FRaULEIN STOCK.
DE HOED.
KEUKENGEHEIMEN.
EEN „HUIS"-VROUW.
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
Op verzoek van verscheidene lezeressen
geven wij ditmaal het patroon van een pyja-
No. 215: damespyjama. Voor een zomer-
pvjama neemt men batist, crêpe de chine of
katoen, terwijl voor koudere dagen flanel
meer gewenscht is.
Benoódigd materiaal: 4,£0 Meter van 70
c,M. breed en 1.25 Meter geruit materiaal
voor de garneering.
No. 223: gedistingeerd voor j aars japonnetje
van soepele wollen gestreepte stof. De van
voren gekruiste banden worden op den
rug gestrikt.
Benoodigde stof: 3 Meter van 130 c.M.
Beide patronen zijn tegen den prijs van 50
ct. per stuk' te verkrijgen bij de „Afdeeling
Knippatronen" van de Uitgeversmaatschappij
„De Mijlpaal", postbox 175 te Amsterdam.
Toezending zal geschieden na ontvangst
van liet bedrag, dat kan worden voldaan per
postwissel, in postzegels of wel per postgiro
41632.
De lezeressen worden vriendelijk verzocht
bij bestelling van één der patronen niet al
leen liet verlangde nummer, maar tevens
de gewenschte maat, d. w. z. boven,- taille,
heupwijdte enz. op te geven.
Gelieve verder naam en adres duidelijk te
vermelden, men voorkomt daardoor onnoo-
dige vertraging in de opsturing.--
Drie waren er in deze klas aan het dwepen
geslagen voor- Fraulein -Stock-.Ze- was het'
ideaal'van leerares in hun oogen. Zacht, be
scheiden, zelfs beleefd tegen deze groote
meisjes. Ze was jong, maakte een zwakken,
ietwat lijdenden indruk. Dat languissante,
een uitzondering op den regel van stoere,
frissche- werkkrachten aan deze- inrichting,
maakte haar extra aantrekkelijk voor de ro
mantische bakvischjes. Stans van Maesberg
had het Fransje Vos onder de les toever
trouwd: „Zeg, Fransje, ze heeft bepaald een
verloren liefde!"
„Ze", dat was altijd Fraulein Stock, dat
was uitgemaakt. Over de anderen praatte je
als: „Roest, de Blink, van Straten", maar
„Ze" was voor deze drie de uitverkoren
leerares. Heerlijk om zoo met je drieën te
dwepen.
Margo zei smachtend op een keer voor de
les begon: „Ik zag 'er, ze zag er zóó lief uit.
Een blouse - geen rose, geen zalmkleur, maar
iets tusschen vieux-rose en aardbei. Jullie
zagen het niet, toen ze het „hok" inging!
Het „hok" was de kamer van de directrice.
„Nee", Fransje en Stans moesten het be
kennen, ze hadden haar niet gezien. „In-
jammer!"
De klasgenooten plaagden het drietal met
hun malle gesprekken. Dié haalden hautain
hun schouders op alsof ze de meerderen wa
ren, zeiden hoogstens: „Gunst kind, daar
heb je geen verstand van, het is zalig om met
iemand te dwepen!"
„O! zalig, zaaalig", bauwden de anderen
na. „Malle schapen!" zei Cato de Wilde, „jul
lie kennen ooit je les en jullie zit haar maar
aan te gapen!"
Zoo, Cato had het nu eens flink gezegd!
Die mallootigheid ook! Het begon de anderen
te vervelen. Den volgenden dag hadden ze
Duitsch-.,
Fraulein Stock keek niet zoo vriendelijk als
anders. Haar wezen drukte meer energie uit.
De stemming werd aangevoeld door de meis
jes, alleen het driespan merkte niets, wég wa
ren de gansjes weer in adoratie. Wat zag
ze er lief uit in haar wit zomerjaponnetje.
Ze zeiden het fluisterend tegen elkaar.
Een tik met het potlood op het tafeltje
en een zeer gedecideerd boozen blik uit de
Gretchenoogen.
