De bollenvelden maken zich gereed. ttëi&pettkaijes DONDERDAG 29 MAART 1934 Met Paschen zal er echter nog met veel ziyn. Meer braak liggend land dan vroeger. bollen te acclimatiseeren en te passen aan onze koudere streken. En de bloemenzij zijn bijna onherkenbaar geworden van hun wilde voorouders, door hun veelvuldigheid van schoone kleuren en edele vormen. En zooals die energieke voorgangers van onze bollenkweekers deze verre reizen maak ten, zoo bereist nu het even energieke nage slacht van heden de geheele wereld om het ongeëvenaarde product van Hollandschen bodem te verkoopen, zoodoende overal Hol lands roem en glorie verkondigend. Wanneer nu straks de bezoekers onze streek doorkruisen en die lachende kleurenweelde bewonderen zullen zij daarachter niet zien de groote zorgen en moeiten die dit stoere ge slacht van bollenkweekers op dit oogenblik doorleeft. Want achter dit kleurengordijn, dat in alle tinten van den regenboog, puur of gemengd, over de donkere aarde is uitge spreid, schuilt de groote moeilijkheid voor den kweeker 0111 staande te blijven, Invoer- bepalingen belemmeren den export in hooge mate, de prijs was de laatste jaren soms be neden den kostprijs. Gelijk bekend is heeft de regeering moeten ingrijpen om een algeheele ineenstorting van het bloembollenbedrijf te voorkomen en zoo hebben wij de saneering gekregen in den vorm van massale vernietiging van bloem bollen teneinde daardoor de overproductie te beperken en te zorgen, ook door een prijzen stelsel dat de kweeker een toonenden prijs voor zijn product krijgt. Laten de bezoekers zich nu niet doen af schrikken door deze „massale vernietiging!" Er zal in de komende weken nog wel zooveel te zien zijn dat van eenige teleurstelling geen sprake is. Wel zal het den aandachtigen toe schouwer opvallen, dat het bloemtapijt, in tegenstelling met andere jaren, geen aaneen gesloten geheel vormt, maar meer dan ge woonlijk afgewisseld wordt door braak lig gend land. De beste gronden zijn natuurlijk in gebruik gebleven én het deel dat minder loonend was of te veel aan uitgaven voor be werking en mest vereischte, heeft men nu door de gedwongen inkrimping onbebouwd laten liggen. Nieuwe blaren, nieuwe knoppen, Nieuwe bloesems, nieuwe geur, Nieuwe vogels, nieuwe nesten, Nieuwe eitjes, nieuwe kleur. Nieuw verlangen, nieuwe liefde, Nieuwe hoop en nieuwe vreugd, Nieuwe plannen, nieuw verwachten, Nieuwe veerkracht, nieuwe jeugd. Nieuwe vrijheid, nieuwe blijheid. Nieuwe pretjes, nieuwe sport, Nieuwe pakken en japonnen Nieuwe mode in het kort. Nieuwe krachten en nieuw leven, Nieuwe warmte en nieuw licht, Nieuwe moed en nieuw vertrouwen, Nieuwe blos op bleekgezicht. 't Is het tijdperk van vernieuwing. Nieuwe lente, nieuw geluid, 't Leven is nog waard te leven, Kom! de winter is weer uit! P. GASUS. Van Maart tot in Mei en Juni toe bloeien de verschillende wilgensoor ten. Er zijn er heel veel en dan nog zóóveel hybriden, dat er absoluut geen opnoemen aan zou zijn. Misschien zijn al die wilgen-bastaards nog niet eens allemaal ge klasseerd en maken u en ik en iedereen een goede kans, op een dag een nog onbekende hybride te ontdekken, gesteld dan altijd, dat we de capapiteiten bezaten, om de beteekenis van onze ontdekking te beseffen. En dat staat te bezien, want wie kent al die andere wil gen behalve treur- en knotwilg? En wie weet daarenboven nog iets van de diverse hybri den? Om Amsterdam schijnt het voor onder zoekingen op dit gebied een dorado te zijn; wilgen en kruisingsraadselen bij honderden! Maar het gaat vandaag over de