1
VOOR DE KINDEREN
BINNENLAND
Een Jachtavontuur.
HET NIEUWE DAGBLAD
WOENSDAG 4 NOVEMBER 1931 I
TWEEDE KAMER.
3 November.
Ds. Faber geïnstalleerd.
De algcmeene beschouwingen
geopend. Een vroeg einde
op den eersten discussiedag.
salaris of erfenis?
"Vandaag is de opvolger van den lieer
üKLeerekooper, Ds, Faber geïnstalleerd. Op
vallend was daarbij, dat Ds. Faber den eed
aflegde, hoewel tot dusver de sociaal-demo
eraten steeds de belofte hebben afgelegd.
Ds. Faber as na zijn installatie met de Kamel
en de wegens de alge mienee beschouwingen
op de iStaatsbegrooting vrijwel volledig aan
wezige regeering, gaan kennismaken. Vooral
de begroeting door minister Deckers was zeel-
hartelijk.
Nu Ds. Lingbeek ontslag gaat nemen als
Kamerlid zorgt Ds. Faber er voor, dat het
contingent dominees op peil blijft.
Vandaag zijn de algemeene beschouwingen
op de Staatsbegrooting aangevangen. De
eenige spreker van eenige beteökeniis was de
heer Albarda. Na hem nog de politieke een
lingen Braat en Vos. En toen bleek, dat de
andere sprekers eerst hadden willen afwach
ten, wat de andere sprekers hadden willen
zeggen. Faute de combattans sloot de pre
sident reeds te kwart over 4 de vergadering.
In de hoop, dat morgen de storm der wel
sprekendheid wat vlotter vloeien zal.
De heer Albarda heeft vooral zijn aandacnt
gegeven aan de begroeting. Minder ai
vormde deze zijn begin aan de vragen
naar socialisme of kapitalisme, nu daar
over reeds bij de interpellatie-v. d. Tempel
het noodige van gezegd. Wanneer de Memorie
van Antwoord op de menschelijke zonde wees
als de eeTste oorzaak van de maatschappelijke
ellende, dan merkte de heer Alberda op, dat
deze zonden toch wel het allermeest begaan
waren door de heerschende klasse 'aller lan
den. Wanneer die memorie ook „de mi<Je
loten" van het kapitalisme wilde afsnijden,
dan geloofde de heer Albarda dat daarvan
zonder opheffing van het privaat bezit nooit
met succes sprake zal kunnen zijn. Hij er
kende, dat het kapitalisme gevolg is van een
historisch groei-proces, maar dat dit toch
nooit de eisch zal kunnen wegnemen, wanneer
noodig, daarmede te breken. Aan de slavernij
is toch ook op eens een eind gemaakt.
De heer Albarda nam overal strijd tegen
het kapitalisme waar. Bij fascisten en com
munisten. En hij betoogde ook dat de R.K.
Kerk daarom alleen haar vat op de arbeiders
behield, omdat in de encyclieken harde en
vernietigende waarheden over het kapitalisme
worden gezegd. Dat op het oogenblik. het
kapitalisme nog leeft, zei de heer Albarda,
was te danken aan het feit, dat t door de
machtsmiddelen van den Staat wordt ge
steund.
De heer Albarda bet-oogde voorts, dat de
regeering zich nog steeds geen rekenschap
geeft van de gevolgen der crisis. Van loons
verlaging wenscht de heer Albarda niet te
hooren. De R.K. fractie verweet hij, dat zij,
door haar steun aan de regeering, deze den
moed heeft gegeven om de mogelijkheid van
loonsverlaging niet uit te sluiten. Maar
aldus de s:d.-leider de arbeiders verdragen
de armoede niet meer. Ten hoogste zullen
zij iets willen overwegen, als de boeken open
gaan en de noodzakelijkheid dér loonsverla
ging bewezen wordt.
Wat 'de ambtenaarssalarissen betreft
ook de korting daarop, heeft de instem
ming van de sociaal-democraten niet. Den
financieelen toestand van de begrooting ziet
ook de heer Albarda ais niet rooskleurig. Maar
in ons land is hij toch minder ellendig dan
elders. Voor inflatie behoeft naar zijn in
zicht geen reden te zijn. Hij waarschuwde
de regeering dan ook zeer, met het gevaar
voor inflatie niet alteveel te schermen. Daar
van iis vroeger de heer Albarda bedoelde
natuurlijk door de regeering-Colijin te veel
misbruik gemaakt, om thans te kunnen in
slaan.
