REINTJE DE VOS.
Besfe Jongens en Meisjes
De Paaschvacantie is alweer voorbij. Wat
was het weder mooi. Jullie hebt natuurlijk
veel buiten gespeeld en zijn evenals ik
Dinsdagmorgen weer naar school gegaan.
Aan het aantal briefjes kan ik ook wel zien
dat jullie extra tijd hebt gehad. Maar nu de
school weder begonnen is, hoop ik dat jullie
toch wat tijd voor mij over kunt houden en
mij trouw schrijft enjullie zorgt er voor
dat ik nog veel meer vriendinnetjes en
vriendjes krijg. Tot mn spijt is er verleden
week een briefje blijven'liggen en zal ik om
m'n fout goed te maken hem het eerst be
antwoorden.
FILMSTERRETJE. Zeg jij weet een
anooien naam te bedenken. Maar toch Grietje
'k geloof dat ik je ken en jij mij ook kent.
Grappig niet? Jammer dat je ziek bent en
niet naar school mag. Je gaat toch op school
7? De oplossing van Biikoortjes raadseltje
luidt: „de zon". Natuurlijk zal ik de groe
ten van je aan oom Kees overbrengen.
PELIKAAN. Natuurlijk vind ik het goed
dat jij ook aan de Kinderrubriek mede doet.
Ik vind het zelfs heel prettig. Jullie hebt dus,
nu denk ik ook aan je zusje Annie, twee
moeders thuis. Een moeder die voor jullie
zorgt en een kat-tenmosder. Het is zeker een
zwarte poes anders zou ze geen Moortje hee-
ten. Fijn voor Moortje dat ze haar kindje
Jylies nog altijd bij haar heeft. Je zorgt zeker
goed voor de poesjes? Als men dieren heeft
dan moet men er ook goed voor zorgen en
ze nooit pijn doen of plagen. Dag Pijnen
burg.
BESTE ANNIE. Je vraagt me of ik het
goed vind dat je ook je briefjes instuurt. Ja
zeker, ik vind het niet alleen goed maar ben
er zelfs heel blij om Je moogt ook moeite
doen nog veel meer vriendinnetjes en vriend
jes voor me op te zoeken maar, de ouders van
deze kinderen moeten, dat is van zelf spre
kend de IJm. Cour. lezen.
Je was dus even blij met het mooie weer
in de vacantie als ik. In het vervolg schrijf
ik niet meer Annie maar je schuilnaam.
Veel groeten Danseresje.
BESTE JANNA. Ja nu was je prachtig
op tijd met je briefje en haast ik mij je te
antwoorden.
Het is wel fijn om in de duinen te spelen
maar toch raad ik je aan, ga er nooit ver in.
Speel zoo, dat de omwonenden je nog kun
nen zien. Ik kan me best voorstellen dat je
moeder de geplukte viooltjes mooi vindt.
Weet je hoe dit kleine viooltje heet? Drie
kleurig viooltje. Is je nichtje weer beter. Je
neefje was met z'n vriendjes niet erg geluk
kig. Het is echter heel dom om langs het wa
ter te spelen.
Naar welk speeltuinmiddagje ben je ge
weest? Naar het „Winterfeest" van den speel
tuin „Centrum"? Daar was ik ook en moet
je mij beslist gezien hebben. Nu Wildzang
tot ziens.
LIEVE PRINSESJE. Zoo heb jij zoo fijn
genoten in de vacantie en heb je in de Eh-
schedéstraat gelogeerd? Is je neef 15 en je
nichtje 9 jaar. Heeft je oom een auto? Ik Ge
loof dat ik weet wie je oom en tante zijn en
hoe je nichtje heet. Vertel me in je volgend
briefje maar of ik het goed weet. Je nichtje
heetKlaasje Box. En hoe vondt je den
speeltuinmiddag in „Thalia"? Ik was er ook
en weet ik heel zeker dat je mij gezien hebt.
Raadselachtig hè. Daar begrijp je natuurlijk
niets van. Ik dank je voor je kalendenblaad
jes. Dag.
ROBBISDOES. Z oo vond je het verhaal
van de gehoorzame lucifers zoo mooi? Of ik
m'n voornaam wil schrijven, net als tante
Tobie? Neen beste Robbedoes dat doe ik
niet. Binnenkort zullen jullie wel vernemen
hoe ik heet. Misschien laat ik jullie wel ra
den. Jullie schrijft dan gewoon Juffrouw
We kunnen toch wel gezellige briefjes schrij
ven en mooie voorwerpen maken al zijn de
rubriekertjes geen nichtjes en neefjes van
mij. maar vriendinnetjes en vriendjes.
