Aan den zoom van het oerwoud.
Pas Vijftien jaar
geleden....
HET NIEUWE DAGBLAD WOENSDAG 18 NOVEMBER 1931
Het werk van Albert Schweitzer in Lambarene.
Een ontmoeting met zuster Emmy v. d. Steen
Door de vriendelijke bemiddeling van Prof.
Dr. G. C. van Walsem, maakten wij een de-
zier dagen "kennis met zuster Emma van
Steen, die geruimen tijd gewerkt heeft in
het wereldberoemde hospitaal van Prof. Dr.
Albert Schweitzer, in Lambarene, in het
oerwoud van West Equatoriaal Afrika, drie
honderd kilometer stroomopwaarts van de
Ogowe.
Ofschoon velen reeds het een en ander
gelezen of gehoord zullen hebben van den
wonderbaarlijken mensch Schweitzer en
zijn zegenrijken arbeid in het oerwoud, waar
een vermoordend klimaat den Europeaan
een verblijf van op zijn hoogst drie jaar
toestaat, achten wij het toch beter, alvorens
wij zuster van Steen laten vertellen, in een
inleidend arikel een schets te geven van
de persoonlijkheid Schweitzer en van het
door hem verrichte werk.
De naam Lambarene heeft een bijzondere
glans gekregen door den arbeid van den
man, die er zijn levenstaak volbrengt. Prof.
Albert Schweitzer, Theol. Med. en Phil, doc
tor uit Straatsburg in den Elzas.
In Lambarene is met een onderbreking
van 1917 tot 1924, van 1913 tot den huidigen
dag een schier bovenmenschelijke strijd
gevoerd tegen ziekte en misère en tegen de
vervaarlijke belemmeringen die het oer
woud den pionnier in den weg legt. Schweit
zer, die het pionierswerk van de medische
wetenschap in Lambarene heeft onderno
men, gedreven door een ongekende naasten
liefde en door een uiterst veelzijdige en
diepe kennis mag inderdaad gekenschetst
worden, zooals in de voorrede zijner boe
ken geschiedt, als één diergenen, wier beeld
als een lichtend maar fantastisch ideaal op
den achtergrond van een donkere realiteit
is komen te staan. Albert Schweitzer is een
geleerde van internationale reputatie. Hij
is kunstenaar, Bachvertolker en Bachken-
ner bij uitnemendheid, hij heeft een hoogst
belangrijke uitvinding op het gebied van
modernen orgelbouw gedaan, hij is wijsgeer
geneesheer, predikant, hij is de organisator
en de practicus, die eigenhandig, met be
hulp van slechts enkelen een hospitaal
bouwde in het oerwoud van Equatoriaal
West-Afrika. Albert Schweitzer is het voor
beeld van de persoonlijkheid, die bij het le
ven reeds een soort van legendarische be
roemdheid geniet, een beroemdheid die te
merkwaardiger is, omdat de wereld haar in
dezen vorm in den regel slechts toekent aan
filmhelden en sportkampioenen.
In „Aan den zoom van het oerwoud", „Op
nieuw naar Lambarene" en „Bouwen in het
oerwoud" heeft Schweitzer verteld van zijn
nederzetting aan de Ogowe waarvoor hij zijn
leerstoel aan de universiteit in Straatsburg,
zijn orgels en zijn literairen arbeid verliet,
om als gewoon arts de lichamelijke ellende
van de inboorlingen in de oerwouden te le
nigen. De geldmiddelen voor zijn toekomsti-
g.en arbeid vond hij in de opbrengst van zijn
in drie talen verschenen boek over Bach en
van zijn orgelconcerten.
Het stroomgebied van de Ogowe behoort
tot de Fransche kolonie Gabon. De Ogowe is
een groote rivier 350 K.M. stroomopwaarts
bevaarbaar voor groote rivierbooten, daarna
slechts geschikt door stroomversnellingen,
voor kano's en kleine scheepjes. In de mid
den- en bovenloop wisselen wouden en gras
vlakten elkander af, de benedenloop bevindt
zich in water en oerwoud. De houthandel
(okoume en mahonie) is hoofdzaak voor dit
gebied.
