FRaULEIN STOCK. DE HOED. KEUKENGEHEIMEN. EEN „HUIS"-VROUW. ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Op verzoek van verscheidene lezeressen geven wij ditmaal het patroon van een pyja- No. 215: damespyjama. Voor een zomer- pvjama neemt men batist, crêpe de chine of katoen, terwijl voor koudere dagen flanel meer gewenscht is. Benoódigd materiaal: 4,£0 Meter van 70 c,M. breed en 1.25 Meter geruit materiaal voor de garneering. No. 223: gedistingeerd voor j aars japonnetje van soepele wollen gestreepte stof. De van voren gekruiste banden worden op den rug gestrikt. Benoodigde stof: 3 Meter van 130 c.M. Beide patronen zijn tegen den prijs van 50 ct. per stuk' te verkrijgen bij de „Afdeeling Knippatronen" van de Uitgeversmaatschappij „De Mijlpaal", postbox 175 te Amsterdam. Toezending zal geschieden na ontvangst van liet bedrag, dat kan worden voldaan per postwissel, in postzegels of wel per postgiro 41632. De lezeressen worden vriendelijk verzocht bij bestelling van één der patronen niet al leen liet verlangde nummer, maar tevens de gewenschte maat, d. w. z. boven,- taille, heupwijdte enz. op te geven. Gelieve verder naam en adres duidelijk te vermelden, men voorkomt daardoor onnoo- dige vertraging in de opsturing.-- Drie waren er in deze klas aan het dwepen geslagen voor- Fraulein -Stock-.Ze- was het' ideaal'van leerares in hun oogen. Zacht, be scheiden, zelfs beleefd tegen deze groote meisjes. Ze was jong, maakte een zwakken, ietwat lijdenden indruk. Dat languissante, een uitzondering op den regel van stoere, frissche- werkkrachten aan deze- inrichting, maakte haar extra aantrekkelijk voor de ro mantische bakvischjes. Stans van Maesberg had het Fransje Vos onder de les toever trouwd: „Zeg, Fransje, ze heeft bepaald een verloren liefde!" „Ze", dat was altijd Fraulein Stock, dat was uitgemaakt. Over de anderen praatte je als: „Roest, de Blink, van Straten", maar „Ze" was voor deze drie de uitverkoren leerares. Heerlijk om zoo met je drieën te dwepen. Margo zei smachtend op een keer voor de les begon: „Ik zag 'er, ze zag er zóó lief uit. Een blouse - geen rose, geen zalmkleur, maar iets tusschen vieux-rose en aardbei. Jullie zagen het niet, toen ze het „hok" inging! Het „hok" was de kamer van de directrice. „Nee", Fransje en Stans moesten het be kennen, ze hadden haar niet gezien. „In- jammer!" De klasgenooten plaagden het drietal met hun malle gesprekken. Dié haalden hautain hun schouders op alsof ze de meerderen wa ren, zeiden hoogstens: „Gunst kind, daar heb je geen verstand van, het is zalig om met iemand te dwepen!" „O! zalig, zaaalig", bauwden de anderen na. „Malle schapen!" zei Cato de Wilde, „jul lie kennen ooit je les en jullie zit haar maar aan te gapen!" Zoo, Cato had het nu eens flink gezegd! Die mallootigheid ook! Het begon de anderen te vervelen. Den volgenden dag hadden ze Duitsch-., Fraulein Stock keek niet zoo vriendelijk als anders. Haar wezen drukte meer energie uit. De stemming werd aangevoeld door de meis jes, alleen het driespan merkte niets, wég wa ren de gansjes weer in adoratie. Wat zag ze er lief uit in haar wit zomerjaponnetje. Ze zeiden het fluisterend tegen elkaar. Een tik met het potlood op het tafeltje en een zeer gedecideerd boozen blik uit de Gretchenoogen. Fraulein Stock's anders bleeke wangen hadden zich gekleurd en ze begon nerveus te spreken, vlug en vlugger, tot het er uit was, haar lang, achter verlegenheid voor de ze groote kinderen, teruggehouden veront waardiging, om zoo weinig plichtsbesef van enkelen. Het proefwerk was onvoldoende ge weest en in het bijzonder wilde ze de aan dacht vestigen op drie meisjes. Ze was wer kelijk boos, want hun werk getuigde van on oplettendheid en luiheid. Na vieren zouden ze blijven en dit werk met 'haar bespreken. Ze schaamde zich voor deze leerlingen. Fransje, Margo en Stans schaamden zich ook. Rechtvaardig zou „haar" oordeel zijn, dat stond als een paal boven water. .,Net goed voor die