeente Velsen, afdeeling IJmui
den, Sectie L No. 1422; plaatselijk bekend
Trawlerkade, Wijk C No. 42, hunne
scheepssmederij te mogen uitbreiden door
het bijplaatsen van een veerhamer, door
hen is toegestaan.
Velsen, 8 Juli 1924.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
J. Kostelijk. Rijkens.
OPENBARE VERGADERING
van d«n gemeenteraad van Velsen op
Dinsdag 15 Juli 1924, des namiddags 7
uur ten gemeentehuize.
AGENDA
1. Belastingzaken.
2. Ingekomen stukken en mededee-
lingen. 1
3. Intrekking van de raadsbesluiten
van 25 April 1922 no. 6 en 18 De
cember 1923 no. 82 en vaststelling-
opnieuw van liet uitbreidingsplan
met daarbij behoorende besluiten.
4. Beharding van gedeelten van den
Hagelingerweg en den Driehuizer-
kerkweg.
5. Verzoek van de Wed. W. J. Edses-
Blom te Wijkeroog, om zoonoodig
vrijstelling, als bedoeld bij art. 19,
2e lid der bouw- en woningveror
dening, te verleenen voor den ver
bouw van het perceel Groote Hout-
of Koningsweg no. 44.
6. Crediet voor het verbouwen van
het voormalig pakhuis van het le-
vensmiddelenbedrijf tot keurlo-
kaal en tijdelijke noodslacht-
plaats.
7. Verhuur van gemeentegrond, na
onttrekking aan den openbaren
dienst.
8. Overdracht van grond voor weg-
verbetering.
9. Principiëele beslissing inzake de
reorganisatie van de m.u.l.o.-
school A.
10. Verzoek van het bestuur der
Groen van Prinstererschool te
IJmuiden om de noodige gelden
beschikbaar te stellen voor de
verandering van inrichting van
haar schoolgebouw.
11. Crediet voor herstelling en aan
vulling van gymnastiekmateriaal
aan de o.l. school G.
12. Bijdrage aan de gemeente Haar
lem voor den cursus tot opleiding
van hoofdonderwijzers
13. Herziening van de belooning der
verloskundigen.
14. Verzoêk van A. Eikelenboom te
Santpoort om ontheffing van be
palingen der legesverordening,
voor de samenstelling van een
adresboek.
15. Machtiging tot verkoop van het
perceel D Trompstraat 121 te Vel-
seroord.
16. Wijziging en aanvulling der alge-
meene politieverordening.
17. Aanvulling en wijziging der ver
ordening op de winkelsluiting,
met betrekking tot den melkver-
koop op Zondag.
18. Inlichtingen op de interpellatie
van den heer J. A. Dalmeijer in
verband met een brand te Sant
poort en voordracht tot het verlee
nen van een crediet voor aan
schaffing van brandslangen.
19. Benoeming van:
a. eene commissie uit den raad, ter
bestudeering van het onder
werp: IJmuiden als badplaats.
b. een lid en één plaatsvervan
gend lid van den raad van be
roep voor de ambtenaren.
VAN DEN WACHTTOREN.
Het vliegtuig in onze koloniën.
Men kan nu veilig zeggen, dat het
luchtverkeer er is en zal blijven, zich
verder ontwikkelen en een grootscke
toekomst tegemoetgaat. De onzichtba
re luchtlijnen beginnen al meer de'
groote steden met elkaar te verbinden;
men ïs druk bezig met een vliegtocht
den aardbol om en over een paar jaar
is het even gewoon eens in een vlieg
tuig een tochtje gemaakt te hebben
als voor vijftien, twintig jaar in een
auto te hebben gezeten. De Kon. Lucht
vaartmaatschappij, een ondernemen
de maatschappij, die èen hooge vlucht
gaat nemen, heeft de aandacht van
het Indische gouvernement gevestigd
op de groote beteekenis van lucht
vaartdiensten in onze koloniën. In het
schrijven heeft de directie van deze
maatschappij zeker niet zonder fier
heid verklaard, dat het luchtvaartuig
een practisch middel van vervoer is
geworden en dat het luchtverkeer on
der' goede leiding en met een techni-
schen staf van de hoogste bekwaam
heid even veilig is als ieder ander
middel van vervoer. De luchtdiensten
bezitten regelmaat en ongelukken ko
men weinig of niet voor.
Wat is de groote beteekenis van het
vliegtuig voor Indië? Dat het een
snelle verbinding brengt tusschen
plaatsen over gropten afstand. Ons
koloniaal gebied is enorm uitgestrekt.