De heer Albarda wil alle krachten inspan
nen om de begroeting sluitend te krijgen.
Maar dat zijne middelen anders zijn. dan
die der regeering zal ieder wel willen aanne
men. Ook de leider der soc.-dem, fractie is
van meenhig, dat de aspecten er voor de be
grooting niet schooner op geworden zijn in
den loop der laatste maanden.
Bezwaren heef t de heer Albarda ook tegen
de vermindering van de storting in het In-
validiteitsfonds. Wanneer er in dat fonds een
surplus is, dan moet dit, naar de meening
van den heer Albarda, worden besteed voor
den uitbouw van de sociale verzekering, b.v.
om de ondernemers met kleine inkomens
van premiebetaling vrij te stellen. Groot be
zwaar heeft de heer Albarda tegen de ver
mindering van de uitkeering aan de gemeen
ten uit het gemeentefonds, betreffende de
ambtenaarssalarissen.
In dit verband wees de heer Albarda ook
op den invloed, die de regeering wil krijgen
op de begrooting van gemeenten met drin
gende behoefte aan kasgeld. Hij noemde dat
een „Hetze" tegen de gemeenten, een „Hetze"
tegen de sociale politiek der gemeenten, een
„Hetze" tegen de sociale politiek van demo-
era tisclie gemeenten, die verhinderd zouden
worden te leenen voor sociale doeleinden. Hij
verwachtte daarvan groote verbittering en
gerechtvaardigde Verbittering.
Gelijk gezegd- de heer Albarda wenscht
een ander begrootingsplan uitgevoerd te zien.
Bestaande uit:
a. het krachtiger dan wordt voorgesteld,
aanwenden van de overschotten op vorige
dienstjaren;
b. het besnoeien van de totale defensie
uitgaven met 25 pet. en
c. het heffen van een tijdelijke crisisbelas
ting op de gelijk gebleven inkomens en op de
vermogens.
Wat de defensie betreft, achtte hij het noo
dig, teneinde de wereld van het oogenblik te
redden, dat wordt afgezien van de uitgaven
voor defensie. Hij geloofde ook, dat het mili
tairisme de volken wordt opgedrongen.
De heer Albarda eindigde met een motie
voor te stellen, waarin om 25 pet. korting op
de defensieuitgaven werd gevraagd.
De heeren Braat en Vos (de laatste sprak
al heel kort) hebben de malaise (de heer
Braat sprak van „milaise") in haar werking
voor -handel, landbouw en scheepvaart ge
schetst. De heer Braat zag daarmede in ver
band ook den nood van de staatsbegroo
ting. Welnu, daaraan moest iets gedaan wor
den. Niet door een benzine-belastin-g. Die
voor het bedrijfsleven zeer nadeelig zou
zijn. Maar allereerst door aanmerkelijke be
zuinigingen. op de salarislasten en op de on
onderwijs uitgaven.
De salarissen der ambtenaren dat is
's heeren Braat's nachtmerrie. Waarom, zoo
riep hij uit, ontslaat de regeering niet alle
ambtenaren? Er zijn er genoeg, die voor de
helft van het geld willen werken. Daar heb
je bijvoorbeeld de heer Braat werd tegen
Kamerusance in persoonlijk den griffier en
de commiezen-griffier. Die genieten geen
salaris, wat die per jaar krijgen is een
erfenis! (Groote hilariteit)
Wanneer de heer Braat verzet aanteekende
tegen cumulatie van inkomens en pensioe
nen uit de publieke kas, dan maakte hij be
zwaar tegen dingen, die somtijds heel scherp
onwensehelijk zijn. W ij worden natuurlijk
niet persoonlijk. Maar deze cumulaties be
treffen gewoonlijk Kamerleden, En nu is het
eerste woord om hier iets te doen aan de Ka
mer zelf. De regeering deed enkele jaren ge
leden een poging, die door de Kamer, dewelke
zich daarbij om Mr. Troelstra schaarde, werd
afgewezen voor de zittende Kamerleden, De
regeering kan dus thans niet het eerste
woord meer spreken
Morgen gaan de sluizen der welsprekend
heid waarschijnlijk wel weer open.
INTIMUS.
DE WINNAAR VAN DEN
WEDSTRIJD WELSPREKEND
HEID.
