HOE DE ENGELSCHMAN DEN SCHOT ZIET
H.D.
VERTELLING
Weer een brufale roof
te Amsterdam.
HET NIEUWE DAGBLAD
DINSDAC 3 NOVEMBER 1931
Daar was eens zegt de overlevering
een jaar of achthonderd geleden een Ier,
die in een malle bui een beetje aan het knut
selen sloeg met wat houtjes en touwtjes, en
op een goed oogenblik zijn huisgenooten en
buren een geweldigen schrik op het lijf joeg
door opeens zijn mond aan één van de uit
einden van het instrument te zetten, dat hij
er uit gefabriceerd had, en er een hartver
scheurend gejammer uit haalde. De Ier lach
te eens daverend tegen zijn vrouw, die bleek
van schrik aan kwam hollen, blies zijn jong-
sten zoon nog eens zoon geluid in het oor,
zoodat de stakker haastig op zolder kroop
en cr den ganschen avond niet meer af dorst
te komen, amuseerde een paar van de in al
lerijl toegesnelde buren met een serie luid
ruchtige demonstraties op zijn instrument
en toen ze' genoeg gelachen hadden, wilde hij
het op de mestvaalt gooien en tevreden over
zijn plezierigen avond naar bed gaan. Toen
opperde iemand het onzalige voorstel om het
ding als muziekinstrument te verkoopen aan
die ezels van Schotten aan den overkant van
het water, en de Ier vond het zoo'n geweldig
idee dat hij 't den volgenden dag meteen uit
voerde De Schotten vlogen er in, namen den
Ierschen uitvinder volmaakt au serieux, en
verhieven zijn vondst tot hun nationaal in
strument: den doedelzak, dat zij tot op den
huldigen dag bespelen met veel gevoel en
ernstige gezichten.
Zoo luidt één van de honderddduizend
moppen, die de Engelschman den argeloozen
vreemdeling vertelt over zijn Noordelijken
nabuur, de Schot, en als men den Engelsch
man zou willen gelooven, dan deugde er
eigenlijk aan den Schot niet veel. De Schot
heeft geen gevoel voor humor, zegt hij, en
hij kan u meteen op zijn vingers tien mop
pen aftellen, die onomstootelijk bewijzen, dat
hij het niet heeft. De zuinigheid van de
Schotten is gewoonweg belachelijk, zegt de
Engelschman, en hij laat onmiddellijk een
heele serie woordspelingen de revue passe'e-
ren, waarin de karigheid van den Schot op
vriendelijke wijze op den hak genomen wordt
En de Schot hoort al die moppen met een
goedmoedigen glimlach aan. en houdt zijn
gebrek aan gevoel voor humor, en blijft zui
nig en is in den grond een allerbeminne
lijkst en gastvrij mensch En de Engelschman
moge dan gevoel voor humor hebben, en op
een vriendelijke en dikwijls vrij kinderlijke
manier den draak kunnen steken met de
zwakheden van zijn vrinden en vijanden
en hij moge evenveel plezier hebben van het
geld, dat hij wel uitgeeft, als de Schot van
dat. wat hij niet uitgeeft het moet ge
zegd worden, dat zijn gevoel voor humor hem
dikwijls op onverklaarbare wijze in den steek
laat, zoodra het hemzelf gaat betreffen. Ook
de Engelschman evenwel is een allerbemin
nelijkst mensch. Het is alleen zoo buiten
gewoon boeiend, om van tijd tot tijd elk
mensch als grappig en amusant amalgama
van tegenstrijdigheden te beschouwen
Of het nu waar is, dat de Schotten geen
gevoel voor humor hebben, en dat hun zui
nigheid het dwaze nadert, staat te bezien;
maar in allen gevalle moet het aanmerkelijk
gemakkelijker zijn geweest om gevoel voor
humor en luchthartig omspringen met geld
aan te kweeken in een land als Engeland,
dat vruchtbaar en welvarend is, waar de bo
dem zich gewillig liet bewerken en met breed
gebaar alles gaf wat hij te geven had, dan in
Schotland, arm, kil en guur, waar de grond
zich stug en koppig verzette tegen eiken
wensch van den mensch om er zijn graan op
te kweekeli, en zijn vee op te laten grazen.
