Aan den zoom van het oerwoud. Pas Vijftien jaar geleden.... HET NIEUWE DAGBLAD WOENSDAG 18 NOVEMBER 1931 Het werk van Albert Schweitzer in Lambarene. Een ontmoeting met zuster Emmy v. d. Steen Door de vriendelijke bemiddeling van Prof. Dr. G. C. van Walsem, maakten wij een de- zier dagen "kennis met zuster Emma van Steen, die geruimen tijd gewerkt heeft in het wereldberoemde hospitaal van Prof. Dr. Albert Schweitzer, in Lambarene, in het oerwoud van West Equatoriaal Afrika, drie honderd kilometer stroomopwaarts van de Ogowe. Ofschoon velen reeds het een en ander gelezen of gehoord zullen hebben van den wonderbaarlijken mensch Schweitzer en zijn zegenrijken arbeid in het oerwoud, waar een vermoordend klimaat den Europeaan een verblijf van op zijn hoogst drie jaar toestaat, achten wij het toch beter, alvorens wij zuster van Steen laten vertellen, in een inleidend arikel een schets te geven van de persoonlijkheid Schweitzer en van het door hem verrichte werk. De naam Lambarene heeft een bijzondere glans gekregen door den arbeid van den man, die er zijn levenstaak volbrengt. Prof. Albert Schweitzer, Theol. Med. en Phil, doc tor uit Straatsburg in den Elzas. In Lambarene is met een onderbreking van 1917 tot 1924, van 1913 tot den huidigen dag een schier bovenmenschelijke strijd gevoerd tegen ziekte en misère en tegen de vervaarlijke belemmeringen die het oer woud den pionnier in den weg legt. Schweit zer, die het pionierswerk van de medische wetenschap in Lambarene heeft onderno men, gedreven door een ongekende naasten liefde en door een uiterst veelzijdige en diepe kennis mag inderdaad gekenschetst worden, zooals in de voorrede zijner boe ken geschiedt, als één diergenen, wier beeld als een lichtend maar fantastisch ideaal op den achtergrond van een donkere realiteit is komen te staan. Albert Schweitzer is een geleerde van internationale reputatie. Hij is kunstenaar, Bachvertolker en Bachken- ner bij uitnemendheid, hij heeft een hoogst belangrijke uitvinding op het gebied van modernen orgelbouw gedaan, hij is wijsgeer geneesheer, predikant, hij is de organisator en de practicus, die eigenhandig, met be hulp van slechts enkelen een hospitaal bouwde in het oerwoud van Equatoriaal West-Afrika. Albert Schweitzer is het voor beeld van de persoonlijkheid, die bij het le ven reeds een soort van legendarische be roemdheid geniet, een beroemdheid die te merkwaardiger is, omdat de wereld haar in dezen vorm in den regel slechts toekent aan filmhelden en sportkampioenen. In „Aan den zoom van het oerwoud", „Op nieuw naar Lambarene" en „Bouwen in het oerwoud" heeft Schweitzer verteld van zijn nederzetting aan de Ogowe waarvoor hij zijn leerstoel aan de universiteit in Straatsburg, zijn orgels en zijn literairen arbeid verliet, om als gewoon arts de lichamelijke ellende van de inboorlingen in de oerwouden te le nigen. De geldmiddelen voor zijn toekomsti- g.en arbeid vond hij in de opbrengst van zijn in drie talen verschenen boek over Bach en van zijn orgelconcerten. Het stroomgebied van de Ogowe behoort tot de Fransche kolonie Gabon. De Ogowe is een groote rivier 350 K.M. stroomopwaarts bevaarbaar voor groote rivierbooten, daarna slechts geschikt door stroomversnellingen, voor kano's en kleine scheepjes. In de mid den- en bovenloop wisselen wouden en gras vlakten elkander af, de benedenloop bevindt zich in water en oerwoud. De houthandel (okoume en mahonie) is