Nog wel gefeliciteerd. Wat heeft men je
goed bedacht. Je zusters heeten Grietje,
Maaltje en Aafje.
Hoe weet de juffrouw dat nu, zal je den
ken. Je was ook in „Thalia" toen het „Win
terfeest" yan den speeltuin „Centrum" ge
geven werd. Hoe vondt je het feest? Dag
Robbedoes.
KEEPERTJE. Wat een aardig versje en
wil je dat in de courant laten zetten? Je
briefje zal ik dan maar kort beantwoorden
anders kijkt de letterzetter me boos aan.
Hij krijgt dan tè veel copie voor één mijner
vrienden.
Als het klokje zeven slaat
Komt Jan dapper uit de veeren
De zon schijnt vroolijk door het raam
Dus schiet hij vlug maar in de kleeren.
Dan wascht hij stevig z'n gezicht
Zn rug, z'n handen en z'n borst
Terwijl z'n moeder op hem bromt
Omdat hij altijd zooveel morst.
Om negen uur begint de school
Broertje Jan ontbijt dus snel
Gaat naar school met zusje Nel.
Ziezoo Keepertje aan je wensch is voldaan,
'k Zal nu een vriendinnetje antwoorden gaan.
Dag.
BESTE MAART JE. Zoo verlang jij al naar
Zaterdag en naar de rubriek, 'k Kan het best
begrijpen. Vroeger schreef ik ook briefjes en
was dan nieuwsgierig naar het briefje dat
als antwoord in de rubriek zou verschijnen.
Het is al heel veel jaren geleden. Vind je
het zoo erg om voor andere menschen te spe
len b. v. op de openb. les van de mandoline
club? Ik raad je ernstig aan om ondanks je
het erg vindt, het toch te doen. Je bent nog
jong en je bent nu juist in de gelegenheid
om je een gepaste vrijheid van bewegen
eigen te maken. Het is zoo prettig en van
groote waarde wanneer men volwassen zijn
de, zich gemakkelijk beweegt. Je houdt veel
van handwerken evenals ik. Er komt in de
rubriek wel eens een beschrijving van een
knutselwerkje, een handwerkje, enz. De ru
briek gaat een kinderschat vertegenwoordi
gen. Alles mag ik nog niet verklappen. Je
bent dus ook een echte poppenmoeder en
zorgt dat je kleintjes netjes gekleed gaan.
Wat een lange brief, k eindig vlug. Dag.
KABOUTERTJE. Zeg kleine baas je
Schuilnaam begint met een k en niet met
1 een c zooals je schreef. Wil je er voortaan
aan denken? Je raadseltje bewaar ik met
meerdere raadsels. Zoo nu en dan komt er
één in de rubriek. Zal ik je eens een versje
geven dat je met je Moeder's verjaardag op
zeggen moet? Schrijf je antwoord maar in je
volgend briefje en tevens je adres. Ik zorg
dan dat je iets thuis krijgt waarmede je
neen ik zeg het nog niet, dat blijft voorloopig
nog geheim. Dag.
BESTE ZUS. Zoo verlang jij nu reeds
naar een feest. Beloven kan ik je nog niets
hoor. In ieder geval zou ik maar trouw aan
de rubriek deelnemen. Je vindt het niet leuk
dat ik niet zeg hoe ik heet en je denkt dat
ik een tante ben en jij een nichtje- Mis poes.
Over een poosje hoor je wel wie ik ben en
mag je nu reeds weten wat jij bent. Jij
bent niet m'n nichtje maar m'n vriendin
netje. Hoe vind je dat? Klinkt het niet
aardig? Ik dank je voor je raadseltje. Lees
het briefje aan Kaboutertje maar eens door.
Dag.
PIETJE PELLE. Wat is dat? Ga jij niet
graag naar school? Daar meen je natuurlijk
niets van.
Heb je rabarber en tulpen in IJm.-Oost ge
haald? Dat is flink. Alweer een raadsel. Dank
je hoor. Als je alle briefjes doorleest, weet
je wat ik met de raadseltjes doe. Dag P. P.