•N HALF JAAR STUDIE IN AMERIKA
AANGEBODEN.
Onze jeugdige stadgenoot Henri van Hoof,
de 17-jarige leerling v-an het R.K. Lyceum,
die te Washington verleden week -de eerste
prijs in den Internationalen wedstrijd in wel
sprekendheid heeft gewonnen. heeft een
waarlijk zeer vereerend aanbod gekregen in
Amerika. Het Institute of International
Oratorical Contest, dat de wedstrijden orga
niseerde, heeft hem uitgenoodigd om als gast
o-edurende een half jaar de colleges aan de
Universiteit te Washington te komen volgen.
De Nederlandsche gezant te Washting-ton, de
heer Van Roy en heeft de uitnoodiging naar
Henri's oudei-s te Haarlem getelegrafeerd en
Henri zelf liet een telegram volgen: „Ant
woordt Ja".
Na rijp beraad hebben de ouders dit ant
woord gegeven. Hun zoon blijft dus voor-
loopig in Amerika.
Henri heeft intusschen iets van do Vereemg-
de Staten gezien en dat op Am-erikaansche
wijze. Met oen vliegtuig is hij. naar hij aan
zijn moeder schreef, naar -de Ni-agara-water-
val gewees-t en natuurlijk logeert hij in
het grootste hotel ter wereld!
Iedere pagina van dit blad is
interessant
En zoo blijft het!
DE DRUKWERKEN UIT NEGEN
BUSSEN WEG.
BUIT VAN DE POSTROOVERS TE
AMSTERDAM.
Over den diefstal van een postauto te
Amsterdam weet het Handelsblad nog te
melden, dat gestolen is in de eerste plaats
een zak, waarin de drukwerken van 9 te
voren gelichte bussen verzameld waren. Wie
dus tusschen ongeveer 15 uur 15 en 18 uur 30
in die bussen drukwerken heeft geworpen,
weet dat ze in verkeerde handen zijn geko
men. Bovendien is gestolen een zak met
brieven, afkomstig uit de bus vóór het bij
kantoor in de Hobbemastraat tegenover het
Parkhotel. Ook deze brieven zijn tusschen
pl.m. 1,.15 en 18.30 gepost.
Het eenige spoor, dat men heeft zijn vin
gerafdrukken op den postauto.
Duitschland's laatste driedekker na den oorlog werden driedekkers niet meer ge
bouwd stortte bij Osnabrück op een sportfeest neer, en werd geheel vernield.
Deze vernielde „Richthofen—Staffel", had boven het Noord-Fransche front nog dienst
gedaan. Een roemloos einde van een veteraan dus
VEERTIG SCHEPEN OPGELEGD TE
AMSTERDAM.
Óp 1 Novembzer waren te Amsterdam op
gelegd 40 zeeschepen waarvan drie van
buitenlandsche nationaliteit. 33 schepen be-
hooren te Amsterdam thuis, twee te Rotter
dam en twee in Den Haag.
OOK TE GRONINGEN BLIJFT DE
GEHUWDE AMBTENARES.
GRONINGEN, 3 November (V.D.) In den
Groningschen gemeenteraad is gisteravond
verworpen het amendement van het desbe
treffend artikel in het ambtenarenreglement
strekkende om de gehuwde am'benar essen te
ontslaan.
Evenals Den Haag behoudit Groningen dus
zijn gehuwde ambtenaressen,
STEEDS GROOTER EXPORTBEPERKING
IN FRANKRIJK
Naar de Tel. uit Parijs verneemt zal in
Frankrijk een wetsontwerp worden inge
diend tot verhooging van het invoerrecht op
schoenen. Ook Nederland speelt bij den
schoenenimport in Frankrijk een niet onbe
langrijke rol.
Den bloemenkweekers is bovendien een
contingenteering van den invoer van afge
sneden bloemen toegezegd.
HAARLEMSCHE REIZIGER
GEARRESTEERD.
ƒ5000.— VAN EEN BENZINE MAATSCHAPPIJ
VERDUISTERD.
Op verzoek van de Haarlemsche politie is
te Amsterdam gearresteerd een te Haarlem
wonende reiziger van een benzinemaatschap
pij, De reiziger wordt verdacht in den loop
van een aantal jaren ten nadeele van deze
maatschappij een bedrag van f 5000 te heb
ben verduisterd. Hij ontkent het hem ten
laste gelegde.