drie malle spoken!" zei Mieneke Schut, toen ze naar huis ging en de benepen-kijkende vriendinnen wachtten °P de dingen die komen zouden. Stans hoor de het, stak gauw haar tong uit en de ander zette een langen neus om den hoek van de deur. Na dit speciale samenzijn met Fraulein Stock was de vereering van de drie er niet nimder op geworden, maar had een ander karakter gekregen. ELISABETH M. PALIES (De zucht naar het nieuwe voert steeds fcerug naar het oude. Verveling hing in het café. De avondkrant had ik al gelezen, mijn koffie- gedronken en meer sigaretten gerookt dan .eigenlijk goed voor me was. Mijn blik gleed van de eene tafel naar de andere, maakte vergelijkingen en bleef tenslotte op' de kleerenstandaard rusten. Daaraan hingen vijf of zes hoeden. Maar daartusschen hing er. één, die alles be dierf. Oud, afgedragen, zonder eenig model en daarover begon ik nu te" piekeren. Wie durfde er nu met zoo'n hoed in dit café te komen? Hier zaten alleen nette, goed geklee- de menschen, om zoo te zeggen, gesoigneerd. Op deze deftige hoofden kon zoo'n vod toch niet passen. I-Iet hoedje hing daar tusschen nette, goed gemodelleerde hoeden en tus schen lichte modehoedjes ,als een werklooze tusschen goedverdienenden. Ik keek het lo kaal eens rond, om den eigenaar van dit hoedje te ontdekken. Maar alle gasten ston den boven verdenking. De man. van dat exem plaar moest ergens verscholen in een hoekje zitten. Een' zeer deftige heer keek de, tegenover hem zittende dame door een monocle aan. Toen nam ik in gedachte den ouden hoed van den haak en zette hem den deftigen heer op. Dat was werkelijk belachelijk. De hoed zakte hem tot over de ooren. Een dom, onbe nullig gezicht keek onder den'rand uit. Toen nam ik hem den hoed .weer af en probeerde hem op het hoofd van een ouden heer, die heel dicht bij me zat, te zetten. De hoed pas te, maar bij nader inzien vond ik het beeld toch niet in mijn smaak vallen. Het was wer kelijk een tegenstelling, want de oude heer las een zeer modern tijdschrift. Daarom liet ik den hoed aan den haak hangen. Op het laatst zou er-toch wel iemand komen, die den hoed zou meenemen. Dan zou ik tenminste weten, van wien dit hoedje was. Daar stond iemand op. Het was de deftige heer. Toen nog een. Weer een. Zij hadden hun krantje gelezen, hun sigaartje gerookt, hun cognacje gedronken en misschien nog een zaak gedaan. Ook hun heengaan kon het probleem van den ouden hoed niet ophelde ren. Zeer zeker grepen zij naar hun hoed, de oude hoed bleef tenslotte alleen over. De kellners ruimden al de tafeltjes af. Het was laat. „Mag ik alstublieft afrekpnen?" vroeg een kellner mij plotseling. Ik greep verward in mijn portemonnaie, betaalde en keek om mij heen. De hoed hing nog steeds op zijn plaats. Daar ik bemerkte, dat jk.de ëenige was, die zich buiten de kellners nog - in het café be vond en het licht reeds' gédeëltelijk was uit gedraaid, moest ik wel opstaan en naar huis gaan. Ik liep naar de garderobestandaard. In den spiegel aan den overkant" keek mij een heer aan, die zeer veel op mij geleek. Hij nam den ouden hoed van den haak. Het was mijn hoed. Dat was me nu pas ingevallen KLEINE WENKEN. Als ge naar een schouwburg of een partij gaat en niet in het bezit zijt van een avond mantel, zoo dat ge uw gewone jas over uw avondjurk moet aantrekken, is dat niets erg. Maar bega dan niet de Onvergeeflijke fout er een hoed bij op te zetten! Daarmee bederft ge uw heele verschijning hopeloos. Op verzoek van onzen abonné den heer E. P. te H., verschijnen heden de. recepten van twee Fransche gerechten,- Potage Soubise (Parijsche- uiensoep) 4 per sonen: 11/4 L. bouillon, 1/2 pond uien, zout, 1 laurierblad, 1 kruidnagel, 1 peperkorrel, 50 gram bloem, 60 gram boter, 1 d.L. melk of room. Snipper de uien fijn en smoor ze in een l sloten pan met de boter,, de kruiden en wat zout zachtjes gaar (pl.m.. 1/2 uur); wrijf ze door een zeef. Vermeng deze purée roerende met de bloem, voeg onder voortdurend roeren de bouillon bij kleine-beetjes'tegelijk toe en laat de massa af en toe even aan de kook ko men. Laat de soep enkele minuten doorkoken en giet er op het laatst de melk of room door. Bouillabaisse (vischragoüt, een specialiteit van Marseille)Neem 'hiervoor verschillende schaaldieren, bijvoorbeeld: -schelvisch, wij ting, zeewolf, poon, kabeljauw, baars, voorn, brasem, karper, mosselen, krab. Reken per persoon 1/2 pond visch. 