H. K. H. Prinses Juliana in Engeland.
DE ROODE STREEP
De Belgische missie, welke aan H. M de Koningin op het Loo mededeeling zal doen van
de troonsbestijging van Koning Leopold III, is Donderdagavond in den Haag gearriveerd,
De aankomst van Burggraaf van der Vijvere aan het paleis Noordeinde
In Pulchri Studio te den Haag is een ten
toonstelling geopend van Zweedsche Kunst.
Het bestuur van Pulchri Studio bezig met
hef ophangen der schilderijen
Door broeiing in de kolen, ontstond Donderdag brand in de bunkers
van de „Gelria in de Amsterdamsche haven. De Jason bluschte
het vuur
Verschillende goederenwagons der Fransche
spoorwegen zijn thans van afneembare
wielen voorzien, welke het mogelijk maken,
de wagens zoowel voor het vervoer over
rails als over den weg te bezigen
Hoe druk het was op den tweeden dag der Ascot-rennen Duizenden
vulden de tribunes tot in de uiterste hoeken
De kweekschool voor machinisten aan den Overtoom te Amsterdam Is Donder
dag geopend. De genoodigden tijdens de bezichtiging der draaierij
H. K. H. Prinses Juliana bevond zich temidden van andere vorstelijke personen in de
koninklijke loge te Ascot, waar de Prinses Donderdag de paardenrennen bijwoonde.!
De Robinson schoenfabrieken te Nijmegen zijn Donderdag door brand verwoest
FEUILLETON
PETIAN.
8)
„Kom Hilda., jij ook" zei Grond met ge
dempte stem.
„Ik wil niet eten", antwoordde zij.
„Hilda, eten", beval Sestri, naar haar op
ziend.
„Ik eet niet", zei ze en haar schouders op
halend, stond zij op van de tafel.
Sestri liet Willy in den steek en ging naar
Hilda. Hij vatte haar bij beide polsen, en
dwong haar terug naar de tafel.
„Je moet één sneedje brood nemen".
Hilda, met gemaakte onverschilligheid at
haar boterham op.
Even later werd er gebeld; Mina kwam
binnen met een in vloeipapier verpakte
flesch.
„Twee glazen" gelastte Sestri.
Hij schonk in de glazen, die Mina hem
aanreikte een flinke hoeveelheid broomkali
oplossing.
„Drink op kinderen, drink op".
Willy zette het glas aan haar mond, toen
zij boven haar hoofd gestommel hoorde. On
middellijk begreep zij, wat dat te beteeke-
nen had. Zij vloog op.
„John!" gilde zij, „John! Zij nemen hem
mee. O God. zij nemen John mee. Ik moet
naar hem toe".
Zij rende naar deur, maar Sestri was haar
▼oor.
„Je blijft hier. Willy", zei hij gedecideerd
„Ga weg", schreeuwde zij. „Ga weg, ik wi1
naar John toe!"
Sestri was een oogenblik besluiteloos, en
dat was voor Willy voldoende. Met één sprong
was zij bij de kamerdeur, en rukte die open.
yiak daarvoor droegen vier mannen, voor
zichtig en met moeite een groote donker
bruine kist.
Willy gaf een doordringende gil en vluchtte
weer terug in de kamer. Sestri legde haar
voorzichtig op de divan neer, en hield haar
het glas voor.
Met moeite slikte zij den drank in. De helft
van het vocht stroomde langs haar mond en
doorweekte haar blouse. Willoos met gesloten
oogen lag zij in de kussens.
Toen bemoeide Sestri zich met Hilda, die
doodsbleek en klappertandend aan de ont
bijttafel zat.
Zij had ook door de open deur de vier man
nen met hun zwaren last gezien.
„Kom kindje", zei hij zachtjes, „nu jij". En
met zachten drang bewoog hij haar den
kalmeerenden drank in te nemen.
„Goddank",, zei hij tegen Wim Grond, die
al dien tijd werkloos had toegezien, „dat is
achter den rug, straks krijgen ze nog een
portie, voor de inspecteur weer begint".
Beitel was, nadat de deur was gesloten ach
ter het lijk van John Gars weer naar de ka
mer gegaan, waar de moord was gepleegd,
had daar voorzichtig bij het uiteinde het zil
veren potlood opgenomen en dit in een gla
zen buisje geschoven dat hij sloot met een
kurk. Toen ging hij n?ar de telefoon en belde
het politiebureau op Hij vroeg direct een
man te sturen om het buisje te halen vn*
minuten later werd er gebeld en nog vóór de
oude Mina, die nog geheel ontdaan was va
het sinistere transport, de deur had bereikt
had Beitel haar al geopend. Een agent stond
voor hem.
„De vingerafdrukken op dit potlood moeten
worden onderzocht", zei hij. ..Over een uur
moet ik de foto er van hier hebben."
De agent nam het buisje, salueerde en ver
dween.
Beitel stapte bijna geruischloos de zitka
mer binnen.
„Nog niet inspecteur, nog niet", voorkwam
Sestri hem.
„Ik heb nog een uurtje den tijd", antwoord
de de inspecteur, „als u het goed vindt, ga ik
boven op de kamer van mijnheer de Boom
zitten. Ik heb daar een mooie editie van
Dantes „Hel" gevonden, die ik graag eens wil
doorbladeren".
„Wat weet u van Dante?" vroeg Sestri on
beschaafd.
„Alles wat er van te weten valt", antwoordde
Beitel rustig en ging de deur uit.
„De idioot", mompelde Grond humeurig.
Sestri keek hem vragend aan. maar sor-.1-
geen woord. De beide mannen liepen verveeld
de kamers door, bladerden in een boek, be
keken een reeds honderd maal gezien schil
derij, of draaiden een bibelot rond in hun
vingers.