VIER MENSCHEN GEWOND BIJ EEN
AANRIJDING
Te Delft is een moeder met haar kind op
de fiets door een motorrijder met zijn echt-
genoote op de duo aangereden. Alle vier wer
den gewond de wi^lrij dster zwaar.
EEN VORSTELIJK HUWELIJK.
Nizam van Hyderabad.
EN DOCHTER VAN EX-KALIEF.
Reuter meldt, dat de Nizam van Hydera
bad zijn toestemming heeft gegeven voor het -
huwelijk van den troonopvolger van Hydera
bad met een dochter van den ex-kalief. De
plechtigheid zal eind November te Nice
plaatsvinden.
De ex-kalief is Abdoel Medzjid, een neef
van den laatsten sultan van Turkije. Hij
werd in 1922 door de nationale vergadering
te Ankara tot kalief uitgeroepen, doch m
1924 afgezet.
HET MODERNE DAGBLAD
is eén der peilers van
i het maatschappelijke leven.
,HET NIEUWE DAGBLAD"'
is een peiler voor Umuiden,
Velsen, Beverwijk en om
liggende gebieden,
OMDAT HET DE BELANGEN VAN
UW STREEK IN DEN BREEDSTEN ZIN
ZAL BEHARTIGEN.
De familie Benders bestond uit Va
der, Moeder en vier kinderen. Behal
ve de ouders, die van Hollandschen
oorsprong' waren, waren ze allen in
Amerika geboren. Allemaal in het
zelfde groote landhuis, dat midden
tusschen de uitgestrekte stukken
ontgonnen land gelegen was. Jaren
terug was Jan Benders met zijn jon
ge vrouw naar Amerika getrokken.
Zij hadden een z-waren strijd gehad
in het begin. Jan bouwde een kleine
stevige blokhut midden in de breede
en toen nog woeste vlakte, welke
hij van plan was te ontginnen. Stuk
je voor stukje had hij bouwland op
de on-ontgonnen en dichtbegroeide
natuur Veroverd. Zijn vrouw had
hard meegewerkt de eerste twee ja
ren. Daarna was de eerste knecht in
dienst genomen. Zoetjes-aan was
Benders graan-ondernemhig in
grootte en bloei toegenomen. Bij de
uitbreiding van het gezin, kwamen
er ook nieuwe knechts en meiden bij
werden de verschillende kleinere
woningen ontruimd en bouwde men
het groote landhuis, waarin de fa
milie nu huisde. Om het landhuis
verrezen stallen en nieuwe, mo
dernere verblijfplaatsen voor het
personeel. Schuren werden opge
trokken en een groote graan-pelmo-
werd opgesteld. Nu was Benders
ontginning een ideaal hoeve, met
honderden hectares grond en dui
zenden stuks vee. Hij gold voor een
van de rij leste bezitters uit de Ame-
rikaansche staten. Nog werd er hard
gewerkt op de hoeve, maar Benders,
die intusschen een dagje ouder ge
worden was, moest zijn hoofd te veel
aan de algemeene gang van zaken
5vijde&, dm dal Veel kil
den-arbeid verrichten kon. De ge-
heele dang werd in beslag genomen
met het besturen en controleeren
van zijn uitgestrekt goed.
De kinderen hadden echte Hol-
landsche namen. De oudste jongen,
een stevige stoere knaap van veer
tien jaar, heette Kees. Dan volgde
Anna, die tien jaar oud was, dan
Marie, die. juist acht was geweest en
de jongste van de vier, die naar zijn
Vader Jan genoemd was, telde drie
zomers.
Het spreekt vanzelf, dat Kees, die
een heel andere opvoeding genoten
had, dan de meeste jongens van zijn
leeftijd, de on-ontbeerlijke school
kennis hadden eerst zijn vader en
moeder en later de huis-onderwijzer
hem bijgebracht, het spreekt van
zelf, dat Kees net zoo goed paard
reed als een van de oudere man
nen. In het lassowerpen was hij een
baas en zijn schot was bijna even
onfeilbaar als dat van zijn Vader,
iets waar en Vader en zoon niet wei
nig trotseh op waren.
Toen de jongen dien morgen zijn
snelle roodbruine vos besteeg en met
het geweer dwars over den rug weg'
galopeerde, was er dan ook niemand
die zich een oogenblik er over ver
baasde. De knechts en meiden en
cowboy's welke hij tegenkwam, riep
hij een daverenden en vroolijken
groet toe, die even luid en hartelijk
beantwoord werd. Natuurlijk had hij
thuis verteld,, dat hij op jacht zou
gaan en eerst tegen het donker thuis
zou komen.