De Schotten, zijn, of zij wilden of niet, een
hard en taai ras geworden, en hoe verder
naar het Noorden men komt, hoe kaler en
onherbergzamer het land wordt, des te har
der en taaier wordt het ras.
Een andere overlevering wil, dat er op een
avond eens een Engelschman terecht kwam
in een geliefd kroegje, waar avond aan avond
een stel oude Schotten bij elkaar zaten, en
genoten van hun Scliotsche whiskey en de
stilte, die hen niet stoorde in hun meest ge
liefde bezigheid: zwijgend, zwaar en diep,
zeer diep nadenken. Zoo af en toe keek er
eens één van die oude heeren op, zette zijn
knuist onder zijn vierkante kin, blies een
groote wolk uit en zei wijsgeerig: „Aye!" En
dan keek na eer) half uur zijn buurman hem
vol instemming aan, den kring eens rond,
blies een ontzettende rookwolk uit, en ant
woordde gewichtig: „Aye!" En dan rookten
en dachten ze weer tevreden een heele poos
door. Alles zou prachtig gegaan zijn, als die
Engelschman niet op een zeker oogenblik
gemeend had ook een duit in het zakje te
moeten doen, en na een lange stilte diep in
gedachten en zeer wijsgeerig „Aye, aye!" ge
zegd had. Hij werd er uitgegooid wegens ver
storen van de rust.
Er gaat niets van af, dat bij de meeste van
die moppen de manier van vertellen één van
de belangrijkste factoren is maar als men
weet, dat het inderdaad een feit is, dat in
Schotland de auto's dikwijls zoo volgestopt
worden, dat de menschen en kinderen er
aan alle kanten uitpuilen, dan zal het mis
schien ook niemand verwonderen, dat dezer
dagen op een verlaten landweg in Schotland
twee volle auto's tegen elkaar opreden en
dat bij dat ongeluk niet minder dan veer
tig Schotten wonden opliepen!
In Aberdeen, de bij uitstek Schotsche stad,
die het in de moppen dan ook het meest ont
gelden moet, woonde eens een Schot, die zich
een beetje ongerust begon te voelen over zijn
gezondheid. Hij reisde naar Londen, liet zich
door een specialist onderzoeken, die hem
meedeelde, dat zijn hart buitengewoon slecht
was, zoodat hij ieder oogenblik een aanval
krijgen kon, die den dood voor hem betee-
kende. De Schot, die zeer aan zijn geboorte
land gehecht was, reisde zoo gauw mogelijk
naar Aberdeen terug, om ten minste daar te
kunnen sterven, maar tot groote ergernis van
den treinconducteur kocht hij steeds een
kaartje van het ééne kleine station naar het
volgende, en van dat weer naar he* daarop
volgendeTot de man er eindelijk genoeg
van had. en geprikkeld informeerde:' „Ja.
maar waar moet u nou eigenlijk naar toe?"
„Naar Aberdeen?" zei de Schot. „Waarom
L;neemt- u dan in 's hemelsnaam geen heel
kaartje?" „Ja", zei de Schot, „de dokter heeft
me gezegd, dat het ieder oogenblik met me
gedaan kon zijn. waarvoor zou ik een kaartje
naar Aberdeen nemen, dat ik misschien niet
eehs heelemaal noodig heb?"
Daar was eens een Engelschman, die kaal
begon te worden Hij liep van den éénen kap
per naar den andere, probeerde het eene re
cept na het andere, en gaf handen vol geld
uit aan adviezen en haargroeimiddelen. Daar
was eens een Schot, die kaal werd. Hij ver
kocht zijn kam en borstel.
Een andere Schot, die veertien jaar lang
denzelfden hoed gedragen had, ontdekte op
een dag met schrik, dat zelfs het vilt begon
te slijten, en besloot met een zwaar gemoed
een nieuwen hoed te gaan koopen. Hij stapte
den eenigeh hoedenwinkel uit zijn stadje
binnen en zei: „Hallo, daar ben ik weer!"
