BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
EEN CEDULDSPEL.
DE „NIEUWE'
DE SONATE VAN DEN OUDEN
MEESTER.
WAAR IS DE MARKT?
EEN KUNSTJE.
ZOEKPLAATJE.
Het oprichten van een wandelclub is dooi
de meeste kinderen met vreugde ontvangen.
Zij die voor hun ouders niet op Zondag mede
mogen deel ik ter geruststelling mede, dat niet
op Zondag gewandeld zal worden. De club
wordt opgericht voor de a.s. zomervacantie en
na de vacantie weder ontbonden. Er zullen
lange en korte tochten gemaakt worden. Wan
neer een korte tocht gemaakt wordt zal veel
tijd besteed worden aan verschillende spelen
in de open lucht. Een goed en mooi boek zal
steeds de club vergezellen. Verdere mededee-
lingen volgen.
Beste VERGEETMIJNIET. Willie van de W.
heeft je zeker m'n boodschap wel overgebracht
Het speet me heel erg voor je, maar ik had het
te volhandig en ben ook den geheelen Woens
dagmiddag niet thuis geweest maar elders aan
het werk. 'k Hoop je a-s. Woensdagmiddag 3
uur even verder te helpen. Breng de gemaakte
sterretjes en al je wol mede. Mocht je ver
hinderd zijn, stuur me dan even bericht. Uit
je schrijven merk ik dat je ook graag deel zal
nemen aan de wandelclub. Fijn hoor, hoe meer
er zich aanmelden hoe prettiger. Dag.
Beste WILDZANG. Prettig dat je het
beursje mooi vindt. Je hebt dus in het Hee
renbosch veel genoten en het natuurlijk aan
Verkenner te danken, dat je niet verdwaald
bent. Met Jennie er bij vormden jullie dus een
klaverblad drie. Wat zullen jullie geklauterd
hebben om op het duin te komen. Ik merk wel
dat je een wandelaarster bent en hoop. dat je
je bij de op te richten club aansluit. Dag Wild
zang.
Goeden middag BUFFALO BILL. Je bent
erg gelukkig met je prijs en meent dat ik je
geen beter cadeau had kunnen geven, dat do-et
me werkelijk veel genoegen. Je mag best van
schuilnaam ver-anderen. Tom Mix zal dus
voortaan je naam zijn. Gaat de Fransche les
nu direct weer door of krijg je een poosje va
cantie? Je teekening vind ik alleraardigst. Ik
kan haar echter niet in de rubriek plaatsen.
Er zou eerst een cliché gemaakt moeten wor
den d.i. een blok hout waarop een zinken of
koperen plaat waar de teekening in geëtst is.
Je begrijpt dat aan het maken van zoo n cli
ché v 'Ie onkosten zijn verbonden. De prijs
wordt meestal berekend per c.M.2. Stel je nu
eens voor dat je voorbeeld navolging zou vin
den. Je mag me echter tóch wel bij je briefje
een teekening zenden. Ik zal het zelfs zeer op
prijs stellen. Dag Tom Mix.
Welkom DUINROOSJE. Je wilt dus een
trouw vrdéhdinnetje van me worden, nu ik
wensch dat je woord houdt. Je broertje Kee-
pertje is een trouw vriendje, neem aan hem
maar een voorbeeld. Duinroosje vind ik een
imooien schuilnaam. Je schrijft me zeker wel
eens hoe oud je bent. Dag Duinroosje.
Goeden middag DEUGNIET. Je vriendje
Is hartelijk welkom en ik vind het prettig dat
jullie je ook bij de op te richten wandelclub
wilt aansluiten. We maken een heel program-
ma.op en zullen denkelijk ook wel eens naar
„Rooswijk" gaan. Zondags worden door de
club geen wandelingen ondernomen. Laat je
vriend maar beginnen met mij een briefje te
schrijven waarin hij meldt dat hij aan de ru
briek wil deelnemen. Dag Deugniet.
KOMIEK. Dat is een flinke wandeling
g-eweest. Ik kan me begrijpen dat je het pret
tig vindt dat een wandelclub wordt opgericht.