hoofdzaak voor dit gebied. Iets ten Zuiden van den equator ligt Lam barene, het is er dus winter, als het in Euro pa zomer is. De winter is droog, de zomer nat. Het klimaat is er zeer slecht voor den Europeaan. Meestal begint hij na een jaar aan vermoeidheid en bloedarmoede te lijden en na twee a drie jaar is hij voor wezenlijken arbeid niet meer geschikt. Het land is door de overblijfselen van 8 stammen bevolkt. Vroeger waren deze machtig. Alcohol en sla venhandel hebben er echter eeli vreesdijke opruiming onder gehouden. Een feit is het echter, dat de inbooringen nu waarschijnlijk al opgegeten zouden zijn, door de oorlogs zuchtige kannibalen, de Pahouins, als de Europeanen hier niet hadden ingegrepen. Lambarene nu, vormt aan de rivier, de grens tusschen de oude stammen en de kannibalen. De Ogowe, die door de Belgische Kongo- lijn Matadi-Brazzaville, als toegangsweg tot de Midden-Kongo geen beteekenis heeft, is thans alleen van belang als hoofd-verkeers- ader voor het eigen, deels nog onontdekte achterland. Het is natuurlijk niet mogelijk om hier veel 'te vertellen van wat de „Oganga" (fetischman) Schweitzer in Lambarene heeft verricht voor het zieke, zwakke menschdom, lijdende aan huidziekten van allerlei aard, schurft, malaria, dysenterie, slaapziekte, lepra, elephantiasis, hartzieken, etterende beenaandoeningen, krankfeinnig- heid enz. Het werk begon in een tot hospi taal verbouwd kippenhok en de dokter werd reeds spoedig beroemd onder de inboorlin gen door het succesvan een door hem a rimproviste vervaardigde schurftzalf. Vier en een half jaar werkte Prof. Albert Schweitzer in Lambarene. In 1917 keerde hij noodgedwongen terug. In 1913 werd zijn wan kel geworden gezondheid door twee operaties hersteld en door het geven van orgelconcer ten delgde hij de in den oorlog voor zijn arbeid gemaakte schulden. De ooi-log ver woestte overigens ook zijn werk. Toen Schweitzer 'in 1924 zijn ziekenhuis heropende waren de groote bamboehutten, waarin de zwarte patiënten vroeger gehuisvest waren, ingestort. Wie- meer wil weten van den op- en neer gang en den wederopgang van den arbeid in het oerwoud verwijzen wij nogmaals naar Schweitzer's belangwekkende boeken. Tij dens de groote uitbreiding in '25 werkten al drie artsen en twee verpleegsters in Lam barene. In de naherfst van 1925, toen een hevige hongersnood heerschte en een vree- segjjre dysenterie periode uitbrak werd het ziekenhuis naar een plek, drie kilometers stroomopwaarts verplaatst, Enorme moei lijkheden moesten overwonnen worden, al vorens het woud weggekapt, de omringende grond voor bewerking gereed, heb nieuwe ziekenhuis gebouwd was. Wij, rustig werkend in Nederland, zullen ons' moeilijk een juiste voorstelling kunnen maken van de werke lijke beteekenis van de enorme hoeveelhe den werk die de pioniers hebben moeten verzetten, alvorens de eerste zwarte patiën ten in het nieuwe hospitaal hun plaats kon den innemen. Wie Schweitzer leest, wie weet met welke primitieve hulpmiddelen hij als chirurg en als. geneesheer moest arbeiden, begrijpt echter dat het woord bovenmen- schelijk hier geenszins overdreven kan klin ken. Van de vreugde en de dankbaarheid die Schweitzer en zijn helpsters en helpers doorstraald moet hebben toen de wonderlijke kolonie eindelijk kon verhuizen naar een be- liuizinge, die, vergelijkenderwijze overigens slecht, zooveel beter was, dan de oude ba rakken in Lambarene, getuigt