Iets ten Zuiden van den equator ligt Lam
barene, het is er dus winter, als het in Euro
pa zomer is. De winter is droog, de zomer
nat. Het klimaat is er zeer slecht voor den
Europeaan. Meestal begint hij na een jaar
aan vermoeidheid en bloedarmoede te lijden
en na twee a drie jaar is hij voor wezenlijken
arbeid niet meer geschikt. Het land is door
de overblijfselen van 8 stammen bevolkt.
Vroeger waren deze machtig. Alcohol en sla
venhandel hebben er echter eeli vreesdijke
opruiming onder gehouden. Een feit is het
echter, dat de inbooringen nu waarschijnlijk
al opgegeten zouden zijn, door de oorlogs
zuchtige kannibalen, de Pahouins, als de
Europeanen hier niet hadden ingegrepen.
Lambarene nu, vormt aan de rivier, de grens
tusschen de oude stammen en de kannibalen.
De Ogowe, die door de Belgische Kongo-
lijn Matadi-Brazzaville, als toegangsweg tot
de Midden-Kongo geen beteekenis heeft, is
thans alleen van belang als hoofd-verkeers-
ader voor het eigen, deels nog onontdekte
achterland.
Het is natuurlijk niet mogelijk om hier
veel 'te vertellen van wat de „Oganga"
(fetischman) Schweitzer in Lambarene
heeft verricht voor het zieke, zwakke
menschdom, lijdende aan huidziekten van
allerlei aard, schurft, malaria, dysenterie,
slaapziekte, lepra, elephantiasis, hartzieken,
etterende beenaandoeningen, krankfeinnig-
heid enz. Het werk begon in een tot hospi
taal verbouwd kippenhok en de dokter werd
reeds spoedig beroemd onder de inboorlin
gen door het succesvan een door hem a
rimproviste vervaardigde schurftzalf.
Vier en een half jaar werkte Prof. Albert
Schweitzer in Lambarene. In 1917 keerde hij
noodgedwongen terug. In 1913 werd zijn wan
kel geworden gezondheid door twee operaties
hersteld en door het geven van orgelconcer
ten delgde hij de in den oorlog voor zijn
arbeid gemaakte schulden. De ooi-log ver
woestte overigens ook zijn werk. Toen
Schweitzer 'in 1924 zijn ziekenhuis heropende
waren de groote bamboehutten, waarin de
zwarte patiënten vroeger gehuisvest waren,
ingestort.
Wie- meer wil weten van den op- en neer
gang en den wederopgang van den arbeid
in het oerwoud verwijzen wij nogmaals naar
Schweitzer's belangwekkende boeken. Tij
dens de groote uitbreiding in '25 werkten
al drie artsen en twee verpleegsters in Lam
barene. In de naherfst van 1925, toen een
hevige hongersnood heerschte en een vree-
segjjre dysenterie periode uitbrak werd het
ziekenhuis naar een plek, drie kilometers
stroomopwaarts verplaatst, Enorme moei
lijkheden moesten overwonnen worden, al
vorens het woud weggekapt, de omringende
grond voor bewerking gereed, heb nieuwe
ziekenhuis gebouwd was. Wij, rustig werkend
in Nederland, zullen ons' moeilijk een juiste
voorstelling kunnen maken van de werke
lijke beteekenis van de enorme hoeveelhe
den werk die de pioniers hebben moeten
verzetten, alvorens de eerste zwarte patiën
ten in het nieuwe hospitaal hun plaats kon
den innemen. Wie Schweitzer leest, wie weet
met welke primitieve hulpmiddelen hij als
chirurg en als. geneesheer moest arbeiden,
begrijpt echter dat het woord bovenmen-
schelijk hier geenszins overdreven kan klin
ken. Van de vreugde en de dankbaarheid
die Schweitzer en zijn helpsters en helpers
doorstraald moet hebben toen de wonderlijke
kolonie eindelijk kon verhuizen naar een be-
liuizinge, die, vergelijkenderwijze overigens
slecht, zooveel beter was, dan de oude ba
rakken in Lambarene, getuigt wat Schweit
zer zelf geschreven heeft:
,,'t Ls reeds avond- als ik .den laatst on tocht
onderneem en de laatste patiënten, waar
onder de krankzinnigen, naar boven breng,
Deze laatslen houden "ziclï zeer rustig. Men
heeft -hen verteld, dat. zij in het nieuwe
ziekenhuis in Cellen zullen wonen met een
houten vloer. Daardoor gelooven ze, naar
een paleis verplaatst te worden. In de oei
die ze tot nu toe bewoonden, huisden zij op
de vochtige aarde. Den eersten .avond in het
nieuwe ziekenhuis zal ik nooit vergeten. Van
alle vuren en onder alle muskiettenetten van
daan klinkt het me tegemoet: „Dit is een
goede hut dokter", een -goede hut!" Voor het
eerst sinds ik in Afrika werk, zijn mijn zieken
menschwaardig gehuisvest."