Fraulein Stock's anders bleeke wangen
hadden zich gekleurd en ze begon nerveus
te spreken, vlug en vlugger, tot het er uit
was, haar lang, achter verlegenheid voor de
ze groote kinderen, teruggehouden veront
waardiging, om zoo weinig plichtsbesef van
enkelen. Het proefwerk was onvoldoende ge
weest en in het bijzonder wilde ze de aan
dacht vestigen op drie meisjes. Ze was wer
kelijk boos, want hun werk getuigde van on
oplettendheid en luiheid. Na vieren zouden ze
blijven en dit werk met 'haar bespreken. Ze
schaamde zich voor deze leerlingen. Fransje,
Margo en Stans schaamden zich ook.
Rechtvaardig zou „haar" oordeel zijn, dat
stond als een paal boven water.
.,Net goed voor die drie malle spoken!" zei
Mieneke Schut, toen ze naar huis ging en
de benepen-kijkende vriendinnen wachtten
°P de dingen die komen zouden. Stans hoor
de het, stak gauw haar tong uit en de ander
zette een langen neus om den hoek van de
deur.
Na dit speciale samenzijn met Fraulein
Stock was de vereering van de drie er niet
nimder op geworden, maar had een ander
karakter gekregen.
ELISABETH M. PALIES
(De zucht naar het nieuwe voert steeds
fcerug naar het oude.
Verveling hing in het café. De avondkrant
had ik al gelezen, mijn koffie- gedronken en
meer sigaretten gerookt dan .eigenlijk goed
voor me was. Mijn blik gleed van de eene
tafel naar de andere, maakte vergelijkingen
en bleef tenslotte op' de kleerenstandaard
rusten. Daaraan hingen vijf of zes hoeden.
Maar daartusschen hing er. één, die alles be
dierf. Oud, afgedragen, zonder eenig model
en daarover begon ik nu te" piekeren. Wie
durfde er nu met zoo'n hoed in dit café te
komen? Hier zaten alleen nette, goed geklee-
de menschen, om zoo te zeggen, gesoigneerd.
Op deze deftige hoofden kon zoo'n vod toch
niet passen. I-Iet hoedje hing daar tusschen
nette, goed gemodelleerde hoeden en tus
schen lichte modehoedjes ,als een werklooze
tusschen goedverdienenden. Ik keek het lo
kaal eens rond, om den eigenaar van dit
hoedje te ontdekken. Maar alle gasten ston
den boven verdenking. De man. van dat exem
plaar moest ergens verscholen in een hoekje
zitten.
Een' zeer deftige heer keek de, tegenover
hem zittende dame door een monocle aan.
Toen nam ik in gedachte den ouden hoed
van den haak en zette hem den deftigen heer
op. Dat was werkelijk belachelijk. De hoed
zakte hem tot over de ooren. Een dom, onbe
nullig gezicht keek onder den'rand uit. Toen
nam ik hem den hoed .weer af en probeerde
hem op het hoofd van een ouden heer, die
heel dicht bij me zat, te zetten. De hoed pas
te, maar bij nader inzien vond ik het beeld
toch niet in mijn smaak vallen. Het was wer
kelijk een tegenstelling, want de oude heer
las een zeer modern tijdschrift.
Daarom liet ik den hoed aan den haak
hangen. Op het laatst zou er-toch wel iemand
komen, die den hoed zou meenemen. Dan zou
ik tenminste weten, van wien dit hoedje
was.
Daar stond iemand op. Het was de deftige
heer. Toen nog een. Weer een. Zij hadden
hun krantje gelezen, hun sigaartje gerookt,
hun cognacje gedronken en misschien nog
een zaak gedaan. Ook hun heengaan kon het
probleem van den ouden hoed niet ophelde
ren. Zeer zeker grepen zij naar hun hoed, de
oude hoed bleef tenslotte alleen over. De
kellners ruimden al de tafeltjes af. Het was
laat.
„Mag ik alstublieft afrekpnen?" vroeg een
kellner mij plotseling. Ik greep verward in
mijn portemonnaie, betaalde en keek om mij
heen. De hoed hing nog steeds op zijn plaats.