wat Schweit zer zelf geschreven heeft: ,,'t Ls reeds avond- als ik .den laatst on tocht onderneem en de laatste patiënten, waar onder de krankzinnigen, naar boven breng, Deze laatslen houden "ziclï zeer rustig. Men heeft -hen verteld, dat. zij in het nieuwe ziekenhuis in Cellen zullen wonen met een houten vloer. Daardoor gelooven ze, naar een paleis verplaatst te worden. In de oei die ze tot nu toe bewoonden, huisden zij op de vochtige aarde. Den eersten .avond in het nieuwe ziekenhuis zal ik nooit vergeten. Van alle vuren en onder alle muskiettenetten van daan klinkt het me tegemoet: „Dit is een goede hut dokter", een -goede hut!" Voor het eerst sinds ik in Afrika werk, zijn mijn zieken menschwaardig gehuisvest." 29 Juli 1928 scheept Dr. Albert Schweitzer zich weer voor Europa in. Alles is nu zoover geregeld, dat hij het -ziekenhuis ©enigen tijd aan zijn helpsters en helpers overlaten kan. Albert Schweitzer laat een kleine georden de wereld van weldaad in het oerwoud ach ter. Heeft het nog zin om te vragen of het goed is wat Schweitzer deed? Er zijn er die gezegd hebben, dat het beter ware wanneer de groote man die drie doc torsbullen bezit, zijn krachten aan de weten schap en de Europeesche cultuur had ge geven. Dat staat nog te bezien. Aan ons is niet het oordeel over de waarde van een heldhaftige daad, vooral niet wanneer deze waarde niet te becijferen is, vooral niet wanneer deze waarde, uiteengeplozen, in-iet onder is te brengen in -die echt wes-tersc'ne instelling die statistiek heet; tegenover het feit trouwens, dat Albert Schweitzer het leed verzacht heeft van honderden „door smart geteekenden" in een gebied waar lichame lijke smart schier nimmer wetenschappelijk gelenigd werd, zinken alle andere argumen ten in het niet. En op dit punt gekomen breken wij af, om morgen iets te vertellen van de jongste prac- tïjk uit Lamberene, de ervaringen van zus ter Emma van Steen. L. A. Kranten- HET WEGENPLAN VAN NOORDHOLLAND. DE AANLEG VAN WEGEN EN DE BESTRIJDING DER WERKLOOSHEID. Aan de Memorie van Antwoord van Ged. Staten op het verslag der afdeelingen van de Provinciale Staten van Noord-Kollend betref fende de begrooting voor 1932 van het We genfonds ont-leenen wij: Het was Gedeputeerden Staten aangenaam te vernemen, dat de wijze, waarop de verbe tering van de wegen in het afgeloopen tijd perk heeft plaats gehad, in het algemeen waardeering vond. Bij de hulde aan den Pro vincialen Waterstaat gebrach'J sluiten zij zich gaarne aan. Het streven van Gedepu teerde Staten, die ook hunnerzijds in een snellen voortgang der werkzaamheden een middel ter bestrijding van de werkloosheid zien, is er op gericht het bestaande tempo te handhaven. De stand van het Wegenfonds is thans: Saldo 31 Dec. 1930 3.336.936.93, inkomsten in 1931 3 626.246.33, totaal f 6.963.183.26. Er is uitgegeven 2.394.701.96, zoodat op 30 Sep tember 1931 een saldo aanwezig was van 4.568.481.30. Hierbij dient in het oog te worden gehou den, dat uit de. middelen van het Wegen fonds een bedrag van rond 3.300.000 is be taald, voor uitgaven waarvoor mag worden geleend. Het saldo van het fonds, dat dus met dit bedrag mag worden verhoogd, be droeg derhalve per 1 October j.l. rond 7.900.000. De begrooting voor 1931 ving aan met een batig saldo van 9.400.000, sloot met een sal do, beschikbaar voor rentegevende belegging van 7.550.000. Zulks wijst op een uitgave boven de Inkomsten van 