29 Juli 1928 scheept Dr. Albert Schweitzer
zich weer voor Europa in. Alles is nu zoover
geregeld, dat hij het -ziekenhuis ©enigen tijd
aan zijn helpsters en helpers overlaten kan.
Albert Schweitzer laat een kleine georden
de wereld van weldaad in het oerwoud ach
ter. Heeft het nog zin om te vragen of het
goed is wat Schweitzer deed?
Er zijn er die gezegd hebben, dat het beter
ware wanneer de groote man die drie doc
torsbullen bezit, zijn krachten aan de weten
schap en de Europeesche cultuur had ge
geven. Dat staat nog te bezien. Aan ons is
niet het oordeel over de waarde van een
heldhaftige daad, vooral niet wanneer
deze waarde niet te becijferen is, vooral niet
wanneer deze waarde, uiteengeplozen, in-iet
onder is te brengen in -die echt wes-tersc'ne
instelling die statistiek heet; tegenover het
feit trouwens, dat Albert Schweitzer het leed
verzacht heeft van honderden „door smart
geteekenden" in een gebied waar lichame
lijke smart schier nimmer wetenschappelijk
gelenigd werd, zinken alle andere argumen
ten in het niet.
En op dit punt gekomen breken wij af, om
morgen iets te vertellen van de jongste prac-
tïjk uit Lamberene, de ervaringen van zus
ter Emma van Steen.
L. A.
Kranten-
HET WEGENPLAN VAN
NOORDHOLLAND.
DE AANLEG VAN WEGEN EN DE
BESTRIJDING DER WERKLOOSHEID.
Aan de Memorie van Antwoord van Ged.
Staten op het verslag der afdeelingen van de
Provinciale Staten van Noord-Kollend betref
fende de begrooting voor 1932 van het We
genfonds ont-leenen wij:
Het was Gedeputeerden Staten aangenaam
te vernemen, dat de wijze, waarop de verbe
tering van de wegen in het afgeloopen tijd
perk heeft plaats gehad, in het algemeen
waardeering vond. Bij de hulde aan den Pro
vincialen Waterstaat gebrach'J sluiten zij
zich gaarne aan. Het streven van Gedepu
teerde Staten, die ook hunnerzijds in een
snellen voortgang der werkzaamheden een
middel ter bestrijding van de werkloosheid
zien, is er op gericht het bestaande tempo te
handhaven.
De stand van het Wegenfonds is thans:
Saldo 31 Dec. 1930 3.336.936.93, inkomsten
in 1931 3 626.246.33, totaal f 6.963.183.26. Er
is uitgegeven 2.394.701.96, zoodat op 30 Sep
tember 1931 een saldo aanwezig was van
4.568.481.30.
Hierbij dient in het oog te worden gehou
den, dat uit de. middelen van het Wegen
fonds een bedrag van rond 3.300.000 is be
taald, voor uitgaven waarvoor mag worden
geleend. Het saldo van het fonds, dat dus
met dit bedrag mag worden verhoogd, be
droeg derhalve per 1 October j.l. rond
7.900.000.
De begrooting voor 1931 ving aan met een
batig saldo van 9.400.000, sloot met een sal
do, beschikbaar voor rentegevende belegging
van 7.550.000. Zulks wijst op een uitgave
boven de Inkomsten van 1.350.000 in feite
dus een nadeelig saldo. In dat licht gezien
behoeft een geraamd nadeelig saldo van
2.300.000 voor het jaar 1932 geen verwon
dering te wekken.
Voor spoedige uitvoering staan de navol
gende werken op het programma:
de weg door de Wijde Wormer;
de weg langs de Noordervaart in de Schcr-
meer. 2e gedeelte;
De weg op den Ringdijk van de Schermeer
langs het Noordhollandsch Kanaal tusschen
Alkmaar en de Koogervlotbrug;
de weg MonnikendamEdam;
het gedeelte van den weg door de Zaan
streek tusschen de Ham en het station Wor-
merveer.
