BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. EEN CEDULDSPEL. DE „NIEUWE' DE SONATE VAN DEN OUDEN MEESTER. WAAR IS DE MARKT? EEN KUNSTJE. ZOEKPLAATJE. Het oprichten van een wandelclub is dooi de meeste kinderen met vreugde ontvangen. Zij die voor hun ouders niet op Zondag mede mogen deel ik ter geruststelling mede, dat niet op Zondag gewandeld zal worden. De club wordt opgericht voor de a.s. zomervacantie en na de vacantie weder ontbonden. Er zullen lange en korte tochten gemaakt worden. Wan neer een korte tocht gemaakt wordt zal veel tijd besteed worden aan verschillende spelen in de open lucht. Een goed en mooi boek zal steeds de club vergezellen. Verdere mededee- lingen volgen. Beste VERGEETMIJNIET. Willie van de W. heeft je zeker m'n boodschap wel overgebracht Het speet me heel erg voor je, maar ik had het te volhandig en ben ook den geheelen Woens dagmiddag niet thuis geweest maar elders aan het werk. 'k Hoop je a-s. Woensdagmiddag 3 uur even verder te helpen. Breng de gemaakte sterretjes en al je wol mede. Mocht je ver hinderd zijn, stuur me dan even bericht. Uit je schrijven merk ik dat je ook graag deel zal nemen aan de wandelclub. Fijn hoor, hoe meer er zich aanmelden hoe prettiger. Dag. Beste WILDZANG. Prettig dat je het beursje mooi vindt. Je hebt dus in het Hee renbosch veel genoten en het natuurlijk aan Verkenner te danken, dat je niet verdwaald bent. Met Jennie er bij vormden jullie dus een klaverblad drie. Wat zullen jullie geklauterd hebben om op het duin te komen. Ik merk wel dat je een wandelaarster bent en hoop. dat je je bij de op te richten club aansluit. Dag Wild zang. Goeden middag BUFFALO BILL. Je bent erg gelukkig met je prijs en meent dat ik je geen beter cadeau had kunnen geven, dat do-et me werkelijk veel genoegen. Je mag best van schuilnaam ver-anderen. Tom Mix zal dus voortaan je naam zijn. Gaat de Fransche les nu direct weer door of krijg je een poosje va cantie? Je teekening vind ik alleraardigst. Ik kan haar echter niet in de rubriek plaatsen. Er zou eerst een cliché gemaakt moeten wor den d.i. een blok hout waarop een zinken of koperen plaat waar de teekening in geëtst is. Je begrijpt dat aan het maken van zoo n cli ché v 'Ie onkosten zijn verbonden. De prijs wordt meestal berekend per c.M.2. Stel je nu eens voor dat je voorbeeld navolging zou vin den. Je mag me echter tóch wel bij je briefje een teekening zenden. Ik zal het zelfs zeer op prijs stellen. Dag Tom Mix. Welkom DUINROOSJE. Je wilt dus een trouw vrdéhdinnetje van me worden, nu ik wensch dat je woord houdt. Je broertje Kee- pertje is een trouw vriendje, neem aan hem maar een voorbeeld. Duinroosje vind ik een imooien schuilnaam. Je schrijft me zeker wel eens hoe oud je bent. Dag Duinroosje. Goeden middag DEUGNIET. Je vriendje Is hartelijk welkom en ik vind het prettig dat jullie je ook bij de op te richten wandelclub wilt aansluiten. We maken een heel program- ma.op en zullen denkelijk ook wel eens naar „Rooswijk" gaan. Zondags worden door de club geen wandelingen ondernomen. Laat je vriend maar beginnen met mij een briefje te schrijven waarin hij meldt dat hij aan de ru briek wil deelnemen. Dag Deugniet. KOMIEK. Dat is een flinke wandeling g-eweest. Ik kan me begrijpen dat je het pret tig vindt dat een wandelclub wordt opgericht. Heerlijk dat zooveel rubriekertjes deelnemen. Voor het doen van verschillende spelen is het heel prettig wanneer er veel kinderen mede doen. Wat ben je toch altijd gelukkig met je geluktoffees. Dag. Goeden middag KEEPERTJE. Ben je al van de teleurstelling bekomen? Als jij was medegegaan jongen, wie weet? Blikoortje wil je zijn deelneming betuigen en deelt je tevens mede dat hij van twee verschillende voetbal clubs keeper is geweest n.l. van „Fortuna" en van „Zeemeeuwen Het blaadje dat je me stuurde kan ik niet zonder meerdere