1.350.000 in feite dus een nadeelig saldo. In dat licht gezien behoeft een geraamd nadeelig saldo van 2.300.000 voor het jaar 1932 geen verwon dering te wekken. Voor spoedige uitvoering staan de navol gende werken op het programma: de weg door de Wijde Wormer; de weg langs de Noordervaart in de Schcr- meer. 2e gedeelte; De weg op den Ringdijk van de Schermeer langs het Noordhollandsch Kanaal tusschen Alkmaar en de Koogervlotbrug; de weg MonnikendamEdam; het gedeelte van den weg door de Zaan streek tusschen de Ham en het station Wor- merveer. Het aanbrengen van verhardingen; op gedeelten van den weg Spaarndam— Buitenhuizen; op den weg tusschen de Nauernasche Vaart en het Guispad; op het Zandpad tusschen Gein en Gaasp en tusschen Ultermeer en 's-Gravelandenz. 8 bruggen in den weg door de Zaanstreek de brug over de Ringvaart van de Haarlem mermeer bij Aalsmeer; de brug over cle Vecht nabij Ui termeer; de G-aasperbrug in het Zandpad en 2 bruggen in den weg Buitenhuizen— Nauerna Naar aanleiding van de opmerking, da- voor den dienst 1932 de storting van het be drag van f 1.000.000, niet noodig zou zijn, wij zen Ged. Staten er op, dat, nu bij besluit der Staten van 2 Juli 1930, de jaarlijksche stor ting van 1.000.000 voor 5 jaar is vastgesteld, daarvan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet dan in de uiterste noodzaak moet worden afgeweken. Dat ook zonder deze storting nog wel eenigen tijd kan wor den doorgewerkt, spreekt van zelf, doch heo. is duidelijk, dat alsdan de geheele in 1930 gemaakte opzet wordt verlaten en het Wegen fonds daardoor tevens een niet onbelangrijk renteverlies zal lijden. Voor den bouw van de brug over de Ring vaart van den Haarlemmermeerpolder bij Schiphol is de beschikking noodig over het voormalige fortterrein en over een gedeelte van het militaire vliegterrein. Daaromtrent zijn onderhandelingen met het Rijk loopende. Deze hebben echter nog niet tot een bevre digend resultaat geleid. Aangezien de verbinding over de Ringvaart van groot belang wordt geacht, is een rege ling getroffen met het bestuur van den Riet- wij keroorderpolder, waardoor binnenkort uiteraard als tijdelijke oplossing ter plaat se een behoorlijke pontverbinding tot stand zal komen. 18 November 1916. Uit Rotterdam wordt aan de Telegraaf' gemeldNaar aanleiding van 'net opbrengen van het Nederlandsche stoomschip Mids- land" naar Zeebrugge ivendden we ons tot de reederij, de Scheepvaart- en Steenkolen Maatschappij, alhier, om nadere inlichtingen. Men deelde ons mededat het s.s. „Midsland" van IJ muiden vertrokken is met een Neder landsche bemanning. Het schip was geladen met stukgoed, waarvan minder dan de helft als contrabande kan worden beschouwd. De ecnige contrabande bestond uit 120 kisten visch en 100 kisten melk. Van de bemanning had men nog geen bericht ontvangen. nip seis t 1916. RADIO-PROGRAMMA FAILLISSEMENTEN. Door dc Arrondissements-Rechtbank te Haarlem zijn de volgende faillissementen uit gesproken op Dinsdag 17 November 1931. 1. H. J. J. van Rooden. handelende onder den naam J. Tushuïzen, koopman en dames- en heerenkleermaker wonende te Heemstede, Binnenweg 199. Curator Mr. Dr. F. A. Bijvoet wonende te Haarlem." 2. P. B. Schelling, bloemistknecht, wonen de te Haarlemmermeer. Alsmeerderdijk 660. Curator Mr. W. G. J. Veenhoven wonende te Haarlem. 3. D. Medema, koopman in meubelen etc., wonende te Oude Wetering. Curator Mr. W. G. J. Veenhoven wonende te Haarlem. 