IJmuider Courant VIS8CHERIJ. Denkt er aan, dat de deelname aan de prijs vraag Maandagavond 24 November TE 7 UUR wordt gesloten. Zaterdag 22 November 1924. 2e blad. De moeilijkheden in het Stoomtrawlerbedrijf. In verband met de van arbeiderszij- e aan de pers verstrekte mededeelin- ent betreffende de onderhandelingen ver een nieuw arbeids-contract voor et visscberijbedrijf te IJmuiden, ge- oerd tusscben de directies der Ver- feenigde Exploitatie Maatschappij, de Maatschappij Marezaten en de Maat schappijen Praxis en Holland eener- zijds, en de betrokken vakorganisaties anderzijds, deelen de betrokken direc ties ons het volgende mede: Den 21en Augustus 1924 hadden tus- schen de directies dezer Maatschappij en en de vakorganisaties besprekingen plaats, naar aanleiding van een eisch der opvarenden om een loonsverhoo- ging van 7° der besomming. De op dien datum geldende loonregeling was, voor zoover de V. E. M. betreft, met al le vakorganisaties contractueel over eengekomen tot en met 31 December 1924, terwijl bij de andere reederijen zonder contract op dezelfde gages werd gevaren. Na ampele bespreking hebben de be trokken reederijen, ook de V. E. M., of schoon deze laatste contract had tot 31 December 1924, en ondanks de om standigheid dat dit contract door de werknemers wederrechtelijk was ver broken, zich bereid verklaard de ge vraagde loonsverhooging van 1U der besomming in te willigen, onder voorwaarde evenwel dat dan ook een nieuwe arbeidsovereenkomst, met vol doende waarborgen, zou worden ge sloten, op den basis der arbeidsvoor waarden 1921, en zulks nadat uitdruk kelijk was toegezegd dat daarmede dan ook de rust in het bedrijf zou zijn teruggekeerd. Tegen het sluiten van een zoodanige nieuwe arbeidsovereenkomst bestond bij partijen geen bezwaar, ofschoon beiderzijds de wensch werd te kennen gegeven, bij overleg, enkele wijzigin gen in deze voorwaarden aan te bren gen. Op verzoek van de vakorganisa ties zouden de betrokken reederijen een voorstel daartoe ontwerpen. Dit voorstel is aan de vakorganisaties toe gezonden bij brief van 2 September en bevatte de gageregeling, zooals die op 21 Augustus met de verhooging was vastgesteld, met enkele kleine wijzi gingen en aanvullende voorwaarden, alles in overeenstemming 'met de ge houden bespreking en gedane toezeg ging. Den 19en September bereikte den be trokken reeders de tegenvoorstellen van de organisaties, die daarbij niet al len kwamen met andere wijzigings voorstellen ten aanzien van de arbeids voorwaarden, hetgeen hun goed recht was, maar ook weder met nieuwe loon- eischen, terwijl toch de gestelde eischen den 21 en Augustus volledig waren ingewilligd, en waarbij toen in geen enkel opzicht bleek, dat de orga nisaties voornemens waren reeds en kele weken later, voordat zelfs nog de overeenkomst behoorlijk zwart op wit kon staan, met nieuwe hoogere loon eis ch en te komen. Het spreekt voor zich, dat de betrok ken directies zich niet gerechtigd acht ten, buiten hunne organisaties om, over deze voorstellen een discussie aan te gaan, te minder waar, van de zijden der werknemers zelf, de nadrukkelij ke wensch was uitgesproken, dat de betrokken reederijen zouden bevorde ren, dat het nieuw te sluiten contract door de geheele Reedersvereeniging zou worden overgenomen. Waar de reeders zich derhalve alleen konden bereid verklaren de arbeids voorwaarden te ;bespreken en de vak organisaties hun ei^ch handhaafden om eerst de tusschengeschoven nieu we looneischen te behandelen, was een vruchtbare samenspreking onmo gelijk en besloten de vakorganisaties daarop deze nieuwe looneischen bij het Bestuur van de Reedersvereeni ging in i;e dienen, waaraan den vol genden dag reeds is gevolg gegeven. Het mag zeker een novum worden genoemd in het overleg tusschen werkgevers en werknemers, dat op de*- ze wijze de organisaties met nieuwe looneischen komen, binnen zoo korten tijd nadat hunne eischen volledig zijn ingewilligd, en alvorens nog de pas gesloten overeenkomst naar behooren is uitgewerkt, en teekenend verder dat het mogelijk is dat de leiders der werk nemersorganisaties thans, nadat zoo kort geleden een loonsverhooging in werking trad, wederom van spanning in het