ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN
Yerschfjnt Woensdags Zaterdags
12
Zaterdag 12 December 1925
lie Jaargangf
IJ MUIDER COURANT
aeatiprif*' f 1.ptr 3 maanden, franco per poet f 1.35. Abonnemen
ten aaanfenomen aan het bureau en bij de Agenten.
Mtitn 2 maal achtereenvolgend opgegeven op het gewone tarief,
kontelooa nog een derde keer opgenomen in bet eerstvolgend
j,jflummer.
gtlls voor da Adreslijst 6 plaatsingen van dezelfde tekst (onveran-
U—, 13 plaatsingen (dus 3 maanden achtereen) f 8.
iMÜfn uiterlijk in te eenden WOENSDAG tot 9 uur v.m. en
OlGS lot 4 uur n.ta.
van advertentiin van Buiten de gemeente VELSEN in dit blad
gerechtigd het Advertentie-bureau P. F. C. Roelse, IJmuiden.
Uitgave van de N.V. UITGEVERS-Mfif. „IJMUIDEN"
Adres voor RéAaetU en Admlnlutratle
N.V. DRUKKERIJ SINJEWED
WILLEMSPLEIN 11 - TELEFOON 153 IJMUIDEN
Ingezonden mededeelingen 40 ets. per regel Advertenties van 1 tot en
met 5 regels f 1.—, iedere regel meer 20 ets. Compact gezette adverten
ties van 1 t. en m. 5 regels f 1.25, iedere regel meer 25 ets. Kleine
advertenties en familieberichten zoomede vereenigings-advertenties uit de
gemeente, uitsluitend bij vooruitbetaling, van 1 tot en met 5 regels f 0.75,
iedere regel meer 15 ets. Bij niet contante betaling worden de gewone
prijzen berekend. Advertenties „adres bureau van dit blad" 10 ets, extra;
voor bezorging van op advertenties ingekomen brieven wordt 10 ets. in
rekening gebracht. Bovenstaande regelprljzen worden met 5 cent
verhoogd voor advertenties van bui t e n de gemeente Velaen.
officieel.
openbare vergadering
den gemeenteraad van Velsen op
dag 15 December 1925, des namid-
lags 7 nar, ten pemeentehnize.
AGENDA:
ilisiingzaken.
xtkomen stukken en mededeelingen.
jststelling van plan II tot herziening van
it oorspronkelijk, bij raadsbesluit van 15 Juli
IA, no. 3 vastgestelde uitbreidingsplan
jziging van de bij raadsbesluit van 27 Janu-
j 1925, no. 3, aan de N.V. Binnenlandsche
iploitatie Maatschappij van onroerende goe-
ren te Bloemendaal, verleende vergunning
1 het in exploitatie brengen van de haar toe-
hoorende gronden.
ediet voor de aanschaffing van nog vier
ndstrooimachines,
•rleenen van een crediet voor bestrating
n den hoek ZeewegVelserduinerbuurtweg,
>rlenging van den termijn van beslissing, als
doeld in artikel 121, alinea 4, der bouw- en
jningverordening op eene aanvrage van I.
ersen en H. Weernekers te Velsen.
ijzijjing der verordeningen op de heffing en
vordering van belasting op tooneelvertoo-
igen en andere vermakelijkheden,
lere regeling der jaarwedden van den bur-
Better en den secretaris,
rekking van eene bepaling der verordening
het beheer van het gemeentelijk gasbedrijf
de gemeentelijke waterleiding.
«fneming inzake gas-straatverlichting.
ilbestelling op Zondag,
loeming van:
één lid der commissie van bijstand in het
beheer der openbare werken, (vacatur»
K. H. Tusenius);
twee leden van de Algemeen Burgerlijki
mitelling van maatschappelijk htipbeloon;
één lid van de R.K. Burgerlijke instelling
van maatschappelijk hulpbetoon;
twee leden der commissie van overleg
yoor: de ambtenaren;
twee leden der commissie van overleg
voor de werklieden;
twee leden der commissie van overleg
voor de politie;
drie leden en twee plaatsvervangenle le
den van de reclamecommissie inzake ver
gunningsrecht;
acht leden der schouwcommissiën;
één lid der commissie van toezicht op de
Rijks Hoogere Burgerschool;
één lid der commissie van toezicht op de
visscherijschool;
vijf leden der schattingscommissie voor het
grondbedrijf.
van den wachttoren.
