HET NIEUWE AVONDBLAD
VQDD VELSEN, BEVERWIJK e.Q
Minister Verschuur en IJmuiden.
Visscherij-Snufjes
18e JAARCANC No. 46
ZATERDAG 24 DEC. 1932
UMUIDEP COURANT
ABONNEM ENTEN: per week 10 cents, per maand
40 cents plus cents incasso, per kwartaal ƒ1.20 plus
5 cents incasso, losse nummers 3 cents.
KantoorKennemerlaan 42 - IJmuiden - Telefoon 521
VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE OP ZON- EN FEESTDAGEN.
UITGAVE LOURENS COSTER. MAATSCHAPPIJ VOOR COURANTUITGAVEN EN ALG. DRUKKERIJ N.V.
DIRECTIE: P. W. PEEREBOOM EN ROBERT PEEREBOOM.
ADVERTENTIEN15 regels ƒ0.75. Elke regel meer
15 cent. Bij abonnement belangrijke korting. Advertenties
van Vraag en Aanbod 13 regels 25 cent, elke regel
meer 10 cent. Ingezonden rnededeelingen dubbele prijs.
De Siierenvechtster.
In een vorig nummer kwam het volgende
bericht voor:
„MADRID, 21 Dcc. (Reuter). De
Spaansche minister van Binnenlandsche
Zaken heeft van een 17-jarig meisje het
dringende verzoek ontvangen de wet in te
trekken, waarbij aan vrouwen verboden
wordt in de arena's stieren te dooden. Het
meisje verklaart dat zij een jaar geleden
haar betrekking als steno-typiste heeft
opgegeven, om stierenvechtster te wor
den. Zij heeft ï'eeds eenige stieren gedood
en verheugt zich in groote populariteit.
Het request aan den minister is mede-
onderteekend door impressario's, stieren
vechters, dagblad-uitgevers en rechters.
In haar pleidooi voor de opheffing van
de nieuwe wet zegt het meisje verder, dat
100 jaar geleden de stierenvechtsters haar
mannelijke collega's in moed overtroffen.
Nu de vrouwen geiijke rechten als de
mannen hebben gekregen, vraagt zij ook
gelijkheid in de arena".
Het verheugt mij dat een zoo billijk ver
zoek niet alleen door stierenvechters, impre
sario's en rechters maar ook door dagblad
uitgevers mede-onderteekend werd. Mijn
Spaansche collega's beseffen blijkbaar, even
als ik, dat als de Vrouw weer eens ergens een
beroep heeft ontdekt waarin zij nog niet
„gelijkgerechtigd" is met den man, de rustig-
sie oplossing is het verzoek maar te onder
steunen. Hadden zij dit bestreden, dan zou
den overal in Spanje clandestiene stieren
vechtsters opgestaan zijn, en waren er ver
moedelijk al heel wat- ongelukken van geko
men. Nu zal het wel tot dit eene bloeddorsti
ge schat je-van-zeven tien beperkt blijven. En
men kan haar kostbaar leven sparen door bij
haar eerste optreden een ietwat-tamme
stier, desnoods een os, te engageeren* en
een luidruchtige protest-actie van het
publiek voor te bereiden. Een eenvoudiger
middel is misschien nog, de minimum-leef
tijdsgrens voor stierenvechtsters op 21 jaar te
bepalen.
Intusschen verheugt het mij toch ook maar
weer, dat wij in Nederland geen stierenge
vechten kennen. Ouderwetsch zijnde in dat
soort dingen (zooals alle mannen) en vaak
tekortschietend in eerbied en vatbaarheid
voor de heilige Mode (ook net als mijn mede-
mannen) ben ik er niet heelemaal zeker van
dat ik hetzelfde standpunt als mijn Spaan
sche collega's zou innemen als het geval zich
werkelijk voordeed. Wellicht zou 'k neiging
hebben mij te verzetten, zooals tegen de be
pleite noodzaak tot invoering van de Commis-
saressc van Politie.