Het aanbrengen van verhardingen;
op gedeelten van den weg Spaarndam—
Buitenhuizen;
op den weg tusschen de Nauernasche Vaart
en het Guispad;
op het Zandpad tusschen Gein en Gaasp
en tusschen Ultermeer en 's-Gravelandenz.
8 bruggen in den weg door de Zaanstreek
de brug over de Ringvaart van de Haarlem
mermeer bij Aalsmeer;
de brug over cle Vecht nabij Ui termeer;
de G-aasperbrug in het Zandpad en
2 bruggen in den weg Buitenhuizen—
Nauerna
Naar aanleiding van de opmerking, da-
voor den dienst 1932 de storting van het be
drag van f 1.000.000, niet noodig zou zijn, wij
zen Ged. Staten er op, dat, nu bij besluit der
Staten van 2 Juli 1930, de jaarlijksche stor
ting van 1.000.000 voor 5 jaar is vastgesteld,
daarvan naar het oordeel van Gedeputeerde
Staten niet dan in de uiterste noodzaak
moet worden afgeweken. Dat ook zonder
deze storting nog wel eenigen tijd kan wor
den doorgewerkt, spreekt van zelf, doch heo.
is duidelijk, dat alsdan de geheele in 1930
gemaakte opzet wordt verlaten en het Wegen
fonds daardoor tevens een niet onbelangrijk
renteverlies zal lijden.
Voor den bouw van de brug over de Ring
vaart van den Haarlemmermeerpolder bij
Schiphol is de beschikking noodig over het
voormalige fortterrein en over een gedeelte
van het militaire vliegterrein. Daaromtrent
zijn onderhandelingen met het Rijk loopende.
Deze hebben echter nog niet tot een bevre
digend resultaat geleid.
Aangezien de verbinding over de Ringvaart
van groot belang wordt geacht, is een rege
ling getroffen met het bestuur van den Riet-
wij keroorderpolder, waardoor binnenkort
uiteraard als tijdelijke oplossing ter plaat
se een behoorlijke pontverbinding tot stand
zal komen.
18 November 1916.
Uit Rotterdam wordt aan de Telegraaf'
gemeldNaar aanleiding van 'net opbrengen
van het Nederlandsche stoomschip Mids-
land" naar Zeebrugge ivendden we ons tot
de reederij, de Scheepvaart- en Steenkolen
Maatschappij, alhier, om nadere inlichtingen.
Men deelde ons mededat het s.s. „Midsland"
van IJ muiden vertrokken is met een Neder
landsche bemanning. Het schip was geladen
met stukgoed, waarvan minder dan de helft
als contrabande kan worden beschouwd. De
ecnige contrabande bestond uit 120 kisten
visch en 100 kisten melk. Van de bemanning
had men nog geen bericht ontvangen.
nip seis
t 1916.
RADIO-PROGRAMMA
FAILLISSEMENTEN.
Door dc Arrondissements-Rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen uit
gesproken op Dinsdag 17 November 1931.
1. H. J. J. van Rooden. handelende onder
den naam J. Tushuïzen, koopman en dames-
en heerenkleermaker wonende te Heemstede,
Binnenweg 199.
Curator Mr. Dr. F. A. Bijvoet wonende te
Haarlem."
2. P. B. Schelling, bloemistknecht, wonen
de te Haarlemmermeer. Alsmeerderdijk 660.
Curator Mr. W. G. J. Veenhoven wonende
te Haarlem.
3. D. Medema, koopman in meubelen etc.,
wonende te Oude Wetering.
Curator Mr. W. G. J. Veenhoven wonende
te Haarlem.
4. J. A. Bronkhorst, bloembollenkweeker,
handelende onder de firma J. A. Bronkhorst
en Zn., wonende te Heemstede, Schouwbroek-
straat 4.
Curator Mr. A. Bruch, wonende te Haarlem.
5. II. I-Iuyboom, koopman in groenten, te
Haarlem, BysantiumstraatlS
Curator Mr. M. van Toulon van der Koog,
wonende te Haarlem.
6. L. P. Hoogervorst, arbeider, wonende te
Haarlemmermeer, Lisserdijk 143.
Curator Mr. Silvain Groen wonende te
Haarlem.