BIKOORTJE. Zeg baasje je bent een
grapjas. Heb je zelf al eens zoo'n aquarium
gemaakt? Ja zeker je hebt het duidelijk ge
noeg beschreven en er bovendien een teeke-
ning aan toegevoegd. Wat zal ik toch knap
worden. Raadseltjes krijg ik in overvloed en
nog wel de antwoorden er bij.
Nu vertel jij, hoe ik zelf een aquarium
kan maken en hoe ik voor de vischjes moet
zorgen. Als het zoo door gaat dan weet ik
zelf niet meer wat ik weet. Dag Grapjas alias
Blikoortje.
KLEIN DUIMPJE. Heel blij ben ik met
je briefje en zie reeds verlangend naar je
'volgend schreven uit. Heerlijk dat je zoo'n
prettige vacantie gehad hebt. In. Velserbeek
gingen de struiken en boomen zeker al een
beetje groenen- Je woont aan den Willems-
beekweg en je gaat op de St. Francissusschool
Je behoeft dus niet ver te loopen als je naar
school moet. Zeg, ik woon ook dicht bij
school. Hoe vind je dat? Veel groetjes.
ZONNESTRAALTJE, wat blijf je schuil. Ik
verlang zoo naar je koestering. Lees de ru
briek maar eens na dan weet je wat ik voor
loopig met de raadsels doe. Dat grapje met
het Romeische cijfer kende ik reeds. Oom
Kees kende het ook. Je torenvraag beant
woord ik binnenkort. Dag.
Zoo KOMIEK, had ik me vergist? Dus je
bent een meisje? 'k Hoop er in het vervolg
aan te denken- Zeg wil ik je eens iets ver
tellen? Ik krijg gelijk met jou zomervacawtie
en 'k moet ook weer naar school als jij naai
school moet. Je rapportcijfers vind ik vrij
goed, alleen het viertje moet verdwijnen. We
spreken af dat het volgend rapport zonder
viertje zal zijn. Ja? Best hoor. Prettig dat
je leert fietsen. Maar voorzichtig zijn, hoor.
Veel groeten.
NIKKERTJE. Ook al een vrij goed rap
port. Dat vind ik prettig en je ouders zullen
het zeker ook heerlijk vinden. Fiets je al
alleen naar Velserbeek? Voorzichtig zijn,
hoor. Volgend maal schrijf ik je een langer
briefje.
Wil ieder vriendinnetje of vriendje in het
eerstvolgend briefje achter den schuilnaam
eigen naam en adres vermelden? Afge
sproken.
Veel groeten van jullie aller vriendin.
MOPSJESSTRAF.
Betty fluisterde tegen haar moeder.
„Wat zeg je allemaal?" vroeg Mopsje die
juist de kamer binnenkwam. Maar niemand
wilde hem iets vertellen en Mopsje begon
boos te worden.
„Zeg het Mopsje maar liever niet," zei de
vrouw, „anders wil hij ook mee!"
Dat was te erg; iedereen had geheimen
voor hem. Mopsje besloot dat hij ook een
geheim zou hebben.
„Je hebt gelijk," zei Tommie, de hond van
ernaast, toen Mopsje hem alles verteld had.
„Misschien gaan ze met de auto uit zonder
jou!"
Misschien; Mopsje was dol op autotochtjes.
„Dan ga ik ook weg," zei Mopsje, die zijn
besluit had genomen. „Dan worden ze mis
schien wel nieuwsgierig, waar ik naar toe
ga
Het kostte hem erg veel moeite om zijn
besluit te houden; want Betty was extra
vriendelijk tegen hem.
„Lieve Mopsje," zei ze en pakte hem om
zijn nek.
„Dat is nu goed en wel om me lieve Mopsje
te'noemen, maar je geheimen vertel je niet!"
Mopsje.
„Wel, Mopsje," zei Bob, die met een arm
vol boeken de kamer binnenkwam. „Wat kijk
je boos!"
Mopsje was ook erg boos; gewoonlijk ver
telde de baas of de vrouw hem, als ze des
middags met de auto uitgingen, maar nu
niet.
„Jullie zullen me wel missen, als je terug
komt," dacht Mopsje, terwijl hij naar de auto
keek, die voor de deur stond en hij rende
weg.
„Mopsje, Mopsje," riep Griete, maar Mops-
je kwam niet. Hij wist wel een plekje waar
hij heen kon gaan. Even buiten het stadje
was een groot weiland, waar Tommie en hij
vaak heen gingen. Daar holden ze dan, joe
gen vogels en katten op en hadden het groot
ste plezier. Vooral op koude dagen wa« het
een prettige bezigheid. Zaterdagsmiddags
ging Bob er vaak met Mopsje heen; het was
een fijne wandeling.