Regeeringscrlsis.
zullen ons wel onthouden van be
dingen, critietoen en voorspelling-
omtrent de regeringscrisis. Ze
veel van 'n puzizle en het zal een
1 toer zijn, om de verschillende
n zoo samen te voegen, dat ze een
sluitend geheel vormen. Misschien
venals bij een puzzle de oplossinj
eenvoudig en is de zaak in orde,
leer onze gezant bij den Heiligen
1 zijn hooge waardigheid blijft he
len huiten bezwaar van de schat
zooidat het 'parlement niets meer
zijn gaan of blijven te zeggen heeft,
i zou die oplossing zeker niet zijn.
staat moet geen diensten vragen,
iet vergoed worden, niet afhangen
de royaliteit en rijkdom van een
f dienaren.
daar heb je 'het al! Ieder be-
t, dat over de crisis nog niets te
si valt en ieder praat er over en
de vermoedelijke oplossing, die
geheel in het duister ligt. Er
'cht tegenwoordig een epidemi-
regeeringscrisis in Europa. Span-
uitschland, Polen, Frankrijk kun-
'rvan meespreken.
zou men het vinden, als de di-
ir van een zaak door aandeelhou-
personeel bij verschil van mee-
iiar huis gezonden kon worden,
voor korter of langer tijd weer
'tèuwe benoemd werd en deze dan
Vaa nieeningsverschil onder zijn
^houders weer aan 'den dijk werd
Zoo'n zaak ging zeker naai* den
jjp. De begrootingen moeten vast-
E* worden, maar we hebben geen
y die daarvoor verantwoorde-
"alen oyu. Er zya op velerlei ge
bied ingrijpende wettelijke maatrege
len noodig, maar de ministers houden
alleen maar de zaken gaande en laten
de groote dingen over aan hun opvol
gers. Het is lang niet onmogelijk, dat
we dit jaar nog geen nieuw kabinet
hebben. De begrootingen zullen dus het
volgende jaar op een drafje afgehan
deld moeten worden. Dit alles betee-
kent niet geringe schade voor het lands
belang. Wisseling yam leiding is ge
woonlijk nadeelig, vooral als deze zoo
vaak geschiedt.
Wat dan? Een dictator als in Italië?
Een man, die niet heengaat maar blijft
en gebiedt, een man, die een lastig par
lement naar huis stuurt en zichzelf
niet naar 'huis laat sturen? We zien in
Italië waar dat heen leidt. Naar de erg
ste onderdrukking. Wie het waagt in
het parlement in de oppositie te zijn,
wordt eruit getrapt in den letterlijken
zin van het woord. Wie het niet met
Musolini eens is, loopt gevaar, dat zijn
huis geplunderd en hij zélf mishandeld
wordt. De dictator van Italië heeft
verklaard niet te weten, wat vrijheid
eigenlijk is. De Italianen weten het
tegenwoordig ook niet, alleen hij her
innering. Zelfs de pers is er niet vrij
meer. Zij heeft te prijzen, wat Musolini
belieft te wijzen. Als zij niet prijst, kan
ze heengaan. Er heerscht een schrikbe
wind in Italië. Als 'Musolini spreekt,
zwijgen allen, gedwongen of vrijwillig.
Elke tyrannie wordt gevolgd door re
volutie. Het is zeer waarschijnlijk, dat
Italië nog eens een tijd van burgeroor
log zal moeten doormaken, als het ver
zet tegen Musolini losbreekt.
Beter een gebrekkig parlementair
stelsel in demokratischen geest dan het
fascisme. Maar dat er aan het tegen
woordige parlementaire stelsel wat
hapert, blijkt wel uit de veelvuldige
crisissen.
De aandacht der eenzaamheid.