Rechter-Commissaris in al deze faillisse
menten Mr. S. J. Pit:
Opgeheven werden de faillissementen we
gens gebrek aan actief van:
1. H. J. J. M. Damen wonende te Lisse.
Curator Mr. L. V. Hoog, wonende te Haar
lem.
2. P. van Leeuwen wonende te Haarlem.
Curator Mr. H. O. Drilsma wonende te
Haarlem.
Geëindigd zijn de faillissementen door het
verbindend worden der uitdeelingslijst van:
1. C. Mesman, wonende te Haarlem.
Curator Mr. T.A.M.A. van Löben Seis wo
nende te Haarlem.
2. A. de Boer, wonende te Heemstede.
Curator Mr. C. Blankevoort wonende te
Haarlem.
3. D. Vens, wonende te Zaandam.
Curator Mr. G. A. Feits wonende te Haar
lem.
4. W. Tros, wonende te Haarlemmermeer.
Curator Mr. L. U. Rengers Hora Siccama,
wonende te Haarlem.
DONDERDAG 19 NOVEMBER
HILVERSUM, 298 M.
Uitsl. AVRO-Uitzending.
8.00 Gramofoonpl. 10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonpl. 10.30 Mevr. E. de Vries-
Kellerman: „Dolle Jan's droom" van He'ijer-
mans. 11.00 Orgelconcert Pierre Palla, Dzjobs
Ising (zang). 12,00 Concert door Trio (viool,
cello en piano). 2.00 Halfuur voor de Vrouw.
3.00 Knipcursus. 3.45 Gramofoonpl. 4,00 Zie-
kenuurtje. 5.00 Russisch Balalaika-Ensemble
„De Vijf Schiray". 6.00 Omroeporkest o. 1. v.
N. Treep. 6.40 Causerie over Volken-bond en
Ontwapening. 7.00 Vervolg orkestconcert. 7.30
Engelschc lés. 8.00 Vervolg concert, o.a. Lust-
spiel-Ouverture. Keler-Bela. 8.40 Sportpraat-
je H. Hollander. 9.00 Gramofoonpl. 10.00 Vaz
Dias. 10.15 Kovacs Lajos en zijn orkest. Re
freinzang Bob Scholte. 11.10 Gramofoonpla-
ten.
HUIZEN, 1875 M.
8.00 KRO. 10.00 NCRV. 11.00—2.00
KRO. 2.00—11.30 NCRV.
8.00 Gramofoonpl. 10.00 Dito. 10,15 Zieken-
dienst. 10.45 Gramofoonpl. 11.30 Godsd. half
uurtje. 12.15 Concert KRO-orkest o. 1. van J.
Gerritsen. 2.00 Handwerkcursusu, 3.00 Vrou
wenuurtje. 4.00 Ziekenuurtje. 5.00 Cursus
Handenarbeid voor de jeugd. 5.45 Concert.
Jans Bierma (zang), F. Eldert Bakker (viool)
Tot Vredenburg (piano), 6.45 Knipcursus.
7.00 Vraaghalfuurtje. 7.45 Chr. Persbureau.
8,00 Mej. Mr. G. H. J, v. d. Molen: „Dc ge
zindheid der volken". 8.30 Concert Enka's
Mannenkoor o.l.v. J. F. v. Zutphen. Chr.
Harmonie-Ver. „Excelsior" o. 1. v. Grebel. 9,00
A. J. Drewes: Vader en Moeder. 11.00 Gra
mofoonpl.
DAVENTRY, 1554.4 M.
10.35 Morgenwijding. 1105 Lezing'. 12.20
Orgelconcert door Reginald Foort. 1.20 Gra
mofoonpl. 1.35 Orkestconcert. Onvoltooide
Symphonie, Schubert. 2.25 Voor de Scholen.
3,20 Kerkdienst. 4.30 Dansmuziek, Jack Payne
en zijn orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten
6.50 Volksliederen uit West-Europa (gramo
foonpl.) 7.10, 7.40 en 7,50 Lezingen. 8.20 „The
Ridgeway Parade", zang en dans-revue. 9.20
Berichten, 9.40 „What I would do with the
world". 10.10 Solistenconcert o.a. uit „Sam
son", Handel. 10.50 Kerkdienst. 11.05 Dans
muziek.
PARIJS, „RADIO-PARIS", 1725 M.