gege vens precies thuis brengen. Om het te deter - mineeren heb ik enkele aanduidingen noodig. Toch geloof ik dat het een deel van een blad van de lijsterbes is. De lijsterbes is een boom, die, wanneer ze bloeit, geelachtig witte bloe metjes draagt. In het najaar tooit de boom zich met trossen roode besjes. De lijsterbes be hoort tot de fam. van de Appelachtigen. Ik schrijf een deel van een blad. De lijsterbes heeft n.l. een samengesteld blad men noemt het blad jukkig oneven gevind. Jij hebt me ge stuurd het laatste juk met elndblaadje, Op onze wandeltochten krijg ik gelegenheid ge noeg om je van de planten die we tegenko men iets te vertellen en te laten zien. Het ver schil tusschen een tak met bladeren en een samengesteld blad kan ik je dan toonen. Dag Keepertje. PEPIJNTJE. Van harte welkom Pepijntje. Je teekeningen heb ik ontvangen. Wat heb ben die koks een heerlijke roomijs gemaakt, zelfs met vruchten. Het briefje vind ik keu rig geschreven en ik hoop, dat ik nog heel veel van die keurige briefjes van je mag ontvan gen. Is je schuilnaam afkomstig van een sprookje of heb je hem zelf bedacht? Schrijf je me dat eens? Ik vind hem heusch mooi. Dag keurig schrijfstertje. VERKENNER. Ja vriend, je teekening heb ik ontvangen; ik kon wel zien dat je er erg je best op gedaan hebt. Jij juicht dus de op richting van de wandelclub toe? Heel verstan dig van je moeder om je 's morgens vroeg te laten fietsen. Van je wandeling in het Heeren bosch heeft Wildzang me geschreven. Natuur lijk vind ik het fijn dat Zussepuk weer hee- lemaal beter is. Dag Verkenner. Goeden middag GOUDMUILTJE. Goud muiltje vind ik mooier hoor. Zwartkopje is zoo gewoon, vooral wanneer je zwart haar hebt. Jullie vormen met elkaar een flink ge zin en wanneer jullie wat voor elkander over hebt, kunnen jullie 't heel gezellig hebben. Ik dank je voor het teekeningetje onder aan het briefje. Dag. Welkom WANDELAAR. Je vriend Deug niet schreef me dat je niet wist wat je moest schrijven. Daarom schreef ik hem „laat je vriend zich al vast maar als rubrlekertje op geven". Het blijkt nu dat je toch nog een briefje hebt klaar gekregen. Je wordt natuur lijk een trouw vriendje van me. Ik reken op je. Fijn dat je ook lid van de wandelclub wordt. Dag wandelaar. Beste JULIAANTJE. Zeker als we wan delen gaan, mag je mee. Hoe meer deelne mende kinderen hoe prettiger. Fijn dat je nog eens een teekening voor mij maakt. Dag Juliaantje Beste F'iETJE PELLE. Ik hoop, dat het kind goed voor de beesten zorgt en ze niet laat verhongeren. Waarom heb je ze niet in de duinen vrij gelaten. Wat heeft Mej. B. jullie weer verwend. Je teekenboek heb je dus al in gebruik genomen. Zeg wat versta jij de dicht kunst goed, alleen' vind ik de gebruikte woor den niet erg mooi en jij zeker ook niet, dat weet ik zeker. Dag duinroosjesplukker. Goeden middag BLIKOORTJE. Prettig, dat je ooi*; lid wordt van de „Wandelclub". Je bent dus "een sportmensch in dop. Neen vriendlief, een vischwedstrijd op echte vis- schen moet je van mij niet verwachten. Er zijn zooveel wedstrijden te bedenken dat men heusch geen toevlucht behoeft te nemen tot een visch wedstrijd. Laten we de visch jes maar met rust laten. Ook heeft men heel veel ver schillende soorten van sport, zoodat men de hengelsport absoluut niet behoeft te beoefe nen. Ik heb niet vergeten je over het door je genoemde voorstel te schrijven. Maar je rea geerde op mijn voorstel in het minst niet en toen maakte ik de gevolgtrekking „het onder werp schijnt hem niet te interesseeren en daarom schreef ik er niet over. Nu moet ik je echter nog een week geduld laten houden. Deze week had ik het erg druk, zoodat ik laat ben met m'n briefjes. Ik moet thans noodig eindigen wil de copie tijdig op het bureau zijn Dus nog even geduld. Dag sportliefhebber. FILMSTERRETJE. Heerlijk voor je, dat je je