En een wanhopig handelsreiziger schreef
eens op een keer terug aan zijn directeur:
„Wat betreft uw vraag, waarom ik in Aber
deen geen enkel blikje met geconserveerde
groenten geplaatst heb, spijt het mij zeer u
te moeten meedeelen, dat het is, omdat de
blikjes niet mee opgegeten kunnen worden".
Wie eens een dag of wat op jacht g
naar moppen van dit soort zal merken, dat
ze hem toestroomen van alle kanten en dat
de voorraad-vrijwel onuitputtelijk is. Eeuwige
variaties op het bekende thema van de Schot
sche zuinigheid en een oneindige reeks
woordspelingen, waarin speciaal het werk
woord „to tip" met zijn vele beteekenissen
een voorname rol speelt.
Daar was eens een Schot, die, reizende in
een D-trein, op zijn vuile handen neerkeek
en het niet overbodig vond om ze een beetje
te wasschen. Hij begaf zich naar het fontein
tje zocht de zeep, en vond niets dan een
bakje met vloeibare zeep, waarboven stond:
„Tip the basin". (Kantel het bakje)Met een
gil van schrik sloeg hij zijn handen voor zijn
oogen en galoppeerde weg. „Tip the basin..."
(Geef het bakje een fooi). Dat nooit!
En zooals het altijd gaat in deze wereld,
waarin men tenslotte altijd weer tegen
spreekt, wat men in het begin met zooveel
overtuiging beweerd heeft, de laatste mop
getuige van het feit, dat de Schot wel gevoel
voor humor heeft, al is het van een ander
soort dan de Engelschman. De Schotsche
boeren houden er een droge humor op na, die
inderdaad hemelsbreed verschilt van de goed
aardige mopjes, die het Engelsche volk pre
fereert, en die zich vaak uit in scherpe, rake
antwoorden:
Een boer betrapte zijn knecht er eens op,
dat hij 's. avonds, nadat het werk gedaan
was, nog uitging met een lantaren en infor
meerde den beetje nijdig naar het doel van
die late wandeling. „Ik ga naar mijn meisje",
zei de knecht. „Heb je daar een lantaren bij
noodig?" zei de boer schamper.
„Ik verzeker je, dat ik mijn meisje altijd
het hof heb gemaakt, zonder lantaren".
„Dat dacht ik al dadelijk, toen ik uw vrouw
zag", repliceerde de knecht vinnig, en draai
de zich op zijn hielen om en wandelde weg.
Wie de humor van een volk wil leeren be
grijpen, zorge eerst, dat hij het volk kent!
Maar wie een volk wil leeren kermen, zorge
eerst, dat hij zijn humor kent!
WILLY VAN DER TAK.
Fata/isme.
door
WILLY VAN DER TAK.
Het spookte dien nacht, het spookte! De
wolken joegen door de lucht als grauwe rui
ters gezeten op vage geweldige paarden met
vliegende manen en uitgestrekte pooten, de
maan, af en toe zichtbaar tusschen de grijze
flarden, wierp een ellendig onheilspellend
licht, dat alles in een kouden onwerkelijken
schijn zette, en leek een witte tooverkol, wier
koude glimlach de heele wereld rillen deed,
de boomen zwiepten heen en weer in den
machtigen wind, en kreunden klagend bij
iederen nieuwen zweepslag, en de uilen wa
ren in hun element en krasten hun luguber
„eluid uit boven alle andere. Eén, twee, drie
zaten er in de toppen van de boomen daar
bij het beekje, waarin de maan haar wit ge
zicht telkens weerspiegelde, als de wolken
haar een oogenblik de kans gaven.
