REINTJE DE VOS. Besfe Jongens en Meisjes De Paaschvacantie is alweer voorbij. Wat was het weder mooi. Jullie hebt natuurlijk veel buiten gespeeld en zijn evenals ik Dinsdagmorgen weer naar school gegaan. Aan het aantal briefjes kan ik ook wel zien dat jullie extra tijd hebt gehad. Maar nu de school weder begonnen is, hoop ik dat jullie toch wat tijd voor mij over kunt houden en mij trouw schrijft enjullie zorgt er voor dat ik nog veel meer vriendinnetjes en vriendjes krijg. Tot mn spijt is er verleden week een briefje blijven'liggen en zal ik om m'n fout goed te maken hem het eerst be antwoorden. FILMSTERRETJE. Zeg jij weet een anooien naam te bedenken. Maar toch Grietje 'k geloof dat ik je ken en jij mij ook kent. Grappig niet? Jammer dat je ziek bent en niet naar school mag. Je gaat toch op school 7? De oplossing van Biikoortjes raadseltje luidt: „de zon". Natuurlijk zal ik de groe ten van je aan oom Kees overbrengen. PELIKAAN. Natuurlijk vind ik het goed dat jij ook aan de Kinderrubriek mede doet. Ik vind het zelfs heel prettig. Jullie hebt dus, nu denk ik ook aan je zusje Annie, twee moeders thuis. Een moeder die voor jullie zorgt en een kat-tenmosder. Het is zeker een zwarte poes anders zou ze geen Moortje hee- ten. Fijn voor Moortje dat ze haar kindje Jylies nog altijd bij haar heeft. Je zorgt zeker goed voor de poesjes? Als men dieren heeft dan moet men er ook goed voor zorgen en ze nooit pijn doen of plagen. Dag Pijnen burg. BESTE ANNIE. Je vraagt me of ik het goed vind dat je ook je briefjes instuurt. Ja zeker, ik vind het niet alleen goed maar ben er zelfs heel blij om Je moogt ook moeite doen nog veel meer vriendinnetjes en vriend jes voor me op te zoeken maar, de ouders van deze kinderen moeten, dat is van zelf spre kend de IJm. Cour. lezen. Je was dus even blij met het mooie weer in de vacantie als ik. In het vervolg schrijf ik niet meer Annie maar je schuilnaam. Veel groeten Danseresje. BESTE JANNA. Ja nu was je prachtig op tijd met je briefje en haast ik mij je te antwoorden. Het is wel fijn om in de duinen te spelen maar toch raad ik je aan, ga er nooit ver in. Speel zoo, dat de omwonenden je nog kun nen zien. Ik kan me best voorstellen dat je moeder de geplukte viooltjes mooi vindt. Weet je hoe dit kleine viooltje heet? Drie kleurig viooltje. Is je nichtje weer beter. Je neefje was met z'n vriendjes niet erg geluk kig. Het is echter heel dom om langs het wa ter te spelen. Naar welk speeltuinmiddagje ben je ge weest? Naar het „Winterfeest" van den speel tuin „Centrum"? Daar was ik ook en moet je mij beslist gezien hebben. Nu Wildzang tot ziens. LIEVE PRINSESJE. Zoo heb jij zoo fijn genoten in de vacantie en heb je in de Eh- schedéstraat gelogeerd? Is je neef 15 en je nichtje 9 jaar. Heeft je oom een auto? Ik Ge loof dat ik weet wie je oom en tante zijn en hoe je nichtje heet. Vertel me in je volgend briefje maar of ik het goed weet. Je nichtje heetKlaasje Box. En hoe vondt je den speeltuinmiddag in „Thalia"? Ik was er ook en weet ik heel zeker dat je mij gezien hebt. Raadselachtig hè. Daar begrijp je natuurlijk niets van. Ik dank je voor je kalendenblaad jes. Dag. ROBBISDOES. Z oo vond je het verhaal van de gehoorzame lucifers zoo mooi? Of ik m'n voornaam wil schrijven, net als tante Tobie? Neen beste Robbedoes dat doe ik niet. Binnenkort zullen jullie wel vernemen hoe ik heet. Misschien laat ik jullie wel ra den. Jullie schrijft dan gewoon Juffrouw We kunnen toch wel gezellige briefjes schrij ven en mooie voorwerpen