Heb je het aan Mister Boyle ge
vraagd? vroeg zijn vader. Mister
Boyle was de huis-onderwijzer, die
behalve de kinderen Benders, ook
nog aan een twaalftal jongens en
meisjes van de knechts der boerderij
les gaf. Kees kon het met zijn
leeraar best vinden en mijnheer
Boyle met Kees. Hij hield van den
grooten en sterken knaap, die vlug
en goed leerde.
Ja Vader, zei Kees, Mister
Boyle vond het goed.
Dan vind ik het ook best, brom
de Benders, dat wil zeggen, zoo
viel hij zichzelf in de rede, als je
moeder het ook goed vindt natuur
lijk. Wat denk je ervan vrouw?
Als hij met donker weer thuis
is, heb ik er niets tegen, zei vrouw
Benders. Toch kon ze niet nalaten,
haar oudste in de gang even apart
te nemen en hem te vragen: Zul
je voorzichtig zijn Kees?
Kees, die bijna een hoofd boven
zijn moedertje uitstak, sloeg zijn
sterke armen om haar heen en gaf
haar een kus, dat het klapte.
Maak je maar niet bezorgd
hoor, Moedertje. Ik beloof je goed
te zullen uitkijken. Maar ik ga op
Springer, mijn eigen paard en mijn
geladen buks hangt op mijn rug.
Werkelijk in jouw eigen trouwe
schoot, sou ik niet v^uiger tonaaen
SS8)
Zij vleide zich eens tegen hem aan.
en zei nog eens: Als je maar goed
op jezelf past jongen.
Dat beloof ik je Moedertjelief,
fluisterde Kees haar in het oor en
hij bezegelde zijn belofte met een
fennen jongenszoen
Vroolijk reed Kees Benders op
Springer, de roodbruine vos, de
landerijen af, om den weg in te slaan
naar de donkere rotsen en het ge
bergte aan de andere zijde van de
vlakte.
Waarlijk, zooals hij daar heen
reed, zou men hem nooit voor een
jongen van veertien jaren gehou
den hebben. Zijn gestalte zou een
vreemdeling hebben doen vermoe
den, dat hij toch minstens zeventien
jaar oud moest zijn. Met een ver
wonderlijk gemak bestuurde hij het
fiere paard, waarmee hij als het
ware een geheel vormde.
Plotseling hield hij Springer in
en gleed snel uit den zadel. Zijn ge
oefende oogen hadden een dieren
spoor ontdekt op den bodem. Hij
knielde bij de afdrukken heer en
mompelde: Is dat even een bui
tenkansje, het spoor van een zwarte
beer. Zou liet een oude of een jonge
zijn? Hoe groot zou hij wezen?
Toen bedacht hij zich met een ze
kere spijt en wrevel, dat hij zijn Va
der beloofd had, zich voorloopig met
geen al te groot wild bezig te hou
den. De gedachte echter aian de
triompli die hij smaken zou, wan
neer hij met een zwartebeer voor op
het zadel over het landgoed zou ge
reden komen, deed hem die belofte
wel niet geheel en al vergeten, maar
hij wierp het met zijn geweten toch
op een accoordje.
Hoe lang was het eigenlijk al ge
leden, dat Vader hem die belofte
had laten doen. Twee of drie jaar
zeker. Toen was hij nog pas twaalf
jaar oud geweest. Nou ja, geen won
der, dat Vader het toen noodig ge
oordeeld had. Nu was hij echter
weer een heel eind verder. Ouder,
grooter en sterker. Als Vader er nu
bij geweest was, zou hij hem mis
schien zelf van die belofte ontheven
hebben. Wat zou hij doen? Als hij
deze kans onbenut voobij zou laten
gaan, dan kon het wel een jaar du
ren, voor hij weer eens op het spoor,
het versche spoor, van een zwarte
beer stooten zou. Enkom zoo
gevaarlijk was het toch niet. Als het
nu nog een groote grijze beer ge
weest was! Hij zou het dier opsporen
besloot hij dan en .alleen schieten,
wsjftoear kern eender voer
zichzelven onder schot kon krijgen.