En de jonge man, die voor een laatste in
spectie nog eens door de kleine opening van
het knusse groene tentje gekropen kwam,
dat ze dien dag opgesteld hadden onder den
beschuttenden grooten den, die als een be
schermende moederlijke groene paraplue
haar onderste takken neerboog over het mi
niatuurhuisje, dat daar zoo plotseling verre
zen was, en dat binnen zijn kleine bestek
zoo'n intieme, veilige gezelligheid bood, zette
gauw de kraag van zijn jas hoog op en groef
zijn handen dieper in zijn zakken om zijn
eigen warmte zelf een beetje meer te voelen
in die koude witte nacht. De maan stond net
haastig een blik te werpen in het inktzwarte
spiegelende water van de beek, en het was
den jongen man of zelfs de weerspiegeling
hem met zoo'n onzegbaren geraffineerden,
uitgestrekten valschen glimlach aankeek, dat
hij haastig omhoog tuurde om de uitdruk
king van het echte manegezicht daar boven
tusschen de wolken te zien. Terwijl hij' het
deed, krijschte er plotseling in de boomen
boven hem iet-s zoo afgrijselijk, dat hem een
koude rilling over den rug voer.
„Wat was dat?" riep de stem van zijn jon
ge vrouw beangst uit de tent.
„Nietseen uil", zei hij, diep adem ha
lende om de trilling in zijn stem te bedwin
gen.
„Wat een afschuwelijk geluid", klaagde ze
zoo verwijtend, dat hij buiten, toch al een
beetje nerveus, bijna hardop gemopperd had,
dat ze net deed of hij die geluiden maakte.
„Het zal welbegon hij en zijn eigen
geruststellende toon kalmeerde hem zelf
minstens even zeer als zijn jonge vrouw daar
in de tent, die hem misschien al niet meer
hoorde. Maar plotseling krijschte het weer
daar boven in den boom, en ditmaal zoo
ijzingwekkend, dat hij naar adem stond te
snakken, en het hem bijna een minuut van
verstandige zelfoverreding kostte, voor hij
naar boven dorst te kijken om te zien of de
onverlaat ook zichtbaar was. Op hetzelfde
oogenblik keek weer plotseling de maan uit
de wolken, en recht omhoog kijkend in haar
witte, ronde gezicht ontdekte hij plotseling
de oorzaak van het kwaad: een boom, het
doode skelet van een reusachtigen iep, die
eigenlijk aan den overkant van het beekje
stond, maar die gevallen was, en opgevan
gen in de zachte moederlijke groene armen
van hun den Hij kreunde jammerlijk, de ge
vallen reus, en af en toe protesteerde hij
met een afschuwelijk gekrijsch tegen zijn
1 lot, terwijl één van zijn beenige armen tever
geefs steun zochten op de zachte schouders
van den den.
De jonge man keek eens naar den iep, en
keek eens naar den den, mat afstanden, en
keek eens naar hun minuscule tentje, dat
daar zoo veilig gestaan had onder het groe
ne dak. Binnen in het tentje bewoog iets
zijn jonge vrouw, en er sizzelde wat hun
souper.
„Kom je?" riep de stem van binnen.
„Ja", zei hij afwezig, en peinsde nog eens,
en ging tenslotte.
„Weet je", zei hij binnen, „dat was geen
uil, die daar zoo kraste het is een doode
boom, die boven op den den hier vlak boven
is gevallen
En tegelijkertijd jammerde het zacht bo
ven hun hoofd.
„Hu!" zei de jonge vrouw rillend. „Gezellig
is het hier, hè? Mooi weer is verrukkelijk,
maar zoo is het eigenlijk nog veel knusser
in ons eigen tentje. Als het buiten stormt
Ik vind het in huis ook nooit zoo gezellig, als
wanneer het buiten gutst en giet van den
regen
„Eigenlijk heelemaal geen weer om te
kampeeren", zei hij glimlachend.
„Juist gezellig!" zei ze verontwaardigd, en
kroop tegen hem aan, en merkte zijn afwe
zigheid niet. Boven hun hoofd huilde juist
weer de boom zijn protest tegen het leven en
den dood uit. En na het eten kroop de jonge
man nog eens zwijgend de tent uit, en ging
met zijn handen op zijn rug staan kijken
naar den gevallen boom, en naar hun den,
en toen hij plotseling in het zwarte beekje
weer het schijnheilige witte maangezicht
glimlachen, huiverde hij plotseling, en stak
vast beraden zijn hoofd naar binnen.
„Ik ga de tent verzetten", zei hij. „Als die
boom vannacht valt
Het gezicht van zijn vrouw keek hem één
en al protest aan.