Daar ik bemerkte, dat jk.de ëenige was, die
zich buiten de kellners nog - in het café be
vond en het licht reeds' gédeëltelijk was uit
gedraaid, moest ik wel opstaan en naar huis
gaan. Ik liep naar de garderobestandaard. In
den spiegel aan den overkant" keek mij een
heer aan, die zeer veel op mij geleek. Hij nam
den ouden hoed van den haak. Het was mijn
hoed. Dat was me nu pas ingevallen
KLEINE WENKEN.
Als ge naar een schouwburg of een partij
gaat en niet in het bezit zijt van een avond
mantel, zoo dat ge uw gewone jas over uw
avondjurk moet aantrekken, is dat niets erg.
Maar bega dan niet de Onvergeeflijke fout er
een hoed bij op te zetten! Daarmee bederft
ge uw heele verschijning hopeloos.
Op verzoek van onzen abonné den heer E.
P. te H., verschijnen heden de. recepten van
twee Fransche gerechten,-
Potage Soubise (Parijsche- uiensoep) 4 per
sonen: 11/4 L. bouillon, 1/2 pond uien, zout,
1 laurierblad, 1 kruidnagel, 1 peperkorrel, 50
gram bloem, 60 gram boter, 1 d.L. melk of
room.
Snipper de uien fijn en smoor ze in een l
sloten pan met de boter,, de kruiden en wat
zout zachtjes gaar (pl.m.. 1/2 uur); wrijf ze
door een zeef. Vermeng deze purée roerende
met de bloem, voeg onder voortdurend roeren
de bouillon bij kleine-beetjes'tegelijk toe en
laat de massa af en toe even aan de kook ko
men. Laat de soep enkele minuten doorkoken
en giet er op het laatst de melk of room door.
Bouillabaisse (vischragoüt, een specialiteit
van Marseille)Neem 'hiervoor verschillende
schaaldieren, bijvoorbeeld: -schelvisch, wij
ting, zeewolf, poon, kabeljauw, baars, voorn,
brasem, karper, mosselen, krab. Reken per
persoon 1/2 pond visch. 'Maak de visschen
schoon en verdeel ze -zoo noodig in mooten;
wrijf ze in met wat zout;- Verwarm in een
ijzeren pannetje enkele lepels olie met een
uitje, prei, tomaat, takjes peterselie, knof-
lookpit, laurierblad, venkel, een sinaasappel
schilletje; voeg na 5 minuten de visch toe en
wentel 'ze even aan alle. kapten door het hee-
te vet; giet er zooveel kokend water over,
dat de visch er juist mee bedekt is en laat
deze 10 minuten koken. Neem de visch met
een schuimspaan uit de pan, verwijder de
graten, en dien ze zoo warm mogelijk op. Pre
senteer hierbij een diepe schaal met eenige
sneden geroosterd brood, waarover de gezeef
de vischbouillon wordt gegoten.
Tapiocaschoteltje (6- personen)11/2 L.
melk, 120 gr. tapioca, 120 gr. suiker, 2 eieren,
nootmuskaat, zout.
Wasch de tapioca en weekze 3 uur in de
melk met wat zout. Breng de- pap roerende
aan de kook en laat ze daarna op een zacht
vuur, af en toe roerende, gaar en gebonden
worden (1 1/2 uur). Roer er de helft van de
suiker door en geraspte nootmuskaat, voeg
de pap voorzichtig bij de eidooiers, die met
de rest van de suiker -schuimig zijn geroerd
en vermeng dit alles luchtig, .met het zeer
stijf geslagen eiwit. Vul er. een met boter be
smeerd vuurvast schoteltje mee en plaats dit
in een warmen oven voor het vormen van een
korstje (pl.m, 20 minuten).
WIJ HEBBEN VACANTIE.
De schooljeugd treft het en. moeder niet
minder dat de .Paaschvacantie mooi weer
heeft meegebracht. Want hoéwei het met
Kerstmis doodgewoon is, dat het regent en
slecht weer is, zoodat de kinderen in huis
moeten blijven, de Paaschdagen hooren nu
eenmaal bij het voorjaar, .en wanneer het
dan in dezen tijd slecht weer is, is dat een
dubbele teleurstelling.