Ons leven is te vol, onze tijd te krap
toegemeten* onze geest krijgt veel te
veel te verwerken, we krijgen zooveel
indrukken, dat ze ten slotte geen in
druk meer op ons maken. Onze geest is
als een molen, die niet alle water weg
maten kan. We lezen veel meer dan
onze voorouders. Stapels kranten, klei
ne geschriften en daarbij nog eenige
dikke boeken. Maar hoe lezen we? Wie
overkomt het nooit, dat hij opnieuw een
krant begint te lezen, zonder het te
merken, dat hij ze al in en onder han
den gehad heeft! Hoe spoedig zijn we
den naam van een boek en ook de na
men der personen en zelfs Ide hoofdza
ken van den inhoud vergeten. We lezen
vlug en vluchtig. Vroeger had men in
ieder gezin maar een paar boeken en er
kwamen veel minder kranten uit. Maar
die enkele huisboeken kende men dan
ook; men haalde al het goud, dat in die
mijnen zat, eruit. Dat kunnen wij van
onze lectuur niet zeggen. We (doen alles
haastig en oppervlakkig; zoo zien we
ook de natuur; het -woord beschouwen
durven we hier niet gebruiken, want
beschouwen is rustiger en aandachtiger
dan zien. Men loopt onder de sterren en
ziet het wonder er niet van; m»en hoort
de vogels fuiten en luistert niet en kent
ze niet.
Het zou voor de verrijking van onzen
geest wel nuttig zijn, als we allen nu en
dan eens door niets werden afgeleid en
geheel alleen waren. Daaraan dachten
we bij een bijzonder treffend opstel in
'de N. R. Crt. over de gevangenen en de
vogelwereld. Men merkt daarvan in de
cel veel meer dan wij. Men kent dë ge
luiden der vogels, men kent ze als per
sonen, men onderscheidt ze van elkaar
en men heeft ze lief. Een moordenaar,
een inbreker, een brandstichter, die een
hoopje bezielde veeren lief heeft!
In de schets over het Gevangenisle
ven vertelt een onderwijzer van gevan
genen van een „boef1', -die een levende
musch wist te vangen iti een strik bij
het luchten. Heimelijk had 'hij het dier
tje meegenomen naar zijn cel. Het dier
werd volkomen mak en aan zijn mees
ter gewend. Het leerde zelfs kunstjes.
Als de gevangene den draad door liet
oog der naald van zijn trapnaaimachi-
ne wilde halen, greep het vogeltje den
draad met zijn snaveltje en deed het
werk. Het sliep met zijn meester in en
fladderde 's morgens bij het wakker
worden om zijn hoofd; Eens gebeurde
het, dat de man liet diertje bij ongeluk
doodtrapte. Hij raakte er zoo van streek
door, dat hij een week lang bijna niets
kon eten en de dokter er bij te pas
kwam. Die gaf den raacl een andere
musch voor hem te vangen. Deze wist
echter al spoedig te ontkomen en lang
zamerhand raakte de man over zijn
verlies en droefheid heen.
Wat zal hij uitvoerig alle kleine bij
zonderheden van een musch weten te
noemen, terwijl wij van een musch niet
veel meer weten, dan dat ze grijs is en
brutaal. Als we onszelf eens wat be
perkten en onze aandacht meer aan
enk'ele dingen, maar dan geheel schon
ken, zouden we minder oppervlakkig
leven, dan nu het geval is en veel meer
gaan opmerken, omdat we veel minder
hadden op te merken! Nu toch merken
we zoo weinig op, omdajawij zooveel op
merken!
De eer van Wilhelm.
Wilhelm heeft zijn kroon verloren.
Hij heeft zijn volk lang een: Durch-
halten! Volhouden! toegeroepen tegen
over een wereld van vijanden. Maar
toen hij zelf gevaar liep, is hij wegge
vlucht. Grooter was het zeker geweest,
als hij in zijn eigen land liaid afgewacht
het oordeel van zijn volk over zijn be
leid en bewind. Allang is Wilhelm thans
bezig zijn bezittingen van Duitschland
op te elscben. Wat behoort echter aan
Wilhelm als persoon en wat aan den
drager van den keizerskroon? Heeft hij
recht op de bezittingen, die niet aan
den persoon maar aan den kroon be-
hooren en dus aan den staat, als de
kroon prijs gegeven is.
Wilhelm dreigt met processen en
staat onwillig tegenover schikkingen.
Het gaat om millioenen. De Pruisische
rëgeering wil Wilhelm 290000 morgen
landerijen en bosschen afstaan, verder
eenige paleizen en de familie sieraden.