4. J. A. Bronkhorst, bloembollenkweeker, handelende onder de firma J. A. Bronkhorst en Zn., wonende te Heemstede, Schouwbroek- straat 4. Curator Mr. A. Bruch, wonende te Haarlem. 5. II. I-Iuyboom, koopman in groenten, te Haarlem, BysantiumstraatlS Curator Mr. M. van Toulon van der Koog, wonende te Haarlem. 6. L. P. Hoogervorst, arbeider, wonende te Haarlemmermeer, Lisserdijk 143. Curator Mr. Silvain Groen wonende te Haarlem. Rechter-Commissaris in al deze faillisse menten Mr. S. J. Pit: Opgeheven werden de faillissementen we gens gebrek aan actief van: 1. H. J. J. M. Damen wonende te Lisse. Curator Mr. L. V. Hoog, wonende te Haar lem. 2. P. van Leeuwen wonende te Haarlem. Curator Mr. H. O. Drilsma wonende te Haarlem. Geëindigd zijn de faillissementen door het verbindend worden der uitdeelingslijst van: 1. C. Mesman, wonende te Haarlem. Curator Mr. T.A.M.A. van Löben Seis wo nende te Haarlem. 2. A. de Boer, wonende te Heemstede. Curator Mr. C. Blankevoort wonende te Haarlem. 3. D. Vens, wonende te Zaandam. Curator Mr. G. A. Feits wonende te Haar lem. 4. W. Tros, wonende te Haarlemmermeer. Curator Mr. L. U. Rengers Hora Siccama, wonende te Haarlem. DONDERDAG 19 NOVEMBER HILVERSUM, 298 M. Uitsl. AVRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonpl. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonpl. 10.30 Mevr. E. de Vries- Kellerman: „Dolle Jan's droom" van He'ijer- mans. 11.00 Orgelconcert Pierre Palla, Dzjobs Ising (zang). 12,00 Concert door Trio (viool, cello en piano). 2.00 Halfuur voor de Vrouw. 3.00 Knipcursus. 3.45 Gramofoonpl. 4,00 Zie- kenuurtje. 5.00 Russisch Balalaika-Ensemble „De Vijf Schiray". 6.00 Omroeporkest o. 1. v. N. Treep. 6.40 Causerie over Volken-bond en Ontwapening. 7.00 Vervolg orkestconcert. 7.30 Engelschc lés. 8.00 Vervolg concert, o.a. Lust- spiel-Ouverture. Keler-Bela. 8.40 Sportpraat- je H. Hollander. 9.00 Gramofoonpl. 10.00 Vaz Dias. 10.15 Kovacs Lajos en zijn orkest. Re freinzang Bob Scholte. 11.10 Gramofoonpla- ten. HUIZEN, 1875 M. 8.00 KRO. 10.00 NCRV. 11.00—2.00 KRO. 2.00—11.30 NCRV. 8.00 Gramofoonpl. 10.00 Dito. 10,15 Zieken- dienst. 10.45 Gramofoonpl. 11.30 Godsd. half uurtje. 12.15 Concert KRO-orkest o. 1. van J. Gerritsen. 2.00 Handwerkcursusu, 3.00 Vrou wenuurtje. 4.00 Ziekenuurtje. 5.00 Cursus Handenarbeid voor de jeugd. 5.45 Concert. Jans Bierma (zang), F. Eldert Bakker (viool) Tot Vredenburg (piano), 6.45 Knipcursus. 7.00 Vraaghalfuurtje. 7.45 Chr. Persbureau. 8,00 Mej. Mr. G. H. J, v. d. Molen: „Dc ge zindheid der volken". 8.30 Concert Enka's Mannenkoor o.l.v. J. F. v. Zutphen. Chr. Harmonie-Ver. „Excelsior" o. 1. v. Grebel. 9,00 A. J. Drewes: Vader en Moeder. 11.00 Gra mofoonpl. DAVENTRY, 1554.4 M. 10.35 Morgenwijding. 1105 Lezing'. 12.20 Orgelconcert door Reginald Foort. 1.20 Gra mofoonpl. 1.35 Orkestconcert. Onvoltooide Symphonie, Schubert. 2.25 Voor de Scholen. 3,20 Kerkdienst. 4.30 Dansmuziek, Jack Payne en zijn orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten 6.50 Volksliederen uit West-Europa (gramo foonpl.) 7.10, 7.40 en 7,50 Lezingen. 8.20 „The Ridgeway Parade", zang en dans-revue. 9.20 Berichten, 9.40 „What I would do with the world". 10.10 Solistenconcert o.a. uit „Sam son", Handel. 10.50 Kerkdienst. 11.05 Dans muziek. PARIJS, „RADIO-PARIS", 1725 M. 8.05, 12.50, 1.25 Gramofoonpl. 8.20 Vroolijk halfuurtje. 9.05 Radio-tooneel .De passé van G. dc Porto-Riche. 