Heerlijk dat zooveel rubriekertjes deelnemen.
Voor het doen van verschillende spelen is het
heel prettig wanneer er veel kinderen mede
doen. Wat ben je toch altijd gelukkig met je
geluktoffees. Dag.
Goeden middag KEEPERTJE. Ben je al
van de teleurstelling bekomen? Als jij was
medegegaan jongen, wie weet? Blikoortje wil
je zijn deelneming betuigen en deelt je tevens
mede dat hij van twee verschillende voetbal
clubs keeper is geweest n.l. van „Fortuna" en
van „Zeemeeuwen Het blaadje dat je me
stuurde kan ik niet zonder meerdere gege
vens precies thuis brengen. Om het te deter -
mineeren heb ik enkele aanduidingen noodig.
Toch geloof ik dat het een deel van een blad
van de lijsterbes is. De lijsterbes is een boom,
die, wanneer ze bloeit, geelachtig witte bloe
metjes draagt. In het najaar tooit de boom
zich met trossen roode besjes. De lijsterbes be
hoort tot de fam. van de Appelachtigen. Ik
schrijf een deel van een blad. De lijsterbes
heeft n.l. een samengesteld blad men noemt
het blad jukkig oneven gevind. Jij hebt me ge
stuurd het laatste juk met elndblaadje, Op
onze wandeltochten krijg ik gelegenheid ge
noeg om je van de planten die we tegenko
men iets te vertellen en te laten zien. Het ver
schil tusschen een tak met bladeren en een
samengesteld blad kan ik je dan toonen. Dag
Keepertje.
PEPIJNTJE. Van harte welkom Pepijntje.
Je teekeningen heb ik ontvangen. Wat heb
ben die koks een heerlijke roomijs gemaakt,
zelfs met vruchten. Het briefje vind ik keu
rig geschreven en ik hoop, dat ik nog heel veel
van die keurige briefjes van je mag ontvan
gen. Is je schuilnaam afkomstig van een
sprookje of heb je hem zelf bedacht? Schrijf
je me dat eens? Ik vind hem heusch mooi. Dag
keurig schrijfstertje.
VERKENNER. Ja vriend, je teekening heb
ik ontvangen; ik kon wel zien dat je er erg je
best op gedaan hebt. Jij juicht dus de op
richting van de wandelclub toe? Heel verstan
dig van je moeder om je 's morgens vroeg te
laten fietsen. Van je wandeling in het Heeren
bosch heeft Wildzang me geschreven. Natuur
lijk vind ik het fijn dat Zussepuk weer hee-
lemaal beter is. Dag Verkenner.
Goeden middag GOUDMUILTJE. Goud
muiltje vind ik mooier hoor. Zwartkopje is
zoo gewoon, vooral wanneer je zwart haar
hebt. Jullie vormen met elkaar een flink ge
zin en wanneer jullie wat voor elkander over
hebt, kunnen jullie 't heel gezellig hebben. Ik
dank je voor het teekeningetje onder aan het
briefje. Dag.
Welkom WANDELAAR. Je vriend Deug
niet schreef me dat je niet wist wat je moest
schrijven. Daarom schreef ik hem „laat je
vriend zich al vast maar als rubrlekertje op
geven". Het blijkt nu dat je toch nog een
briefje hebt klaar gekregen. Je wordt natuur
lijk een trouw vriendje van me. Ik reken op
je. Fijn dat je ook lid van de wandelclub
wordt. Dag wandelaar.
Beste JULIAANTJE. Zeker als we wan
delen gaan, mag je mee. Hoe meer deelne
mende kinderen hoe prettiger. Fijn dat je
nog eens een teekening voor mij maakt. Dag
Juliaantje
Beste F'iETJE PELLE. Ik hoop, dat het
kind goed voor de beesten zorgt en ze niet
laat verhongeren. Waarom heb je ze niet in
de duinen vrij gelaten. Wat heeft Mej. B. jullie
weer verwend. Je teekenboek heb je dus al in
gebruik genomen. Zeg wat versta jij de dicht
kunst goed, alleen' vind ik de gebruikte woor
den niet erg mooi en jij zeker ook niet, dat
weet ik zeker. Dag duinroosjesplukker.