prijs zoo mooi vindt. Alle kinderen schrij ven verrukt over hun prijs en het is voor mij prettig te weten dat ze voldaan zijn. Dus je tante en groote zus wilden gaarne het collier hebben- Zeg hun maar dat, wanneer ze ook rubriekertje worden en heele mooie teekenin gen inzenden, ze toch geen kans maken. Uit je briefje kan ik me een voorstelling van je kamertje maken. Het is een echt knus hol letje. Dag Filmsterretje. Beste AAFJE. Ik vind het prettig, dat je mede doet en heel lief van je moeder je te willen helpen. Ja zeker, ik kan jij mij nog heel goed herinneren en me je als driejarige kleu ter voor me halen. Wordt je nu al acht jaar? 'k Zal je in de verjaardagenrubriek vermelden en je een kaart zenden. Uit de volgende schuilnamen moet je maar een keus doen tenminste, als je er geen zelf weet te beden ken: „Blondje", „Kleuterke" „Veronika" „Bel lefleurtje". Je teekeningen heb ik ontvangen. Dag meisjelief. WIE IS ER JARIG? A-s. Dinsdag 5 Juni is ons vriendinnetje Aafje Kolle jarig. Haar adres luidt: Aafje Kolle p.a. Wed. Kolle, Keizer Wilhelmstraat, IJ.mui- den (West). Wie van de vriendinnetjes en vriendjes haar graag een kaart stuurt kan het doen. Ik zend haar, zooals ik beloofd heb, een ansicht. Wie binnen 14 -dagen jarig is schrijft mij in het briefje den verjaarsdatum, adres en naam. DE TEEKENWEDSTRIJD Vandaag over een week wordt de uitslag van den „Teekenwedstrijd" in de rubriek ver meld. Ik ben nieuwsgierig wie de gelukkigen zullen zijn. Zij die ingezonden hebben zijn ze ker niet minder nieuwsgierig. Dag Vriendinnetjes en Vriendjes heel veel groeten van jullie aller vriendin. MEJ. E. VIJLBRIEF. Jullie weten allemaal, dat tusschen Atlanti- schen en Stillen Oceaan (die ook Pacific ge noemd wordt) het Panamakanaal de verbin ding vormt. Het is een zeer druk bevaren kanaal; het verkeer moet dus goed geregeld worden. Op een groot stuk karto-n maken jullie de teekening, die hierboven is afgebeeld; de vakken worden 10 bij 10 c.M. Van dun karton knippen we nu 12 ronde stukjes, die we nummeren van 1 tot 12. Dit zijn de schepen. Ze komen alle uit den Stillen Oceaan (bo ven) en willen naar den Atlantischen (onder). Ze liggen in de volgorde, zooals op de teeke ning staat aangegeven. De regel is nu, dat deze schepen precies in volgorde het Panamakanaal moeten verlaten; dus: nr. 1 eerst, dan 2, daarna 3, enz. Er zijn zes leege vakken voor uitwijken. Het spel wordt met een onbepaald aantal spelers gespeeld. Winnaar is degene, die met het minste aantal zetten, de schepen o>p volg orde, het kanaal uit laat varen. Een gedane zet, mag niet meer teruggeno men worden. Een van de spelers moet het aantal zetten opnemen en als ieder een beurt heeft gehad, wordt er geteld. OOM KEES. HET LEEK EEN SAAI KIND, RIAAR TOEN ER GEHANDELD MOEST WORDEN „Luister eens", zei Lies de Groot op een ochtend tegen haar vriendinnetjes, „toen ik gisterenmiddag naar huis ging, liep ik langs de directrice, die net stond te praten met juf frouw van der Harst en toen hoorde ik, dat er vandaag een nieuwe bij ons in de klas zou ko men. Ik hoop maar, dat het een leuk kind is, dan kan ze bij ons clubje komen!" De anderen knikten. „Dan worden we een klaverblad van vijf", riep Leida Hansema vroolijk. Net toen ze in de bank zaten ging de bel. Lies de Groot had met een oogopslag gezien, dat de „nieuwe" er nog niet was. Ze kwam even later met de directrice. „Meisjes, dit is jullie nieuwe klassegenootje, Stien Brunk. Ze komt uit een andere stad, kent hier niemand. Ik hoop, dat jullie gauw goede kameraadjes met haar zult zijn. De „nieuwe" kreeg een plaat-s naast Lies. Nieuwsgierig nam Lies haar buurmeisje op: ze zag er heel eenvoudig uit in haar katoenen jurkje. „Ik heet Lies de Groot", fluisterde deze haar toe, toen juffrouw van der Harst zich omkeer de om iets op het bord te schrijven. De „nieuwe" keek haar