Maar gelukkig, heeft de Bilt het goed voor
met alle vacantiegangers, en de kinderen
genieten van het spelen buiten.
Langs ons huis komt een groepje van een
stuk of zes kinderen, waarvan de leeftijden
uiteenloopen van een jaar of drie, een ge
zellig dik schommeltje, dat-moeizaam mee-
waggelt op zijn dikke beentjes, zorgvuldig
vastgehouden door het oudste meisje, van
een jaar of tien.
Ze komen zeer beslist op ons huis afge
stapt, en als we ze opendoen, blijkt een jonge
tje een bloedende knie te hebben, want hij
js gevallen. Terwijl hij verbonden wordt,
houdt hij een heel verhaal over zijn valpar
tij en als het kleine gezelschap tenslotte af
trekt, loopt hij gewichtig met een stijf been
en een passend somber gezicht. De anderen
vinden het niet minder interessant, zoodat
het vallen en de pijn tenslotte toch nog een
niet geringe glorie vertegenwoordigen voor
het slachtoffer.
Op een open terreintje in de buurt is een
stelletje jongens aan het voetballen met een
heuschen voetbal. Ze schreeuwen er zoo
hard mogelijk bij, ze maken een bombarie
dat het straten ver te hooren is, en daardoor
trekt het natuurlijk ook weer andere jongens
aan. Dit publiek vindt echter al heel spoedig
dat het net evenveel recht heeft om mee te
doen als die anderen, zij slenteren steeds
meer naderbij, totdat er bij de voetballers
verschil van meening ontstaat over een uit
spraak van den scheidsrechter.
Nu vindt het publiek den tijd gekomen om
zich ermee te bemoeien, het steekt zijn mee
ning lang niet onder stoelen of banken en
daar de partijen het al niet eens konden wor
den, maakt dit de verwarring nog grooter.
De stemmen worden steeds scheller en har
der, de gemoederen raken al meer opgewon
den, en wanneer tenslotte harder schreeuwen
niet meer bestaanbaar is, breekt een gevecht
los, dat niets meer te maken heeft met het
al of niet gelijk hebben van den scheidsrech
ter, maar dat zuiver en alleen tusschen de
partij die speelde en het publiek, gaat.
Tenslotte blijkt het publiek toch meer
lichaamskracht te hebben, en de voetballers
druipen af, met hun bal.
Nu is het publiek dus tot spelers gepromo
veerd, maar wat heb je te voetballen, wan
neer er geen bal is. Daarom hangt het troepje
zoo'n beetje rond op het terrein, maar omdat
:.èr niets te' beleven valt, slentert, het al gauw
yireg om nieuwe avonturen té zoeken.
Een kwartier later is" dé kwetterende bende
van eerst alweer druk aan het spelen, alsof
zij niet weg geweest zijn, er wordt juist een
ernstige strafschop genomen, de heele club
is in de grootste spanning daar verschijnt
een agent ten tooneele ,en verjaagt het heele
gezelschap definitief.
Een viertal meisjes vermaken zich geza
menlijk met één fiets, blijkbaar afgestaan
door een van de moeders. Het is een oude
fiets, waaraan niet veel meer te bederven
is, de kinderen moeten er staande op rijden,
want anders is hij hun te hoog, en hoewel
drie van de vier er vanmorgen nog nooit op
gezeten hadden, kennen zij het nu alle vier,
dat is bepaald van onze Hollandsche kinde
ren een soort zesde zintuig.
Dus rijden de meisjes „blokjes-om", eerlijk
om beurten, totdat er een wat langer weg
blijft, wat de anderen de verdenking doet
opperen, dat zij'een straat verder is gereden
dan waarop zij recht had. En juist staat de
schuldige zich met klem te verdedigen: mijn
tante kwam de straat door, en die hield me
aan", wat door de anderen in twijfel getrok
ken wordt, of de bewuste tante komt juist
aanloopen, en de onschuldige is gerehabili
teerd.