maken al zijn de rubriekertjes geen nichtjes en neefjes van mij. maar vriendinnetjes en vriendjes. Nog wel gefeliciteerd. Wat heeft men je goed bedacht. Je zusters heeten Grietje, Maaltje en Aafje. Hoe weet de juffrouw dat nu, zal je den ken. Je was ook in „Thalia" toen het „Win terfeest" yan den speeltuin „Centrum" ge geven werd. Hoe vondt je het feest? Dag Robbedoes. KEEPERTJE. Wat een aardig versje en wil je dat in de courant laten zetten? Je briefje zal ik dan maar kort beantwoorden anders kijkt de letterzetter me boos aan. Hij krijgt dan tè veel copie voor één mijner vrienden. Als het klokje zeven slaat Komt Jan dapper uit de veeren De zon schijnt vroolijk door het raam Dus schiet hij vlug maar in de kleeren. Dan wascht hij stevig z'n gezicht Zn rug, z'n handen en z'n borst Terwijl z'n moeder op hem bromt Omdat hij altijd zooveel morst. Om negen uur begint de school Broertje Jan ontbijt dus snel Gaat naar school met zusje Nel. Ziezoo Keepertje aan je wensch is voldaan, 'k Zal nu een vriendinnetje antwoorden gaan. Dag. BESTE MAART JE. Zoo verlang jij al naar Zaterdag en naar de rubriek, 'k Kan het best begrijpen. Vroeger schreef ik ook briefjes en was dan nieuwsgierig naar het briefje dat als antwoord in de rubriek zou verschijnen. Het is al heel veel jaren geleden. Vind je het zoo erg om voor andere menschen te spe len b. v. op de openb. les van de mandoline club? Ik raad je ernstig aan om ondanks je het erg vindt, het toch te doen. Je bent nog jong en je bent nu juist in de gelegenheid om je een gepaste vrijheid van bewegen eigen te maken. Het is zoo prettig en van groote waarde wanneer men volwassen zijn de, zich gemakkelijk beweegt. Je houdt veel van handwerken evenals ik. Er komt in de rubriek wel eens een beschrijving van een knutselwerkje, een handwerkje, enz. De ru briek gaat een kinderschat vertegenwoordi gen. Alles mag ik nog niet verklappen. Je bent dus ook een echte poppenmoeder en zorgt dat je kleintjes netjes gekleed gaan. Wat een lange brief, k eindig vlug. Dag. KABOUTERTJE. Zeg kleine baas je Schuilnaam begint met een k en niet met 1 een c zooals je schreef. Wil je er voortaan aan denken? Je raadseltje bewaar ik met meerdere raadsels. Zoo nu en dan komt er één in de rubriek. Zal ik je eens een versje geven dat je met je Moeder's verjaardag op zeggen moet? Schrijf je antwoord maar in je volgend briefje en tevens je adres. Ik zorg dan dat je iets thuis krijgt waarmede je neen ik zeg het nog niet, dat blijft voorloopig nog geheim. Dag. BESTE ZUS. Zoo verlang jij nu reeds naar een feest. Beloven kan ik je nog niets hoor. In ieder geval zou ik maar trouw aan de rubriek deelnemen. Je vindt het niet leuk dat ik niet zeg hoe ik heet en je denkt dat ik een tante ben en jij een nichtje- Mis poes. Over een poosje hoor je wel wie ik ben en mag je nu reeds weten wat jij bent. Jij bent niet m'n nichtje maar m'n vriendin netje. Hoe vind je dat? Klinkt het niet aardig? Ik dank je voor je raadseltje. Lees het briefje aan Kaboutertje maar eens door. Dag. PIETJE PELLE. Wat is dat? Ga jij niet graag naar school? Daar meen je natuurlijk niets van. Heb je rabarber en tulpen in IJm.