Zal het overigens, in ons land, daarbij
Pij ven?
De vrees bestaat van niet. Nu de animo
Voor den oorlog, blijkbaar onder den invloed
van gifgas, bacillenculturen, brandbommen en
andere romantische, heldhaftige strijdmidde
len in zekere kringen weer groeiende schijnt
te zijn, kan een verzoek tot uitbreiding van
de militaire dienstplicht tot de Vrouw tot de
mogelijkheden gerekend worden. De ware
nonsens kent geen grenzen. Het vaderland
wel, en waarom zou men ook de vrouwen niet
naar die grenzen laten oprukken. Het is vol
komen duidelijk dat in „den volgenden oor
log", waarover een aantal zeer jonge en zeer
oude lieden met zulk een dappere zorgeloos
heid kunnen praten, het thuisblijven veel ge
vaarlijker zal zijn dan het uitrukken naar de
grens. De vijand zal immers, zooals alle groote
deskundigen op het gebied der vernietigings
wetenschap verzekeren, zijn lucht-aanval con-
centreeren op de bevolkingscentra! Zoodat de
mannen in het leger, die vroeger uitrukten
om huis en-hof te beschermen, zich nu door
hun uitrukken van de ergst-bedreigde punten
zullen- verwijderen. Bleven zij, dan zou dat
trouwens niets helpen, want bescherming te
gen den luchtoorlog is, zooals de Engelschë
vice-premier. Baldwin onlangs nog aan het
Lagerhuis verzekerd heeft, totaal uitgesloten.
Men kan alleen tegenaanvallen doen op de
bevolkingscentra van den vijand, en het ge
beurt van 2000 M. hoogte, zoodat de-helden-
daarboven zelf niet kwetsbaar zullen zijn.
In het algemeen schijnt in de moderne ont
wikkeling van de vernietigings-wetenschap
vast te staan, dat u alleen als u vlak bij den
vijand is eenige kans op levensbehoud heeft.
Want dan neemt hij u wellicht gevangen.
Vroeger was het gevaarlijkste punt dat, waar
op men zich het dichtst bij den vijand be
vond. In den modernen oorlog ligt het ge
vaarlijkste punt op veie kilometers af stands
van den vijand, en hoe onbeschermder het
zijn zal, lioe meer vrouwen en kinderen er
zich zullen bevinden, hoe grooter attractie het
zal worden voor den modernen heldenmoed.
De moderne luchtoorlog zal, ronduit gezegd,
een strijd van mannen tegen vrouwen en
kinderen worden. Het spijt mij wel dat ik het
zoo cru moet zeggen, maar als u de betoogen
van minister Stanley Baldwin en andere des
kundigen leest is geen andere conclusie mo
gelijk.
Dit nu is geen gelijkstelling in rechten, en
als we dan, zooals zoovel-en mij hoonend ver
zekeren, toch nooit zuilen ontwapenen, lijkt
het nog de beste gelijkstelling de vrouwen
maar met de mannen mee te laten uitrukken
ter ontsnapping aan de levensgevaai'lijke
liuis en hof. Alleen is dan nog niet precies
duidelijk wat er met de kinderen moet ge
beuren, maar de zorg daarvoor is blijkbaar
een van mijn idealistische sentimentaliteiten.
Het spijt mij wel, maar ik kan niet nalaten
den oorlog altijd te bespreken zooals hij nu
worden zal, en niet zooals hij 100 jaar geleden
gevoerd werd. Mijn verbeeldingskracht heeft,
in tegenstelling met die van de bovenbedoel
de zeer oude en zeer jonge lieden, de hinder
lijke hebbelijkheid zich op de toekomst in-
plaats van op het verleden te richten. En
nu heef die Spaansche stierenvechtster, ex-
tikjuffrouw, mij weer op dit onaangename
onderwerp gebracht!