Zij gaat veel verder, dan vele Duitsehers
wenschelijk en noodig achten. Velen
voelen het als een schande, dat men den
man, die eens Duitschland in voorspoed
regeerde maar het dn den steek liet.
toen Duitschland in nood en armoede
verkeerde, zoo overcnatig royaal zal be
handelen. Men denke aan de tallooze
verminkten, weduwen en weezen, aan
de verarmden, aan een groot deel van
bet volk, dat gebogen gaat onder den
vloek van den oorlog. Van dit volk
eischt Wilhelm nu zijn deel op. Zelf al
had hij er volle recht op, wat zeer twij
felachtig is, maakt deze begeerigheid 'n
allerellendigsten indruk. We hebben wel
eens medelijden gehad met den man,
die zoo diep viel maar thans 'zien we den
man, die eens zijn kroon wegwierp ook
wegwerpen, wat meer waard is dan
eenige kroon: zijn eer.
Hij vraagt niet, hoe hij helpen kan.
maar wat hij krijgen kan. Zoo ver
dwijnt hij al meer uit"het hart der Duit
sehers.
Geachte lezer, lieve lezeres, ik wijk daar van af.
Ik vel geen oordeel, ik zal niet de loudspeaker
zijn van lang verzwegen klachten, ik steek geen
pluimpje hier en ginds; ik vertel slechts wat ik zag
en voelde.
Ik schilderde u het trawler-leven Ik geef u
thans een brokje trawler-tragedie! De conclusies
laat ik u.
En opdat u mij niet houde voor één die geluk
had en zag wat hij verlangde te zien; opdat u mij
erger nog: niet houde voor ëen blagueur die zich
veilig voelt omdat de waarheid op de verre zee
toch niet te achterhalen is, verzeker ik u dat alle
mijne avonturen normaal waren, en dat de treurige
gevolgen niet boven het middelmatige uitstaken.
In IJmuiden hoorde men nauwelijks naar ons we
dervaren en wees schokschouderend naar anderen
die er heel wat erger aan toe waren.
Oordeelt
De nieuwsgierigheid is in dit ondermaansche
sterker dan de blijdschap. Het zal u vergaan zijn
als mij: uw intocht in de Fröbelschool zal bij u
sterker indrukken hebben nagelaten dan die in de
groote school. De verwachting van het vreemde
dat u wachtte in de bewaarschool het sprook
jespaleis aller kinderen die nog moeders nestje
niet verlieten deed uw kinderhersentjes vonken,
hartjes kloppen. En die nieuwsgierigheid was
zooveel sterker dan de blijdschap over de bevor
dering uw gang naar de groote school dal
zelfs uw wassende hersenen haar indrukken niet
strak gelijnd droegen door de jaren heen naar uw
volgroeiing.
Zoo ook ging het mij met mijn trawler-reizen.
Van dien September Dinsdagmorgen zal ik nooit
één détail vergeten. Terwijl mijn tweede reis, na
een maand, reeds in mij vervaagt
Alleen het nieuwe weet ik nog:
Het was mistig en vocht. Binnen de pieren
kamden wit schuimende koppen. De branding
fronste in horizonwijden kring.
Doch vallen deed ik niet. Ik was op alles voor
bereid, En mijn mismoedigheid daarom was zoo
groot dat ik bijna slap op mijn beenen ging staan
niet waggelende tegen het zeetje in om nog
eens zoo prettig dooreen te worden gerammeld
,,Je zal je zin hebben!"
„Geloof je?"
„Nou! Let maar 'ns op me woorden! Hondeweer
krijge wel Hondeweer!!"
Maar ook dat laat mij koud. Ik slenter naar
achterin en ga lezen Ik verveel mij. De zee i;
leelijk. De zeeziekte, die warempel als een attrac
tie ontvangen zou worden, blijft uit.
Ik geloof wanneer wij nog land aandeden
dat ik zou deserteeren.
Met de Erica IJM. 384 op de Schelvisch.
Wij geven hierbij het slot van het reisverhaal
van den heer Joh. v. d. Hoek in Haarlems Dag
blad onder bovenstaanden titel:
Het gebruik wil dat men aan het slot eener reis
beschrijving vooral wanneer de reis aan de wel
willendheid van anderen te danken is, en eerder
nog: wanneer zij van anderer medewerking afhing
een résumé van het beleefde geeft: een oordeel
velt, opgevangen klachten uit, een pluimpje hier,
een pluimpje daar steekt; kortom: dat men enkele
forsche houtskool-contouren trekt waar in de eer
der gegeven schets met feller realisme naar voren
treedt.
worden losgewoeld! Want met dien onweegbaren
sleep van het net die de „Erica" slingert en schokt
tegen de golven op, is geen vaart mogelijk.