-Oost ge haald? Dat is flink. Alweer een raadsel. Dank je hoor. Als je alle briefjes doorleest, weet je wat ik met de raadseltjes doe. Dag P. P. BIKOORTJE. Zeg baasje je bent een grapjas. Heb je zelf al eens zoo'n aquarium gemaakt? Ja zeker je hebt het duidelijk ge noeg beschreven en er bovendien een teeke- ning aan toegevoegd. Wat zal ik toch knap worden. Raadseltjes krijg ik in overvloed en nog wel de antwoorden er bij. Nu vertel jij, hoe ik zelf een aquarium kan maken en hoe ik voor de vischjes moet zorgen. Als het zoo door gaat dan weet ik zelf niet meer wat ik weet. Dag Grapjas alias Blikoortje. KLEIN DUIMPJE. Heel blij ben ik met je briefje en zie reeds verlangend naar je 'volgend schreven uit. Heerlijk dat je zoo'n prettige vacantie gehad hebt. In. Velserbeek gingen de struiken en boomen zeker al een beetje groenen- Je woont aan den Willems- beekweg en je gaat op de St. Francissusschool Je behoeft dus niet ver te loopen als je naar school moet. Zeg, ik woon ook dicht bij school. Hoe vind je dat? Veel groetjes. ZONNESTRAALTJE, wat blijf je schuil. Ik verlang zoo naar je koestering. Lees de ru briek maar eens na dan weet je wat ik voor loopig met de raadsels doe. Dat grapje met het Romeische cijfer kende ik reeds. Oom Kees kende het ook. Je torenvraag beant woord ik binnenkort. Dag. Zoo KOMIEK, had ik me vergist? Dus je bent een meisje? 'k Hoop er in het vervolg aan te denken- Zeg wil ik je eens iets ver tellen? Ik krijg gelijk met jou zomervacawtie en 'k moet ook weer naar school als jij naai school moet. Je rapportcijfers vind ik vrij goed, alleen het viertje moet verdwijnen. We spreken af dat het volgend rapport zonder viertje zal zijn. Ja? Best hoor. Prettig dat je leert fietsen. Maar voorzichtig zijn, hoor. Veel groeten. NIKKERTJE. Ook al een vrij goed rap port. Dat vind ik prettig en je ouders zullen het zeker ook heerlijk vinden. Fiets je al alleen naar Velserbeek? Voorzichtig zijn, hoor. Volgend maal schrijf ik je een langer briefje. Wil ieder vriendinnetje of vriendje in het eerstvolgend briefje achter den schuilnaam eigen naam en adres vermelden? Afge sproken. Veel groeten van jullie aller vriendin. MOPSJESSTRAF. Betty fluisterde tegen haar moeder. „Wat zeg je allemaal?" vroeg Mopsje die juist de kamer binnenkwam. Maar niemand wilde hem iets vertellen en Mopsje begon boos te worden. „Zeg het Mopsje maar liever niet," zei de vrouw, „anders wil hij ook mee!" Dat was te erg; iedereen had geheimen voor hem. Mopsje besloot dat hij ook een geheim zou hebben. „Je hebt gelijk," zei Tommie, de hond van ernaast, toen Mopsje hem alles verteld had. „Misschien gaan ze met de auto uit zonder jou!" Misschien; Mopsje was dol op autotochtjes. „Dan ga ik ook weg," zei Mopsje, die zijn besluit had genomen. „Dan worden ze mis schien wel nieuwsgierig, waar ik naar toe ga Het kostte hem erg veel moeite om zijn besluit te houden; want Betty was extra vriendelijk tegen hem. „Lieve Mopsje," zei ze en pakte hem om zijn nek. „Dat is nu goed en wel om me lieve Mopsje te'noemen, maar je geheimen vertel je niet!" Mopsje. „Wel, Mopsje," zei Bob, die met een arm vol boeken de kamer binnenkwam. „Wat kijk je boos!" Mopsje was ook erg boos; gewoonlijk ver telde de baas of de vrouw hem, als ze des middags met de auto uitgingen, maar nu niet. „Jullie zullen me wel missen, als je terug komt," dacht Mopsje, terwijl hij naar de auto keek, die voor de deur stond en hij rende weg. „Mopsje, Mopsje," riep Griete, maar Mops- je kwam niet. Hij wist wel een plekje waar hij heen kon gaan. Even buiten het stadje was een groot weiland, waar Tommie en hij vaak heen gingen. Daar holden ze dan, joe gen vogels en katten op en hadden het groot ste plezier. Vooral op koude dagen wa« het een prettige bezigheid. Zaterdagsmiddags ging Bob er vaak met Mopsje heen; het was een fijne wandeling. „Als niemand met mij mee wil, ga ik wel