U pa* Hoog bezoek aan ons bureau. Wat de Breestraat voor ons is. HUISVROUWEN IN DE PROVINCIE N. HOLLAND,GASPOE- DIG NAAR UWWINKELIER; HIJ GEEFT U TIJDELIJK BIJ AANKOOP VAN: ELK PAK SUNLIGHT ZEEP 18 PRACTISCHE ROESTVRIJE WASCHKNIJPERS GRATIS! DIT GELDT ZOOLANG DE VOOR RAAD STREKT; DUS GAUW EEN VOORRAAD SUNLIGHT ZEEP GEKOCHT EN HIERVAN GEPROFITEERD Sint Nicolaas vertelt z'n indrukken over IJmuiden. Vele dingen hier zoo heel anders dan in Spanje. (Adv. Ingez. Med.) Er hield Donderdagmiddag een statige landauer stil voor ons bureau in de Kenne- merlaan. Dat gebeurt niet eiken dag. Want landauers geraken uit den tijd, Ze komen alleen nog maar voor den dag bij een trouw partij of wanneer Stormvogels of V.S.V. een kampioenschap heeft behaald. Voor alle an dere gelegenheden maken we tegenwoordig gebruik m een taxi van Giesberts, Teune of Zwier. Het spreekt van zelf, dat deze buitenge wone gebeurtenis, het verschijnen van zulk een deftig voertuig, met deftige schimmels bespannen een heele opschudding in de Ken- nemerlaan veroorzaakte.' Van alle kanten stroomden de nieuwsgierige IJmuidenaars •toe. „Jongens, vast Sinterklaas", riep een bengel van een jaar of 10, die natuurlijk weer vrij van school had, Het waren deze woorden, die onze aan dacht op de gebeurtenissen vóór ons bureau op zich deden vestigen. Een landauer met twee schimmels? Dat beteekent hoog bezoek. Spoedig zou blijken, dat de bengel van zooeven gelijk had. Want niemand minder dan Sint Nicolaas stapte uit den landauer. En onmiddellijk achter hem kwam z'n onafscheidelijke zwarte knecht Pedro uit het portier te voorschijn. De goede Heilige stapte met veerkrachtigen tred ons bureau binnen. Het purper en de zijde van zijn kostbaar gewaad glansde in het licht van onze ganglamp en op een in drukwekkende wijze, den staf voor zich uit houdend schreed onze hooge bezoeker onze redactiekamer binnen. Pedro, met een glim lach op de roode lippen volgde bescheiden. Wij noodigden den goeden Heilige uit plaats te nemen. En hij zette zich neer op een onzer eenvoudige stoelen, die echter on der zijn voorname gestalte een zetel werd. Pedro plaatste zich achter zijn hoogen pa troon. Natuurlijk ontkwam onze hooge bezoeker niet aan een interview. Het ging gemakkelijk. Zoodra Sint Nicolaas aan de hem vreemde omgeving was gewend antwoordde hij vlot en uitvoerig op de vragen die we hem stel den. Natuurlijk informeerden we het eerst naar z'n reis. „Uitstekend meneer", was het antwoord. „U weet, dat we met de Madrid tot voor de haven van IJmuiden zijn gekomen. Wat was dat prachtig. Wat een fraai gezicht had ik op IJmuiden en al- die groote fabrieken. De Hector kwam naast de Madrid en nam mij en Pedro aan boord. En wat een belangstel ling op de haven. De mensehen waren allen even vriendelijk". „Maar dat spreekt toch van zelf!" inter rumpeerden wij. „Zegt u dat niet meneer, dat ia lang niet meer zoo als vroeger". En een droevige trek verscheen op het eerbiedwaardige gelaat van onzen hoogen bezoeker. Kieschheidshalve gingen wij hierop niet verder in. En Sint Nicolaas vertelde verder zijn indrukken. De intocht in IJmuiden vond hij indrukwekkend. En duidelijk was merk baar, dat de spontane hulde hem tijdens zijn intocht gebracht, hem goed had gedaan. „Hoe vindt u IJmuiden, Sint Nicolaas". vroegen we. Hij was opgetogen. „Wat zijn hier een mooie winkels. Dat had ik niet gedacht", zei- de hij. „Ik was al eens eerder in IJmuiden, maar ik ken uw plaats niet meer terug. Toen hebben we hem het een en ander van onzen winkelstand