bedrijf spreken. Onze bedreigde zeevisscherij. Onder dezen titel schrijft De Tel.: Dit vraagt de leek zich af, die aan den rand der geweldige watervlakte staat, die Noordzee heet: „Hoe kan zoo'n volume „leeggevischt" worden?" Inderdaad, men is geneigd toe te stemmen, water, waar men dagen va ren kan zonder land te zien, de zee, die op het smalste puntje met een snelva rend schip nog uren stoomens vordert, en dan ziet men uit de haven van IJmuiden een trawler varen, die zich snel in de onmetelijke verte verliest als een kinderballon in de blauwe lucht. Wat kan zoo'n trawler, wat kunnen honderd, duizend zulke trawlers op die geweldige uitgestrektheid? De visscherman van onze kust, die de zee kent als de geweldige in kracht, de onuitputtelijke in rijkdom, de on meetbare in oppervlakte, de onpeilba re diepte, de \isscherman die tegen zijn „bonk water" kijkt hoogstens vanaf het blonde duin onzer stranden, nooit vanuit de vliegmachine-hoogte der wetenschap, welke letterlijk én fi guurlijk „door de zee heen kijkt", hij haalt zijn schouders op en vindt het „larie". De zee leegvisschen? Hij zal op het witte zand spuwen, zijn zuidwester naar bakboord trekken en u gemoede lijk op den schouder kloppen. ,De zee leegvisschen, dat is de duinen weglepelen mét een paplepel of de stad, jullie stad, in elkaar schieten met proppenschieters". Maar de wetenschap kent geen on meetbaarheid en onpeilbaarheid, geen onuitputtelijkheid en geen enkel an der abstract begrip in haar taak om vast te stellen. En de zee moet men niet zien als de blauwe,vlek op de kaart tusschen En geland en andere landen, of van het promenade-dek van een mail-steamer, de zee moet men in dit verband, be schouwen in de stille studeerkamer van den geleerde, waar duizend lijnen over de zeekaart zijn getrokken, waar duizend cijfers de kaart overdekken, waar de plaatsen der zee namen heb ben zooals de sterrebeelden aan het firmament, dat ook den wetenschap- pelijk-ongetrainde een gelijkmatig geheel van onmetelijke uitgestrekt heid lijkt. Want de „onmetelijkheid" is nauw keurig gemeten, de „onpeilbaarheid" minitieus gepeild, de „onuitputtelijk heid" uit de fantasie van visscher en naïveling getrokken in de wereld der wetenschappelijke onderzoekingen en als de twijfel is vaardig geworden over axioma's van overlevering en verbeel dingskracht dan vallen zuilen, die de meest hechte overtuigingen schra gen, want de rijkdom der zee is even min onuitputtelijk als die zee zelve on metelijk onmeetbaar is en zij, die de zee opgaan met peillood en sextant met passer en liniaal met meet- en weegwerktuig, met loupe en notitie boek, ze zullen ons en den vangers van de visch wel anders zeggen „Hier en hier en hier", zegt de man, die de zee in zijn kamer heeft over vol le lengte en hoogte van 't vertrek en met een wandelstok van Schotland naar de Wadden oversteekt en van de Shetlandsche eilanden naar Doggers- bank. Voor IJsland is een stoel noodig. „Hier vooral ook", gaat hij voort, „dat zijn de vischplaatsen." „Maar IJsland is vooral voor de En- gelschen, wij komen er heel weinig". „Alleen in het voorjaar, dan vangen we zoutevisch. Nu ja, we zouten ze natuurlijk zelf, aan boord, dadelijk na dat ze gevangen is en hoofdzakelijk gaat deze visch voor export. Vooral naar den Rijn. We zien thans een stre ven, vooral in Engeland, om steeds grooter en sterker trawlers te bouwen, en er verder mee weg te gaan. Het ge bied van IJsland en de Witte Zee is nog vrijwel onbeperkt. En dat kunnen wij* niet doen in de meeste gevallen omdat onze traw lers niet voldoende bunkerruimte heb- ben. Maar onder de laatste schepen, die onze visschersvloot rijker is geworden, zijn er ook al van grootere capaciteit en wie zal zeggen of dit niet een groot deel van de oplossing van dit vraag stuk op den duur inhoudt: groo tere schepen en verder weg? Weg naar de „onbeperkte rijkdommen" van IJs land en de Witte Zee! Al zal deze soort visscherij altijd te kampen hebben met dezen voortdu- renden zorg: voorkomen dat men „be neden verliest, wat men boven wint", want wanneer de eerste visch bedorven is, als de laatste gevangen wordt en „bedorven" dat is ook al slapjes, visch die we wel kennen door de moeite die