,De tent verzetten? Nu nog? Ik heb zoo'n
slaapEn die boom valt natuurlijk niet.
Die ligt al jaren zoo
„Het stormt zoo ontzettend", zei hij. „En
als hij valt is het te laat. Beter.
„Ach jij!" zei ze ploseling nijdig. „Waarom
zou die boom nou net vannacht vallen, als
hij al dien tijd niet gevallen is? En jij, die
altijd beweert, dat je een fatalist bent. Als
die boom op ons hoofd moet vallen, dan doet
hij het toch, ook al zet jij de tent een eind
verderDan valt hij net een anderen kant
uitHè toe nou eindigde ze plotse
ling weer smeekend.
„Als ik de tent tien meter verder zet, en
dat is het werk van tien minuten, dan kan
hij onmogelijk op ons hoofd vallen, fatalist
of geen fatalist. Mijn fatalisme is nou een
maal van een ander kaliber dan het jouwe.
Als je een te dure jurk koopt, kan ik ook
niet zeggen: het noodlot heeft het blijkbaar
zoo gewild, en het zal er wel voor zorgen, dat
hij betaald wordt ook. En in allen gevalle
slaap ik toch rustiger, als ik het idee heb,
dat ik zelf het mogelijke gedaan heb. Dan
moet het noodlot het zelf maar verder we
ten".
„Stik dan!" zei ze verontwaardigd. En ging
huiverend in den wind op een boomstam
zitten, en onderhield haar jeugdigen echt
vriend, terwijl hij pennen uit den grond
haalde, en primussen versjouwde, en zijn
armen vol klemde met dekens, die hij voort
durend verloor, met een speech over het fa
talisme van den man in het algemeen en het
zijne in het bijzonder.
Boven hun hoofden verschoof de boom één
van zijn knokige armen met een jammerlij
ke zucht. Beneden zaten ze allebei in een
hoek van de tent, en als de één zuchtte,
zuchtte de ander ook. De jonge' vrouw peins
de bitter over het ontzettend egoïsme van
alle mannen, de hare niet uitgezonderd, en
de jonge man verwerkte een, hoewel niet
eerste, teleurstelling over de onredelijkheid
van de vrouwen, en de zijne vooral.
Toen midden in den nacht de boom met
een krakenden slag uit de armen viel, die
hem zoo jaren lang in stevige omhelzing ge
houden hadden, 1 orden zij het geen van
beiden. Ze sliepen, met hun ruggen naar
elkaar toe.
„Zie je wel!" zei de jonge man den volgen
den dag triomfantelijk, tc«n hij in den fris-
schen morgen naar buiter. kwam en op de
ravage van takken wees, die onder den den
lag, bijna precies op de plaats waar de vo
rige a-vond hun tent had g«staan. „Als ik er
niet geweest was, hè, jij mat je fatalisme!"
De toestand was een beitje precair ge
weest tusschen hen, dien ocltend. Ze wilden
eigenlijk geen van tweeën ongelijk erkennen,
te meer, omdat ze eigenlijk vonden, dat ze
allebei gelijk hadden; en ze widen geen van
tweeën boos blijven, en ze widen ook geen
van tweeën den eersten stap tot den vrede
doen, hoewel ze er allebei zetr naar ver
langden.
„Je begrijpt toch zeker wel" zei ze spits,
„of misschien begrijp je het niet, dat die
boom niet gevallen zou zijn, als we daar wa
ren blijven staan?"
„Nee", zei hij peinzend, „ik gebof niet, dat
ik dat begrijpEn lachte.
En opeens lachte zij ook, en,zei vleiend:
„Geef me een zoen?"
Hij deed het. „Fatum", zei hi„ „noodlot,
dat ik jou hier een zoen geef, tervjjl je een
draai om je ooren verdiende, en cat ik met
je getrouwd ben, terwijl ik veel tegoed voor
je ben. Geef me nog eens een zoer?"
„Noodlot, fatum", zei ze. „Pak ne maar".
En tusschen de boomen door vlo eg ze weg.
Meteen al was hij naar na de ongeluk
kige!