katjes. Eerst beginnen ze als donzige zilverachtige knopjes aan de taaie takken; later groeien ze uit tot vrij lange, dikke kwasten, de geel-bespik- kelde stamperkatjes en de donkerder meel draadkatjes. Kwasten is eigenlijk het woord niet, want daarbij denken we aan neerhangen en dat doen de wilgenkatjes meestal niet. In ieder geval zijn ze niet soepel, bengelen nooit heerlijk aan de takken zooals bij de els zoo mooi te zien is, maar ze zijn en blijven stug en stijf. En dat is nu juist zoo merkwaardig. Bij alle andere katjesdragersels, haze laar, beuk, eik, berk, populier en noot wordt het stuifmeel uit de mannelijke katjes door den wind naar de stamperkatjes ge bracht, maar bij den wilg gaat het anders. Daar zorgen de insecten ervoor: de bijen al lereerst en dan wat er al aan vlinders is, vooral de citroentjes en de kleine vossen. Stel u nu zelf eens voor dat u een vlinder bent. Zoudt u op een soepel wiegelend, buigzaam katje gaan zitten, dat in de voorjaarswind heen en weer zwiept? Ik denk het niet. In ieder geval, de katjes zijn vrijwel onbuigbaar en zoo'n plekje vaste grond onder de voeten geeft vertrouwen, en de vlinders en bijen komen dus op de katjes zitten. Maar daarbij nog bevatten de honderden bloempjes waaruit een wilgenkatje is samengesteld, honig. Dat komt alleen bij den wilg voor en nergens an ders. De andere katjesdragers doen het met de wispelturige voorjaarswinden af„ die vaak met rukken en uit alle hoeken waaien en het stuifmeel overal heenvoeren. De kale takken van de boomen werken een vlot transport van 't stuifmeel natuurlijk ook in de hand. Of er heel veel te putten valt uit de mi nieme bloemen van een wilgekatje, weet ik niet. In ieder geval: er zit honig in en wat er in het voorjaar al weer rondzoemt en -flad dert aan insecten, weet de wilgekatjes wel te vinden. En dat het honig-systeem minstens even goed werkt als het stuifmeelvervoer per zephyr, blijkt toch juist wel uit het duize lingwekkend aantal verscheidenheden, varië teiten en hybriden, dat er alleen al in ons lage landje voorkomt!!. S. j Sommigen zullen zich verdiepen in de namen. Want een tulp heet niet alleen maar tulp, doch ook wel eens Rembrandt of Leo nard da Vinei, en een in Oostersche landen geboren hyacinth heet ook Van Speyk, zoo wel als Garribaldi of Prins van Oranje. Zoo vinden wij alle grootheden der aarde op elk gebied van kunst, handel en geschiedenis onder de bollen terug. En dan gaan onwille keurig onze gedachten uit naar de kweekers, die, ondhnks het feit dat zij in de eerste plaats handelaars zijn, toch genoeg poëzie behielden om deze namen te geven aan hun met veel zorg verkregen variëteiten. Vele jaren van hoop en teleurstelling zijn vaak noodig geweest na het oogenblik van hybridise eren, na het moment waarop met groote voorzichtigheid het stuifmeel van de eene soort op den stempel van de andere bloem werd gebracht, ten einde de soort te veredelen of een nieuwe variëteit te verkrij gen. Wie zal de spanning beschrijven, die den kweeker beheerscht, wanneer hij eindelijk het uur gekomen weet waarop de bloemknop uit de door zaaiing verkregen bol te voor schijn is gekomen, als deze zich kleurt en eindelijk als bloem openbreekt.. Een nieuwe kleur? Een edeler vorm? Een slanker lijn? Is het dan wonder dat groote figuren van dichters, schilders, musici, philosofen of Am dm afbeid. De vrije pluk. Bij de intensieve beteling die men hier toe paste is deze rust voor den bodem niet kwaad. Voor het vak op zich zelf heeft deze ge dwongen vernietiging natuurlijk het voordeel gehad dat