„Als niemand met mij mee wil, ga ik wel
alleen," dacht Mopsje opstandig! Maar op
het weiland gekomen, vergat hij spoedig al
les; hij zat achter de katten aan, joeg de vo
gels op en had pret voor tien. Opeens herin
nerde hij zich de familie weer.
„Nu zal ik hen maar vergeven en boven
dien zullen zij langzamerhand wel terug
zijn," zei Mopsje. „Ik heb honger. Als ze uit
geweest zijn, eten we altijd veel lekkerder."
Hij voelde zich heel vroolijk en opgeruimd
en hij verlangde er naar om iedereen weer
te zien.
„Ik was misschien wel een beetje erg boos,"
zei Mopsje in zichzelf. „Ik hoop maar, dat
ik ze er geen verdriet mee gedaan heb, Maar
ik zal het goed maken, als ik weer thuis
ben!"
Het was heel raar, maar er brandde ner
gens licht, toen Mopsje thuis kwam- Dat was
vreemd; ze kwamen meestal terug tegen
theetijd. En het was nu al veel later, dat
voelde Mopsje aan zijn maag. Hij probeerde
er bij de achterdeur in te komen, maar die
was gesloten.
„Griete", jankte Mopsje, maar er was nie
mand thuis.
„Ze zijn weg," blafte Tommie, die juist in
den tuin kwam.
„Weg?" herhaalde Mopsje, „maar ze ko
men toch terug!"
„Ze zeiden, dat je een ondeugende hond
was; ik hoorde het toen ze weg gingen. Ze
komen niet terug. Dat is je straf," blafte
Tommie. „Nu moet je bij ons komen!"
„Woef", Mopsje begreep, dat Tommie de
waarheid sprak. Hij was boos geweest; dat
had Bob gezegd. En toen Betty hem lieve
Mopsje noemde, was hij weggeloopen. Ze
hadden misschien gedacht, dat hij nooit meer
terugkwam en daarom besloten dan ook
maar weg te gaan. Tommie blafte, dat hij bij
hem in zijn hok moest komen, maar Mopsje
wilde niet.
„Woef, woef," jankte hij, terwijl hij op de
koude stoep zat.
Hij snikte zoo luid, dat Tommie's vrouwtje
naar buitenkwam. Haar stem was vrien
delijk toen ze zei: „Kom maar hier Mopsje.
Je baas zei, dat je bij ons moet komen," maar
Mopsje was niet te troosten.
Mopsje hield veel van Tommie, maar nu
kon hij hem niet zien. En toen Tommie's
vrouw hem aan zijn halsband wilde grijpen,
draaide Mopsje zich om en rende weg.
Het glas rinkelde toen hij door het raam
van de eetkamer sprong.
„Oh, ondeugende hond!" riep Tommie's
vrouw geschrokken.
Mopsje wist wel, dat hij ondeugend was
anders was de familie niet weggegaan en'
had hem bij Tommie achtergelaten.
Hij had zijn poot gesneden, maar dat kon
hem niet schelen. Hij ging voor de stoel van
den baas liggen en jankte zachtjes. Maar
opeens hoorde hij den sleutel in de voordeur
en het was niet alleen Tommie's vrouw, die
hem kwam halen, maar de heele familie en
Tommie's vrouw vertelde hoe ondeugend
Mopsje geweest was.
„Wat is dat nu, Mopsje," zei de baas. „We
zijn naar de bioscoop geweest, daar kun' jij
niet mee naar toe. We wilden je zoolang bij
Tommie laten; wat heb je nu gedaan
Maar ze waren toch niet boos op hein
voor het gebroken raam.
„Je hebt' je straf al, Mopsje" zei de baa3.
„Laat die poot van je eens zien."
Maar Mopsje vond het niets erg, dat het
pijn deed en ook niet toen de baas er een
verband om wond. Want de familie was er
weer.
„En," dacht Mopsje, „al ben ik nu nog
zoo'n ondeugende hond, ze houden toch wel
van me!"
DINA v. Z.
HOE MOETEN ZIJ LOOPEN?
DOM JANTJE.
Jantje is een ventje van een jaar of ze
ven met blonde krullen en groote blauwe
oogen.
Nu is ons Jantje niet dom; maar hij
gelooft onvoorwaardelijk alles, wat andere
menschen hem vertellen.