'Maak de visschen schoon en verdeel ze -zoo noodig in mooten; wrijf ze in met wat zout;- Verwarm in een ijzeren pannetje enkele lepels olie met een uitje, prei, tomaat, takjes peterselie, knof- lookpit, laurierblad, venkel, een sinaasappel schilletje; voeg na 5 minuten de visch toe en wentel 'ze even aan alle. kapten door het hee- te vet; giet er zooveel kokend water over, dat de visch er juist mee bedekt is en laat deze 10 minuten koken. Neem de visch met een schuimspaan uit de pan, verwijder de graten, en dien ze zoo warm mogelijk op. Pre senteer hierbij een diepe schaal met eenige sneden geroosterd brood, waarover de gezeef de vischbouillon wordt gegoten. Tapiocaschoteltje (6- personen)11/2 L. melk, 120 gr. tapioca, 120 gr. suiker, 2 eieren, nootmuskaat, zout. Wasch de tapioca en weekze 3 uur in de melk met wat zout. Breng de- pap roerende aan de kook en laat ze daarna op een zacht vuur, af en toe roerende, gaar en gebonden worden (1 1/2 uur). Roer er de helft van de suiker door en geraspte nootmuskaat, voeg de pap voorzichtig bij de eidooiers, die met de rest van de suiker -schuimig zijn geroerd en vermeng dit alles luchtig, .met het zeer stijf geslagen eiwit. Vul er. een met boter be smeerd vuurvast schoteltje mee en plaats dit in een warmen oven voor het vormen van een korstje (pl.m, 20 minuten). WIJ HEBBEN VACANTIE. De schooljeugd treft het en. moeder niet minder dat de .Paaschvacantie mooi weer heeft meegebracht. Want hoéwei het met Kerstmis doodgewoon is, dat het regent en slecht weer is, zoodat de kinderen in huis moeten blijven, de Paaschdagen hooren nu eenmaal bij het voorjaar, .en wanneer het dan in dezen tijd slecht weer is, is dat een dubbele teleurstelling. Maar gelukkig, heeft de Bilt het goed voor met alle vacantiegangers, en de kinderen genieten van het spelen buiten. Langs ons huis komt een groepje van een stuk of zes kinderen, waarvan de leeftijden uiteenloopen van een jaar of drie, een ge zellig dik schommeltje, dat-moeizaam mee- waggelt op zijn dikke beentjes, zorgvuldig vastgehouden door het oudste meisje, van een jaar of tien. Ze komen zeer beslist op ons huis afge stapt, en als we ze opendoen, blijkt een jonge tje een bloedende knie te hebben, want hij js gevallen. Terwijl hij verbonden wordt, houdt hij een heel verhaal over zijn valpar tij en als het kleine gezelschap tenslotte af trekt, loopt hij gewichtig met een stijf been en een passend somber gezicht. De anderen vinden het niet minder interessant, zoodat het vallen en de pijn tenslotte toch nog een niet geringe glorie vertegenwoordigen voor het slachtoffer. Op een open terreintje in de buurt is een stelletje jongens aan het voetballen met een heuschen voetbal. Ze schreeuwen er zoo hard mogelijk bij, ze maken een bombarie dat het straten ver te hooren is, en daardoor trekt het natuurlijk ook weer andere jongens aan. Dit publiek vindt echter al heel spoedig dat het net evenveel recht heeft om mee te doen als die anderen, zij slenteren steeds meer naderbij, totdat er bij de voetballers verschil van meening ontstaat over een uit spraak van den scheidsrechter. Nu vindt het publiek den tijd gekomen om zich ermee te bemoeien, het steekt zijn mee ning lang niet onder stoelen of banken en daar de partijen het al niet eens konden wor den, maakt dit de verwarring nog grooter. De stemmen worden steeds scheller en har der, de gemoederen raken al meer opgewon den, en wanneer tenslotte harder schreeuwen niet meer bestaanbaar is, breekt een gevecht los, dat niets meer te maken heeft met het al of niet gelijk hebben van den scheidsrech ter, maar dat zuiver en alleen tusschen de partij die speelde en het publiek, gaat. Tenslotte blijkt het publiek toch meer lichaamskracht te hebben, en de voetballers druipen af, met hun bal. Nu is het publiek dus tot spelers gepromo veerd, maar wat heb je te voetballen, wan neer er geen bal is. Daarom hangt het troepje zoo'n beetje rond op het terrein, maar omdat :.