GEVONDEN DIEREN EN VOORW5RPEN.
HAARLEM.
Bureau van politie, Smedestraat, d»p van
een auto; Becker, 2e Zuid Poldersthat 15,
aktentasch met inhoud; A. Krom, Slaperdijk
94, achterschot van een auto; J. J. Boon, Ans
lijnstraat 13, bankbiljetten; Remer, Brou
werskade 1, blad van een schrijftafel; Veyers
Zomerkade 133 bril; v. Deursen, v. Costen
de Bruinstraat 171, breiwerk; Kort, Zener
vaart 12e, broche; G. Blom, Spoorwegèraat
4 rood, bril; Wubbels, Viersterreiistrait 16
boekje, J. Terhorst, Timorstraat 193, iuif;
Gemeente Reiniging Harmenjansweg 85,
hondentuig; v. d. Schaar, Spaarooogstra.t 33
handschoen; Nachtegeller, Maxwelstraa 8,
idem Reuter, Zomerstraat 42, hondje; ïen-
nel Fauna, Parklaan 119, hond; Kluit, ast-
huislaan 111, jasje Discus, Turfmarkt 14
rood, jassen, Kennel Fauna, Parklaan 119,
kat; Bureau van politie, Smedestraat, lap
stof; v. d. Keur, Edisonstraat 30, lorgnet v.
Draayen, Ged. Schalkburgergracht 54, nm-
merplaat van een auto; Pel. Anthoniestrat
51 k. pakje met inhoud; D. Baart, Vrouwrn-
hekstraat 84 portemonnaie met inhoud; J.
Broerse, Wilsonplein 6, rijwielbelastingplaaje
Kievet, Zijlweg 282, 2 rollen metaaldraaï;
Meyers, Lange Poellaan 21, rijwielbelastln,-
merk; Maasdam, Leliestraat 23 e, 3 schri-
ten, fotoartikelen en een brief; J. Olmai,
Teylerstraat 74, tasch met inhoud; Plaat-
kaartenbureau Station, taschje met inhou.
- - -
- ----
Het nieuwe spuikanaal te IJmuiden in wording.
Een postauto gestolen.
Twee zakken met drukwerk en
brieven weg.
Voor de dieven van geen waarde.
Maandagavond is te Amsterdam op brutale
wijze' een postauto gestolen.
Te ruim zeven uur reed een auto der pos
terijen waarmede de brievenbussen in de
stad worden gelicht, vóór bij het bijkantoor
der Posterijen in de van Eeghenstraat 139
nabij de Cornelis Schuytstraat. Toen de
postbeambte, die zoowel den wagen bestuurt
als de bussen ledigt, bezig was de voor het
postkantoor staande brievenbus te ledigen,
hebben waarschijnlijk twee personen kans
gezien er met de auto vandoor te gaan. De
postbeambte zag plotseling de auto wegrij
den. Hij weet niet met zekerheid te zeggen
of er één of twee personen in zaten.
Binnen een uur werd het vermiste voer
tuig teruggevonden en wel op een pleintje
voor de Christelijke H.B.S. in de Jacob Jor-
daensstraat nabij de Euterpestraat. Er moe
ten twee postzakken gestolen zijn. De inhoud
daarvan heeft echter voor de dieven nage
noeg geen waarde. De eene bevatte slechts
drukwerk en de ander brieven die uit de
gewone brievenbussen in de stad waren ge
licht. Aangeteekende stukken bevonden zich
daar niet bij.
Volgens mededeelingen van een dame aan
de politie heeft zij gezien, dat even nadat de
postwagen in de Jacob Jordaensstraat liad
halt gehouden, een andere auto in de nabij
heid daarvan stopte. Uit de postauto zijn
volgens haar twee mannen gestapt, die, na
dat zij den wagen aan den achterkant met
een valschen sleutel hadden geopend, twee
zakken overlaadden in de andere auto, waar
mede zij wegreden.
Van de daders ontbreekt tot dus ver elk
spoor.
Vermoedelijk hebben de daders de verkeer
de auto meegenomen en hadden zij het ge
munt op den wagen, die des avonds na het
sluiten van de bijkantoren de geldswaarden
naar het hoofdkantoor moet brengen.