alleen," dacht Mopsje opstandig! Maar op het weiland gekomen, vergat hij spoedig al les; hij zat achter de katten aan, joeg de vo gels op en had pret voor tien. Opeens herin nerde hij zich de familie weer. „Nu zal ik hen maar vergeven en boven dien zullen zij langzamerhand wel terug zijn," zei Mopsje. „Ik heb honger. Als ze uit geweest zijn, eten we altijd veel lekkerder." Hij voelde zich heel vroolijk en opgeruimd en hij verlangde er naar om iedereen weer te zien. „Ik was misschien wel een beetje erg boos," zei Mopsje in zichzelf. „Ik hoop maar, dat ik ze er geen verdriet mee gedaan heb, Maar ik zal het goed maken, als ik weer thuis ben!" Het was heel raar, maar er brandde ner gens licht, toen Mopsje thuis kwam- Dat was vreemd; ze kwamen meestal terug tegen theetijd. En het was nu al veel later, dat voelde Mopsje aan zijn maag. Hij probeerde er bij de achterdeur in te komen, maar die was gesloten. „Griete", jankte Mopsje, maar er was nie mand thuis. „Ze zijn weg," blafte Tommie, die juist in den tuin kwam. „Weg?" herhaalde Mopsje, „maar ze ko men toch terug!" „Ze zeiden, dat je een ondeugende hond was; ik hoorde het toen ze weg gingen. Ze komen niet terug. Dat is je straf," blafte Tommie. „Nu moet je bij ons komen!" „Woef", Mopsje begreep, dat Tommie de waarheid sprak. Hij was boos geweest; dat had Bob gezegd. En toen Betty hem lieve Mopsje noemde, was hij weggeloopen. Ze hadden misschien gedacht, dat hij nooit meer terugkwam en daarom besloten dan ook maar weg te gaan. Tommie blafte, dat hij bij hem in zijn hok moest komen, maar Mopsje wilde niet. „Woef, woef," jankte hij, terwijl hij op de koude stoep zat. Hij snikte zoo luid, dat Tommie's vrouwtje naar buitenkwam. Haar stem was vrien delijk toen ze zei: „Kom maar hier Mopsje. Je baas zei, dat je bij ons moet komen," maar Mopsje was niet te troosten. Mopsje hield veel van Tommie, maar nu kon hij hem niet zien. En toen Tommie's vrouw hem aan zijn halsband wilde grijpen, draaide Mopsje zich om en rende weg. Het glas rinkelde toen hij door het raam van de eetkamer sprong. „Oh, ondeugende hond!" riep Tommie's vrouw geschrokken. Mopsje wist wel, dat hij ondeugend was anders was de familie niet weggegaan en' had hem bij Tommie achtergelaten. Hij had zijn poot gesneden, maar dat kon hem niet schelen. Hij ging voor de stoel van den baas liggen en jankte zachtjes. Maar opeens hoorde hij den sleutel in de voordeur en het was niet alleen Tommie's vrouw, die hem kwam halen, maar de heele familie en Tommie's vrouw vertelde hoe ondeugend Mopsje geweest was. „Wat is dat nu, Mopsje," zei de baas. „We zijn naar de bioscoop geweest, daar kun' jij niet mee naar toe. We wilden je zoolang bij Tommie laten; wat heb je nu gedaan Maar ze waren toch niet boos op hein voor het gebroken raam. „Je hebt' je straf al, Mopsje" zei de baa3. „Laat die poot van je eens zien." Maar Mopsje vond het niets erg, dat het pijn deed en ook niet toen de baas er een verband om wond. Want de familie was er weer. „En," dacht Mopsje, „al ben ik nu nog zoo'n ondeugende hond, ze houden toch wel van me!" DINA v. Z. HOE MOETEN ZIJ LOOPEN? DOM JANTJE. Jantje is een ventje van een jaar of ze ven met blonde krullen en groote blauwe oogen. Nu is ons Jantje niet dom; maar hij gelooft onvoorwaardelijk alles, wat andere menschen hem vertellen. Op een keer moet Jan voor moeder naai den drogist om een paar boodschappen voor haar te doen. De drogist, mijnheer de Wit, is een speciale vriend vatn Jantje Alleenmijnheer de Wit houdt Jantje graag een