Nederland verdrinkt er in. Met die
groote afstanden zijn.de verkeersmid
delen bovendien nog gebrekkig. Voor
den handel en voor het gouvernement
zelf is het alles waarde in korten tijd
ook in verafgelegen plaatsen in onzen
archipel te komen. Het vliegtuig is
ook niet overbodig, waar spoor- en
bootverbin dingen zijn. Het vliegtuig
gaat driemaal zoo snel als de trein en
vijfmaal als de boot.
Naar onze herinnering uit de school
jaren liggen Batavia en Soerabaja vrij
dicht bij elkaar. Inderdaad liggen ze
op een afstand van 18 uur sporen; het
vliegtuig doet er slechts 6 uur over.
Het klimaat is in Indië voor het vlie
gen bijzonder geschikt, veel beter dan
het onze. Immers de mist is nog
steeds de groote vijand van het vlieg
tuig, gevaarlijker zelfs dan de storm.
Daar ons Indië aan beide kanten ligt
tusschen Engelsche bezittingen, zal er
op den duur wel een verbindingslijn
komen. 1-Iet is goed, dat wij het lucht
verkeer niet aan vreemden overlaten.
In het schrijven van de Kon. Lucht
vaartmij. wordt zelfs gewezen op de
luchtverbinding, die eens gemaakt zal
woorden tusschen moederland en kolo
niën. Zoo ver zijn we nog niet, maar
wat niet is, kan komen. De Nederland-
sche vlieger v. d. Hoop zal van het na
jaar van hier door de lucht naar In
dië vertrekken, een trekvogel naar het«
verre Zuiden, die ook weer terugkomt.
In de laatste vijf jaar heeft liet lucht
verkeer zich sterk ontwikkeld en waar
ligt het eind daarvan? Als we allen
ons baby-vliegtuig hebben als thans
onze fiets of Fordje? Men kent het
spelletje van alle vogels vliegen; zal
het worden alle menschen vliegen?
Ontwouding.
Het is een leelijlce naam voor eeii
leelijke zaak. Waar de beschaving toe
neemt, neemt liet natuurschoon af.
Het is voor een deel onvermijdelijk.
Akkers met kleine boerderijtjes vor
men niet zulk een mooi landschap als
hei en bosch maar brengen veel meer
voort. In ons land heeft men begrepen,
dat men niet alleen kappen maar ook
planten moet. De staat doet dit vooral
in de duinstreken en particulieren
overal op dorren zandgrond. In Ame
rika, waar eens uitgestrekte gebieden
met wouden voorkwamen, klaagt men
thans over de ontwouding door hout-
verspilling-. Men heeft om grond in
cultuur te brengen uitgestrekte gebie
den door vuur ontwoud of de boomen
uitgeroeid, zonder te bedenken, dat
het hout een groote waarde heeft.
Thans moet Amerika meer hout in
voeren, dan het uitvoert. De ontwou
ding heeft in het Ohiogebied- een eigen
aardig gevolg. Vroeger kwamen er
geen overstroomingen voor, omdat de
wouden 't water opslorpten, thans
wordt dit gebied door over'strooming
geteisterd. In de laatste jaren houdt
in Amerika de regeering toezicht op
de bosschen en houdt er ook een eigen
boschbedrijf op na. Zoo moet men
goedmaken, wat eerst werd bedorven.
Het smokkelen van landverhuizers.
Amerika is het beloofde land voor
allen, die in de oude wereld een te
zwaren strijd om het bestaan moeten
voeren. Maar Amerika is niet gesteld
op een sterken aanwas der bevolking
door een vloed van vreemdelingen.
Men vreest, dat zij als goedkoope
werkkrachten de loonen zullen druk
ken en onder hen zijn allicht Bolsje
wieken, misdadigers en andere ener
gieke elementen, die de orde en wel
vaart niet precies bevorderen. Het na
tionaal gevoel speelt ook een rol; de
Amerikaan wil niet, dat van zijn land
een smeltkroes van de volkeren dol
aarde wordt gemaakt. Daarom heeft
do wet het aantal landverhuizers, dat
toegelaten wordt, sterk beperkt en
Aziaten worden zelfs heelemaal ge
weerd.