9.50 Gramofoonpl. LANGENBERG, 473 M. 6.25, 7.20, 9.35. 10.35, 11.30 Gramofoonpla- ten. 12.25 Orkestconcert. 4.20 Orkestconcert. 8.05 „Das Hörspiel von der heiligen Elisa beth" van F. J. Weinrich. Muziek G. Kneip. Hierna berichten en tot 11.20 Avondconcert. KALUNDBORG 1153 M. 11.20 Orkestconcert. 3.50 Gramofoonpl. 7.30 Symphonleconcert. O.a, Symphonie D-Dur, Fr. Schubert. 9.55 Moderne Dansmuziek. BRUSSEL 508 en 338. M. 508 M.: 5.20 Orkestconcert. 6,50 Gramoroon platen. 8,20 Orkestconcert. O.a. Ouverture Zampa, Herold en Symphonie in B, Schu mann. 338 M.: 5.20 Orkestconcert. 6.50 Orkcstcon- cert. 8.20 Orkest en solistenconcert. O.a. Ouverture Rosamunde. Schubert. 9.20 Ver volg concert. ROME, 441 M. 8.20 Instrumentaal en vocaal concert, O.a. 5de Symphonie in e-moll, Dvorak. SANTPOORT. BAZAR. Gisteren opende Ds. Beukelaar in „Zomer- lust" den bazar, welke' door de dameskrans „Dorcus" ten bate van kerkelijke doeleinden georganiseerd was. Drie jaar geleden orga niseerde deze dameskrans eveneens een ba zar, die toen een flink bedrag opbracht. En hoewel de tijdsomstandigheden niet gunstig zijn en er bovendien „concurrentie" is, hoopt het comité ook thans weer een mooi batig saldo te mogen noteeren. Vooral op het ge bied van dameshandwerken is er zeer veel moois te bewonderen. Maar ook andere arti kelen worden tot koopen uit en de diverse attracties tot het wagen van een -kansje. ZEESEN 1635 M. 7.20 Populair orkestconcert. 7.50 Causerie. 8.05 Zie Langenberg. 9.2-0 Berichten en hier na tot 11.50 Dansmuziek door Alfred Beres en zijn orkest. Leest U reeds een ochtendblad? Neem er dan HET NIEUWE DAGBLAD als avondblad bij. FEUILLETON Het gesprek tusschen de beide Aziaten scheen niet erg meer te vlotten. Hoeng Tsi Lang sprak nog het meest, éénmaal hoorden de beide Europeanen hen zacht lachen, alsof Lang een grap vertelde. Toen stond Tsi Lang op en ging langs hun tafeltje heen de zaal uit. De gezant bleef al leen. Hij scheen geheel en al in gedachten verzonken te zijn, de amandelvormige mas- keroogen bleven strak gericht op den muur tegenover hem en zoo bleef hij roerloos zit ten tot Lang weer binnen kwam. Hij kon hoogstens twee of drie minuten weg geweest zijn. De beide mannen spraken fluisterend verder. Mensing en Van Buren hadden tel kens de onaangename sensatie dat er naar hen gekeken werd en zij kregen den indruk dat die twee daar over hen spraken. „Wat moeten we nu doen?" vroeg de over ste onzeker. „Niets" antwoordde van Buren, die de si tuatie weer begon te overzien. „Dat ze arg waan tegen ons koesteren is duidelijk. Het eenige wat we doen kunnen, is net te doen alsof we Lang zijn nagereden. Ik zal een bod doen op het porceleinen vaasje uit de Sui-dy nas'tie. Als hij daii thuis komt, zal de bedien de hem vertellen dat wij er geweest' zijn en heni dringend te spreken vroegen, dat klopt tenminste", Dr.' van Buren nam een correspondentie- kaart uit zijn portefeuille en schreef haastig een paar regels, die hij door den kellner liet overhandigen aan het andere tafeltje. De heer Hoeng Tsi Lang excuseerde zich duide lijk hoorbaar bij den gezant en las het briefje Hij schreef er met zijn vulpen enkele regels onder en liet het den kellner terug brengen. „Lees voorfluisterde de -overste. Met een klein, fraai-gesty-leerd hand schrift stond onder van Buren's briefje: De verzamelaar Hoeng Tsi Lang acht zioh gelukkig dat hij in de heeren Dr. van