Goeden middag BLIKOORTJE. Prettig,
dat je ooi*; lid wordt van de „Wandelclub". Je
bent dus "een sportmensch in dop. Neen
vriendlief, een vischwedstrijd op echte vis-
schen moet je van mij niet verwachten. Er
zijn zooveel wedstrijden te bedenken dat men
heusch geen toevlucht behoeft te nemen tot
een visch wedstrijd. Laten we de visch jes maar
met rust laten. Ook heeft men heel veel ver
schillende soorten van sport, zoodat men de
hengelsport absoluut niet behoeft te beoefe
nen. Ik heb niet vergeten je over het door je
genoemde voorstel te schrijven. Maar je rea
geerde op mijn voorstel in het minst niet en
toen maakte ik de gevolgtrekking „het onder
werp schijnt hem niet te interesseeren en
daarom schreef ik er niet over. Nu moet ik je
echter nog een week geduld laten houden.
Deze week had ik het erg druk, zoodat ik laat
ben met m'n briefjes. Ik moet thans noodig
eindigen wil de copie tijdig op het bureau zijn
Dus nog even geduld. Dag sportliefhebber.
FILMSTERRETJE. Heerlijk voor je, dat
je je prijs zoo mooi vindt. Alle kinderen schrij
ven verrukt over hun prijs en het is voor mij
prettig te weten dat ze voldaan zijn. Dus je
tante en groote zus wilden gaarne het collier
hebben- Zeg hun maar dat, wanneer ze ook
rubriekertje worden en heele mooie teekenin
gen inzenden, ze toch geen kans maken. Uit
je briefje kan ik me een voorstelling van je
kamertje maken. Het is een echt knus hol
letje. Dag Filmsterretje.
Beste AAFJE. Ik vind het prettig, dat je
mede doet en heel lief van je moeder je te
willen helpen. Ja zeker, ik kan jij mij nog heel
goed herinneren en me je als driejarige kleu
ter voor me halen. Wordt je nu al acht jaar?
'k Zal je in de verjaardagenrubriek vermelden
en je een kaart zenden. Uit de volgende
schuilnamen moet je maar een keus doen
tenminste, als je er geen zelf weet te beden
ken: „Blondje", „Kleuterke" „Veronika" „Bel
lefleurtje". Je teekeningen heb ik ontvangen.
Dag meisjelief.
WIE IS ER JARIG?
A-s. Dinsdag 5 Juni is ons vriendinnetje
Aafje Kolle jarig. Haar adres luidt: Aafje Kolle
p.a. Wed. Kolle, Keizer Wilhelmstraat, IJ.mui-
den (West).
Wie van de vriendinnetjes en vriendjes
haar graag een kaart stuurt kan het doen. Ik
zend haar, zooals ik beloofd heb, een ansicht.
Wie binnen 14 -dagen jarig is schrijft mij in
het briefje den verjaarsdatum, adres en naam.
DE TEEKENWEDSTRIJD
Vandaag over een week wordt de uitslag
van den „Teekenwedstrijd" in de rubriek ver
meld. Ik ben nieuwsgierig wie de gelukkigen
zullen zijn. Zij die ingezonden hebben zijn ze
ker niet minder nieuwsgierig.
Dag Vriendinnetjes en Vriendjes heel veel
groeten van jullie aller vriendin.
MEJ. E. VIJLBRIEF.
Jullie weten allemaal, dat tusschen Atlanti-
schen en Stillen Oceaan (die ook Pacific ge
noemd wordt) het Panamakanaal de verbin
ding vormt.
Het is een zeer druk bevaren kanaal; het
verkeer moet dus goed geregeld worden.
Op een groot stuk karto-n maken jullie de
teekening, die hierboven is afgebeeld; de
vakken worden 10 bij 10 c.M.
