MIDDERNACHT Koninklijk bezoek aan de ontginningswerken in Reederveld. FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door PIET KLOPPERS. 15) Middernacht lachte grimmig. „Denkt u dat ik u geloof?" vroeg hij. „Wat deed u met het paarleneollier, hè?" „Met het paarleneollier," zei Jetje Karspels kalm en zakelijk, „deed ik niets, omdat ik het niet te pakken kon krijgen. Ik geef toe, dat het mij om het collier te doen was. Ik had een sleutel van de voordeur, maar u was zoo vriendelijk die voor me open te maken. Ook had ik den sleutel van de brandkast en ik wist de lettercombinatie." „Van wie?" „Dat zal ik u heel misschien óók nog wel eens vertellen. Wees maar blij dat ik zoo aller- volledigst aan het bekennen ben, meneer de detective". Zij knipte weer met haar vingers, alsof ze «eggen wou, „maling heb ik eraan", en ging voort: „Toen u me naar binnen liet gaan, liep ik regelrecht naar de kamer, waarin de^ brand kast stond en opende haar. Brutaal hè? Maar Drutale menschen zijn dikwijls ook dom. Ik was erg dom. Toen ik het collier niet vond, was ik bar teleurgesteld en deed de kast weer Jicht. Later las ik nota bene in de krant, dat die inbreker. Dolle Bult, gelukkiger was, en van alles vond, ik denk in een vak, dat ik in mijn haast over het hoofd heb gezien. Idioot hè?" „Niet zoo bijzonder," bromde de detective. ,U had haast en wat voor een haast. En dat doortrapte misdadigers soms op on verklaarbare wijze wel eens iets over het hoofd zien, is niets nieuws. Maar ik moet zeggen dat u de koelbloedigste juffrouw bent, die ik ooit heb ontmoet." Jetje Karspels haalde haar ranke schou ders op. „De heele kunst in het leven is, het ijzer te smeden als het heet is," meende ze. „Ja, en zoo noodig een ouden man een mes in het hart te steken." Nu voor het eerst verbleekte de actrice. „U u beschuldigt mij toch niet van dien afschuwelijken moord?" vroeg zij zenuwachtig. „U wordt er van verdacht," zei de detec tive langzaam. „Neen, neen!" riep zij uit. „Bloedvergieten o! mijn hemel, dat nooit. Ik heb gestolen, meer dan eens, maar dat, dat niet!" „Gestolen meer dan eens?!" Voor het eerst mengde Ida Basquette, die met open mond had zitten luisteren, zich nu irt het ge sprek en herhaalde Jetje Karspel's woorden. „Ik wist niet, dat je een dievegge was," ging zij voort. „Ik heb eenmaal te doen gehad met de wet, en ik bedank voor den tweeden keer. Jetje, je zei dat je een arm figurantje was en ik heb je geholpen. Door mij kreeg je werk en een paar kleine rollen. Ik stelde je voor aan allerlei menschenje kreeg cadeaux, die je kon verkoopen of naar de bank van leening brengen. Ik heb altijd gedacht dat je tegenover mij in ieder geval eerlijk was geweest, maar wat ik nu. hoor „Een mooi verhaaltje. Ga zitten juffrouw Basquette, en laten we eens probeeren of we elkaar niet een beetje vertrouwen kunnen." „Ik ik weet werkelijk niets van den moord!" riep Jetje Karspels. „Dat is best mogelijk, maar u zit in het schuitje en u moet meevaren. En u bent niet zoo veilig als u denkt! U hield me dien nacht prachtig voor den gek, en als het alleen ging om die paar ontvreemde voorwerpen, liet ik u loopen. Want ik wil niet graag uitgelachen worden, wat dat betreft, had u het bij het rechte eind. Maar er is een moord gepleegd, en ik kan mijn ij delheid opzij schuiven als het moet. U was in het huis op een tijdstip dat de moord kan zijn gepleegd. U was in de gelegenheid den man te dooden. U had ook een motief, als de oude knecht u op heeter- daad heeft betrapt!" „Ik weet er niets van, werkelijk niets, niets, niets Al haar zelfbeheersching was ze nu kwijt, de detective was meester van het terrein, de rollen waren, voorloopig althans, omgedraaid. „Vertel dan alles wat u weet, en vergeet niet. En u, juffrouw Baspuette, maak haar niet zenuwachtig en val haar niet in de rede." Jetje Karspels slikte een paar maal, keek van den een naar den ander, en begon te trillen als een espenblad. „Ik wou geld hebben," klaagde ze. „Een heeleboel geld. Armoe is iets waar ik niet tegen kan. Mooie japonnen wou ik, en eten in La Reserve, bij Dikker en Thijs, van Laer en Trianon. De aandacht wou ik trekken, weelde wou ik hebben.En toch dacht ik aan mijn kunst. Lacht u maar niet zoo hatelijk. Heusch, ik kan iets. Maar het is bij het tooneel als overal: een kruiwagen moet je hebben." „H'm, dus u stal om h'mom vooruit te komen in de wereld?" „Ja, en omdat ik me niet verslingeren wou. Begrijpt u wat ik bedoel?" „Ongeveer. U koos van twee kwaden het minste. Ga verder." „Ik slaagde, tot op zekere hoogte. Ida stelde me aan enkele heeren voor. Zoo leerde ik ook Jan Heeringa kennen. Wat ik van ze te pakken kon krijgen, nam ik. Op een keer begon Jan Heeringa te wauwelen over het prachtcollier dat zijn zuster zou krijgen als ze trouwen ging. Dat stemde me tot nadenken. Wat gaf het of ik van dezen en genen iets los kreeg? Daar bleef ik even arm bij als ik was. Maar als ik dat collier machtig kon