Buren en luitenant-kolonel Mensing zulke groote bewonderaars en vrienden der Chi- neesche kunst heeft ontmoet. Het doet hem oprecht leed hun echter te moeten verklaren, dat zijn verzameling niet te koop is. Wei stelt hij gaarne zijn huis ten allen tijde voor hun belangstellende bezoeken open." Dr. van Buren boog in de richting van het tafeltje der Ohineezen, een buiging die door Hoeng Tsi Lang correct beantwoord werd. „Verder kunnen we niets doen" zei de let terkundige tegen zijn vriend. „Vermoedelijk liggen wc, bij het tweetal daar voor goed uit de gratie. Ik begrijp alleen niet hoe Hoeng Tsi Lang en de gezant zulke goede maatjes ztijn.. „Wel voor den drommel", mopperde de overste. „Ik herinner mij toch héél goed dat de gezant ons gisteravond laat nog vertelde dat hij dien meneer Hoeng Tsi Lang in het geheel niet kende en dat hij alléén zijn naam had hooren noemen en nu zien we hen hier nog geen twaalf uur later tezamen lunchen alsof ze de grootste vrienden zijn. Ik vraag je toch in gemoede af hoe je -dat met zijn ei-gen woorden rijmen moet? Ik voor mij krijg de overtuiging, dat die gezant een aartsleuge naar is, ondanks zijn aristocratisch en hoffe lijk uiterlijk." Dr. van Buren leunde achterover: „Ja jk moet je toestemmen dat ik het zelf óók vreemd vind. En het ellendige er van is, dat deze ontdekking ons geen stap dicher bij onzen verdwenen vriend brengt. Wat kun nen we doen? Ik heb het verduiveld onaan gename gevoel dat we ons in een leelijk wes pennest gewerkt hebben, waar geen uitko men meer aan is." „Was het nu tóch maar een detective roman" mopperde de overste schamper, „daar gaat alles op rolletjes. De held van het verhaal sluit z'n oogen, deduceert en com bineert en doet weer een verrassende ontdek king. Hij krijgt een schot in z'n achterhoofd of zoo en er gaat een nieuw lichtje o-p in de duisternis." „Dat komt omdat zoo'n detective niet denkt, maar de auteur liet al voor 'm. heeft opgelost", lachte van Bifren zuur-zoet. „Tja", zuchtte de overste. „Wij hebben geen auteurs die de zaak al van te voren voor ons hebben opgelost en aan wie we om raad vragen kunnen. En als ze er waren, zouden ze misschien evenmin een gat zien als wij. Verdraaid, van Buren, ik snap er geen draad meer van, ik voel me alleen maar héél erg onzeker en onplezierig, met het vage gevoel dat we, bij al onze goede voornemens en spontane daden, dien armen Frans meer achteruit dan vooruit geholpen hebben". „Kom. kom" zei van Buren bemoedigend. „Niet al te somber, amice. Wie weet of we den Haagschen commissaris van politie toch niet een héél 'belangrijk spoor in handen kun nen geven. Dit feit staat voor ons toch altijd •nog onomstootelijk vast dat Fran-s is opge licht door Hoeng Tsi Lang en in diens auto naar een ons onbekende plaats is vervoerd, maar vermoedelijk naar diens huis. Ik geloof dat we gaan -moesten en onzen trein opzoe kenMaar wacht, pas op, daar komen on ze vrienden aan!" De beide Chineezen waren opgestaan; de kellner kwam met de jassen aangehold uit de garderobe en hielp beide heeren in hun pels. Naar zijn buiging te oordeelen, scheen Hoeng Tsi Lang niet zuinig te zijn op een fooi. De vier heeren groetten elkaar toen de Aziaten passeerden. Even later waren Van Buren en Mensing alleen in de eetzaal ach ter gebleven. „Afrekenen" riep de overste. „Wat nu?" vroeg de taalgeleerde, die den bediende een wenk gaf om hun goed te ha len. „Moeten wij hen