Van dun karton knippen we nu 12 ronde
stukjes, die we nummeren van 1 tot 12. Dit
zijn de schepen.
Ze komen alle uit den Stillen Oceaan (bo
ven) en willen naar den Atlantischen (onder).
Ze liggen in de volgorde, zooals op de teeke
ning staat aangegeven.
De regel is nu, dat deze schepen precies in
volgorde het Panamakanaal moeten verlaten;
dus: nr. 1 eerst, dan 2, daarna 3, enz.
Er zijn zes leege vakken voor uitwijken.
Het spel wordt met een onbepaald aantal
spelers gespeeld. Winnaar is degene, die met
het minste aantal zetten, de schepen o>p volg
orde, het kanaal uit laat varen.
Een gedane zet, mag niet meer teruggeno
men worden. Een van de spelers moet het
aantal zetten opnemen en als ieder een beurt
heeft gehad, wordt er geteld.
OOM KEES.
HET LEEK EEN SAAI KIND, RIAAR TOEN ER
GEHANDELD MOEST WORDEN
„Luister eens", zei Lies de Groot op een
ochtend tegen haar vriendinnetjes, „toen ik
gisterenmiddag naar huis ging, liep ik langs
de directrice, die net stond te praten met juf
frouw van der Harst en toen hoorde ik, dat er
vandaag een nieuwe bij ons in de klas zou ko
men. Ik hoop maar, dat het een leuk kind is,
dan kan ze bij ons clubje komen!"
De anderen knikten.
„Dan worden we een klaverblad van vijf",
riep Leida Hansema vroolijk.
Net toen ze in de bank zaten ging de bel.
Lies de Groot had met een oogopslag gezien,
dat de „nieuwe" er nog niet was.
Ze kwam even later met de directrice.
„Meisjes, dit is jullie nieuwe klassegenootje,
Stien Brunk. Ze komt uit een andere stad,
kent hier niemand. Ik hoop, dat jullie gauw
goede kameraadjes met haar zult zijn.
De „nieuwe" kreeg een plaat-s naast Lies.
Nieuwsgierig nam Lies haar buurmeisje op:
ze zag er heel eenvoudig uit in haar katoenen
jurkje.
„Ik heet Lies de Groot", fluisterde deze haar
toe, toen juffrouw van der Harst zich omkeer
de om iets op het bord te schrijven.
De „nieuwe" keek haar even aan; knikte en
wendde zich toen vol aandacht waar het -bord,
waar een moeilijke som uitgelegd werd.
„Een saai, suf kind," was de meening van
de teleurgestelde Lies, die graag een praatje
gemaakt had. Toen de bel om twaalf uur ging.
stond de „nieuwe" dadelijk op, en nog voor
de andere meisjes hun mantels aanhadden,
was ze al weg.
Het clubje was druk aan het babbelen. „Nee
hoor," zei Lies, „een vervelend kind! Niks voor
onze club. We blijven dus het klaverblad van
vier."
„Och," zei Gerda Verveen. „Ik vond, dat ze
een vriendelijk gezichtje had. Misschien is ze
wat verlegendan valt ze later wel mee!" Maar
Fietje van Santé en Leida waren het met Lies
eens, dat ze zoo'n saai kind niet in het kla
verblad wilden hebben
Trouwens, het scheen, dat Stien in het ge
heel geen behoefte had aan vriendschap van
de meisjes uit de klas.
Ze ging stil haar gangetje, bemoeide zich
met niemand. De leeraressen hielden veel van
haar; altijd kende ze haar les en ze was rustig.
Op een dag toen ze samen naar huis liepen,
zei Gerda Verveen tegen de anderen: „Weet
jullie, waarom Stien Brunk atlijd zoo vlug weg
is om twaalf en om vier uur?"
Fietje vroeg: „Nee, waarom dan?"
„Ze gaat haar broertje halen van de kleuter
school!"
„Hoe weet je dat?"
„Mijn neefje Hans is ook op dat schooltje
en die had het maar aldoor over een nieuw
vriendje, Petertje Brunk, tegen zijn moeder.