worden, was ik er in eens bovenop. En ik nam dus maatregelen." „Wat voor maatregelen?" „Ik zocht Jan en Ida's gezelschap zooveel mogelijk en hoorde den jongen uit. Ik vroeg hem van allerlei over het huis, en hoe het was ingericht, tot ik alles wist wat ik weten wou. Ook, dat het collier in de brandkast zat." „En hoe kwam u aan den, sleutel!" „Op een avond had Jan Heeringa driemaal zooveel gedronken dan hij verdragen kon, en ik zag kans zijn sleutelbos machtig te worden, terwijl Ida zich even geëxcuseerd had. In mijn taschje had ik al ik weet niet hoelang een stuk was, om een afdruk van de sleutels van de brandkast en de voordeur te maken, als ik ooit de kans zou krijgen. Het was het werk van een oogenblik, want ik herkende tusschen de groote sleutels dien van het Lips- slot en dien van de safe heel gemakkelijk." „En de lettercombinatie?" „Dat was moeilijker, maar die kreeg ik ook. Op een anderen avond was ik weer met Ida en hem in een café, en Jan Heeringa had ook nu te veel gedronken. Hij schepte over alles en nog wat op, hij bluft altijd als hij te veel whisky naar binnen heeft, en ik wist hem, zonder dat hij er erg in had, te brengen tot een beetje opschepperij over zijn verstand, zijn hersens, en zijn geheugen!" „Heel slim," zei de detective, die licht begon te zien. „Hij blufte dat hij een reuzengeheugen had, en ik zei dat hij geen serie cijfers kon op schrijven, en ze zich een half uur later nog herinneren. Hij scheurde een randje van een menu af, schreef er eenige cijfers op en gaf mij dit in bewaring. Na een half uur deed hij erg gewichtig, plantte zijn vinger tegen zijn voorhoofd, en deed of hij de grootste moeite had zich de cijfers te herinneren. Ida liet zich beetnemen, maar ik wist van te voren, wat Jantje zou doen om ons van zijn prachtgeheu- gen te overtuigen. O! ik wist het van te voren. Maar toen hij de cijfers had opgenoemd, en we ze met de kaart hadden vergeleken, was hij eerlijk genoeg om te hakkelen, dat hij slimmer was dan wij, en dat hij een paar cijfers, die hij wel dróómen kon. de lettercombinatie van het brandkastslot, had opgeschreven. Ik verfrom melde het papier en deed of ik het weggooide, maar ik stopte het in mijn handschoen en zoo kwam ik te weten wat ik wou." „Die Jan Heeringa is de grootste dwaas dien ik ooit van mijn leven ontmoet heb," bromde de detective. „En verder?" .«82 nyfei tens meende schoon te zien, ging ik naar het huis. Het was een donkere, gure avond, zooals u zich wel zult herinneren. Ik wist dat er niemand in het huis was behalve de knecht. Maar ik vond u voor de deur, al maakte dat het karweitje eerder gemakkelijker dan moeilijker. Het col lier was echter niet te vinden." „En u weet niets van den moord op Hendrik Bosman?" „Niets, niets. Hoe kunt u zooiets zeggen.. Dat gelooft u toch zelf niet?" „Wat ik geloof of niet geloof, doet er weinig: toe. Ik weet alleen dat u allebei de gelegenheid hebt gehad den man te dooden, en dat er voor u allebei een motief was, als hij één van u bij de brandkast heeft aangetroffen?" De beide vrouwen protesteerden met heftig- heid. „Ik heb u alles verteld wat ik wist," zei Ida I Basquette, „en Jetje ook. Wat wilt u nog van ons?" „Van u," antwoordde de detective langzaam, „van u wil ik in de eerste plaats weten wat u bedoelde met de woorden: „dus tóch, hij heeft „Datdat kan ik niet zeggen." „Had u het oog op Jan Heeringa?" De actrice aarzelde even, toen.... „ai hebik heb niets meer te zeggen." „Dan gaat u achter slot en grendel." „Ik zal gaan." „En u, juffrouw Karspels, gaat mee." „Neen, neen!" „Toch wel. U heeft bekend, dat u gestolen hebt, u wordt verdacht van den moord, en ik ben verplicht u te arresteeren." „Maar ik heb u alles, alles gezegd. Ik wou naam maken, slagen in het leven.... ik had er een goede reden voor;" „Welke reden?" Hier nam Ida Basquette het woord. „Bij alles wat ze doet of laat, is haar reden j altijd Willen Snoeck!" (Wordt vervolgd). Bij de Mij. Cinetone ie Amsterdam worden thans de buitenopnamen gemaakt voor do Nederlandsche klankfilm „Bleeke Bet". Een der aardige scenes Het tennistournool In het stadion Roland Garros te Parijs, Dinsdag De hertog van York, tweede zoon van den Koning van Engeland, heeft dezer dagen werd het tweede gedeelte van den wedstrijd Frankrijk Engeland ge- deelgenomen aan de golfwedstrijden tusschen admiraals en generaals te Camberley speeld. V.l.nr. t Austin: Malfroy; Bernard en Borotra Heath gehouden De nieuwe politie-opleidingschool te Hendon (Eng.), die 31 Mei a.s. door den Prins van Wales geopend zal worden, is reeds officieus in gebruik genomen. De ochtend gymnastiek President Lebrun van Frankrijk heeft een bezoek gebracht aan Dijon, alwaar de president een krans legde bij het monument voor de dooden uit den wereldoorlog Het bezoek van H. M. de Koningin aan de ontginningswerken in Reederveld. De Koningin bij het verlaten van der barakken

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5