Op een keer moet Jan voor moeder naai
den drogist om een paar boodschappen
voor haar te doen. De drogist, mijnheer de
Wit, is een speciale vriend vatn Jantje
Alleenmijnheer de Wit houdt Jantje
graag een beetje voor den gek!
Zoo ook nu weer. Jantjes mondje staat
geen oogenblik stil. met z'n vingertje wijst
hij heel parmantig naar de hooge planken
en z'n stemmetje schalt door den winkel:
„En mijnheer de Wit, wat zit daar nu
in?"
Meneer de Wit' fluistert Jantje iets in het
oor.
„Ohzegt de kleine jongen verbaasd.
Ondertusschen heeft de drogist z'n bood
schappen klaargemaakt en Jan gaat naar
huis. Op een holletje. Meteen naar de keu
ken, waar z'n moeder bezig is.
„Mam," zegt hij, „Mam, weet je wat mijn
heer de Wit nu heeft? Hij heeft een soort
gelei en als je daar de vischjes mee vangt, 1
en je maakt ze dan open, zit het blikje met
het sleuteltje al in hun buik! Dan hoef je ze
er nog alleen maar in te stoppen en je hebt
sardientjes in een blikje!"
Wat zeggen jullie van zoo'n dom Jantje?
R. v. B
Een walvischkop. In het Natuurhistorisch
museum te Londen heeft men het geraamte
van een walvischkop, dat het reusachtige
gewicht van 6000 kilogram weegt.
Een gezond land. In Bulgarije leven
158 menschen, die meer dan 100 jaar oud
zijn.
Hoeveel keversoorten zijn er? Over de
geheele wereld leven ongeveer 300.000 soor
ten van kevers. Onder de Europeesche is het
vliegend hert, dat in ons land veel op de Ve-
luwe voorkomt, een van de grootste. Deze
kever wordt ruim een halve decimeter lang;
om tot volkomen ontwikkeling te komen
heeft het dier bijna 6 jaar noodig; in vol
wassen toestand leeft het' maar 4 weke.n
Kees, die zat te lezen, begon plotseling
hard te lachen. Oom Kees en Anneke, die
samen voor het vuur zaten te babbelen ke-
k en tegelijk op.
„Waar heeft mijn jonge neef zoo'n ple
zier over?" vroeg oom glimlachend.
Kees zag op uit zijn boek. „Oh", zei hij
toen, „ik lees hier de streken van Reintje
de Vos! Die zijn zoo grappig!"
„Hè oom," zei Anneke. „Geef ons weer
eens zoo'n dierkundeles, net zooals laatst met
de zwanen. Dat is veel prettiger dan op
school!"
„Als Kees het ook wil?" zei oom vragend.
Als antwoord sloeg Kees meteen zijn boek
dicht.
„We gaan de vossen juist volgende week
behandelen. Dan is het' leuk, als ik er al
vast iets van weet!"
Oom ging een beetje gemakkelijker zit
ten; Anneke en Kees brokken hun stoelen
dichter bij en oom begon:
„De vos, de Latijnsche naam is Vulpes, is
een dier, dat behoort- tot een geslacht uit de
familie van de honden. Ze onderscheiden
zich van het geslacht der wolven door een
langwerpigen romp, die een weinig scheef is
geplaatst, korte pooten, een langen, dicht en
ruig behaarden staart, een langen schedel
en een spitsen snuit.
Hij wordt ongeveer 90 c.M. lang, waarbij
een staart komt van ongeveer 40 c.M. Zijn
hoogte bedraagt 35 tot 38 c.M. en hij weegt
7 tot 10 K.G.
Hij is slank, maar sterk van lichaam en
heeft korte dunne pooten. Zijn dichte, zach
te pels is vaal grijsachtig rood. Op het mid
den van de bovenste staarthelft bevindt zich
een klier, die een onaangenaam riekende
vloeistof afscheidt. De mooiste vossen wor
den in de Noordelijke streken gevonden, naar
mate men meer naar het Zuiden komt, wordt
hij kleiner, zwakker en minder rood. In som
mige streken komen ze zoo veelvuldig voor,
dat men bijna van een „vossenplaag" kan
spreken. De vossen leven twee aan twee in
holen met vertakte gangen, die alle op een
hol uitloopen, dat een middellijn heeft van
ongeveer 1 Meter. Zelf graven ze niet graag
holen, maar maken gebruik van die der das
sen. ilet heele verblijf heeft wel eens een
omvang van 15 Meter, terwijl ze bovendien
nog hulp verblijven hebben, waarin ze in ge
val van nood een wijkplaats vinden. Bij on-
gunstig weer, in den heeten zomer, en in
den tijd, dat het wijfje jongen heeft, woont
de vos in zijn hol; anders zwerft hij ge
woonlijk rond. In het algemeen gaat hij des
avonds uit op roof op stille plaatsen, mid
den in den zomer en bij sneeuw ook overdag.