beetje voor den gek! Zoo ook nu weer. Jantjes mondje staat geen oogenblik stil. met z'n vingertje wijst hij heel parmantig naar de hooge planken en z'n stemmetje schalt door den winkel: „En mijnheer de Wit, wat zit daar nu in?" Meneer de Wit' fluistert Jantje iets in het oor. „Ohzegt de kleine jongen verbaasd. Ondertusschen heeft de drogist z'n bood schappen klaargemaakt en Jan gaat naar huis. Op een holletje. Meteen naar de keu ken, waar z'n moeder bezig is. „Mam," zegt hij, „Mam, weet je wat mijn heer de Wit nu heeft? Hij heeft een soort gelei en als je daar de vischjes mee vangt, 1 en je maakt ze dan open, zit het blikje met het sleuteltje al in hun buik! Dan hoef je ze er nog alleen maar in te stoppen en je hebt sardientjes in een blikje!" Wat zeggen jullie van zoo'n dom Jantje? R. v. B Een walvischkop. In het Natuurhistorisch museum te Londen heeft men het geraamte van een walvischkop, dat het reusachtige gewicht van 6000 kilogram weegt. Een gezond land. In Bulgarije leven 158 menschen, die meer dan 100 jaar oud zijn. Hoeveel keversoorten zijn er? Over de geheele wereld leven ongeveer 300.000 soor ten van kevers. Onder de Europeesche is het vliegend hert, dat in ons land veel op de Ve- luwe voorkomt, een van de grootste. Deze kever wordt ruim een halve decimeter lang; om tot volkomen ontwikkeling te komen heeft het dier bijna 6 jaar noodig; in vol wassen toestand leeft het' maar 4 weke.n Kees, die zat te lezen, begon plotseling hard te lachen. Oom Kees en Anneke, die samen voor het vuur zaten te babbelen ke- k en tegelijk op. „Waar heeft mijn jonge neef zoo'n ple zier over?" vroeg oom glimlachend. Kees zag op uit zijn boek. „Oh", zei hij toen, „ik lees hier de streken van Reintje de Vos! Die zijn zoo grappig!" „Hè oom," zei Anneke. „Geef ons weer eens zoo'n dierkundeles, net zooals laatst met de zwanen. Dat is veel prettiger dan op school!" „Als Kees het ook wil?" zei oom vragend. Als antwoord sloeg Kees meteen zijn boek dicht. „We gaan de vossen juist volgende week behandelen. Dan is het' leuk, als ik er al vast iets van weet!" Oom ging een beetje gemakkelijker zit ten; Anneke en Kees brokken hun stoelen dichter bij en oom begon: „De vos, de Latijnsche naam is Vulpes, is een dier, dat behoort- tot een geslacht uit de familie van de honden. Ze onderscheiden zich van het geslacht der wolven door een langwerpigen romp, die een weinig scheef is geplaatst, korte pooten, een langen, dicht en ruig behaarden staart, een langen schedel en een spitsen snuit. Hij wordt ongeveer 90 c.M. lang, waarbij een staart komt van ongeveer 40 c.M. Zijn hoogte bedraagt 35 tot 38 c.M. en hij weegt 7 tot 10 K.G. Hij is slank, maar sterk van lichaam en heeft korte dunne pooten. Zijn dichte, zach te pels is vaal grijsachtig rood. Op het mid den van de bovenste staarthelft bevindt zich een klier, die een onaangenaam riekende vloeistof afscheidt. De mooiste vossen wor den in de Noordelijke streken gevonden, naar mate men meer naar het Zuiden komt, wordt hij kleiner, zwakker en minder rood. In som mige streken komen ze zoo veelvuldig voor, dat men bijna van een „vossenplaag" kan spreken. De vossen leven twee aan twee in holen met vertakte gangen, die alle op een hol uitloopen, dat een middellijn heeft van ongeveer 1 Meter. Zelf graven ze niet graag holen, maar maken gebruik van die der das sen. ilet heele verblijf heeft wel eens een omvang van 15 Meter, terwijl ze bovendien nog hulp verblijven hebben, waarin ze in ge val van nood een wijkplaats vinden. Bij