De vacantie is nu bijna een week aan den
gang, en trouw rijden de Vier hun blokje-om,
van 's morgens na het ontbijt tot tegen het
middageten, met een korte onderbreking om
twaalf uur.
Bewijst het niet duidelijk de ongeloofelij -
ke aantrekkingskracht van een nieuw speel
tuig vooral wanneer het van de volwassenen
afkomstig is!
E. E. J.—P.
KEN UZELF!
Behoort gij ook tot die verschrikkelijke
vrouwen, de wanhoop van winkeliers, bedien
den en verkoopsters, die een kwartier voor
sluitingstijd binnenkomen, alles om laten
halen, geen keus kunnen maken, omdat ze
niets mooi vinden en die tenslotte ver na den
vastgestelden sluitingstijd weggaan, zonder
iets gekocht te hebben?.
„Wat voor type vrouw is het?"
Een vraag, die dikwijls gesteld wordt en
waarop meestal een meer of minder belang
rijk gesprek volgt over vrouwen-types
types in het algemeen. Want mannen zijn in
dat opzicht evengoed in te deelen els vrou
wen.
Wat voor type? Je hebt zoo het moeder
lijke, het mondaine, het geëmancipeerde type.
Het type dat alleen maar moeder is, een an
der dat alleen vrouw kan zijn, weer een an
der dat geschapen schijnt voor alleen maar
kameraad. Het is wel interessant je kennis
sen eens de revue te laten passeeren en ze
ergens onder te brengen. Dat is mode. Maar
makkelijk gaat het niet.
Wij hadden het oo kover types en
als vrouwen onder elkaar in dit geval over
mannentypes.
„Henk is het type van een werker", zei
Nel, „hij kijkt nooit naar vrouwen".
„Henk?" vroeg Emmy verwonderd. „Hoe
kan je dat zeggen! Hij is een van de meest
amoureuse mannen die ik ken".
„Onzin", zei Fien, „hij is hartelijk en jo
viaal. Maar amoureus geen sprake van".
En daar zit je dan al dadelijk met je nette
indeeling in vakjes. Hoe is Henk? Wie heeft
er gelijk? Bij welk type hoort hij?
Het wordt een verwarring waarbij je ge
neigd bent naar de filosofie van Pirandello
te grijpen. Een mensch is niet dit of dat, hij
is vandaag zoo en morgen weer anders. Hij
gedraagt zich naar gelang van omstandighe
den en personen die tegenover hem staan op
allerlei manieren.
En is een mensch dan tenslotte zoo zooals
hij zich zelf voelt, of is hij zooals anderen
hem zien? Wie is Henk? Voor Nel heel
iemand anders dan voor Èmmy| Fien denkt
bij den naam „Henk" aan totaal iemand an
ders, dan Nel. En zooals Henk zichzelf voelt
zoo kent waarschijnlijk niemand hem,
Henk dat is niet een, maar dat zijn tien
tallen personen.
Pirandello kan de menschen geweldig irri-
teereh met zijn eeuwige vraag: ben. ik het
nu of ben ik het niet? 'Wat is schijn en
wat is waarheid en waarom zou schijn
geen waarheid en waarheid geen schijn zijn?
Het komt er alleen maar op aan, wat er in
onze gedachten leeft, daar wordt de wereld
iederen dag opnieuw geschapen. Ben ik in
de gedachten van iemand een schurk dan
ben ik dat ook, dan is dat zooEnzoo-
voorts.
Zie je voor het eerst een stuk van Piran
dello dan vind je hem geweldig knap en vin
dingrijk. Maar ik zei het al; op den duur gaat
hij de meesten van ons irriteeren. Het lijkt
wel een spelletje, steeds weer met andere
sujetten gespeeld en een oplossing komt
er nooit, aleen maar verwarring.
En we zeggen tenslotte: het is niet waar,
iemand is toch in zijn diepste wezen wel iets,
is wel het een of ander type. Hoe we hem
zien, dat komt er voor hemzelf niet in de
allereerste plaats op aan, het gaat er niet
om zij welk type wij hem indeelen, maar bij
welk type hij zichzelf indeelt. En dat hij
zich daarbij niet vergist.