Als er binnenkort een request aan den ge
meenteraad mocht komen van de een of
andere dappere Haarlemsche steno-typiste,
die inlijving bij de Burgerwacht ei'scht en
eraan herinnert dat drieënhalve eeuw gele
den bij het Beleg van Haarlem de dames,
onder commando van Kenau Simonsz Has
selaar, moediger waren dan de mannen (u
herinnert u wel dat zij kokende olie op de
Spanjaarden wierpen) enfin, dan zul
len wij mannen weer met onzen mond vol
tanden staan. Net als al die Spaansche stie
renvechters, impresario's, dagbladuitgevers en
rechters, die tenslotte maar meeteekenden, te
genover dat éene meisje-van-zeventien
Voorwaar, het is me eventjes een tijd!
De ware nonsens kent geen grenzen.
R. P.
CII.
Het is wel eens meer gebeurd, dat men
maatregelen nam om het een of ander doel
te bereiken en het resultaat was, dat er juist
bereikt werd wat men heeft willen voor
komen. Zooiets gebeurt er nu ook bij ons. We
zijn maatregelen gaan nemen om den buiten-
landschen invoer te bestrijden en nooit te
voren kwam er zooveel vreemde visch aan de
markt als nadat deze maatregelen genomen
of verscherpt zijn. In mijn vorig snufje wees
ik al op de overvloedige Deensche consigna
tiezendingen. Thans kregen we behalve deze
7 Duitsche en 1 IJslandsche stoomtrawler en
zelfs een Engelsche smack aan den afslag
met een totalen aanvoer van 3800 manden
visch. Je kunt zoo echt zien, dat de buiten
landers niet weten waar ze met de visch naar
toe moeten want van de besommingen die
ze hier maakten zullen ze ook geen vet sop
pen. De Hollanders van de hunne trouwens
evenmin.
Er kwamen in totaal 44 trawlers w.o. 8
vreemde binnen. De IJslandsche visch ging
naar de vischmeelfabriek, naar Duitschland
en misschien is er ook wel een enkel kabel-
jauwtje terecht gekomen waar het naar
recht en billijkheid niet had mogen komen.
Een levende visch' zegt heel weinig, een doode
visch zegt heelemaal niets; die zal dus niet
vertellen of hij door een Hollander dan wel
door een IJslander gevangen is.
We naderen zoo langzamerhand den min
of meer fatalen dag van l Januari, een dag
die ons allerlei verrassingen kan brengen.
Want op dien dag loopen alle contracten af
in het visseherijbedrijf, contracten tusschen
reeders en zeelieden, tusschen reeders en
vischlossers, contracten voor de buitenland-
sche schepen, voor de kolenlossers enz. En
niemand weet nog, wat het worden zal. Er
zijn al onderhandelingen gevoerd en wat
daarvan naar buiten is gekomen is niet be
paald hoopvol. Er is yan werkgeverszijde, zij
het ook zijdelings, meermalen te kennen ge
geven, dat er loonsverlagingen moeten ko
men en van de zijde der organisaties is al
thans wat betreft de zeelieden niet beslist
elke loonsverlaging van de hand gewezen,
althans niet door de invloedrijkste organi
saties, maar verder .schijnt men ook thans
een week voor den bewusten dag, nog niet
gekomen te zijn.
Wat bij deze actie opvalt is de groote ver
deeldheid in de werknemerswereld. De IJmui-
der Federatie en-de Christelijke bond zijn
elk huns weegs gegaan, omdat laatstgenoem
de organisatie zich niet wil stellen op het
eenigszins onbegrijpelijke standpunt der
IJmuider Federatie, te weigeren over con
cessies te gaan spreken wanneer de readers
niet eerst zeggen hoeveel booten er in de
vaart gebracht zullen worden en te eischen
dat een bepaald aantal booten in de vaart
gebracht zal worden.
Het wil mij voorkomen, dat het practisch
onuitvoerbaar is voor de reeders, van te voren
op te geven, hoeveel booten er in de vaart
zullen komen, daar dit aantal zich niet
kunstmatig laat dwingen, doch geheel afhan
kelijk is van de omstandigheden, omstandig
heden die niet alleen verband houden met
den toestand van de markt, maar ook van
meer interne aangelegenheden, waarvan de
beoordeeling buiten de sfeer van den buiten
staander ligt.