even aan; knikte en wendde zich toen vol aandacht waar het -bord, waar een moeilijke som uitgelegd werd. „Een saai, suf kind," was de meening van de teleurgestelde Lies, die graag een praatje gemaakt had. Toen de bel om twaalf uur ging. stond de „nieuwe" dadelijk op, en nog voor de andere meisjes hun mantels aanhadden, was ze al weg. Het clubje was druk aan het babbelen. „Nee hoor," zei Lies, „een vervelend kind! Niks voor onze club. We blijven dus het klaverblad van vier." „Och," zei Gerda Verveen. „Ik vond, dat ze een vriendelijk gezichtje had. Misschien is ze wat verlegendan valt ze later wel mee!" Maar Fietje van Santé en Leida waren het met Lies eens, dat ze zoo'n saai kind niet in het kla verblad wilden hebben Trouwens, het scheen, dat Stien in het ge heel geen behoefte had aan vriendschap van de meisjes uit de klas. Ze ging stil haar gangetje, bemoeide zich met niemand. De leeraressen hielden veel van haar; altijd kende ze haar les en ze was rustig. Op een dag toen ze samen naar huis liepen, zei Gerda Verveen tegen de anderen: „Weet jullie, waarom Stien Brunk atlijd zoo vlug weg is om twaalf en om vier uur?" Fietje vroeg: „Nee, waarom dan?" „Ze gaat haar broertje halen van de kleuter school!" „Hoe weet je dat?" „Mijn neefje Hans is ook op dat schooltje en die had het maar aldoor over een nieuw vriendje, Petertje Brunk, tegen zijn moeder. Toen ik gisteren bij tante Els was, vertelde die me, dat Petertje bij Hans gespeeld had en dat zijn zusje hem toen gebracht en gehaald had. Tante v-ond het' een heel lief meisje, en had haar gevraagd waar ze op school was, enz. Toen was uitgekomen, dat ze op dezelfde school was als ik. Hansje is ook dol op haar; hij vertelde me. dat Stien iederen dag haar broertje komt halen en dat ze hem, Hansje, dan ook thuis brengt!" Ze liepen langs de stadsgracht. Het wandel pad was vlak langs het water. Een steenen hek zorgde er echter voor, dat er geen ongelukken konden gebeuren. Op één plaats was echter geen hek; dat was waar de booten aan moes ten leggen. De kademuur ging daar loodrecht omlaag. „Kijk eens," riep Leida plotseling, „daar loopt Stien!" En werkelijk een paar honderd meter voor hen uit liep de „nieuwe", aan haar eenen arm Hansje, terwijl aan den anderen kant een klein jongetje met zwarte krullen trippelde. De kleine jongetjes waren druk aan het babbelen, dat konden de meisjes zien aan de opgeheven snoetjes. Het drietal ging nu langs het stuk kade, waar geen hek stond. Hansje liep aan den wa terkant. Plotseling zagen de vier meisjes hem uitglijden, zijn handje schoot los uit Stien's arm en met ontzetting zagen ze, dat hij van den hoogen wal in het water viel. Ze stonden verstijfd van schrik. Stien Brunk had slechts een oogemblik stil gestaan; toen duwde ze het andere jongetje van het water- weg en zonder een oogenblik te aarzelen, rukte ze haar hoed van het hoofd, keek even op welke plaats het kind onder wa ter verdwenen was, om dan een flink eind er naast er in te springen. Gerda had het eerst haar bezinning terug, „Vlug er heen!" en ze holde naar de plek, waar Stiens broertje bitter was beginnen te huilen. Ondertusschen was het meisje opgedoken, met een paar krachtige slagen was ze daar, waar het kind ondergegaan was! Ze dook nog maals onderbleef ondernog nogdaar kwam ze weer boven. Voor zich uit duwde ze Hansje. Het voorval was natuurlijk niet onopgemerkt gebleven; honderden menschen waren toege sneld en verdrongen zich nu langs den kant. Hulpvaardige handen hielpen Stien en Hansje uit het water. „Waar is Petertje?" Lies drong zich door de menigte. „Hier is Peter. Ik woon aan den overkant; ga mee naar huis! Een half uurtje later zat Stien in droge klee- ren van Lies, terwijl Hansje in een pyjama van haar gekleed was. Ondertusschen werd een boodschap naar zijn moeder gestuurd, die met droge kleeren kwam en