de vischvrouw doet om het geval verseh te doen lijken als men niet zorgt, dat men vroeg genoeg thuis is, snel genoeg vaart om de visch in de zelfde prima conditie af te leveren als thans geschiedt dan behoeft men niet naar IJsland om deze „strop te koopen." „Hier en hier en hier" heeft de des kundige gezegd en op die groote zee heeft hij enkele plaatsen aangewezen. Een visscher vertelde ons hoe het daar toegaat. „We leggen een ton uit, een verankerde ton, waar des nachts een lamp op brand. Die ligt op een goede vischplaats. .Wilt u wel gelooven, dat we dan soms met vier of vijf traw lers om zoo'n ton heen jakkeren? Dat de netten kris kras over elkaar ge sleurd worden? Haal dan de ton maar binnen en ga ergens anders liggen, want zoo is het toch „kouwe beene". „Kouwe beene" noemt ook hij de mi sère in het v ak, waarvan we in een vo rig artikel een beangstigend sombere statistiek publiceerden. We hebben de meening der deskun digen weergegeven, die tot de overtui ging waren gekomen, dat de Noordzee wordt „doodgevischt", dat er zooveel vischbroed en jonge visch vernield wordt, door de verzwaarde netten dei- stoomtrawlers die nacht en dag langs den bodem gesleurd worden, dat de visch geen gelegenheid meer krijgt, zich te ontwikkelen. Van deze maatregelen verdient de derde en voor ons land belangrijkste een nadere beschouwing. De eerstge noemde maatregel, we zeiden het reeds, het voorschrijven van een maas wijdte der netten, is van problemati sche waarde.' De tweede, het „verbo den gebied", verklaren van plaatsen, waar men meent dat vischbroed is of zeer jonge visch, zou een zeer kostbare controle noodig doen zijn, maar de in de derde plaats genoemde mogelijk heid een verbod van aan- en vervoer Nederland van ondermaatsche waaraan we dan bij uitzondering eens noemde haven moest zijn, de bakken niet meedoen! I even moeten vastmaken. Inmiddels doet het eigenaardig aan J Wat de gewisselde seinen betreft, 1 acht de raad de door schipper Bosman de Engelschen aan de hand hunner eigen cijfers te zien verklaren, dat het „dus" niet zoo heel erg is met de visch- vernietiging door trawlers. De Engelschen houden vooral hier bij rekening met het feit, dat het aan tal trawlvisschers in vergelijking tot dat der drijfnetvisschers vrij gering is. Maar de Duitschers zijn het haring- trawlen op vrij groote schaal begon nen. Andere landen volgen, ook bij ons wordt in ieder geval de neiging groo ter daaraan te gaan meedoen. En dan het is zeer terecht in vis- scherijkringen opgemerkt na het ver schijnen van het „report on herring- trawling" het is maar de vraag wat men gunstige cijfers noemt. Onder onze eigen visscherij-deskun- digen zijn er, die dezelfde cijfers bui tengewoon ongunstig noemen, die de schade toegebracht door het trawlen visch, houdt thans in sterke mate de aan de jonge haring en aan andere soorten jonge visch zoo belangrijk vin den, dat men ook de haringtrawlers eenvoudig afgeschaft wil zien. Welke maatregel natuurlijk ook weer alleen dan waarde zou hebben indien hij een gevolg was van een in ternationale overeenkomst. Zoo is dit vraagstuk van alle kanten zoo moeilijk als zelden een internatio naal en economisch vraagstuk kan zijn. Laten we, ten slotte na alle sombere klanken die we lieten hooren, na alle ongunstige cijfers die we publiceer den, 't woord aan het optimisme van den wetenschappelijken medewerker van de „Times", die de geweldige ach teruitgang van den vischstand in de Noordzee die ook voor zijn land van zooveel belang is, aangreep om te be- toogen: „Evenals het jagen en het oogsten van den natuurlijken plantengroei vervangen is door veeteelt en land bouw Zal de uitbuiting van het visch water plaats moeten maken voor „zee bouw". Op het oogenblik is. de op brengst van het vrije water veel ge ringer dan van een overeenkomstig stuk gecultiveerd land. Maar een strook water onder cultuur, of het nu karper-vijver of een oesterpan is. aandacht gevangen, want op onze kus ten vindt een uitgebreide „puf"- of „nest"-visscherij plaats en deze puf wordt vaak gevangen om de puf zelf en niet als „bij-product", j „Wat er aan jonge visch vernield wordt", zei een der IJmuidensche ex perts, „grenst aan het