èr niets te' beleven valt, slentert, het al gauw yireg om nieuwe avonturen té zoeken. Een kwartier later is" dé kwetterende bende van eerst alweer druk aan het spelen, alsof zij niet weg geweest zijn, er wordt juist een ernstige strafschop genomen, de heele club is in de grootste spanning daar verschijnt een agent ten tooneele ,en verjaagt het heele gezelschap definitief. Een viertal meisjes vermaken zich geza menlijk met één fiets, blijkbaar afgestaan door een van de moeders. Het is een oude fiets, waaraan niet veel meer te bederven is, de kinderen moeten er staande op rijden, want anders is hij hun te hoog, en hoewel drie van de vier er vanmorgen nog nooit op gezeten hadden, kennen zij het nu alle vier, dat is bepaald van onze Hollandsche kinde ren een soort zesde zintuig. Dus rijden de meisjes „blokjes-om", eerlijk om beurten, totdat er een wat langer weg blijft, wat de anderen de verdenking doet opperen, dat zij'een straat verder is gereden dan waarop zij recht had. En juist staat de schuldige zich met klem te verdedigen: mijn tante kwam de straat door, en die hield me aan", wat door de anderen in twijfel getrok ken wordt, of de bewuste tante komt juist aanloopen, en de onschuldige is gerehabili teerd. De vacantie is nu bijna een week aan den gang, en trouw rijden de Vier hun blokje-om, van 's morgens na het ontbijt tot tegen het middageten, met een korte onderbreking om twaalf uur. Bewijst het niet duidelijk de ongeloofelij - ke aantrekkingskracht van een nieuw speel tuig vooral wanneer het van de volwassenen afkomstig is! E. E. J.—P. KEN UZELF! Behoort gij ook tot die verschrikkelijke vrouwen, de wanhoop van winkeliers, bedien den en verkoopsters, die een kwartier voor sluitingstijd binnenkomen, alles om laten halen, geen keus kunnen maken, omdat ze niets mooi vinden en die tenslotte ver na den vastgestelden sluitingstijd weggaan, zonder iets gekocht te hebben?. „Wat voor type vrouw is het?" Een vraag, die dikwijls gesteld wordt en waarop meestal een meer of minder belang rijk gesprek volgt over vrouwen-types types in het algemeen. Want mannen zijn in dat opzicht evengoed in te deelen els vrou wen. Wat voor type? Je hebt zoo het moeder lijke, het mondaine, het geëmancipeerde type. Het type dat alleen maar moeder is, een an der dat alleen vrouw kan zijn, weer een an der dat geschapen schijnt voor alleen maar kameraad. Het is wel interessant je kennis sen eens de revue te laten passeeren en ze ergens onder te brengen. Dat is mode. Maar makkelijk gaat het niet. Wij hadden het oo kover types en als vrouwen onder elkaar in dit geval over mannentypes. „Henk is het type van een werker", zei Nel, „hij kijkt nooit naar vrouwen". „Henk?" vroeg Emmy verwonderd. „Hoe kan je dat zeggen! Hij is een van de meest amoureuse mannen die ik ken". „Onzin", zei Fien, „hij is hartelijk en jo viaal. Maar amoureus geen sprake van". En daar zit je dan al dadelijk met je nette indeeling in vakjes. Hoe is Henk? Wie heeft er gelijk? Bij welk type hoort hij? Het wordt een verwarring waarbij je ge neigd bent naar de filosofie van Pirandello te grijpen. Een mensch is niet dit of dat, hij is vandaag zoo en morgen weer anders. Hij gedraagt zich naar gelang van omstandighe den en personen die tegenover hem staan op allerlei manieren. En is een mensch dan tenslotte zoo zooals hij zich zelf voelt, of is hij zooals anderen hem zien? Wie is Henk? Voor Nel heel iemand anders dan voor Èmmy| Fien denkt bij den naam „Henk" aan totaal iemand an ders, dan Nel. En zooals Henk zichzelf voelt zoo kent waarschijnlijk niemand hem, Henk dat is niet een, maar dat zijn tien tallen personen. Pirandello kan de menschen geweldig irri- teereh met zijn eeuwige vraag: ben. ik het nu of ben ik het niet? 