hem mee naar huis nam. Niet nadat ze Stien omhelsd en met tranen in de oogen bedankt had voor haar moedige redding. „M-oet er geen boodschap naar jouw moeder, Stien?" vroeg mevrouw d-e Groot. „Ik heb geen moeder meer, mevrouw. Er is alleen een dienstmeisje thuis. Vader komt pas om zes uur. En ik heb liever niet, dat hij het te weten komt; dan maakt hij zich maar bang en bezorgd, En hij heeft nog zooveel verdriet van moeders dood Stien fluisterde Lies plotseling, „Stien, ik heb je altijd een saai kind gevonden. Maar ik zie dat ik me lee-lijk vergist heb. Wil je me mijn booze gedachten vergeven? Én lid wor den van het klaverblad!" „Heel graag," zei ze blozend. RITA VAN B Margriete ter Bos hing hoed en mantel aan den kapstok, ging toen de kamer binnen, waar Moeder op haar zat te wachten. ..Ben je daar eindelijk, Margriete?" riep haar moeder. „Je bent laat vandaag. Ik heb een heeieboel goede nieuwtjes voor je!" „Ja Mam," zei het meisje. „Vertel ze me dan maar gauw." „Mevrouw van der Houte, de moeder van je leerlingetjes Leni en Jeanne, kwam vanmid dag om me te spreken. Ze wilde dat je volgen de maand een concert gaf. Mevrouw van der Houte kent veel menschen uit de muziekwereld je zoudt bekendheid krijgen. Het komt er al leen maar op aan het programma met zorg samen te stellen." Margriete glimlacht een beetje afwezig; er is iets; anders zou ze wel met meer aandacht geluisterd hebben naar haar moeder, die zoo bescheiden voor zich zelf is en haar kind graag met roem en eer overladen zag. Margriete ter Bos is net achttien jaar; maar ze heeft een groot talent als pianiste. Dat is dan ook de reden, dat. verschillende dames haar hun kinderen toevertrouwen om ze de eerste pianolessen te geven. Het concert, dat ze de volgende maand moet geven, zal waar schijnlijk van zeer grooten invloed op haar toekomstige loopbaan zijn. Meer dan eens heeft Margriete het programma, dat ze dan spelen zal, met haar moeder besproken. Maar vanavond schijnt ze aan andere dingen te denken. Ze gaat naast haar moeder zitten en na een korte stilte mompelt ze: „Ik ben straks bij mijn ouden leermeester geweest. Het gaat niet e.rg goed met hem." Margriete is dol op hem, die haar de eerste lessen in het pianospelen heeft gegeven. Daar na heeft ze betere lessen gehad, maar ze kan den ouden Stanislav Vronski niet vergeten. Sinds een paar jaar geeft hij al geen les meer, maar hij stelt nog aldoor groot belang in de vorderingen van zijn vroegere leerlinge, die hem. zooals hij zelf eerlijk bekent, boven het hoofd is gegaan. Het is feest voor den grijsaard als het jonge meisje hem met haar bezoeken komt opvroo- lijken, Dien ochtend heeft hij getracht te glim lachen als gewoonlijk, maar zijn oogen ston den zoo droevig, dat Margriete hem vroeg wat er aan scheelde. „Ach kind", had de oude main vermoeid ge antwoord, „wat me zoo bedroefd maakt, is de gedachte dat ik zal sterven zonder dat de eenige droom van mijn leven in vervulling is gegaan.Mijn sonate zal nooit voor een pu bliek gespeeld worden Toen had het meisje de muziek genomen en voor den ouden man zijn sonate gespeeld. Helaas, zelfs haar groote talent had het mu ziekstuk, dat ontbloot was van alle originali teit, niet mooier kunnen maken dan het was. Niettemin straalde de grijsaard; toen de piano zweeg mompelde hij„Oh, ik wou dat jij mijn werk kon spelen voor een talrijk pu bliek.... Maar dat zou een te mooie droom zijn. Laat ik er niet meer aan denken-." Maar Margriete dacht er aldoor aan, toen ze naast haar moeder zat. Na eenig aarzelen zei ze ineens: „Luister eens, Moesje, zoudt U het heel erg vinden als mijn concert niet zoo goed slaagde als U wel zou willen?" En toen Mevrouw ter Bos haar heel ver baasd aankeek, vertelde ze, wat haar bezig hield. Eenige oogenblikken bleef de moeder zwij gen, toen sloeg ze haar arm om de schouders van haar