ongelooflijke". Duizenden manden vischjes als visi tekaartjes" worden verkocht voor een- denvoer en mest. Duizenden manden r jonge visch gaan van de trawlers dood over de milliarden jonge haringen, die worden weggevangen. Hoe staat het nu met de haringvis- scherij *igf| j Hierbij dient in de eerste plaats reke ning te worden gehouden met het feit, dat deze visscherij een ander karakter heeft dan de verschillende manieren' J van visschen, die we tot dusverre be- i schreven doordat ze veel wisselvalli- ger is. De haring „trekt". Men moet de scno- ilen opzoeken; zij bevinden zich het eene jaar hier, het andere jaar daar. Maar ten opzichte van haringtrawlers staan de dijfnetvisschers even vijandig als de beugvisschers ten opzichte van de schrobnetvisscherij. i In Engeland, dat het eerst er mede begon, wordt reeds sedert ongeveer twintig jaar haring getrawld. Om streeks 1912 kwamen, van Engelsche zijde zelf, hiertegen de eerste protes ten. Deze protesten werden zoo luid, uat ze de Engelsche regeering er toe brach ten een uitgebreid onderzoek in te stel len en de resultaten van dat onderzoek samengevat in het „report on herring- trawling" werden verleden jaar door de regeering van het Vereenigd Ko ninkrijk gepubliceerd. Ook van Duitsche zijde werd een on derzoek ingesteld, doch de meeste waarde kunnen we hechten aan het veel meer uitgebreide Engelsche rap port, samengesteld door de waarne mers die soms met negen tegelijk be zig waren op zee de hoeveelheden ge vangen visch en de juiste samenstel ling der netten op te nemen; 1253 trawl- en 171 drijfnetvangsten werden onderzocht en niet minder dan 645.000 haringen werden opgemeten 1 Aan het zeer interessante rapport dat in het tijdschrift: „De Visscherij" des tijds is verschenen, ontleenen we de conclusie, dat in één jaar alleen op de Engelsche haringvloot pl.m. 20 milli- oen haringen werden vernietigd, waar- bij echter dient aangeteekend, dat in Engeland haring, die kleiner is dan 24 c.M., voor de Engelsche visschers geen verkoopwaarde had. De haringtrawl vernielt ook een niet onbelangrijke hoeveelheid onder- maatsche visch van andere soorten. Zoo moest van de gevangen kabel jauw 3.7 en van de tongschar zelfs 100 overboord worden gezet. Hierbij toekende „De Visscherij" aan. dat onze stoomtrawlers veel meer on dermaatsche visch vangen dan de En gelsche en de Duitsche en als gemid delde wordt hier opgegeven voor schol 80%, voor tong 18 voor schelvisch 46 en voor kabeljauw 49 Voor ons land beteekent het haring- trawlen nog zoo weinig, dat voor kor ten rijd het uitvaren van de eerste haringtrawler werd gemeld, zoodat dit een soort van „roofvisscherjj" is is productiever dan een even groot stuk land. Bovendien moet men niet vergeten, dat landbouw zich slechts tot de oppervlakte van. den bodem kan bepalen, terwijl in de zee tot op ver scheidene honderden voet diepte, zoo ver als de activische lichtstralen kun nen doordringen, een uitgebreid plan tenleven heerscht, waarop kleine die ren leven, die op hun beurt weer tot voedsel van de groot» dienen. Op het oogenblik is deze plantengroei nog toevallig en onregelmatig. Er zijn nuttige en vernielende organismen, zoowel van microscopische als van zichtbare grootte. Men is reeds ver ge vorderd met het identificeeren en met het maken van reine cultures. Binnen korten tijd zal de wetenschap in staat zijn den groei van het nuttige te bevor deren en het schadelijke te onderdruk ken. Dan zullen zeevolken wellicht nog grooter welvaart -tegemoet gaan dan de eigenaars van groote stukken prairieland". u gegeven voorstelling van zaken niet aannemelijk. Maar aangenomen al, dat dienaangaande alles zich heeft toege dragen als deze 'getuige heeft ver klaard, -dan was er voor hem toch al lerminst reden om den ingang van een haven, met drie zandbakken op sleep touw, plotseling de oorspronkelijk aangevangen en. volgens hem door de Bertha aanvaarde manoeuvre te wijzi gen door, toen zijn sleep reeds naar stuurboord ging, plotseling een zeer korte wending naar bakboord te ma ken. Derhalve, ook bij de voorstelling van getuige Bosman, is de schuld van deze aanvaring gelegen bij hem en niet bij den schipper van de Bertha noch bij den schipper van den