Zooals ik reeds zeide, er kan op of direct
na 1 Januari alles gebeuren. Men fluisterde
zelfs reeds rare dingen, bijv. dat alles „plat
kiyam te liggen", maar de feiten zijn daar
mede niet in overeenstemming, want opge
legde kustbooten worden weer in de vaart
gebracht, in het vooruitzicht van de open
stelling op 1 Januari a.s. van de Fransche
grens.
We zullen er maar weer het beste van
hopen. IJmuiden heeft wel eens meer gesid
derd.
Laten allen, die bij de onderhandelingen
een woordje hebben mee te praten, er aan
denken dat ditmaal meer op liet spel staat
dan ooit te voren.
PIETERMAN.
Waardig protest der Reedersvereeniging.
Een open brief met veel
argumenten.
De bemanning van het Britsche luchtschip
„Mouse" neemt haar kerstgeschenken
in ontvangst.
Het bestuur der Reedersvereeniging heeft
een open brief gezonden aan den Minister
van Economische Zaken en Arbeid in verband
met diens antwoord aan de Tweede Kamer
over het visseherijbedrijf te IJmuiden.
„1-Iet bestuur der Vereeniging van Reeders
van Visschersvaartuigen te IJmuiden mag u
niet verhelen, aldus de „open brief", dat het
met diep leedwezen heeft kennis genomen
van hetgeen door Uwe Excellentie over het
stoomtrawlersv-isscher ij bedrijf te IJmuiden is
gezegd, bij de behandeling van de begrooting
1933. van de afdeeling Visscherijen en kan
niet nalaten bij Uwe Excellentie op te komen
tegen de wijze, waarop Uwe Excellentie
heeft gemeend te mogen spreken over den
noodtoestand in ons bedrijf, tengevolge waar
van. ongerekend nog de groote bedrijfsver
liezen, ongeveer 2500 menschen in en buiten
IJmuiden door geheele of gedeeltelijke werk
loosheid zijn getroffen, met al de gevolgen
daarvan
Er is een tijd geweest, dat de Regeering zóó
grooten prijs stelde op het behoud van de
Nederlandsche stoomtrawlervloot, dat zij ons
verbood einde 1917 uit te varen, uit vrees, dat
de schepen naar vreemde havens zouden
worden opgebracht, terwijl ze zelfs einde 1918
geen vergunning verleend tot verkoop van
oudere schepen naar het buitenland.
Gedurende de jaren 1914 tot 1919 moest het
bedrijf een aanzienlijk gedeelte der vangst
afstaan tegen "Sterk verminderde prijzen ten
behoeve der vischdistributie, en de reederijen
en de opvarenden, hebben ieder hun deel
daaraan moeten helpen bijdragen.
Dit bedrijf heeft ook in de na-oorlogsjaren
zoozeer van de inzinking té lijden gehad,
dat de winsten, gedurende den oorlog ge
maakt, meer dan weggesmolten zijn en van
een algemeen debacle kon worden gesproken.
Ondanks dit alles is het IJmuider stoom-
trawlvisscherijbedrijf in stand gebleven en
heeft zich in den loop der jaren hersteld,
n'en dóplaise de omstandigheid, dat nimmer
door de Regeering steun is geboden, zelfs
niet in de jaren i920 tot 1924.
Ons bestuur meent, dat zulk een bedrijf,
ook al zouden er hiér en daar fouten aankle
ven, iets beter van u had mogen verwachten,
dan een reeks onbewezen openbare beschul
digingen op een tijd en plaats, waar belang
hebbenden zich niet konden verdedigen.