dochter en zei teeder: „Doe, wat je hart je ingeeft, kind en stoor je niet aan mij. Het kalme en rustige bestaan, wat ik aan jou te danken heb, is meer dan voldoende voor mijn geluk. Ik wilde roem en eer voor jou, maar nu jij andere dingen ver kiest, kan ik niet anders dan dankbaar zijn, dat ik zoo'n lieve en goede dochter heb In de groote zaal, waar een uitgezocht pu bliek luisterde naar het concert, gegeven door Margriete ter Bos had men een speld kunnen hooren vallen. Margriete ter Bos had werken van Chopin, van Schumann, van Beethoven gespeeld. Ademloos had haar publiek geluis terd naar de meesterlijke vertolking. Nu wachtte men op het laatste werk, dat de avond die zoo'n succes van geworden voor de jonge pianiste, moest besluiten. Meer dan één blik had verbaasd in het programma gekeken naar de naam, die er stond. Een bekend componist had zich naar Mevrouw van der Houte gebo gen en gevraagd „Stanislav Vronskihebt U daar wel eens van gehoord, Mevrouw?" „Nooit", antwoordde de jonge vrouw. „Maar Margriete heeft een uitstekende smaak, en ik denk, dat ze haar concert niet zal besluiten met een middelmatig werk." Men ontving de sonate zeer koel; als men klapte deed men dat uitsluitend voor de jonge artiste die van te voren zulk prachtig spel ge geven had. Maar bij het uitgaan van de zaal hoorde men minder vleiende opmerkingen. De beroemde componist verklaarde aan zijn vrienden: „Een talent, dat jonge meisje, maar het sa menstellen van haar programma is verschrik kelijk. Die sonate van die onbekende groot heid was niet om aan te hooren...." Mevrouw ter Bos hoorde het juist, maar in- plaats van te zuchten, glimlachte ze, want ze wist dat haar dochtertje dezen avond iets an ders gezocht had dan de toejuichingen van een publiek. Ze had haar ouden leermeester de eenige vreugde van zijn lang. leven ver schaft. E. W. De volle maan staat groot en stralend aart den hemel; de stappen van den - wandelaar klinken hol door de straten. Het is al laat. Nu geldt 't den weg te vinden naar 't huia waar hij logeert; hoe was 't ook weer? Op de markt moest hijja welke straat ook weer inslaan, de linksche, de middelste of de recht- sche? Een straat, die op de markt uitkomt. De nachtelijke wandelaar wil niet op goed geluk een straat ingaan; dan zou het nog later worden voor hij thuiskomt. Hij kijkt en kijkt enopeens weet hij, welke straat hij in moet slaan. Zouden jullie het ook gevonden hebben? Probeer eens! Een beetje opmerkingsgave en je komt er wel. TANTE TINE. Hier volgt een kunstje, waar jullie veel ple zier van kunt beleven. Van een aantal geld stukken leg je op tafel een groote Q. Dan vraag je iemand van je publiek, om een ge tal te bedenken, dat niet gr-ooter is, dan het aantal geldstukjes, dat er ligt. Heeft de ander dat gedaan, dan zeg je hem, dat, bij A begin nend en naar links gaand hij net zooveel munten moet tellen, als het getal bedraagt, dat hij in zijn gedachten had. Laten we aan nemen, dat hij het getai 7 in zijn gedachten had genomen; dan zou hij dus uitkomen bij B. Daarna moet hij bij B beginnend, weer net zooveel terugtellen; maar nu langs den cirkel. Dan komt hij dus bij C uit. Dit alles moet' gebeuren, zonder dat jij het ziet en je mag ook het getal niet weten, dat de ander in zijn gedachten had genomen. Toch kun je hem vertellen, waar hij opgehou den heeft met tellen; met andere woorden dus, waar C is. C is n.l. altijd de zooveelste munt rechts van het einde van den staart van de Q, als de staart zelf munten telt. Op onze teekening, heeft de staart 4 munten dus C is altijd het vierde geldstuk naar rechts. Bestond de staart uit 6 geldstukken, dan was C het 6de geldstuk naar rechts. OOM KEES. „Heb je den strijkbout meegebracht uit de keuken, Mientje?" „Nee Mam; Marie zegt, dat de bout hier moet zijn!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8