Zoo had hij het met zichzelf op een
accoordje gegooid en Kees besteeg
met een snellen sprong Springer en
begon stapvoets het ondiepe, en
hier en daar vage berenspoor te vol
gen. Het leidde naar een dichtbe
groeid stuk land, waardoor Kees ge
noodzaakt werd van Springer af te
stappen, om het spoor te voet na te
gaan. Behoedzaam en volgens de
regels der kunst, bewoog hij zich
achter het berenspoor aan. Een eind
verder had het dier de begroeide
strook weer verlaten en voerden de
afdrukken van zijn pooten naar de
rotsige basaltbodem van het ge
bergte. Zoodra de beer de rotsen
beklommen had, werd het spoorzoe
ken veel en veel moeilijker, ja bijna
onmogelijk. Want van een voetspoor
was daar natuurlijk geen sprake.
Kees moest geheel afgaan op de en
kele geknakte blaadjes en takjes
van de weinige struiken aan den
rand en toen de begroeiing heele-
maal ophield, had hij niets anders
dan de losgeraakte steentjes en
kleine kluitjes mos om uit te maken
waar de beer heen gegaan kon zijn.
Dat een dergelijke achtervolging zeer
tijdroovehd was, behoeft niet te
worden gezegd. Hoe rotsachtiger de
omgeving werd, hoe voorzichtiger en
langzamer de jonge jager bewoog.
Achter ieder vooruitstekend rotsblok
immers kon de prooi verscholen zit
ten? Centimeter voor centimeter
bracht Kees telkenmalezijn hoofd
om een der rotsen, om weer wat
verder vooruit te kunnen zien. Hij
was juist voornemens de achtervol
ging mismoedig op te geven, toen
hij tusschen twee rotsen door iets
glimmends en zwarts zag bewegen.
Dat moest de beer zijn, dat kon niet
anders. Kees viel op een knie en
bracht zijn buks in den aanslag. Het
zou een moeilijk schot worden, dat
wist hij al. Zijn positie liet hem niet
toe, iets meer van de zwarte huid te
zien, dan een der zij flanken. Zou hij
niet beter doen, nog wat dichterbij
te komen, tot hij een beter en zeker
der schot kon wagen? Maar als het
'dier hem bemerken zou, ging het
vast en zeker op den loop en dan
was er in deze omgeving geen schijn
tje van een kans, dat de jager hem
zou kunnen achterhalen. Weer be
woog de glimmende zwarte huid. Als
hij nog lang wachtte, zou de kans
verkeken zijn! Kees' rechterwang
gleed aan de kolf van zijn wapen en
vlak daarop weerklonk een schot,
dat duizendvoudig', weerkaatst werd..
Fe-ü njjailüh an jjepfó» *9g-
wees, dat. de beer zeker niet doode-
lijk getroffen was. Nu kon Kees hem
duidelijk en heelemaal aanschouwen
want in vechthouding had de beer
zich op de achterpooten verheven
en speurde in het rond. Het kan niet
uitblijven, of hij moest Kees ontdek
ken. Inderdaad, woedend snuivend
en grommend kwam het gewonde
dier zwaaiend op hem af. Bijna ver
loor de jager zijn koelbloedigheid.
Gelukkig voor hem echter, wist hij
die spoedig te herwinnen en met
vaste hand vuurde hij het volgende
schot af. Zonder geluid sloeg de beer
voorover op den grond. De spanning
die Kees had doorgemaakt had ten
gevolge, dat Kees een oogenblik een
algeheele verslapping over zich
voelde komen. Hij bleef een oogen
blik in gebukte houding zitten en
liet daarbij het geweer op den grond
zakken. Toen hoorde hij plotseling
achter zich een dof gegrom en op
hetzelfde oogenblik trof hem een
zware berenklauw in den nek. Zoo
hevig was de slag, dat de jager om
tuimelde. Waarschijnlijk en ten
tweede male tot zijn geluk, want
daardoor stoof het mannetje van de
gedoode berin in zijn vaart een eind
langs hem heen. Door de val was
Kees zijn vuurwapen kwijtgeraakt...