De actie van onze Vereeniging uitgegaan
heeft nimmer het karakter gehad van een
artistiek en bekwamelijk overdreven tooneel-
voórstelling, maar is uitsluitend geweest een
harde strijd om bestaansmogelijkheden voor
dit bedrijf, en wanneer door anderen in
woord of geschrift sterke uitdrukkingen zijn
gebruikt, ten aanzien van den nood van
IJmuiden, dan is dit bloot een uitvloeisel ge
weest van de omstandigheid, dat alle pogin
gen, die aangewend werden om verbetering
voor ons bedrijf te bekomen, op afwijzing, of
nog erger, op doodzwijgen zijn afgestuit.
Ons bestuur wensebt zich evenwel niet te
beperken tot een protest over den geest, die
uit 's ministers woorden heeft gesproken,
maar acht zich ook verplicht op te komen
tegen meerdere feitelijke onjuistheden, die
in uwe beschouwingen voorkomen.
De minister schrijft, dat bij de Regeering
sinds vele jaren het besef bestond, dat het
bedrijf niet gezond is, maar waarom heeft
dan de regeering gedurende die vele jaren
den tijd ongebruikt laten voorbijgaan, om
daarin verandering aan te brengen, en de
medewerking om verbeteringen, waar die
door de reederij werd gevraagd, geweigerd?
(pufverbod, onrechtmatige indirecte heffing
van havengelden, enz,)
Van een permanenten nood, waarin ons bg-
drijf regelmatig zou verkeeren, is ons niet
bekend. Ons bedrijf is door factoren aan den
aard van het bedrijf inhaerent, onderhevig
aan groote schommelingen en aan meer en
verhoudingsgewijs grootere risico's, dan vele
andere bedrijven, waarbij de bedrijfsleiding-
meer directen invloed kan uitoefenen op den
gang van zaken of sneller kan ingrijpen, cn
het is onjuist thans een voorstelling te geven,
waarbij de gevolgen van de huidige crisis
voor een grooter of kleiner deel worden ge
schoven op zoodanigen permanenten nood.
De minister maakt er ons bedrijf een grief
van, dat een goed deel, en vooral de kleinere
bedrijven, niet op voldoend financieels basis
zijn gevestigd, maar wij moeten er Uwe Ex
cellentie op wijzen, dat. reeds meerdere ree
derijen, na over voldoende kapitaal te hebben
beschikt, door verliezen dat kapitaal hebben
verloren en in moeilijkheden zijn gekomen,
en dat anderzijds onze Nederlandsche wetge
ver geen enkele maatregel heeft getroffen om
te voorkomen, dat menschen met onvoldoend
kapitaal zaken ter hand nemen, boven hun
financieel vermogen, en dat het toch niet
aangaat, de wèl gefundeerde bedrijven aan
sprakelijk te stellen voor hetgeen derden,
zonder hun toedoen, vaak. tegen hun zin. zeer
in hun nadeel, meenen te mogen onderne
men.
Het oprichten van bedrijven is toch in Ne
land vrij?
Wanneer hier sprake zou mogen zijn van
een verwijt, dan zou dat verwijt nooit ons
bedrijf mogen treffen, maar den geldschie
ters en credietgevers, op wier daden ons be
drijf geen enkelen invloed kan doen gelden.
Maar er zijn toch te .IJmuiden ook vele
goede en goedbeheerde reederijen, wier ex
ploitatie door de door. u genoemde factoren
niet te duur wordt- gemaakt, en het zal u
toch niet onbekend zijn, dat ook deze niet
in staat zijn onder bestaande omstandighe
den het bedrijf op den gewonen voet uit te
oefenen en zich genoodzaakt zien vele sche
pen langdurig op te leggen, en andere met
verliezen te laten varen.
Wat de loon- en arbeidsvoorwaarden dei-
opvarenden en andere groepen arbeiders be
treft, is het Uwe Excellentie bekend, dat de
contracten eerst per 31 December as. afloo-
pen en ons bedrijf niet in staat was daarin
tusschentijds verandering aan te brengen,
zonder contractbreuk te plegen.
Erkennende de wenschelijkheid van een
goede verstandhouding en samenwerking
tusschen reeders en handelaren, kan ons
bestuur toch niet bevroeden, hoe door ge
brek aan goede verstandhouding, het bedrijf
dientengevolge in permanenten nood zou
verkeeren.