Toen ik gisteren bij tante Els was, vertelde die
me, dat Petertje bij Hans gespeeld had en dat
zijn zusje hem toen gebracht en gehaald had.
Tante v-ond het' een heel lief meisje, en had
haar gevraagd waar ze op school was, enz.
Toen was uitgekomen, dat ze op dezelfde
school was als ik.
Hansje is ook dol op haar; hij vertelde me.
dat Stien iederen dag haar broertje komt halen
en dat ze hem, Hansje, dan ook thuis brengt!"
Ze liepen langs de stadsgracht. Het wandel
pad was vlak langs het water. Een steenen hek
zorgde er echter voor, dat er geen ongelukken
konden gebeuren. Op één plaats was echter
geen hek; dat was waar de booten aan moes
ten leggen. De kademuur ging daar loodrecht
omlaag.
„Kijk eens," riep Leida plotseling, „daar
loopt Stien!" En werkelijk een paar honderd
meter voor hen uit liep de „nieuwe", aan haar
eenen arm Hansje, terwijl aan den anderen
kant een klein jongetje met zwarte krullen
trippelde.
De kleine jongetjes waren druk aan het
babbelen, dat konden de meisjes zien aan de
opgeheven snoetjes.
Het drietal ging nu langs het stuk kade,
waar geen hek stond. Hansje liep aan den wa
terkant. Plotseling zagen de vier meisjes hem
uitglijden, zijn handje schoot los uit Stien's
arm en met ontzetting zagen ze, dat hij van
den hoogen wal in het water viel. Ze stonden
verstijfd van schrik.
Stien Brunk had slechts een oogemblik stil
gestaan; toen duwde ze het andere jongetje
van het water- weg en zonder een oogenblik te
aarzelen, rukte ze haar hoed van het hoofd,
keek even op welke plaats het kind onder wa
ter verdwenen was, om dan een flink eind er
naast er in te springen.
Gerda had het eerst haar bezinning terug,
„Vlug er heen!" en ze holde naar de plek,
waar Stiens broertje bitter was beginnen te
huilen.
Ondertusschen was het meisje opgedoken,
met een paar krachtige slagen was ze daar,
waar het kind ondergegaan was! Ze dook nog
maals onderbleef ondernog
nogdaar kwam ze weer boven. Voor zich
uit duwde ze Hansje.
Het voorval was natuurlijk niet onopgemerkt
gebleven; honderden menschen waren toege
sneld en verdrongen zich nu langs den kant.
Hulpvaardige handen hielpen Stien en Hansje
uit het water.
„Waar is Petertje?" Lies drong zich door de
menigte.
„Hier is Peter. Ik woon aan den overkant;
ga mee naar huis!
Een half uurtje later zat Stien in droge klee-
ren van Lies, terwijl Hansje in een pyjama
van haar gekleed was. Ondertusschen werd een
boodschap naar zijn moeder gestuurd, die met
droge kleeren kwam en hem mee naar huis
nam.
Niet nadat ze Stien omhelsd en met tranen
in de oogen bedankt had voor haar moedige
redding.
„M-oet er geen boodschap naar jouw moeder,
Stien?" vroeg mevrouw d-e Groot.
„Ik heb geen moeder meer, mevrouw. Er is
alleen een dienstmeisje thuis. Vader komt pas
om zes uur. En ik heb liever niet, dat hij het
te weten komt; dan maakt hij zich maar bang
en bezorgd, En hij heeft nog zooveel verdriet
van moeders dood
Stien fluisterde Lies plotseling, „Stien,
ik heb je altijd een saai kind gevonden. Maar
ik zie dat ik me lee-lijk vergist heb. Wil je me
mijn booze gedachten vergeven? Én lid wor
den van het klaverblad!"
„Heel graag," zei ze blozend.
RITA VAN B
Margriete ter Bos hing hoed en mantel aan
den kapstok, ging toen de kamer binnen, waar
Moeder op haar zat te wachten.
..Ben je daar eindelijk, Margriete?" riep
haar moeder. „Je bent laat vandaag. Ik heb
een heeieboel goede nieuwtjes voor je!"