verteld. We vertelden hem van de winkeliersvereniging „Groot IJmui den" en „IJmuiden-Oost", die in zulke dagen als deze altijd wat bijzonders doen om de in woners er toe te brengen, in eigen plaats te koopen. Het spreekt vanzelf, dat Sint Nicolaas be kend was met de nooden van onze plaats. En juist daarom prees hij de activiteit der win keliers. Het had hem echter buitengewoon ven-ast. dat men zoo wenig van de crisr merkt. Bij ons in Spanje vergeleken, ziet alles er hier nog welvarend uit", zeide hij. „En, Sint Nicolaas", vroegen we, „wat heeft u van onze plaats het'meest getroffen?" „In de eerste plaats wel het trieste weer. Ik ben nu al bijna een week in IJmuiden en nog heb ik de zon niet gezien. Bij ons in Spanje is dat heel anders, niet waar Pedro?" En Pedro lachte om z'n hagelwitte tanden. Maar het was geen heldere lach. Het was een lach waarin lag opgesloten een heimwee naar het warme Zuiden. „En daarom", ging de goede Sint voort, „verwondert mij de opge wektheid van de menschen hier. Het trieste weer schijnt geen invloed op hun humeur uit te maken", „Men went aan die dingen", meenden wij. Sinterklaas bleek uit hetgeen hij ons ver der vertelde een goede opmerker. Het nieuwe deel van IJmuiden vond hij veel mooier dan het oude. Die smalle straatjes lachten hem niet toe. De Kennemerlaan en het Kennemer plein vond hij .heel mooi. Bijzonder typisch vond hij de voortuintjes in de Kennemer laan. Zooiets vond je zelfs in Madrid nergens. Toen we hem vertelden., dat het gemeente bestuur voor eiken winkel een voortuintje wil laten maken keek hij, alsof hij het in Se- villa zag onweeren. „Moeten de menschen dan over het hekje stappen om in den winkel te komen?" vroeg hij. Toen'hebben we hem de situatie uitgelegd en.... was hij nog even wijs als voorheen Hij begreep er niets van. Sinterklaas had ook al eens aan den duin kant gekeken. Die zandvlakte vond hij niet mooi. Van de duinen daarentegen had hij genoten. Deze deden hem denken aan de Pyreneeën. Hij vond het jammer, dat dat al les afgegraven werd. „En daar buiten heb ik zooveel vlak land gezien. Waarom bouwen ze daar dan niet?" vroeg hij. Ook dit hebben we den goeden Sint uitgelegd. En weer begreep hij er niets van. „Leuke lui, die Hollanders", merkte hij op. Ze laten je over een hekje klimmen om in een winkel te komen en ze graven de duinen weg om vlak land te ma ken en daar buiten is er zooveel vlak land als je maar hebben wilt. „Ja Sinterklaas", er gebeuren vreemde din gen in la Olanda". Zoo hebben we gezellig een half uurtje met den goeden Heilige zitten praten. Over de klok in den watertoren o.a. ook nog. Die vond hij prachtig. Maar waarom de toren nu een watertoren was, daar begreep hij weer heelemaal niets van. „Bij ons komt het drink water uit de hoogte", zeide hij. „En bij ons De straat der romantiek. Kortom Metropolis Neen, den tijd, dat verliefde lieden elkan der in de Breestraat ontmoetten zoo ter hoogte van het postkantoor, daarna in de stal van de oude „Zon" noodzakelijke verkla ringen aflegden, elkander voorts bij de hand namen em naar den ouden Veerbeek ijlden om in diens smidse met een daverenden klap op het aambeeld in den staat des huwelijks te worden verbonden, heeft zelfs de oudste Be verwij ker niet gekend. Alleen reeds om de zeer eenvoudif;e reden, dat onze Breestraat niet gelegen was in de city van Londen, maar slechts in Beverwijk, wat overigens pre cies hetzelfde is. Tenminste, dat denkt iedere rechtgeaarde Beverwijken Want is onze-mooie hoofdstraat niet het