We zien bij onze kennissen allerlei eigen
schappen naar voren treden en we worden
het over hun types misschien wel nóóit eens.
Maar zijzelf zullen wel weten bij welk type
zij hooren. Een vrouw weet van zich zelf heel
goed of ze in de eerste plaats moeder, vrouw
of kameraad is. Ze kan niet zonder schade
aan zich zelf te doen zich als het type aan
stellen dat ze niet is. Natuurlijk heeft ze van
de andere types eigenschappen in zich, maar
het type dat zij is zal ze moeten laten heer-
schen.
En al zijn we dan zóó tegen den één en
den ander voor ons zelf is er toch wel een
waarheid. De waarheid: hoe meer we werke
lijk onszelf zijn dat zélf is er hoe meer
kans we hebben op een gelukkig, harmonieus
leven.
BEP OTTEN
nisch werk is, en dat het een vrouw moeilijk
valt zich daarvoor te interesseeren, maar
ook voor den gang van zaken in het bedrijf
toont ze niet de minste belangstelling".
„Ik zeg je dit allemaal", ging hij niet erg
op zijn gemak voort, „niet om je een slechten
indruk van zijn vrouw te geven, ook niet om
je een niet erg ideale voorstelling van ons
luwelijk bij te brengen ik zou er niet over
denken, want Tony is tenslotte erg lief en
goedhartig maar alleen ter wille van de
conversatie straks. Ze is een huiselijke, erg
huiselijke vrouw en je doet dus het best(
met over haar huishouding te praten, ei
over het kind dat ze vreeselijk verwent. Wan)
van wat er in de wereld gebeurt weet ze niets.
Ze stelt er geen belang in, als het niet on
middellijk haar huishouding raakt; in kran
ten leest ze hoogstens een kort verhaal of
een feuilleton. Enfin, ze is iemand, die wat
je noemt leeft in haar huisgezin. Altijd ko
ken en naaien en bezig zijn en het druk heb
ben", zei hij half-wrevelig maar met een in
tonatie van verontschuldigend medelijden.
,Ze heeft het altijd maar druk", liet hij er
op volgen, met een plotselinge overgang naar
een vriendelijken, tegelijk bestraffenden en
prijzenden toon, toen, zijn vrouw weer bin
nenkwam en eeii in de puntjes verzorgde
thee gereed zette.
We dronken thee, we rookten een cigaret;
de echtgenoot verontschuldigde zich voor
meer belangrijke bezigheden. Ik prees de zelf
gemaakte cake, de bros gebakken koekjes,
haar vaardigheid en haar ijver om dat alles
klaar te maken. En plotseling zuchtte ze, dat
het soms wel erg veel tijd nam en dat dat
koken en bezig zijn in het huis je meestal
zóó vermoeide, dat je 's avonds weinig fut
meer over had en je je wel eens afvroeg, of
het dat nu eigenlijk allemaal wel waard was.
„Maar m'n man is er zoo op gesteld", voegde
ze er verklarend aan toe. „Ik voor mij zou van
alles veel minder werk maken, maar hij
waardeert iets extra's zoo, en hij verwacht
ook van me dat ik daar altijd voor zorg". En
op denzelfden vriendelij k-medelij denden
toon dien hij daar straks gebruikt had, zei
ze: „Och, hij is in die dingen nog zoo goed
ouderwetsch, hij vindt dat een vrouw genoeg
moet hebben aan haar huisgezin, dat het be
ter is dat ze een uur langer met het eten
bezig is, of met het borduren van een jurkje
voor baby, dan dat ze dat uur gebruikt „om
de krant in te kijken, of een boek te lezen.