Hij vangt muizen, kevers, wespen,, bijen,
sprinkhanen, rupsen, wormen, visschem,
hazen, konijnen, ree- en hertekalveren, broe
dende vogels en pluimgedierte. Verder rooft
hij uit de tuinen peren, pruimen, druiven en
aalbessen. Ook eet hij doode dieren en zelfs
zijn soortgenooten komen er niet goed af.
Maar hij rooft nooit in de nabijheid van zijn
hol. Hij wordt niet. gemakkelijk in een val
gevangen. Waar hij' zich veilig voelt en ook
in gevaar, is hij onbeschaamd en bloeddor
stig en doodt veel meer dieren, dan hij nut
tigen kan.
Het geluid, dat hij maakt is een kort ge
blaf, eindigend met een schel gekrijsch, Vol
wassen vossen hoort men echter zelden of
nooit.
Eind April of begin Mei komen er van 4
tot 7 jongen, die 10 dagen blind zijn en
door de ouders met groote liefde worden
behandeld.
Zij worden aanvankelijk door het manne
tje en later ook door het wijfje voorzien
van levende muizen, kikvorschen, kevers
enz. Reeds in Juli beginnen de jonge vos
sen zelf voor hun onderhoud te zorgen.
Tegen het einde van deze maand, gaan
ze met de moedervos uit het hol en in den
herfst scheiden zij zich van de laatste.
Wanneer men vossen jong vangt,, kan
men ze gemakkelijk tam maken en aan het
voedsel van honden gewennen. Ze worden
van 12 tot 15 jaar oud en hebben dergelijke
ziekten als honden, ook dolheid.
De slimheid van den vos is spreekwoor
delijk geworden en van geen enkel dier zijn
zooveel fabels en legenden in omloop als
juist van den vos. Het bekende verhaal van
Reinaert de Vos is al uit de 12e eeuw".
„En het is zóó leuk, oom," zei Kees met
stralende oogen.
„Je zat er tenminste hard om te lachen!"
zei Anneke.
„Jongen", nam oom weer het woord. „Het
niet alleen een leuk boek, het is een
meesterwerk. En dat jij nu zoo'n pret hebt,
heb je allemaal aan den vos te danken,
waarvan ik je zooeven iets verteld heb!"
Twee vrienden Dik en Dun, willen een
schilderij-tentoonstelling gaan bekijken.
„Kijk," zegt Dik tegen Duin, „nu heb ik
gedacht een plattegrondje van de tentoon
stelling te maken, opdat we niet sommige
schilderijen tweemaal zien en andere in het
geheel niet."
Dat vindt Dun goed. Hier zie je ze met
hun plattegrond.
Kun jullie hen misschien helpen een weg
te vinden, zoo dat ze langs ie deren muur
slechts één keer gaan?
TANTE TINE.
WAT ONZE BELANGSTELLING
WEKT.
Hoe maakt men bladgoud? Wanneer
men een stukje goud heeft uitgehamerd tot
het zoo dun geworden is, dat 200 van deze
goudplaatjes de dikte hebben van een vel pa
pier, worden deze 200 stukjes goud tusschen
dikke vellen papier gelegd, en daarna in
perkament gewikkeld. Nu wordt er gedu
rende 20 minuten met een 10 K.G. zwaren
hamer op het goud gehamerd, waarna de
goudplaatjes 4 x zoo groot geworden zijn doch
ook 1/4 van de oorspronkelijke dikte heb
ben gekregen. Nu worden de goudplaatjes in
vieren gesneden, weer ingepakt en opnieuw
gedurende 11/2 uur met den hamer bewerkt.
Weer worden de plaatjes in vieren gesneden,
weer ingepakt en nu nog 4 uur bewerkt
met een hamer van 4 K.G. Na deze bewer
king heeft eerst het goud een zoodanige dun
heid gekregen, dat het den naam van blad
goud verdient.
WAT ETEN DEZE VOGELS?
Verbind de cijfertjes en je hebt het ant
woord,