naar alle waarschijnlijkheid de kweeker een toonenden prijs voor zijn bollen zal kunnen behalen, maar ook aan den ge zondheidstoestand der bloembollenkramen heeft het geen kwaad gedaan: in de eerste plaats zijn natuurlijk minderwaardige en ver dachte partijen uit de cultuur verdwenen. Daar wij dit jaar een vroege Paschen heb ben zullen de Paaschdagen, anders de „bol- lendagen" bij uitnemendheid, nog weinig te zien geven. Hoogstens eenige vroege soorten narcissen 'kunnen dan bloeien en wanneer het weer wil medewerken zal het wel onge veer half April worden voor de streek in volle feestkleedij gereed zal zijn haar gasten te ontvangen. Hyacinthen en narcissen zullen dan aan alle zijden de aandacht vragen. Een eigenaardigheid van bollenbezoekend Nederland is dat steeds gemeend wordt dat met hyacinthen en narcissen het bloemen- feest begint en eindigt en niets is minder waar. In niet minder mate zijn de tulpen de aan dacht waard. Zij toch toonen een kleuren mengeling zoo groot en zoo verscheiden als men bij hyacinten niet vindt en zij doen in pracht ook niet voor hen onder. Een veld met „Vuurbaak", „Prins van Oostenrijk" of „Cou leur Cardinal", om maar eenige soorten te noemen, overgoten door stralend zonlicht is om niet te vergeten. Gaat echter niet eenmaal, maar twee of drie maal naar de bollenvelden en vergeet de tulpen niet. Ge zult er geen spijt van hebben og zijn de landen grauw en mono toon, maar onder het riet dat nu nog maar luchtigjes over de velden van Kennemerland en de streek tusschen Haarlem en Leiden ligt uitgespreid, worden de kleuren bewaard, die binnen en kele weken het feest der nieuwe lente zullen inluiden. Zij zullen het komende voorjaar aankondi gen en de smeulende aarde doen ontbran den en niets zal in die komende weken de vlammen van dit uitslaande vuur, dat door de zon in rood, geel, blauw, wit, en alle an dere denkbare kleuren is ontstoken, kunnen blusschen. Bij duizenden en duizenden zul len de bloemknoppen weder zichtbaar wor den te midden van een nog sluimerende na tuur en de kleuren zullen aangloeien, opge wekt door de levenwekkende stralen der Len tezon. Dan krijgt die smalle strook „geestgrond" achter de beschermende, duinenrij, dit schijn baar onbeteekenende stukje der aarde, een aantrekkingskracht, onweerstaanbaar voor tienduizenden uit binnen- en buitenland. Het bloemenfeest dat elk jaar in April en Mei wordt gevierd, zal weldra een aanvang nemen. Maanden achtereen is het voorbereid door bolleboozen van kweekers. Ontelbare handen waren noodig, geduld en opoffering onontbeerlijk om het feest te doen slagen; een feest dat gedurende eenige weken velen naar buiten tokt naar het land van geur en kleur. Nog zal men eenige weken geduld moe ten hebben, maar dan vloeit weder een onaf gebroken stroom bezoekers door de bollen streek om eenige uren tusschen de bollen te leven, luidruchtig of stil, al naar den aard der bezoekers, maar allen om te genieten. staatslieden er bij te pas moeten komen om het borelingske een naam te geven? Anderen zullen zich afvragen: waar groei den en bloeiden deze bloemen vroeger, uit welke oorden der wereld stammen zij, wie plukte hen het. eerst, waar kleurden zij vroe ger de velden rood en paars en wit? Groei den zij aan den voet van den Himalaya, op de bergweiden van Zuid-Europa of langs de kust van Afrika? Eens reisden ondernemende mannen naar al deze streken en brachten bollen mede te rug naar het Noorden En nu, na jarenlange studie en ondervinding is het gelukt deze

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5