centrum van het B*/er- wijksche leven en het middelpunt van ons aller gedachten? Het tegenwoordige Bever- wijksche geslacht is opgegroeid in de scha duw van het plompe raadhuis met het aardi ge torentje en in die van de olmen, die wel zeer ziek zijn nu. In onze prille jeugd gingen onze wankele schreden in de richting van de Breestraat, waar de winkels zijn met daarvóór komt het uit de laagte", antwoordden wij. En weer haalde hij z'n martiale schouders op. Toen werd het tijd om te vertrekken. „Waar gaat u naar toe Sinterklaas?" vroe gen we. „Naar het Kofa-magazijn in de Kalver- straat" meneer. Toen kwam Jonnie binnen. En dat trof ze. want zoowaar had de goede Sint nog wat voor haar meegebracht. Nog even een foto (Pedro had zich beschei- denlijk teruggetrokken) en een handdruk en de groote kindervriend ging heen om elders te getuigen van de groote liefde die hij koestert voor zoete kinderen. felle lichtspatten en er in rijdende sporen en Sinterklazen van speculaas en waar op hoog tijdagen het gerucht was van muziek en wild hossende jongelieden en soms ook van het fel opschietende ruziegeluiden. „De straat des ge- ruchts" heeft een zeldzame bekoring voor wat in de oude stede leeft en voor wat er nu, in dezen mallen tijd van grenzensluiting en zoo, wordt uitgestooten, omdat er geen plaats meer is. Wij hebben geen Jordaan, met ste gen vol rumoer en kroegen, waar Pannetje pap tot bloedens toe wordt geranseld door de furies uit de buurt, omdat hij zijn dron kemanshanden ophief tegen wat hem, be halve de jenever, het liefste moest zijn op gansch deze rondtollende aarde; evenmin hebben wij hier in Beverwijk een Boter markt, waar het wriemelt en leeft tusschen al die tenten, waar zonderlinge lichtplensen groteske schaduwen.maken.en waar de lucht vet is van oliebollen en zoo. Neen. dat alle? heeft de Keiïnemèf Marktstede niet. Wij hebben de Breestraat met wat daarin, daarop en daarneven is. Daarneven is eigenlijk onze oude hoofdstraat, een Napoleontische weg met veel bouwvallige gedoente van moe tegen el kander leunende huizen of wat daarvoor nog doorgaat, tenzij de ruïnes volkomen zijn. Een oude straat, met een achteruitgaande reputa tie van te zijn „Achterweg", waarin de lijnen der bebouwing buitenissige zijsprongen ma ken en grillige kronkels beschrijven in tier lantijnen boven een oud poortje. En aan den anderen kant is de haven, het roemruchte Wijkermeer binnen schoeiïngen, waaruit groote stadslucht opstijgt. Daarover spreken wij niet, nu vooral niet, waar rond de „Koe- kebakkersteeg" en de „Steeg van Slacht" edele geuren om ons heen zweven, van marse- pain en speculaas. Het leven spoelt door de Breestraat en het wordt daarheen geleid langs vele beddingen ten dienste van wan delaars en winkelende juffrouwen en veel krijschende jeugd, die samenheult in portie ken en vandaar uit losschiet in een ravottend spel, hetzij langs de asfaltbaan, waarover het verkeer voort ijlt met allerlei doordrin gend getrompetter van schelle en schreeuwe rige Armstrong-geluiden. Hier kolkt de branding naar verhouding even hevig als op de Schiedamsche dijk. Al léén, alles is naar verhouding en de harts tochten bornen niet tegen elkander op. De zeelucht uit-de-eerste-hand is als olie op de golven. De romantiek van onze Breestraat is niet rauw, zij is bescheiden en terughoudend, om niet te zeggen „stiekum". Doode dingen, als daar waren de steenen pomp bij de Graauw, de steenen pomp bij het postkan toor, de ijzeren dito tegenover de Brand- steeg hebben dit alles aanschouwd