Voordat de beer weer naar hem
toe had kunnen komen, was Kees
opgesprongen en nu ontstond er een
wilde jacht tusschen de rotsen. Het
gevaarlijke van Kees' situatie was,
dat de jongen zich duizelig voelde
van de klap die beeroom hem gege
ven had. Als hij zich niet wist te be-
heerschen zou het zijn leven kunnen
kosten. Een misstap en hij zou langs
de steile en met rotsblokken be
zaaide helling naar beneden vallen
Met de kracht en de wil der wan
hoop vluchtte Kees langs de rots
blokken. Nu weer eens omlaag, dan
weer omhoog' klauterend. Hardnek
kig bleef de beer hem volgen. Hot
beest kwam veel sneller en zekerder
op de rotsen vooruit en zoo moest
Kees telkens alle mogelijke listen en
bochten te baat nemen, om hem te
blijven ontloopen. Lang zou hij het
niet meer kunnen volhouden
In zijn verwarring liep Kees een
vooruitstekende rots op en ontdekte
te laat, dat van terugkeeren nu geen
sprake meer kon zijn. Het was of de
beer daar ook zeker van was. Toen
hij Kees als in een fuik gevangen
wist, bleef hij even staan en be
trad toen voetje voor voetje het
lange en ver vooruitstekende rotsge
vaar-te. Verwilderd keek Kees om
zich heen. Voor hem de beer, acuter
en links en rechts van hem een bo-
demlooze afgrond. Hij wist zich
verloren.
Wanhopig zocht hij in zijn gedach
ten naar een uitkomst
Hoe het kwam wist hij niet, maar
opeens moest hij denken aan een
plaat, die thuis in een der kamers
bing. Daar kwam een woedende stier.
op een kleurigen toreador afgerend,
die gewond op den grond lag. Een
tweede stierenvechter trachtte het
beest met zijn rooden mantel af te
leiden. Probeeren! schoot het door
Kees' brein. Als de weerlicht- trok hij
zijn aan flarden gescheurd buis uit
en hield dat voor zich uit, terwijl hij
den beer dan weer eens tegemoet
liep en dan weer terugging. Toen
het beest hem op ongeveer een
meter genaderd was, stond Kees
bijna op het uiterste puntje van het
rotsblok. Al zijn zenuwen waren tot
op het uiterste gespannen. Een dof
gegrom en snel als de wind schoot
de beer op zijn vijand aan. Met een
kreet van spanning sprong Kees
opzij en toen bevond hij zich alleen
op het rotsblokDe beer maak
te een hemelhooge reis naar de rots
blokken beneden,... het hemd.
krampachtig in zijn klauwen ge
klemd.... Met een snik zakte
Kees bewusteloos op den killen grau
wen basaltbodem.
Hij kwam weer" bij in zijn eigen
bed en het eerste wat hij zag, was
de lieve figuur van zijn Moeder, die
over een tafeltje aan het beneden
eind van het ledikant gebogen stond
Moedertje, fluisterde hij zwak.
Met een onderdrukten kreet van
schrik en blijdschap keerde de
vrouw zich om en was in een oog
wenk bij hem. Voorzichtig nam zij
zijn hoofd in haar armen en beduid
de hem, door den vinger op zijn
mond te leggen, dat hij niet spreken
moest. Met een zucht van verlich
ting en veiligheid sloot Kees de
oogen en rustte gelukzalig in de vei
lige moederarmen.
Hoe ernstig ziek hij wel geweest
was, wist hij zelf niet. Ook niet, dat
zijn bewusteloosheid vier dagen ge
duurd had. Eerst den dag na zijn
verdwijnen vond men den armen
jongen met ontbloot bovenlijf op
de rots liggen. Uitgeput- van ver
moeienis en bloedverlies, want de
berenklauw was raker geweest, dan
Kees' in zijn opgewonden toestand
wel had kunnen vermoeden. Toen
Springer alleen naar huis kwam dra
ven, begreep men op de hoeve on
middellijk dat er iets ernstigs ge
beurd moest zijn. Dien zelfden nacht
ging men nog op zoek, geleid door
een koppel honden. Aangezien zij
echter bij den reuk van de twee be
ren, die van Kees verloren, duurde
het een vollen nacht, voordat men
er eindelijk in slaagde, den knaap
op te sporen. Over het breken .dei-
belofte werd niet meer gesproken.
Benders was te gelukkig, dat hij
zijn zoon, zijn trots, had mogen
behouden.
Hoewel Kees in latere jaren nog
dikwijls op jacht ging en daarbij veel
groot wild buit maakte, bekroop
hem toch altijd een vreemd gevoel,
wanneer hij op zijn tochten op het
spoor stootte van de zwarte beers j