Het gevolg daarvan is, dat er vele
vreemdelingen heimelijk over de grens
binnengesmokkeld wórden. Dat is een
even winstgevend als gevaarlijk be
drijf. De vreemdeling, die als whiskey
binnengesmokkeld Wil worden, heeft
te kiezen tusschen een avondtuurlijke
tocht over de Canadeesche of de Mexi-
caansche grens. Hier smokkelt men
koeien, in de nieuwe wereld men
schen over de grenzen. Er zijn hooge
premies gesteld op het pakken van
den „alien bootlegger'', den smokke
laar in vreemdelingen. Voor een som
van 100 tot 1000 dollar helpt de smok
kelaar den vreemdeling het beloofde
land binnen; het Joodsche volk had
meer te betalen; het moest veertig jaar
lang in de woestijn rondzwerven, voor
dat 't het land van melk en honing
binnenkwam. Het vorige jaar kwamen
er zoo een 100.000 vreemdelingen te
gen de wet Amerika binnen. Twee
duizend werden aangehouden en te
ruggestuurd. Door de lange grenzen is
afdoende bestrijding van dezen toe
loop van gesmokkelde buitenlanders
haast onmogelijk. Al zou men het ge-
heele leger en de vloot ervoor gebrui
ken; zou men de grenzen nog niet goed
kunnen bewaken. Onlangs zijn twee
honderd Chineezen per vliegtuig ver
over de grenzen in Amerika neerge
streken. In Mexico wordt er van deze
onwettige landverhuizing een bloei
end bedrijf gemaakt.
Het schijnt, dat de Amerikaansche
regeering geen streng toezicht houdt
op de vreemdelingen binnen haar
grenzen en hun papieren niet contro
leert; anders immers zou de binnen
gesmokkelde vreemdeling makkelijk
ontdekt kunnen worden en wegens on
wettig verblijf naar zijn vaderland te-
i,
k
n
"41.
door
RUDOLF HERZOO.
L_ Dat het avond geworden was had Mj
in 't geheel niet bemerkt. Hij ging naar
e beneden, om in de keuken iets te eten.
[.De meid was in den kelder om een paar
B kruiken te vullen. Uit dé gelagkamer
„kwam Gretchen met een blad vol rood
ggeverfde kaarskorsten. Ze keek om en
t_zette het blad neer. Toen voelde hij
tlook haar lichaam en haar kus.
rt „Pst zeide ze, en keerde neu-
„.riënd naar de gelagkamer terug, waar
uïo met vaders oude Rijnvarende vrien-
teden kaart speelde. Vlug verorberde
lrEwald Wiskotten in de achterkamer
„.zijn avondeten.
et Den volgenden dag kwam Ernst
mKölsch. Terwijl hij de schets bekeek,
ervoer hij met den vinger peinzend door
a-zijn borstelig geknipt kneveltje,
il- „Spreek dan toch eindelijk, Ernst",
jn „Jammer dan het geen winter is."
n- „Waarom?"
et „Nou, dan zou je ten minste sneeuw
;pkunnen vinden."
it- „Ernst!''
el Kölsch greep hem snel bij den schou-
n-der. „Kerel, wat ga je nou beginnen?
etOmvallen? Je eet te weinig, dat gaat
aiet langer zoo.''
„Is het werkelijk niets? Kit er
1 icegenaamd niets in?"
„In den zangerstrijd daar? Zet maar
niet zulke angstige oogen op.. Als men j
niets ordentelijks in het lijf krijgt, -
zou zelfs de duivel geen geestdrift voor
een zangerstrijd kunnen gevoelen. Af
gezien nog van het laffe Düsseldorfer
thema."
„Niets, Ernst, in 't geheel niets?"
„Toch. Er zit wat in. Ik weet alleen
nog maar niet wat. Talent heb je. Het
is slechts nog niet recht schilderach
tig in zijne uitingen. Je wilt te veel in
eens, boven je ongeoefend talent uit.
En daarbij een leege maag!"
„Dus hoop 'heb je nog?"
„Hoop? Meer, m'n zoon! Zekerheid,
dat er wat in je zit. De costumes heb
je opmerkelijk goed weergegeven.
Houd echter gedurende den eersten
tijd de teugels wat strakker. Men moet
de dingen geleidelijker naar zich toe
laten komen, of men verschiet zijn
kruit en legt dan het bijltje er bij neer.
Luister eens, je komt bij mij wonen."
„Dat' dat kan ik niet," stotterde
Ewald Wiskotten.
„Gelijk heb je," zeide Ernst Kölsch,
„men moet elk voor zich marcheeren
en vereenigd slaan. Dus zullen wij van
nu af samen eten."
„Je weet, dat ik daar geen geld voor
heb."
„Anna vond, dat ik nu eindelijk
eens solide worden en op mijne ka
mer eten moest. Als het mij alleen te
eenzaam werd, moest ik met jou ge
meenschappelijk huishouden! We re
kenen met Nieuwjaar af. Dat heeft
geen haast. Hier houdt gé je atelier-
kluis aan. We doen er Anna, het goe
de kind, werkelijk een pleizier mee.''
Ewald Wiskotten drukte de <hem ge-!
boden hand. Buiten lag een verkwis
tende zomerzonneglocd uitgegoten.
Zijne handen waren ijskoud geworden.
HOOFDSTUK IX.
Anna Kölsch kwam van Düsseldorf.