Wil je wel gelooven", liet ze er vertrouwelijk
op volgen, „dat ik van de krant vaak niet
meer dan het feuilleton, of het korte verhaal
lees. Ik kom er eenvoudig niet aan toe. En
je raakt er ook zoo uit, mijn man vertelt me
nooit iets over de dingen die er in de wereld
gebeuren, je raakt er zoo uit, dat je tenslotte
teveel moeite hebt om het allemaal in de
bladen te volgen. En wat misschien nog er
ger is, zelfs over zijn werk, het werk, waar
aan hij iederen dag zijn tijd geeft, weet ik
vrijwel niets. Hij vertelt er niet veel over, en
ik ben dikwijls te moe om er veel over te vra
gen. Je moet niet denken, dat ik klaag hóór,
hij is een beste jongen, maar hij kan zich
niet voorstellen, dat je .je wel eens moe voelt,
van al dat bezig' zijn in' huis, niet omdat het
werk zoo zwaar Is,'rnaar juist ómdat het je'
makkelijk valt, weinig van je energie, maar
alles van den beschikbaren tijd vraagt.
Het is veel moeilijker dan je denkt", zei ze
ernstig, om nog iets van je frischheid over te
-houden, om niet bedolven te raken onder het
vaak eentonige, steeds weer alle aandacht
vragendé huiswerk".
Ik beaamde het en dacht diepzinnig over
verdere conversatie na, nu de gegeven wen
ken nutteloos bleken....
Vr. S.
Zoordra ze even de kamer uit was gegaan,
zei haar echtgenoot: „Ja, dat had ik je nog
willen zeggen. Je zult wel al gemerkt hebben,
dat m'n vrouw zich heel weinig voor maat
schappelijke en politieke gebeurtenissen in
teresseert. Dat is altijd zoo geweest en zoo
lang als we getrouwd zijn spreken we dan
ook nooit over dergelijke dingen. In het be
gin was dat wel eens wat moeilijk. Dan kwam
je soms thuis met een wereldschokkend kran
tenbericht over gevallen regeeringen, sta
kingen .nieuwe maatregelen van de regee
ring tegen dit en tegen dat, en dan keek ze
je aan of je over ik weet niet wat voor gekke
dingen praatte en deed vriendelijk haar best
om mijn opgewondenheid niet te verstoren.
Maar tenslotte kon ik het me toch wel begrij
pen ook ze heeft blijkbaar genoeg aan
haar huishouding, en aan haar baby. Ze is
den lieven langen dag aan het koken, poet
sen en wrijven, gaat als ze tijd heeft met
baby wandelen. Ik begrijp soms niet wat ze
allemaal doet, maar ze is altijd moe als ik
avonds na m'n werk thuis kom, en ook
OM ZELF TE MAKEN!
VOOR DEN BINNENKANT DER KASTDEUR
voor dat werk van me heeft ze niet de minste
interesse. Ik weet wel, dat het zuiver tech- opruiming in onze kleerenkasten.
Zelfs de keurigste kast wordt ontsierd door
de ceintuurs, die aan een knop hangen, de
kraagjes ,voiletjes en dasjes, die op een plank
liggen en meer van deze benoodigdheden. We
zulen ditmaal een practisch hangertje ma
ken voor den binnenkant der kastdeur, waar
in al deze bijkomstigheden opgeborgen kun
nen worden .zonder het aspect der kast te
ontsieren.
Voor dat doel nemen we een stuk stevig
carton van 30 x 40 c.M. en omspannen het
met cretonne of de stof, die we er voor ge
bruiken willen.
Dan knippen we drie reepen stof van 18 c.M.
breed en 45 c.M. lang. Deze reepen worden
aan der. bovenkant 4 c.M. omgeslagen, een
elastiek erdoor gehaald, terwijl de rest als
hoofdje blijft staan.
Bij het bevestigen der reepen stof op het
plankje, moet men er voor zorgen, dat ze
over elkaar passen, zoodat er niets van de
naden zichtbaar is. Onderaan het plankje
komt een reep stof, waardoor elastiek, die
links en rechts vastgemaakt is en waarover
kraagjes, ceintuurs e.d. komen te hangen.
Aan de twee bovenste hoeken van het
plankje bevestigen we een paar ringen, waar
door een lint gehaald wordt.
Dit geheel wordt opgehangen aan de
binnenzijde der kastdeur en beteekent een