en zijn de stomme getuigen geweest van de verlovingen, die hier tot stand kwamen. Een amoureuze omgeving hier onder de olmen, alléén, een mensch moet het weten. De chronologie der dingen is aldus: eerste ontmoeting in de Breestraat, tweede- en volgende evenzeer, verlovingsringen koopen Breestraat, instal latie voor de woning dito, trouwen in de Breestraat, enzoovoort. Het leven nu eindigt met de dood en het is heel griezelig om daarover te spreken, nu de straten opleven uit een periode, die akelig en onwezenlijk was van stilte. Maar het einde is onverbiddelijk de Dood en de chronologie der aardsche din gen houdt daar op. Dan nog is er de Bree straat, die een rol speelt. Wij maken ontel bare „Breestraatjes" tijdens ons leven en wanneer een doode wordt uitgedragen pas seert hij voor het laatst zijn geliefde hoofd straat op zijn laatsten gang. Hoevele malen zal daar de droeve stoet verschenen zijn. Nog even de Breestraat langs, een onbestemd ver langen, dat in iederen rechtgeaarden Be verwijker leeft. Dan trekt de stoet heel lang zaam langs de hoofdstraat, onherroepe'ijk voor het laatst. Sommigen kijken verschrikt op en hebben heusch een beetje „chagrijn", maar dat is heelemaal niet erg. Het is maar een oogenblik en dan herneemen de dingen hun gewonen gang. Zoo is de Breestraat een stuk leven en een stukje van ieders vluchtig bestaan. Wat zou Beverwijk zijn zonder Breestraat? Het ware niet denkbaar. Zij is de opkomst, de groei, de uitbouw van Bever wijk, zij is voorts misschien de eenige straat in heel ons landje, die het karakter van een breede laan paart aan dat van een winkel straat, om niet te spreken van haar capaci teiten als hoofdweg voor het doorgaande ver keer. Wat zou er van terecht gekomen zijn, als onze voorvaderen eens gemeend hadden, te kunnen volstaan met dat gedeelte van den grooten heir weg naar het Noordelijkste puntje van Noord-Holland's vaste land, dat wij nu kennen als Koningstraat. Ons oude stadsplan is nog zoo beroerd niet. Het is in vele plaatsen heel wat slechter en soms zelfs is er in den waren zin van het woord niet uit te komen. En dat nu heeft Beverwijk juist voor. Men weet niet hoe de toekomst zich zal ontwikkelen, of Beverwijk eindelijk van de enge grenzen bevrijd zal worden en zich zal ontwikkelen tot een stad van grooter betee- kenis voor de streek midden-Kennemerland. Maar zou dit inderdaad het geval zijn, dan eerst zal de groote waarde van het bezit van een goed oud-stadsplan aan den dag treden. En daarvan nu is Beverwïjk's hoofdstraat het middelpunt, zooals zij van alles, wat in en om Beverwijk leeft en werkt, het centrale punt is. In het klein de Metropolis van midden- Kennemerland, De landbouwer en de mid denstander, de arbeider en de fabrikant, de tuinder en de rentenier, zij ontmoeten elkan der in de Breestraat, de hartader van de al oude Kennemer marktstede. Dat is zij geweest in den loop der eeuwen, dat zal zij blijven, al zal eenmaal een pri maire weg voor snelverkeer haar ontlasten van veel gedaver, waarbij toch geen zijde wordt gesponnen. Tp. VELSEN BIOSCOOP „DE PONT". Say it w;th music. Het programma van De Pont" be at" deze w-ek twee hoofdfilms, n.l. „De moordende straal" en „Say it with music", waarin men de beroemde band van Jack Payne kan be luisteren. Zaterdagmiddag kan de jeugd genieten van de film „Alleen op de wereld" die is ver vaardigd naar het beroemde gelijknamige werk van Hector Malot. BEVERWIJK. De hartader van de aloude stede.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 9