„Ja Mam," zei het meisje. „Vertel ze me dan
maar gauw."
„Mevrouw van der Houte, de moeder van je
leerlingetjes Leni en Jeanne, kwam vanmid
dag om me te spreken. Ze wilde dat je volgen
de maand een concert gaf. Mevrouw van der
Houte kent veel menschen uit de muziekwereld
je zoudt bekendheid krijgen. Het komt er al
leen maar op aan het programma met zorg
samen te stellen."
Margriete glimlacht een beetje afwezig; er
is iets; anders zou ze wel met meer aandacht
geluisterd hebben naar haar moeder, die zoo
bescheiden voor zich zelf is en haar kind
graag met roem en eer overladen zag.
Margriete ter Bos is net achttien jaar; maar
ze heeft een groot talent als pianiste. Dat is
dan ook de reden, dat. verschillende dames
haar hun kinderen toevertrouwen om ze de
eerste pianolessen te geven. Het concert, dat
ze de volgende maand moet geven, zal waar
schijnlijk van zeer grooten invloed op haar
toekomstige loopbaan zijn. Meer dan eens
heeft Margriete het programma, dat ze dan
spelen zal, met haar moeder besproken. Maar
vanavond schijnt ze aan andere dingen te
denken. Ze gaat naast haar moeder zitten en
na een korte stilte mompelt ze: „Ik ben straks
bij mijn ouden leermeester geweest. Het gaat
niet e.rg goed met hem."
Margriete is dol op hem, die haar de eerste
lessen in het pianospelen heeft gegeven. Daar
na heeft ze betere lessen gehad, maar ze kan
den ouden Stanislav Vronski niet vergeten.
Sinds een paar jaar geeft hij al geen les
meer, maar hij stelt nog aldoor groot belang
in de vorderingen van zijn vroegere leerlinge,
die hem. zooals hij zelf eerlijk bekent, boven
het hoofd is gegaan.
Het is feest voor den grijsaard als het jonge
meisje hem met haar bezoeken komt opvroo-
lijken,
Dien ochtend heeft hij getracht te glim
lachen als gewoonlijk, maar zijn oogen ston
den zoo droevig, dat Margriete hem vroeg wat
er aan scheelde.
„Ach kind", had de oude main vermoeid ge
antwoord, „wat me zoo bedroefd maakt, is de
gedachte dat ik zal sterven zonder dat de
eenige droom van mijn leven in vervulling is
gegaan.Mijn sonate zal nooit voor een pu
bliek gespeeld worden
Toen had het meisje de muziek genomen
en voor den ouden man zijn sonate gespeeld.
Helaas, zelfs haar groote talent had het mu
ziekstuk, dat ontbloot was van alle originali
teit, niet mooier kunnen maken dan het
was. Niettemin straalde de grijsaard; toen de
piano zweeg mompelde hij„Oh, ik wou dat jij
mijn werk kon spelen voor een talrijk pu
bliek.... Maar dat zou een te mooie droom
zijn. Laat ik er niet meer aan denken-."
Maar Margriete dacht er aldoor aan, toen ze
naast haar moeder zat. Na eenig aarzelen zei
ze ineens:
„Luister eens, Moesje, zoudt U het heel erg
vinden als mijn concert niet zoo goed slaagde
als U wel zou willen?"
En toen Mevrouw ter Bos haar heel ver
baasd aankeek, vertelde ze, wat haar bezig
hield.