'Wat is schijn en wat is waarheid en waarom zou schijn geen waarheid en waarheid geen schijn zijn? Het komt er alleen maar op aan, wat er in onze gedachten leeft, daar wordt de wereld iederen dag opnieuw geschapen. Ben ik in de gedachten van iemand een schurk dan ben ik dat ook, dan is dat zooEnzoo- voorts. Zie je voor het eerst een stuk van Piran dello dan vind je hem geweldig knap en vin dingrijk. Maar ik zei het al; op den duur gaat hij de meesten van ons irriteeren. Het lijkt wel een spelletje, steeds weer met andere sujetten gespeeld en een oplossing komt er nooit, aleen maar verwarring. En we zeggen tenslotte: het is niet waar, iemand is toch in zijn diepste wezen wel iets, is wel het een of ander type. Hoe we hem zien, dat komt er voor hemzelf niet in de allereerste plaats op aan, het gaat er niet om zij welk type wij hem indeelen, maar bij welk type hij zichzelf indeelt. En dat hij zich daarbij niet vergist. We zien bij onze kennissen allerlei eigen schappen naar voren treden en we worden het over hun types misschien wel nóóit eens. Maar zijzelf zullen wel weten bij welk type zij hooren. Een vrouw weet van zich zelf heel goed of ze in de eerste plaats moeder, vrouw of kameraad is. Ze kan niet zonder schade aan zich zelf te doen zich als het type aan stellen dat ze niet is. Natuurlijk heeft ze van de andere types eigenschappen in zich, maar het type dat zij is zal ze moeten laten heer- schen. En al zijn we dan zóó tegen den één en den ander voor ons zelf is er toch wel een waarheid. De waarheid: hoe meer we werke lijk onszelf zijn dat zélf is er hoe meer kans we hebben op een gelukkig, harmonieus leven. BEP OTTEN nisch werk is, en dat het een vrouw moeilijk valt zich daarvoor te interesseeren, maar ook voor den gang van zaken in het bedrijf toont ze niet de minste belangstelling". „Ik zeg je dit allemaal", ging hij niet erg op zijn gemak voort, „niet om je een slechten indruk van zijn vrouw te geven, ook niet om je een niet erg ideale voorstelling van ons luwelijk bij te brengen ik zou er niet over denken, want Tony is tenslotte erg lief en goedhartig maar alleen ter wille van de conversatie straks. Ze is een huiselijke, erg huiselijke vrouw en je doet dus het best( met over haar huishouding te praten, ei over het kind dat ze vreeselijk verwent. Wan) van wat er in de wereld gebeurt weet ze niets. Ze stelt er geen belang in, als het niet on middellijk haar huishouding raakt; in kran ten leest ze hoogstens een kort verhaal of een feuilleton. Enfin, ze is iemand, die wat je noemt leeft in haar huisgezin. Altijd ko ken en naaien en bezig zijn en het druk heb ben", zei hij half-wrevelig maar met een in tonatie van verontschuldigend medelijden. ,Ze heeft het altijd maar druk", liet hij er op volgen, met een plotselinge overgang naar een vriendelijken, tegelijk bestraffenden en prijzenden toon, toen, zijn vrouw weer bin nenkwam en eeii in de puntjes verzorgde thee gereed zette. We dronken thee, we rookten een cigaret; de echtgenoot verontschuldigde zich voor meer belangrijke bezigheden. Ik prees de zelf gemaakte cake, de bros gebakken koekjes, haar vaardigheid en haar ijver om dat alles klaar te maken. En plotseling zuchtte ze, dat het soms wel erg veel tijd nam en dat dat koken en bezig zijn in het huis je meestal zóó vermoeide, dat je 's avonds weinig fut meer over had en je je wel eens afvroeg, of het dat nu eigenlijk allemaal wel waard was. „Maar m'n man is er zoo op gesteld", voegde ze er verklarend aan toe. „Ik voor mij zou van alles veel minder werk maken, maar hij waardeert iets extra's zoo, en hij verwacht ook van me dat ik daar altijd voor zorg". En op denzelfden vriendelij k-medelij denden toon dien hij daar straks gebruikt had, zei ze: „Och, hij is in die dingen nog zoo goed ouderwetsch, hij vindt dat een vrouw genoeg moet hebben aan haar huisgezin, dat het be ter is dat ze een uur langer met het eten bezig is, of met het borduren van een jurkje voor baby, dan dat ze dat uur gebruikt „om de krant in te kijken, of een boek te lezen. Wil je wel gelooven", liet ze er vertrouwelijk op volgen, „dat ik van de krant vaak niet meer dan het feuilleton, of het korte verhaal lees. Ik kom er eenvoudig niet aan toe. En je raakt er ook zoo uit, mijn man vertelt me nooit iets over de dingen die er in de wereld gebeuren, je raakt er zoo uit, dat je tenslotte teveel moeite hebt om het allemaal in de bladen te volgen. En wat misschien nog er ger is, zelfs over zijn werk, het werk, waar aan hij iederen dag zijn tijd geeft, weet ik vrijwel niets. Hij vertelt er niet veel over, en ik ben dikwijls te moe om er veel over te vra gen. Je moet niet denken, dat ik klaag hóór, hij is een beste jongen, maar hij kan zich niet voorstellen, dat je .je wel eens moe voelt, van al dat bezig' zijn in' huis, niet omdat het werk zoo zwaar Is,'rnaar juist ómdat het je' makkelijk valt, weinig van je energie, maar alles van den beschikbaren tijd vraagt. Het is veel moeilijker dan je denkt", zei ze ernstig, om nog iets van je frischheid over te -houden, om niet bedolven te raken onder het vaak eentonige, steeds weer alle aandacht vragendé huiswerk". Ik beaamde het en dacht diepzinnig over verdere conversatie na, nu de gegeven wen ken nutteloos bleken.... Vr. S. Zoordra ze even de kamer uit was gegaan, zei haar echtgenoot: „Ja, dat had ik je nog willen zeggen. Je zult wel al gemerkt hebben, dat m'n vrouw zich heel weinig voor maat schappelijke en politieke gebeurtenissen in teresseert. Dat is altijd zoo geweest en zoo lang als we getrouwd zijn spreken we dan ook nooit over dergelijke dingen. In het be gin was dat wel eens wat moeilijk. Dan kwam je soms thuis met een wereldschokkend kran tenbericht over gevallen regeeringen, sta kingen .nieuwe maatregelen van de regee ring tegen dit en tegen dat, en dan keek ze je aan of je over ik weet niet wat voor gekke dingen praatte en deed vriendelijk haar best om mijn opgewondenheid niet te verstoren. Maar tenslotte kon ik het me toch wel begrij pen ook ze heeft blijkbaar genoeg aan haar huishouding, en aan haar baby. Ze is den lieven langen dag aan het koken, poet sen en wrijven, gaat als ze tijd heeft met baby wandelen. Ik begrijp soms niet wat ze allemaal doet, maar ze is altijd moe als ik avonds na m'n werk thuis kom, en ook OM ZELF TE MAKEN! VOOR DEN BINNENKANT DER KASTDEUR voor dat werk van me heeft ze niet de minste interesse. Ik weet wel, dat het zuiver tech- opruiming in onze kleerenkasten. Zelfs de keurigste kast wordt ontsierd door de ceintuurs, die aan een knop hangen, de kraagjes ,voiletjes en dasjes, die op een plank liggen en meer van deze benoodigdheden. We zulen ditmaal een practisch hangertje ma ken voor den binnenkant der kastdeur, waar in al deze bijkomstigheden opgeborgen kun nen worden .zonder het aspect der kast te ontsieren. Voor dat doel nemen we een stuk stevig carton van 30 x 40 c.M. en omspannen het met cretonne of de stof, die we er voor ge bruiken willen. Dan knippen we drie reepen stof van 18 c.M. breed en 45 c.M. lang. Deze reepen worden aan der. bovenkant 4 c.M. omgeslagen, een elastiek erdoor gehaald, terwijl de rest als hoofdje blijft staan. Bij het bevestigen der reepen stof op het plankje, moet men er voor zorgen, dat ze over elkaar passen, zoodat er niets van de naden zichtbaar is. Onderaan het plankje komt een reep stof, waardoor elastiek, die links en rechts vastgemaakt is en waarover kraagjes, ceintuurs e.d. komen te hangen. Aan de twee bovenste hoeken van het plankje bevestigen we een paar ringen, waar door een lint gehaald wordt. Dit geheel wordt opgehangen aan de binnenzijde der kastdeur en beteekent een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 3