Alle hens aan dek!
Om de lijnen waaraan het uitstaande net rukt,
wordt een ketting geslagen en met alle macht
weet men centimeter na centimeter een eindje in
te palmen. Deze Titanenarbeid die eeuwigheden
van tijd in beslag neemt, is hel eerste vereischte
om het winch van zijn zwaarslen last te ontheffen
en te voorkomen dat de verwarde lussen nog
strakker worden getrokken.
Dan gaat men aan het werk.
Eenige mannen staan aan den ketting en heb
ben te zorgen dat deze niet wordt gevierd.
Een beklimt de brug en neemt het stuurrad in
handen.
Een ander bedient het winch.
En de wanhoopspoging om het materiaal op de
zee te veroveren, neemt een aanvang.
Vooruit achteruit davert hel winch.
Twee mannen staan kruiselings over de lijnen en
heroveren de kabels op het element en de ma
chine
De golven beuken het schip, kletteren over de
erschansing, de vuurkist, de brug, den schoor
steen. De mannen worden overspoeld. Geen oogen-
blik is hun oog af van wat zij grijpen zullen, wan
neer het water hen opneemt
De nacht valt in. Uren kruipen traag voorbij.
De koude doet alle gevoel sterven. Doffe wan
hoop suft.
Donderdagmorgen!
Ik spring uit mijn kooi, rollebol over de tafel,
spartel op de bank, omarm het kacheltje en
ben klaarwakker. Ofschoon de zee mij in de vijf
dagen van deze reis al veel heeft laten bijleeren
is er in mij toch een vaag vermoeden, dat zij zich
heden al weer anders toont Want terwijl het daar
boven klettert als ware er een waterval van knik
kers, is de toegang tot achterin hermetisch ge
sloten
Zoo lang er geen gevaar is dat de schuit vol
zal loopen en de heele boel met man en muis ver
gaan, begint men aan deze afsluiting niet. En wat
nieuwsgierig kruip ik tegen het trapje op.
Ik morrel het deurtje open Pats! Ik
sla het dicht en wrijf het water uit mijn oogen,
Weer open ik het en weer is het: Pats!
Dit spel wordt zoo vier, vijf malen herhaald,
waarna ik besluit maar door den zuren appel heen
te bijten. Ik smijt het deurtje open en treed naar
buiten, met een blik naar de zee van:
Wij gaan uitzetten.
Het moet wel, als is het hondenweer. Want,
ofschoon de helft der reis al weer bijna achter den
rug is, heeft men nog nauwelijks een vischje aan
boord. Waar nog bij komt dat de karige gage
juist te veel is om van honger te sterven en men
het uitsluitend van de provisie moet hebben.
Ik wil het woeste schouwspel overzien en ga
naar de brug. Ik moet gaan langs de verschansing.
Op de vuurkist is het bepaald levensgevaarlijk en
al even nat als de zee-zelve. Ik tref het! Nog niet
heelemaal doornat, bereik ik het doel van mijn
tocht.
Een scherpe koude vlaagt. De zee dondert. De
storm, jachtende, fluit. De zwarte duisternis geeft
aan het tooneel iets dat doet huiveren.
Manoeuvreerende, vleit zich de „Erica" op
hare zijden. Wij zwaaien, slingeren, hellen over
naar bakboord naar stuurboord Het
water spoelt bijna om den schoorsteen.
Ik ben blij als alles in orde is en het Winch be
gint te puffen. Wij drijven nog steeds en schijnen
ook niet te zinken. Wat mij een tikje verwondert'
De golven verslinden de borden en ook de lijner
dompelen in de donkere kolken.
Totdat .1
Plotseling ,1
Een slag davert
En het winch zwijgen blijft
De lijnen, centimeters-dikke, stalen kabels
hebben zich verward.
Door het slagzij maken overhellen naar één
zijde hebben zich, bij het halen, de lijnen in
winch-trommels gestapeld in plaats van zich te
rijen, regelmatig te winden, cirkel na cirkel naast
elkaar als het garen op een spoel en de
kabels vormden daardoor de gepreste massa di
slechts de helft der trommels vulde. Het slingeren
is de oorzaak geworden dat de lussen uiteen
schoten verwarden en onwrikbaar nu
worden strak getrokken door de borden en het
groote net dat in zee den onweerstaanbaren drang
der golven in wijde omarming vangt. Geen bewe
ging is meer mogelijk. En toch moet die chaos
Vrijdagmorgen. Drie uur.