8.05, 12.50, 1.25 Gramofoonpl. 8.20 Vroolijk
halfuurtje. 9.05 Radio-tooneel .De passé van
G. dc Porto-Riche. 9.50 Gramofoonpl.
LANGENBERG, 473 M.
6.25, 7.20, 9.35. 10.35, 11.30 Gramofoonpla-
ten. 12.25 Orkestconcert. 4.20 Orkestconcert.
8.05 „Das Hörspiel von der heiligen Elisa
beth" van F. J. Weinrich. Muziek G. Kneip.
Hierna berichten en tot 11.20 Avondconcert.
KALUNDBORG 1153 M.
11.20 Orkestconcert. 3.50 Gramofoonpl. 7.30
Symphonleconcert. O.a, Symphonie D-Dur,
Fr. Schubert. 9.55 Moderne Dansmuziek.
BRUSSEL 508 en 338. M.
508 M.: 5.20 Orkestconcert. 6,50 Gramoroon
platen. 8,20 Orkestconcert. O.a. Ouverture
Zampa, Herold en Symphonie in B, Schu
mann.
338 M.: 5.20 Orkestconcert. 6.50 Orkcstcon-
cert. 8.20 Orkest en solistenconcert. O.a.
Ouverture Rosamunde. Schubert. 9.20 Ver
volg concert.
ROME, 441 M.
8.20 Instrumentaal en vocaal concert, O.a.
5de Symphonie in e-moll, Dvorak.
SANTPOORT.
BAZAR.
Gisteren opende Ds. Beukelaar in „Zomer-
lust" den bazar, welke' door de dameskrans
„Dorcus" ten bate van kerkelijke doeleinden
georganiseerd was. Drie jaar geleden orga
niseerde deze dameskrans eveneens een ba
zar, die toen een flink bedrag opbracht. En
hoewel de tijdsomstandigheden niet gunstig
zijn en er bovendien „concurrentie" is, hoopt
het comité ook thans weer een mooi batig
saldo te mogen noteeren. Vooral op het ge
bied van dameshandwerken is er zeer veel
moois te bewonderen. Maar ook andere arti
kelen worden tot koopen uit en de diverse
attracties tot het wagen van een -kansje.
ZEESEN 1635 M.
7.20 Populair orkestconcert. 7.50 Causerie.
8.05 Zie Langenberg. 9.2-0 Berichten en hier
na tot 11.50 Dansmuziek door Alfred Beres
en zijn orkest.
Leest U reeds een ochtendblad?
Neem er dan
HET NIEUWE DAGBLAD
als avondblad bij.
FEUILLETON
Het gesprek tusschen de beide Aziaten
scheen niet erg meer te vlotten. Hoeng Tsi
Lang sprak nog het meest, éénmaal hoorden
de beide Europeanen hen zacht lachen, alsof
Lang een grap vertelde.
Toen stond Tsi Lang op en ging langs hun
tafeltje heen de zaal uit. De gezant bleef al
leen. Hij scheen geheel en al in gedachten
verzonken te zijn, de amandelvormige mas-
keroogen bleven strak gericht op den muur
tegenover hem en zoo bleef hij roerloos zit
ten tot Lang weer binnen kwam. Hij kon
hoogstens twee of drie minuten weg geweest
zijn. De beide mannen spraken fluisterend
verder. Mensing en Van Buren hadden tel
kens de onaangename sensatie dat er naar
hen gekeken werd en zij kregen den indruk
dat die twee daar over hen spraken.
„Wat moeten we nu doen?" vroeg de over
ste onzeker.
„Niets" antwoordde van Buren, die de si
tuatie weer begon te overzien. „Dat ze arg
waan tegen ons koesteren is duidelijk. Het
eenige wat we doen kunnen, is net te doen
alsof we Lang zijn nagereden. Ik zal een bod
doen op het porceleinen vaasje uit de Sui-dy
nas'tie. Als hij daii thuis komt, zal de bedien
de hem vertellen dat wij er geweest' zijn en
heni dringend te spreken vroegen, dat klopt
tenminste",
Dr.' van Buren nam een correspondentie-
kaart uit zijn portefeuille en schreef haastig
een paar regels, die hij door den kellner liet
overhandigen aan het andere tafeltje. De
heer Hoeng Tsi Lang excuseerde zich duide
lijk hoorbaar bij den gezant en las het briefje
Hij schreef er met zijn vulpen enkele regels
onder en liet het den kellner terug brengen.