losgeslagen zandbak. Visscherijtentoonstelling. In het Museum voor het Onderwijs te 's Gravenhage, Hekkelaan 4, is Woensdagmiddag jl. onder groote be langstelling de Tentoonstelling over zeevisscherij geopend. De heer Dr. J. J. Tesch, visscherij- eonsulent, sprak daarbij een inleidend woord. Deze tentoonstelling tracht een al gemeen beeld te geven van het belang rijke bedrijf der Zeevisscherij, zoowel van de visscherij zelf (vaartuigen, net ten, werktuigen enz.) als van de be werking en verpakking van de gevan gen visch. Eveneens is getracht door het nabootsen van een vooronder eenig inzicht te geven in het leven onzer visschers. De tentoonstelling is ondergebracht in drie zalen van het museum, en wel in één zaal de haringvisscherij en de haringbereiding; in een tweede zaal de trawl- en beugvisscherij (vangen van bodemvisschen als schol, schelvisch e.d.) en in de derde zaal enkele kust- visscherijen (aal, sardien, bot e. d.) Een zoo volledig mogelijk overzicht van alle niarktvisschen en eenige ont wikkelingsseries (van ei tot volwassen visch) van eenige vischsoorten zijn in serre en tusschenzaal opgesteld. Eenoverzicht van de verschillende stadia van een net (van gesponnen draad tot net) is aldaar ook te vinden. In het leslokaal is eenig materiaal bijeengebracht om zoo noodig een kor te inleiding te geven aan de klasse. Het klassebézoek is Donderdag aan gevangen. Wanneer men toelichting wenscht vanwege het museum moet dit bij de aanvrage gemeld worden. In het leslokaal zullen bovendien gedurende de tentoonstelling voor be langstellenden eenige lezingen wor den gehouden: ui. op 26 November door den heer Dr. J. J. Tesh (met lichtbeel den) over „De Wal visch vangst"; op 3 December door den heer J. de Veen over „Een reis met een trawler"; op 10 December door den heer Dr. J. J. Tesch over „Trawlvisscherij" en op 17 December door den heer Dr. J. W. B. van der Stigchel over „Zeedieren" (met lichtbeelden). Aanvang der lezingen 8 uur. Aan melding voor de lezingen uiterlijk drie dagen voor het houden daarvan bij den directeur van het museum, Dr. B. Elias. N. VI. Ct. De Raad voor de Scheepvaart heeft uitspraak gedaan inzake de aan varing van den stoosntreiler Bertha IJM. 122 met een zandbak. De raad is van oordeel, dat door het breken van de sleepketting van een der zandbakken deze aanvaring ver oorzaakt is. De grief van den schipper der sleepboot, dat de schipper van den bak tijdig de ketting had moeten vie ren, komt den raad ongegrond voor. Bedoelde schipper kan öp de plotse linge verandering in de navigatie niet verdacht zijn. Voor het breken van ge noemden ketting, derhalve voor de aanvaring, is dan ook de schipper van de sleepboot verantwoordelijk. Hij heeft niet zorgvuldig gemanoeuvreerd Trouwens, het invaren van de vis- schershaven met de ketsbare zandbak ken, alleen om daar, gelijk de schip per zich uitdrukte, „een kastje te ha len" is niet verantwoord. De bewering schipper Bosman, dat hem ner gens verboden is, met zandbakken de visschersh'aveïi in te varen, is niet ter zake dienende. Hij veroorzaakt daar- beug door geheel onnoodig gevaar voor de vindt men scheepvaart en had, indien hij in ge-scherij,, een model van een stoomtraw Het Vad. schrijft over deze tentoon stelling het volgende: Wij hebben reeds het voornaamste van deze tentoonstelling aangekon digd, maar nu alles gereed is, maakt zij een nog veel gunstiger indruk dan wij zoo vermoedden. De mooie collec tie is ondergebracht in drie zalen. Zaal A geeft een overzicht van de ha ringvisscherij op de Noordzee; enkele modellen van oude scheepstypen en van een botter op het strand vertegen woordigen oude vischmethoden. In het midden staat de haringlogger aan de vleet. Voorts zijn hier netten en on derdeden van vischtuigen, werktuigen voor het haringkaken, vertakkings materiaal en teekeningen over ver schillende manieren van haringvangst, een model van een haringtreilnet hangt aan de zoldering. Tevens is hier opgesteld een zeilmakersbank met toe- behooren voor de zeilmakerij. Zaal B geeft een overzicht van de beugvisscherij met het model van eer en van een beuglijn. Tevens in deze zaal de trawlvis

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 5