on- gunstig weer, in den heeten zomer, en in den tijd, dat het wijfje jongen heeft, woont de vos in zijn hol; anders zwerft hij ge woonlijk rond. In het algemeen gaat hij des avonds uit op roof op stille plaatsen, mid den in den zomer en bij sneeuw ook overdag. Hij vangt muizen, kevers, wespen,, bijen, sprinkhanen, rupsen, wormen, visschem, hazen, konijnen, ree- en hertekalveren, broe dende vogels en pluimgedierte. Verder rooft hij uit de tuinen peren, pruimen, druiven en aalbessen. Ook eet hij doode dieren en zelfs zijn soortgenooten komen er niet goed af. Maar hij rooft nooit in de nabijheid van zijn hol. Hij wordt niet. gemakkelijk in een val gevangen. Waar hij' zich veilig voelt en ook in gevaar, is hij onbeschaamd en bloeddor stig en doodt veel meer dieren, dan hij nut tigen kan. Het geluid, dat hij maakt is een kort ge blaf, eindigend met een schel gekrijsch, Vol wassen vossen hoort men echter zelden of nooit. Eind April of begin Mei komen er van 4 tot 7 jongen, die 10 dagen blind zijn en door de ouders met groote liefde worden behandeld. Zij worden aanvankelijk door het manne tje en later ook door het wijfje voorzien van levende muizen, kikvorschen, kevers enz. Reeds in Juli beginnen de jonge vos sen zelf voor hun onderhoud te zorgen. Tegen het einde van deze maand, gaan ze met de moedervos uit het hol en in den herfst scheiden zij zich van de laatste. Wanneer men vossen jong vangt,, kan men ze gemakkelijk tam maken en aan het voedsel van honden gewennen. Ze worden van 12 tot 15 jaar oud en hebben dergelijke ziekten als honden, ook dolheid. De slimheid van den vos is spreekwoor delijk geworden en van geen enkel dier zijn zooveel fabels en legenden in omloop als juist van den vos. Het bekende verhaal van Reinaert de Vos is al uit de 12e eeuw". „En het is zóó leuk, oom," zei Kees met stralende oogen. „Je zat er tenminste hard om te lachen!" zei Anneke. „Jongen", nam oom weer het woord. „Het niet alleen een leuk boek, het is een meesterwerk. En dat jij nu zoo'n pret hebt, heb je allemaal aan den vos te danken, waarvan ik je zooeven iets verteld heb!" Twee vrienden Dik en Dun, willen een schilderij-tentoonstelling gaan bekijken. „Kijk," zegt Dik tegen Duin, „nu heb ik gedacht een plattegrondje van de tentoon stelling te maken, opdat we niet sommige schilderijen tweemaal zien en andere in het geheel niet." Dat vindt Dun goed. Hier zie je ze met hun plattegrond. Kun jullie hen misschien helpen een weg te vinden, zoo dat ze langs ie deren muur slechts één keer gaan? TANTE TINE. WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT. Hoe maakt men bladgoud? Wanneer men een stukje goud heeft uitgehamerd tot het zoo dun geworden is, dat 200 van deze goudplaatjes de dikte hebben van een vel pa pier, worden deze 200 stukjes goud tusschen dikke vellen papier gelegd, en daarna in perkament gewikkeld. Nu wordt er gedu rende 20 minuten met een 10 K.G. zwaren hamer op het goud gehamerd, waarna de goudplaatjes 4 x zoo groot geworden zijn doch ook 1/4 van de oorspronkelijke dikte heb ben gekregen. Nu worden de goudplaatjes in vieren gesneden, weer ingepakt en opnieuw gedurende 11/2 uur met den hamer bewerkt. Weer worden de plaatjes in vieren gesneden, weer ingepakt en nu nog 4 uur bewerkt met een hamer van 4 K.G. Na deze bewer king heeft eerst het goud een zoodanige dun heid gekregen, dat het den naam van blad goud verdient. WAT ETEN DEZE VOGELS? Verbind de cijfertjes en je hebt het ant woord,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 10