volgen?" „Laten we liever dadelijk naar Den Haag gaan en de politie waarschuwen" begon Mensing, die den kellner betaalde. „Eerlijk gezegd: ik heb m'n bekomst van dat detec tive tje-spelen. Het lijkt me beter dat Hij zweeg plotseling, In de deur naar de Hall was een kleine ge daante verschenen in een eenvoudig chauf feursuniform. „Tiën Lung" fluisterde Dr. van Buren. De Chmeesche chauffeur naderde hen, de pet in de hand en maakte een correcte bui ging. „Dr. van Buren?" vroeg hij aan den oud hoofdofficier. „Dat ben ik" zei Van Buren. „Pardon" boog de chauffeur. „Dr. van Bu ren, mijn meester heeft mij gevraagd u te zeggen, dat hij u gaarne over een zeer drin gende kwestie zou willen spreken. Hij ver zoekt u mij te willen volgen, déze plaats was voor een onderhoud als dit minder geschikt. Mag ik u voorgaan?" De beide heeren weken elkaar een oogen- blik aan. „Wij zullen dadelijk bij u zijn in de hall" zei de overste snel. „Wacht u daar op ons". „De heeren kunnen gerust even met elkaar spreken" zei de chauffeur met een bedwon gen glimlach. „Maar ik wil u er nog even op attent -maken, da£ het onderhoud ook geheel in den geest zou zijn van den vriend van mijn meester, die van morgen van uw komst hoor-1- de en u dringend verzoeken laat hem op te zoeken." „Wien bedoel je?" vroeg Mensing verbou wereerd. „Den gezant?" aarzelde Van Buren. „Neenniet Zijn Excellentie Wang Koeang Kei". „Maar wien dan?" drongen beide mannen aan. De chauffeur keek even om zich heen of niemand hem hooren kon, boog zich toen snel voorovzr en zei fluisterend: „Ik meen Mr. Veraart. De politie zoekt hem, niemand mag nog weten waar hij zit. Tenminste voorloo- pig niet," „Wat weet u daarvan?" vroeg Mensing kortaf. „Waar is Mr. Veraart op het oogen- blik? Waar woont hij? En wat heeft hij met jc meester te maken?" „Dat mag ik u niet zeggen, maar mijn mees ter wil het u juist vertellen en verzoekt u mij te volgen naar Mr. Veraart. Bes-preekt u dit even samen. Ik zal op u wachten," De Chinees trok zich terug in de hall. Maar la- bleef zóó staan, dat hij de beide mannen niet uit het oog verloor. „Wat te doen?" vroeg Mensing. „Laten we beginnen met mee te gaan en te zien waar hij ons brengt." „Dat is een gevaarlijk spelletje, amice, maar in ieder geval: ik ben blij dat ik m'n revolver heb meegenomen. Er zit niets anders op. Dezen kerel in handen spelen van de po litie zou ons geen stap verder brengen, want die Chineezen zijn even potdicht als de her metisch gesoldeerde theebussen uit het He- melsche rijk. Daar lekt nooit iets uit. Neen, ik ben het in principe met Je eens: laten we meegaan." „Prachtig" zei Mensing. „Maar één ding, -m'n waarde: we gaan nergens naar binnen geen donkere sloppen of stegen in, alléén begaanbare wegen. En alles te voet. Geen, auto! En hij loopt een meter of 10 voor ons uit." „Enorm" juichte de overste. „Ik begin er plezier in te krijgen. Ik geloof er wel geen steek van en neem ook niet zonder meer aan, dat dit alles op verzoek van Frans gebeurt, maar we kunnen hem rustig door Amsterdam volgen, knappe kerels die óns midden in dc Amstelstad een kopje kleiner maken willen. Neen, daar heb ik m'n vriendje voor bij me in m'n overjas." Ze wenkten den chauffeur. „Goed, we gaan mee" legde Mensing zake lijk uit. „Maar jij loopt steeds een meter of 10 votr ons uit, begrepen? Wij volgen wel. Voorwaarts marsch!" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1931 | | pagina 3