In de eerste plaats mag opgemerkt worden,
dat deze verstandhouding niet zooveel te
wenschen overlaat, als sommigen gaarne wil
len doen gelooven en wij wijzen er Uwe Ex
cellentie op, dat de beide conflicten, die in
de paar laatste jaren zijn voorgekomen, niet
zijn geweest geschillen tusschen reederij en
handel, maar tusschen handel en Regeering,
waarbij de reederij de dupe werd en het ge
lag had te betalen.
Het ligt niet op den weg van ons bestuur,
om in een verdediging te treden van den
handel. Het bestuur der IJmuider Vischhan-
delvereeniging is zelf zeer wel in staat hier
op te antwoorden en zal dit gewis niet na
laten.
Toch wil ons bestuur niet nalaten u mede
te deelen, dat het onderling reeds dikwijls
heeft besproken, hoc gunstig in sommige op
zichten de toestanden te IJmuiden afsteken
bij die in andere visscherijhavens.
In IJmuiden blijft nimmer visch onver
kocht staan, zooals in buitenlandsche ha
vens toch wel voorkomt.
Tenslotte vindt men hier voor alles een
plaats, voor alle soorten, voor alle kwalitei
ten, en dit is alleen mogelijk door het groot
aantal handelaren, en de specialiseering, en
getuigd toch wel van een groot oriënteerings
vermogen en een groote energie van den
[Jmuidenschen handel
Dat dit voor een deel geschiedt langs den
weg van consignatie, zal "niemand verwon
deren, die met den vischhandel bekend is cn
er voorts rekening mede houdt, dat de Ne
derlandsche handel zich wat den export be
treft ook aan buitenlandsche toestanden
heeft aan te passen.
Daardoor heeft ons land ook een export
van groote beteekenis gekregen, en wanneer
thans, tengevolge van" de internationale ban
delspolitiek en andere moeilijkheden, daar
in een wijziging ten nadeele is gekomen, kan
men den handel bezwaarlijk daarvan een
grief maken en moet begrepen worden, dat
door de inzinking van den export het ge
heele reederijbedrijf, dat èn in de behoefte
van den export, èn in de behoefte van den
binnenlandschen handel voorzag, tot beper
king van de uitoefening van het bedrijf werd
gedwongen, waarvan de binnenlandsche lian
del uit den aard der zaak in lichte mate den
weerslag moest ondervinden.
Maar ook in deze meenen wij reden te heb
ben Van klagen over gebrek aan medewerking
van de Regeering.
Het verzoek, reeds voor vele jaren tot de
Nederlandsche Regeering gericht, om in de
gevangenissen uitsluitend Nederlandsche
visch te geveii inplaats van ook vreemde
visch, heeft nimmer genade kunnen vinden,
terwijl ook in meer Rijks-, Provinciale- en
Gemeentelijke instellingen, aan de visch een
betere plaats op de tafel had kunnen worden
ingeruimd.
Dat de binnenlandsche handel terecht zou
klagen over gebrek aan gelegenheid om visch
te verkrijgen, moet beslist worden ontkend.
Het directe bewijs daarvoor is te vinden in
twee omstandigheden, één, dat een zoo groot
deel der IJmuider trawlervloot niet in de
vaart kan worden gebracht, en twee, dat bij
eenigszins ruimere aanvoeren de prijzen zóó
snel dalen, dat niet van een kostendekkende
opbrengst kan worden gesproken.
Wanneer dan ook de binnenlandsche han
del visch wil hebben, kan ze die krijgen, even
wel tegen prijzen waarvoor gevaren kan wor
den en in de soorten, zooals de zee die in de
verschillende tijden van het jaar oplevert".