„Lees voorfluisterde de -overste.
Met een klein, fraai-gesty-leerd hand
schrift stond onder van Buren's briefje:
De verzamelaar Hoeng Tsi Lang acht
zioh gelukkig dat hij in de heeren Dr. van
Buren en luitenant-kolonel Mensing zulke
groote bewonderaars en vrienden der Chi-
neesche kunst heeft ontmoet. Het doet hem
oprecht leed hun echter te moeten verklaren,
dat zijn verzameling niet te koop is. Wei
stelt hij gaarne zijn huis ten allen tijde voor
hun belangstellende bezoeken open."
Dr. van Buren boog in de richting van het
tafeltje der Ohineezen, een buiging die door
Hoeng Tsi Lang correct beantwoord werd.
„Verder kunnen we niets doen" zei de let
terkundige tegen zijn vriend. „Vermoedelijk
liggen wc, bij het tweetal daar voor goed uit
de gratie. Ik begrijp alleen niet hoe Hoeng
Tsi Lang en de gezant zulke goede maatjes
ztijn..
„Wel voor den drommel", mopperde de
overste. „Ik herinner mij toch héél goed dat
de gezant ons gisteravond laat nog vertelde
dat hij dien meneer Hoeng Tsi Lang in het
geheel niet kende en dat hij alléén zijn naam
had hooren noemen en nu zien we hen hier
nog geen twaalf uur later tezamen lunchen
alsof ze de grootste vrienden zijn. Ik vraag je
toch in gemoede af hoe je -dat met zijn ei-gen
woorden rijmen moet? Ik voor mij krijg de
overtuiging, dat die gezant een aartsleuge
naar is, ondanks zijn aristocratisch en hoffe
lijk uiterlijk."
Dr. van Buren leunde achterover: „Ja jk
moet je toestemmen dat ik het zelf óók
vreemd vind. En het ellendige er van is, dat
deze ontdekking ons geen stap dicher bij
onzen verdwenen vriend brengt. Wat kun
nen we doen? Ik heb het verduiveld onaan
gename gevoel dat we ons in een leelijk wes
pennest gewerkt hebben, waar geen uitko
men meer aan is."
„Was het nu tóch maar een detective
roman" mopperde de overste schamper,
„daar gaat alles op rolletjes. De held van
het verhaal sluit z'n oogen, deduceert en com
bineert en doet weer een verrassende ontdek
king. Hij krijgt een schot in z'n achterhoofd
of zoo en er gaat een nieuw lichtje o-p in de
duisternis."
„Dat komt omdat zoo'n detective niet
denkt, maar de auteur liet al voor 'm. heeft
opgelost", lachte van Bifren zuur-zoet.
„Tja", zuchtte de overste. „Wij hebben
geen auteurs die de zaak al van te voren voor
ons hebben opgelost en aan wie we om raad
vragen kunnen. En als ze er waren, zouden
ze misschien evenmin een gat zien als wij.
Verdraaid, van Buren, ik snap er geen draad
meer van, ik voel me alleen maar héél erg
onzeker en onplezierig, met het vage gevoel
dat we, bij al onze goede voornemens en
spontane daden, dien armen Frans meer
achteruit dan vooruit geholpen hebben".
„Kom. kom" zei van Buren bemoedigend.
„Niet al te somber, amice. Wie weet of we den
Haagschen commissaris van politie toch niet
een héél 'belangrijk spoor in handen kun
nen geven. Dit feit staat voor ons toch altijd
•nog onomstootelijk vast dat Fran-s is opge
licht door Hoeng Tsi Lang en in diens auto
naar een ons onbekende plaats is vervoerd,
maar vermoedelijk naar diens huis. Ik geloof
dat we gaan -moesten en onzen trein opzoe
kenMaar wacht, pas op, daar komen on
ze vrienden aan!"
De beide Chineezen waren opgestaan; de
kellner kwam met de jassen aangehold uit
de garderobe en hielp beide heeren in hun
pels. Naar zijn buiging te oordeelen, scheen
Hoeng Tsi Lang niet zuinig te zijn op een
fooi.
De vier heeren groetten elkaar toen de
Aziaten passeerden. Even later waren Van
Buren en Mensing alleen in de eetzaal ach
ter gebleven.
„Afrekenen" riep de overste.