Eenige oogenblikken bleef de moeder zwij
gen, toen sloeg ze haar arm om de schouders
van haar dochter en zei teeder:
„Doe, wat je hart je ingeeft, kind en stoor
je niet aan mij. Het kalme en rustige bestaan,
wat ik aan jou te danken heb, is meer dan
voldoende voor mijn geluk. Ik wilde roem en
eer voor jou, maar nu jij andere dingen ver
kiest, kan ik niet anders dan dankbaar zijn,
dat ik zoo'n lieve en goede dochter heb
In de groote zaal, waar een uitgezocht pu
bliek luisterde naar het concert, gegeven door
Margriete ter Bos had men een speld kunnen
hooren vallen. Margriete ter Bos had werken
van Chopin, van Schumann, van Beethoven
gespeeld. Ademloos had haar publiek geluis
terd naar de meesterlijke vertolking. Nu
wachtte men op het laatste werk, dat de avond
die zoo'n succes van geworden voor de jonge
pianiste, moest besluiten. Meer dan één blik
had verbaasd in het programma gekeken naar
de naam, die er stond. Een bekend componist
had zich naar Mevrouw van der Houte gebo
gen en gevraagd
„Stanislav Vronskihebt U daar wel
eens van gehoord, Mevrouw?"
„Nooit", antwoordde de jonge vrouw. „Maar
Margriete heeft een uitstekende smaak, en
ik denk, dat ze haar concert niet zal besluiten
met een middelmatig werk."
Men ontving de sonate zeer koel; als men
klapte deed men dat uitsluitend voor de jonge
artiste die van te voren zulk prachtig spel ge
geven had.
Maar bij het uitgaan van de zaal hoorde men
minder vleiende opmerkingen. De beroemde
componist verklaarde aan zijn vrienden:
„Een talent, dat jonge meisje, maar het sa
menstellen van haar programma is verschrik
kelijk. Die sonate van die onbekende groot
heid was niet om aan te hooren...."
Mevrouw ter Bos hoorde het juist, maar in-
plaats van te zuchten, glimlachte ze, want ze
wist dat haar dochtertje dezen avond iets an
ders gezocht had dan de toejuichingen van
een publiek. Ze had haar ouden leermeester
de eenige vreugde van zijn lang. leven ver
schaft.
E. W.
De volle maan staat groot en stralend aart
den hemel; de stappen van den - wandelaar
klinken hol door de straten. Het is al laat.
Nu geldt 't den weg te vinden naar 't huia
waar hij logeert; hoe was 't ook weer? Op de
markt moest hijja welke straat ook weer
inslaan, de linksche, de middelste of de recht-
sche? Een straat, die op de markt uitkomt.
De nachtelijke wandelaar wil niet op goed
geluk een straat ingaan; dan zou het nog later
worden voor hij thuiskomt.
Hij kijkt en kijkt enopeens weet hij,
welke straat hij in moet slaan.
Zouden jullie het ook gevonden hebben?
Probeer eens! Een beetje opmerkingsgave en
je komt er wel.
TANTE TINE.
Hier volgt een kunstje, waar jullie veel ple
zier van kunt beleven. Van een aantal geld
stukken leg je op tafel een groote Q. Dan
vraag je iemand van je publiek, om een ge
tal te bedenken, dat niet gr-ooter is, dan het
aantal geldstukjes, dat er ligt. Heeft de ander
dat gedaan, dan zeg je hem, dat, bij A begin
nend en naar links gaand hij net zooveel
munten moet tellen, als het getal bedraagt,
dat hij in zijn gedachten had. Laten we aan
nemen, dat hij het getai 7 in zijn gedachten
had genomen; dan zou hij dus uitkomen bij B.
Daarna moet hij bij B beginnend, weer net
zooveel terugtellen; maar nu langs den cirkel.
Dan komt hij dus bij C uit.
Dit alles moet' gebeuren, zonder dat jij het
ziet en je mag ook het getal niet weten, dat
de ander in zijn gedachten had genomen.
Toch kun je hem vertellen, waar hij opgehou
den heeft met tellen; met andere woorden dus,
waar C is.
C is n.l. altijd de zooveelste munt rechts van
het einde van den staart van de Q, als de
staart zelf munten telt.
Op onze teekening, heeft de staart 4 munten
dus C is altijd het vierde geldstuk naar rechts.
Bestond de staart uit 6 geldstukken, dan
was C het 6de geldstuk naar rechts.
OOM KEES.
„Heb je den strijkbout meegebracht uit de
keuken, Mientje?"
„Nee Mam; Marie zegt, dat de bout hier moet
zijn!"