Weerlegd wordt dan de beschuldiging, dat
men in IJmuiden werkt met cijfers.. Over de
cijfers van den invoer van vreemde visch,
waarvan de Minister zegt, dat ten aanzien
daarvan nog' meer wordt overdreven dan met
die van de resultaten der sfcoomtrawlvissche-
rjj zegt de brief verder:
Deze cijfers zijn ten deele ontleend aan het
maandblad voor In-, Uit- en Doorvoer en
voor het overige afkomstig van het Staats-
visschershavenbedrijf te IJmuiden en der
halve authentiek.
Maar u begint de cijfers onjuist te groepee-
ren, want wij hebben het niet over zeevisch
en de zeevisscherij in het algemeen.
Daarom behoort de haring er niet bij en
moogt u deze er ook niet bij rekenen, met
uitzondering van de tr&wlharing, die door de
stoomtrawlers wordt aangevoerd. Maar ge
zouten haring en Engelsche drifterharing
moeten buiten beschouwing blijven.
Eerst dan heeft men de zuivere en verge
lijkbare cijfers, die de zaak betrekking-
hebben.
En dan stellen wij tegenover uw cijfers, die
van het Centraal Bureau van de Statistiek
en van het Staatsvisschershavenbedrijf en
zullen wij u bewijzen, dat die vreemde in
voer niet op hetzelfde niveau is gebleven,
maar dat, waar eigen aanvoer met minstens
45 pet. achteruit is gegaan, de vreemde in
voeren zijn verdubbeld en in sommige geval
len veel meer dan verdubbeld.
Invoer versche zeevisch (geen haring) en
waaronder niet begrepen .de versche zeevisch
door vreemde visschers- en vischvrachtsche-
pen in IJmuiden en elders op vischmarkten
aangevoerd
l Januari tot 30 November 1931 1.816.000
Kilogram.
1 Januari tot 30 November 1932 3.688.000
Kilogram.
d.w.z, meer dan verdubbeld, en wanneer u de
cijfers wilt opvragen over December, dan zal
dit u nog scherper beeld te zien geven.
Vreemde versche visch te IJmuiden aange
bracht door visschers- en visehvrachtsche-
pen, waaronder niet begrepen haring:
1 Januari tot 31 December 1931 (12 mnd.)
2.310.672 K.G.
1 Januari tot 30 November 1932 (11 mnd)
5,309,024 K.G.
d.w.z. in 11 maanden bijna 2 1/2 maal zoo
veel als in 1931 in 12 maanden.
Aanvoer van trawlharing door Duitsche
stoomtrawlers:
1 Januari tot 31 December 1931 1.075.081
Kilogram.
1 Januari tot 30 November 1932 2.522.571
Kilogram.
Hieruit blijkt dus, dat in de gegeven be
schouwingen in geen enkel opzicht overdrij
ving schuilt, dat de invoer van vreemde visch
wèl de spuigaten uitloopt en inderdaad zoo
extra ordinair is als dezerzijds geschetst,
waarmede wij meenen tevens bewezen te heb
ben, dat de IJmuidensche cijfers juist zijn
en dat wanneer er sprake is van werken met
cijfers, dat verwijt niet tot ons mag worden
gericht.
Wat betreft de certificaten voor de verzen
ding van visch naar Frankrijk en België,
achten wij dat er nu geen aanleiding meer
bestaat een breede discussie op te zetten.
Ons bestuur acht het niet noodig of ge-
wensebt verder in te gaan op de kwestie met
oud-Minister Staatsraad Kan, maar moet er
toch met nadruk op wijzen, dat niet van de
zijde der reeders is aangedrongen op finan-
c.ieelen steun, maar dat alleen èn bij deze ge
legenheid. èn bij de besprekingen met Burge
meester Rij kens in 1931 en met Burgemeester
Rambonnet in 1932, besproken is de moge
lij kbcid om, ter bestrijding der werkloosheid,
meer schepen in de ^aart te brengen dan
normaal mogelijk was, en zulks door de
steunverleening op andere wijze te besteden,
zoo, dat werkverruiming kon worden verkre
gen.