Even later kwam M'ma. noe- bulten z'cb
zelve van den schrik binnen om de ontbijt
tafel af te ruimen.
„Hier Mina", zei Sestri goedig, „neem jii
ook maar een slok, het zal je goed doen. Dat
je op je ouden dag nog zoo iets moet over
komen".
De goede ziel stond op het punt in een uit
voerig zelfbeklag los te breken, keek toen
verschrikt en met tranen in de oogen naar dp
beide vrouwen, die wel leken te sluimeren
dronk toen met één slok het zoute vocht op
en schommelde naar de eetkamer, om zoo stï1
mogelijk het ontbijt weg te nemen. Telken*
wanneer het porcelein rammelde, of een le-
oeltje tegen een kopje tikte, keek zij schul
dig op. om zich er van ï.p v^r^pwissen, dat zi;
de slapenden niet had gewekt.
Zuchtend en gebogen verliet zij eindelij
met het servies het vertrek.
Daar heerschte nu een drukkende stilte, du
door niets dan een enkel geluid van buiter
werd verbroken.
Arnold Sestri had een leesportefeuille gP
vonden en bladerde nu in de oude tijdschrif
ten.
Wim Grond stond voor een venster en
staarde naar buiten. Werktuigelijk volgde hl'
alles ,wat door de stille straat kwam. Eerst
naderde een groentewagen, pyramide-vormig
volgestapeld met allerlei groenten en vruch
ten. Dat gaf in de stille straat een geest van
kleuren. Onwillekeurig wendde hii zich om
en zag de gedemptheid van alle tinten in de
kamer, de loodkleurige bekleeding van de
stoelen, het donkere hout van de kasten en
de gesluierde verf van de oude schilder!'"
In de broeiende warmte van de kamer leek
alles nog doodscher en gedrukter.
Daarbuiten in de friscche kou g'neiden h»-
rood van de appelen en het oranje van de
mandarijnen. Een jongen met de pet schuin
achter op het hoofd bracht fluitend een mand
met- groente naar een hupsch dienstmeisje.
Met een breeden grijns zpi hii iets tegen haar
en het meisje schaterde luid op.
Het leek Grond of zij vieren geheel van die
vroolijke en levende en onschuldige wereld
daarbuiten waren afgesloten.
„Zij weten van niets", mompelde hij, „zij
weten van niets".
De groentekar reed door; de jongen, die
over een onuitputtelijken voorraad grapjes
leek te beschikken bracht een ander meisje
aan het schateren.
Toen naderde de donkere gestalte van een
agent.
„Je zult zien. dat die naar dit ongelukshuis
komt", dacht Grond verdrietig. En inderdaad
de man belde aan.
Het was de inspecteur BPïtei. die bom mor.
open deed. De man bracht een korte monde
linge boodschap over, gaf aan den recher
cheur een klein pakje, salueerde en verdween.
De inspecteur opende behoedzaam de ka
merdeur en zei op teleurgestelden toon tot
Wim Grond, alsof die in deze zaak een buiten
staander was:
„Er zijn geen vingerafdrukken op het pot
lood gevonden. Daarmee komen w« dn® mot®
verder. Zou ik u nu misschien een paar vra
gen kunnen stellen?"
■Overlegt u dat met den dokter", antwoordde
orond, met een hoofdknik in de richting van
Sestri.
Deze had de vraag blijkbaar gehoord, want
hij keek op van zijn tijdschriften, en zei: „Ik
zal het van de patiënten laten afhangen".
Toen ging hij naar Willy, die blijkbaar of
in het .geheel niet had geslapen, of pas wak
ker was geworden, want zij sloeg bi,i zijn na
dering de oogen op en hij vroeg: „Willy voel
je rustig genoeg om een paar vragen van den
inspecteur te beantwoorden?"
Willy knikte toestemmend en kwam een
weinig uit haar liggende houding overeind.
Ook Hilda opende haar oogen en knipper
de even tegen het licht.
„Jij ook, Hilda?" vroeg Sestri.
„Goed", antwoordde zij mat, „maar geef
me eerst nog wat broom".
„Dat wilde ik juist voorstellen", antwoord
de hij goedkeurend, waarna hij twee glazen
half vulde, en die aan de vrouwen reikte.
„Mijnheer de inspecteur", zei hij, „steek
van wal, en maak het kort".
„Ik heb niet veel te vragen en als u allen
mij zonder omwegen antwoordt kan ik kort
zijn. Vraag nummer één; wanneer is hier be
neden de stem van mijnheer Gars voor het
laatst gehoord?"
Allen dachten na.
„Voor zoover ik weet, heb ik zijn stem niet
meer gehoord, nadat- hij naar boven was ge
gaan. Ik kan natuurlijk niet beoordeelen, of
iemand hier beneden hoorde, wat hij zei,
toen ik boven bij hem was".
„We wisten niets eens, of hij wel ant
woordde", zei Sestri, „in elk geval was er hier
niets van te hooren".
„Hebt u hier beneden iets gehoord me
vrouw?" Deze vraag was tot Willy gericht,
die na eenig nadenken ontkennend knikte.
„En u?" Ook Hilda antwoordde, dat zij
zoolang zij in de zitkamer was, de stem van
John Gars niet had gehoord.
„Als ik het goed heb begrepen", vervolgde
de inspecteur hebt u allen tusschen negen
en elf uur gisteravond gedurende eenigen
tijd de kamer verlaten. Kunt u mij vertel
len, wie het eerst de kamer uit is gegaan?,"
■fgjOBdt