Wij, de meester, de stokers en ik, zitten in de
machinekamer. Men denkt er niet aan te kooi te
gaan. De vliegende storm huilt en doet de „Erica"
sidderen.
Van slapen wordt niet gerept. Ook aan de
mannen die daarboven zwoegen, schijnt men geen
aandacht te schenken Het algemeene ge
sprek schildert slechts de felle contrasten tusschen
hier en thuis waar ,,'t wijf en de jongens"
dit wel zullen doen en dat wel zullen denken
Er is dan een slag een geweld dat uitbarst
en alle geluid dooft De „Erica" slingert,
chokt schijnt te bezwijken
Een die tijdens den oorlog op een mijn liep,
gilt;
„Een mijn! Een mijn! O God! God! God!
En tusschen zijn luide gebeden door, roept hij
den naam van zijn vrouw.
Wij staren elkaar aan. Wij zijn bleek; allen! Er
is geen schrik, maar verdooving. Wij weten niets,
niets wachten af wat komen zal ge
laten.
Die lamheid duurt minuten.
Maar wanneer dan boven zeegeruisch en storm-
gebulder uit kreten klinken, menschelijke stem
men, vloeken en gebeden. dan vonkt in ons
de energie tot zelfbehoud.
Wij verdringen ons op het ijzeren trapje, jach
ten naar het dek; vallen, wankelen, schreeuwen.
Vaag rijst voor ons de silhouet van een die de
sloep wil strijken.
Hopeloos! Wanneer wij zinken, zijn wij verlo
ren! Nooit streek men een sloep in dit weer! Voor
zij het water bereikt, zal zij verplettert zijn!
Maar de kreten roepen ons naar het voorschip.
Het is er donker. Alle licht is er gedoofd. Wij
tasten door de duisternis, van touw naar touw,
van handle naar handle, wadende door het water
dat ons stortvloed na stortvloed, overplonst.
Men vloekt, men raast, men gilt, men bidt
Wanneer wij aankomen, valt een macabere stilte
in.
Een van ons struikelt over iet»,
„Hier ligt er een!"
Wij tasten een lichaam. Wij vinden er nog één....
Dof bonst-iets op het dek. Het valt van de brug,...
Het is ook een man!
En ons klampende om niet weg te spoelen, bui
gen wij en tasten in het donker, geranseld, over
stort door het razende water.
Wij staan niet op voor wij weten dat in alle
drie de gevonden lichamen nog leven smeult.
Dan worden lampen opgezocht, Wij herkennen
den schipper en twee matrozen: Toon en Dries.
Wij brengen hen voorin. Dat is het dichst-bij.
Wij wasschen hunne wonden. Wij verbinden hen
primiteif Het volgende is gebeurd:
De ketting waarmee de lijnen werden opgehou
den, is gebroken. De rondslingerende einden heb
ben den beiden matrozen de beenen nagenoeg
vermorzeld. De schipper stond kruiselings over
de lijn. Toen deze door het breken van den ket
ting strak schoot, werd hij opgeworpen, meters
hoog, op de brug
Wij zijn vol medelijden met de slachtoffers, die,
in al hunne pijnen, door de kooien worden ge
slingerd, van wand naar wand. Maar wij kunnen
niets dan hopen dat zij nog tot IJmuiden leven
zullen
Zondagmorgen.
Het is nog nacht wanneer wij de pieren binnen
varen. Het gele licht dat wij in den top voeren,
verzekert ons dat aan wal reeds een dokter
wacht. Wij worden niet in onze verwachtingen
bedrogen.
De geneesheer verzekert ons dat er voor het
leven weinig gevaar is. Verder verzekert hij
niets. Hij kan niet meer dan het verband wat ver-
verschen. Een ziekenauto moet getelefoneerd.
Dries, een Egmonder, mag niet naar AJkmaar
worden gebracht. Het vervoer moet zoo kort mo
gelijk zijn. Zij gaan naar Haarlem. De schipper
hoeft niet in een ziekenhuis te worden verpleegd.
Ook het overige deel der bemanning wordt ver
bonden. Want niemand is ongeschonden gebleven.
De helft zal de volgende reis niet meemaken