„Wat nu?" vroeg de taalgeleerde, die den
bediende een wenk gaf om hun goed te ha
len. „Moeten wij hen volgen?"
„Laten we liever dadelijk naar Den Haag
gaan en de politie waarschuwen" begon
Mensing, die den kellner betaalde. „Eerlijk
gezegd: ik heb m'n bekomst van dat detec
tive tje-spelen. Het lijkt me beter dat
Hij zweeg plotseling,
In de deur naar de Hall was een kleine ge
daante verschenen in een eenvoudig chauf
feursuniform.
„Tiën Lung" fluisterde Dr. van Buren.
De Chmeesche chauffeur naderde hen, de
pet in de hand en maakte een correcte bui
ging.
„Dr. van Buren?" vroeg hij aan den oud
hoofdofficier.
„Dat ben ik" zei Van Buren.
„Pardon" boog de chauffeur. „Dr. van Bu
ren, mijn meester heeft mij gevraagd u te
zeggen, dat hij u gaarne over een zeer drin
gende kwestie zou willen spreken. Hij ver
zoekt u mij te willen volgen, déze plaats was
voor een onderhoud als dit minder geschikt.
Mag ik u voorgaan?"
De beide heeren weken elkaar een oogen-
blik aan.
„Wij zullen dadelijk bij u zijn in de hall"
zei de overste snel. „Wacht u daar op ons".
„De heeren kunnen gerust even met elkaar
spreken" zei de chauffeur met een bedwon
gen glimlach. „Maar ik wil u er nog even op
attent -maken, da£ het onderhoud ook geheel
in den geest zou zijn van den vriend van mijn
meester, die van morgen van uw komst hoor-1-
de en u dringend verzoeken laat hem op te
zoeken."
„Wien bedoel je?" vroeg Mensing verbou
wereerd.
„Den gezant?" aarzelde Van Buren.
„Neenniet Zijn Excellentie Wang
Koeang Kei".
„Maar wien dan?" drongen beide mannen
aan.
De chauffeur keek even om zich heen of
niemand hem hooren kon, boog zich toen snel
voorovzr en zei fluisterend: „Ik meen Mr.
Veraart. De politie zoekt hem, niemand mag
nog weten waar hij zit. Tenminste voorloo-
pig niet,"
„Wat weet u daarvan?" vroeg Mensing
kortaf. „Waar is Mr. Veraart op het oogen-
blik? Waar woont hij? En wat heeft hij met
jc meester te maken?"
„Dat mag ik u niet zeggen, maar mijn mees
ter wil het u juist vertellen en verzoekt u mij
te volgen naar Mr. Veraart. Bes-preekt u dit
even samen. Ik zal op u wachten,"
De Chinees trok zich terug in de hall. Maar
la- bleef zóó staan, dat hij de beide mannen
niet uit het oog verloor.
„Wat te doen?" vroeg Mensing.
„Laten we beginnen met mee te gaan en te
zien waar hij ons brengt."
„Dat is een gevaarlijk spelletje, amice,
maar in ieder geval: ik ben blij dat ik m'n
revolver heb meegenomen. Er zit niets anders
op. Dezen kerel in handen spelen van de po
litie zou ons geen stap verder brengen, want
die Chineezen zijn even potdicht als de her
metisch gesoldeerde theebussen uit het He-
melsche rijk. Daar lekt nooit iets uit. Neen, ik
ben het in principe met Je eens: laten we
meegaan."
„Prachtig" zei Mensing. „Maar één ding,
-m'n waarde: we gaan nergens naar binnen
geen donkere sloppen of stegen in, alléén
begaanbare wegen. En alles te voet. Geen,
auto! En hij loopt een meter of 10 voor ons
uit."
„Enorm" juichte de overste. „Ik begin er
plezier in te krijgen. Ik geloof er wel geen
steek van en neem ook niet zonder meer aan,
dat dit alles op verzoek van Frans gebeurt,
maar we kunnen hem rustig door Amsterdam
volgen, knappe kerels die óns midden in dc
Amstelstad een kopje kleiner maken willen.
Neen, daar heb ik m'n vriendje voor bij me in
m'n overjas."
Ze wenkten den chauffeur.
„Goed, we gaan mee" legde Mensing zake
lijk uit. „Maar jij loopt steeds een meter of
10 votr ons uit, begrepen? Wij volgen wel.
Voorwaarts marsch!"
(Wordt vervolgd.)