Deze plannen zijn evenwel niet uitgegaan
van het bedrijf, maar van de zijde van B. en
W. van Velsen, en door Excellentie Staats
raad Kan nader onder de oogen gezien en
wanneer van onze zijde daaraan medewer
king is toegezegd, dan is dat gedaan op zoo
danige basis, dat daarbij van eigenlijke steun
verleening geen sprake was.
Ook de verschaffing van visch in natura
aan de werkloozen kwam van denzelfden
kant.
Door het bedrijf is ook nimmer speciaal
gevraagd de erfpachtscanors, door Water
staat op de haven geheven, af te schaffen of
te verminderen.
Wat door het bedrijf is gevraagd, is rechts
herstel, aangezien in strijd met de wet van
1899, verkapte havengelden worden geheven,
door middel van te hooge retributies, erf
pachtscanon en dergelijke.
Dat is geen verzoek om geld of steun, dat
is alleen een verzoek om niet langer belastin
gen te moeten opbrengen, die ten onrechte
worden geheven.
Ons bestuur is van oordeel, dat u tot dus
verre in gebreke zijt gebleven aan te toonen,
dat in het bedrijf zooveel te verbeteren en te
saneeren zou zijn en derhalve begrijpen wij
uwe edelmoedigheid niet, dat u aan ons be
drijf de eere wilt laten de eerste te zijn.
Wij meenen in dit verband te mogen zeg
gen. dat de vaak waargenomen aandrang op
saneering van het bedrijf, voor een niet ge
ring deel gevolg is van de omstandigheid,
dat in deze tijden van inzinking zeer velen,
al dan niet tot oordeelen bevoegd, meenen
de bedrijfsleiding aansprakelijk të mogen
stellen voor alle gevolgen, die uit den crisis
toestand voortvloeien. Dat beteekent niet, dat
wij niet zouden willen erkennen, dat ook in
ons bedrijf, evenals in ieder ander bedrijf,
telkens opnieuw dingen te verbeteren zijn, en
wij geven u de verzekering, dat dit ons niet
ontgaat en dat wij daarmede duurzaam bezig
zijn, al wordt ook het tempo daarvoor vaak
bepaald door omstandigheden buiten onze
controle.
Wij kunnen uwe houding echter onmoge
lijk verstaan, omdat wij niet begrijpen kun
nen, dat de Regeering zou moeten volharden
bij een standpunt als tot heden ingenomen.
Om het vergif van overheidssteun, zooals
u het gelieft te noemen, hebben wij niet ge
vraagd; wij vragen alleen dien steun en die
medewerking van de Regeering, waarop wij
in alle billijkheid, evenals ieder ander bedrijf
aanspraak meenen te mogen maken en onze
v/enschen op dit gebied zijn u niet onbe
kend".
Tenslotte worden nog eenige woorden ge
wijd naar aanleiding van 's Ministers repliek,
in het bijzonder in verband met de opmer
kingen omtrent de puf visscherij. In den
brief wordt er op gewezen, dat niet een al
gemeen pufverbod, maar een platvisch-pnf-
verbod is gevraagd.
De brief eindigt aldus:
Gij hebt ons die taak (het geven van
een antwoord op 's Ministers beschouwingen)
noodzakelijk gemaakt. Maai' wij willen dit
schrijven niet beëindigen, zonder met ernst
en klem bij u te hebben aangedrongen een
ander standpunt tegenover ons bedrijf in te
nemen, dan tot heden is geschied.
Het bedrijf zelf is het waard; de duizenden
die er hun brood in hebben verdiend en ge
deeltelijk er nog in verdienen, hebben het
noodig.
De instandhouding van het bedrijf is even
goed een landsbelang, als de instandhouding
van zooveel andere bedrijven en wanneer gij
ook aan ons bedrijf uw zorg en uw krachten
wilt geven, dan zult gij tot de erkenning ko
men. dat gij dat niet hebt gedaan aan een
onwaardige zaak en zal het harde oordeel,
dat gij thans over het bedrijf hebt uitgespro
ken, door u worden teruggenomen