Ze zat in de damescoupé stijf in het
hoekje gedrukt, en staarde naar het
voorbijvliegende landschap, dat cr
reeds herfstachtig uit begon te zien.
Op den spoordijk stonden kinderen te
wuiven en te schreeuwen, jongens
renden over de stoppelvelden en lieten
hunne vliegers op, en in de verte, aan
den zoom van het woud, daar waar de
laatste heuvels in de vlakte afdaalden,
zag zij duidelijk een elkander innig
omvat houdend paar. Zij keek er zoo
lang naar, totdat hare oogen pijn de
den. Toen vlogen fabrieken voorbij,
dorpen stations. Haar waggon schok
te, de trein ging langzamer, ze waren
op de Sonnborner brug. Diep beneden
haar stroomde spookachtig de zwarte
Wupper, opende zich geheimzinnig
het dal; nog één boog, en uit duizend
gloeiende oogen staarden de zuster
steden Elberfeld en Barmen naar om
hoog.
Dit schouwspel was niet nieuw voor
haar. En toch genoot zij er iederen
keer weer van als van eene plotselin
ge verrassing. Ze rekende bij zichzelf
uit, hoe dikwijls ze sinds het voorjaar
dezen weg nu reeds afgelegd had.
Iedere maand. Altijd vroolijk de heen
weg, en altijd treurig de terugweg. Zij
kwam met volle handen, zij moest de
keuken haars broeders voorzien, en
met geheel leege handen keerde zij
weder huiswaarts
Zij schudde het hoofd. Alsof zij er
ter wille der dankbetuigingen heen
ging! Dat ontbrak er nog maar aan.
Slechts omdat het haar genoegen deed,
voor die beiden te zorgen. Hoewel
de eene, Ewald, had ze bij haar broer
niet te zien gekregen. Op den dag, dat
zij kwam, bleef hij weg. Of hij geen
rein geweten hadEn al ware
dat zoo? Dat had hij immers met zich
zelf uit te maken en niet met haar.
Nu ja, dat deed hij ook. Zeker, zeker;
altijd maar doorgaan! Alleen had hij
dat haar niet zoo lomp behoeven te
toonen. Ze waren toch bevriend met
elkander geweest, reeds toen ze nog op
handen en voeten kropen. -Neen, toch
niet. Toenmaals had hij reeds kunnen
loopen, en met een ernstig klein kin
dergezichtje op haar gepast, haar op
geholpen, als ze viel. En nu wilde ze
op hem passen? Viel hij dan om?
Zelfs deed hij haar niet het genoe
gen, dat zij het hem vergelden kon.
En nu moest ze om zichzelf lachen.
Hare gezonde natuur schudde alle
nuttelooze gedachten aan voilé handen
en aan leege handen af. Ze kwam een
voudig een gebod haars vaders na.
Toen Ernst in het voorjaar schreef,
hoe het met Ewald Wiskotten gesteld
was, en dat ze nu gemeenschappelijk
tafelden, had de oude met zijne doch
ter ernstig onderhandeld. En het re
sultaat daarvan waren Anna's maan-
delijksche tochten naar Düsseldorf, om
met haar broer krijgsraad over de da-
gelijksche behoeften v®n Ewald Wis
kotten te houden, de provisiekamer te
voorzien en een afgerond maandgeld
te brengen. „Hij moet Ewald voor
schieten, zoo veel hij noodig heeft,"
had vader gezegd. De trots van den be
jaarden opzichter duldde het niet, dat
een Wiskotten honger leed off geheel
en al te gronde ging. De zaak ging ook
hem aan.
Toen de trein het station Barmen
binnenstoomde, bemerkte' zij op Het
perron de vijf broeders Wiskotten.
Wilhelm, de Engelschman, stond een
eindje van de anderen af en spiedde
de waggons langs, die de reizigers uit
Vlissingen aanbrachten. Zij knikte
Gustav toe, die haar bemerkt had en
haar ridderlijk bij het uitstijgen hielp.
„Ge komt van onze smartekinderen,
kleine Samaritaansche?''
„Ze maken het best, mijnheer Wis
kotten. Ook Ewald is gezond en zeer
vlijtig."
„De jongen mag u wel dankbaar
zijn, juffrouw Anna, en wij ook. U
ontheft ons daar van groote zorg."
„Niet de moeite waard," mompelde
zij.
„Ik spreek er dikwijls met uw vader
over. U hebt de zaak goed aangepakt.
De jongen is koppig. Nu kunnen wij
rustig afwachten, hoe hij zich ont
wikkelt, zonder hem schuw te maken."
Hij drukte haar krachtig de hand.
„Ik verlaat mij op u."
„Ik zal wel oppassen," viel zij hem
snel in de rede. „Men zoekt u, mijnheer
Wiskotten."
Wor4< vervolgd.