De bijkantoren sluiten om half acht en de
gewone postwagen komt iets eerder voor bij
het kantoor. Het wegrijden van de auto met
geldswaarden zou echter niet mogelijk ge
weest zijn, daar deze tegenwoordig door twee'
beambten bezet zijn, zoodat zich altijd een
van beiden op den wagen bevindt.
UIT DE STAATSCOURANT.
BUREAU VOOR STATISTIEK.
Bij K. B. is met ingang van 1 Novembei-
benoemd tot hoofdcommies bij het Centraal
Bureau voor de Statistiek H. J. Zweiffel,
thans controleur bij dat bureau.
AUDIëNTIES.
De gewone audiëntie van den minister
van justitie zal Vrijdag 6 November niet
worden verleend.
Woensdag geen audiëntie door den minister
van Waterstaat, Vrijdag niet door den mi
nister van Koloniën.
BELASTINGEN.
De inspecteur der directe belastingen enz.
Bodde Bouman, toegevoegd aan het hoofd
van de inspectie te Hellevoetsluis, is ver
plaatst naar Leiden en toegevoegd aan het
hoofd van de inspectie der directe belastin
gen enz. 3e kantoor aldaar.
SPAARBANK TE DELFT EN DEN HAAG
SLUIT DE LOKETTEN.
De N.V. Spaarbank „De Algemeene Deut
sche Credietbank, gevestigd te Den Haag en
te Delft, heeft de loketten gesloten voor op
namen en stortingen.
De bank heeft bij de Rechtbank te Den
Haag een verzoekschrift ingediend tot ver
leening van surséance van betaling, meldt
Het Volk.
Er be'staat kans op den duur het volle be
drag der spaargelden terug te betalen.
13.000 A.V.R.O.-MENSCHEN MEER.
De A.V.R.O heeft 13.000 contribuanten
meer dan verleden jaar November. Het aan
tal is 125.000.
DE RELLETJES TE PARAMARIBO.
Het Eerste Kamerlid A. W. IJzerman (S. D.
A.P.) heeft den minister van Koloniën naar
de oorzaak gevraagd van de werkloozenrel-
letjes in Suriname.
SPORT EN SPEL
AL OF NIET VERHOOGING VAN DE
BENZINEBELASTING.
Blijkens het verslag van de vaste commis
sie voor de belastingen over het ontwerp-
benzinebelasting verklaarde het meerendeel
der leden hun stem aan het ontwerp afhan
kelijk te moeten maken van de toezegging
dat deze heffing nog niet zal worden ver
hoogd.
In zijn nota van antwoord doet de minister
echter mededeeling van de verhooging van 3
op 1/2 cent per liter, die hij zich voorstelt.
DE BRABANTSCHE INDUSTRIE.
Naar het Dagblad van Noord-Brabant uit
goede bron uit Waalwijk verneemt, heeft de
N.V. Stoomschoenenfabriek A.H. v. Schijn-
del surséance van betaling aangevraagd.
DEN HAAG BEHOUDT DE GEHUWDE
AMBTENARESSEN.
De gemeenteraad van 's Gravenhage heeft
met 25 tegen 17 stemmen (links tegen reclit-s)
verworpen een voorstel van B. en W. tot het
ontslaan van gehuwde ambtenaressen.
GYMNASTIEK
WEDSTRIJDEN K. T. K.
Wij schreven in ons verslag over de wed
strijden voor turnsters uit den K. T. K., dat
althans de dames uit die organisatie den weg
op gaan naar de zoo noodzakelijke verbete
ring van het gehalte. En nu de wedstrijden
voor heeren geëindigd zijn, kunnen wij daar
aan toevoegen, dat ook in hun werk hoe
wel in iets minder mate als bij de dames 't
geval is vooruitgang is te. bespeuren.
In den len graad heeren waren slechts 7
van de 13 ingeschrevenen opgekomen, gevolg
vooral van ziekte. Voornamelijk kwamen nu
jongeren uit. Zij hebben zich duchtig ge
weerd en al kunnen de meesten zich nog
niet meten met de ouderen (die bijna allen
afwezig waren), toch vergrooten zij het aan
tal keurturners in den K. T. K. in niet ge
ringe mate. Het geleverde werk staat voor
zeker nog niet op het gewenschte pil, maar
de eerlang door den heer J. M. Verbeek te ge
ven K. T. K.-cursus zal hierin ongetwijfeld
verbetering brengen, wanneer de oefening
geregeld wordt volgehouden.
Een gunstig verschijnsel was voorts, dat 6
van de 7 deelnemers in den len graad in het
bezit van een prijs kwamen (voor minstens
80 proent van het maximum een len prijs,
voor 70 procent een 2en, en voor 60 procent
een 3en). O. Brink van O. S. S. werd kam
pioen met flinken voorsprong op zijn mede
dingers. Van dezen jongen turner is zeker
nog meer te verwachten.
Het zelfde kunnen wij zeggen van den win
naar in den 2en graad, J. Verkes van Concor
dia. Deze won tevens den eenigsten Jen prijs
van den geheelen wedstrijd. Van de 20 deel
nemers werden er 18 bekroond.
De 3e graad telde verschillende deelnemers
die n. o. m. in den 2en graad hadden moeten
uitkomen. Evenals bii de dames konden hier
velen, n.l. 11 van de 34 deelnemers, 't niet tot
een prijs brengen wegens gebrek aan wed
strijd-routine. No. 1 werd C. Pater van Con
cordia.
De jury bestond geheel uit personen buiten
K. T. K.-verbond.
De wedstrijden verliepen vlot. Evenals bij
de dames mocht elke oefening vrijwel steeds
slechts één maal worden uitgevoerd, wat ons
niet juist lijkt.
Prijzen werden behaald door O. S. S.
(Zandvoort) 7. Concordia (Haarleml 7. Turn
lust (Beverwijk) 9, Bloemendaalsche Gymn.
Ver. 3, Turnlust (Haarlem) 3. T. V. SantDoort
6, S. S. H. (Velsen-Noord) 3. Gratia-Plato
(IJmuiden-Oost) 3, Olympia (IJmuiden) 5,
en T. V. IJmuiden 1.
Van de 76 geldig ingeschrevenen waren er
61 opgekomen.
Na afloop van den wedstrijd deed de kring
voorzitter, de heer J. Hon, een dringend be
roep mede te werken tot afdoening van de
eere-schuld jegens het Zuiderkwartier betref
fende het houden van den a.s. wedstriid te
gen dien kring. Een woord van hulde bracht
de heer Hop aan den heer Koovmans Sr., die
met zijn zoon in den wedstrijd uitkwam en
die niettegenstaande zijn ouderdom een prijs
wist te winnen.
De uitslagen luiden:
le graad: 1. D. Brink, O. S. S. 47 1/2 p., 2.
J. Sauer. T. V. IJ. 43 n.. 3. L. Visscher Turn
lust B. 42 1/2 p., 4. C. Dingier, Turnlust B.
42 p.
2e graad. 1. J. Verkes. Concordia 48 1/2 p.,
2. J. Brink, O. S. S. 46 1/2 p.. 3. M. Koovmans
Concordia en F. v. d. Wel, Turnlust B. 46 p.,
4. P. Olthoff, Turnlust B. en C. G. Tabak,
idem 45 p.
3e graad. 1. C. Pater, Concordia 47 p., 2. F,
v. Esschen. T. V. S. 46 1/2 p„ 3. J. Mol, T. V.
5. 45 p., 4. P. Heiligers, Gratia-Plato 44 1/2
punt
KEGELEN
PERSOONLIJK KAMPIOENSCHAP H.K.B.
1931.
Deze wedstrijd wordt gespeeld op de banen
A, B, C, D, en E en wel 10 worpen op iedere
nlank, dus 50 worpen, op de Zaterdagen 7 en
14 November en de Zondagen 8 en 15 Novem
ber.
Toegevoegd zijn eenige vrijebaan wedstrij
den.
De prijsuitreiking zal plaats hebben op een
nog nader bekend tc maken dag.