De Snipop Curaqao. De nieuwe „Blue Bird". HIJ OF ZIJ? De aankomst van het K.L.M.-Kerstpostvliegtuig de .Snip" op Curagao. De huldiging der bemanning na de behouden landing Brabantsche verhuizing Een aardig detail van de poppen- tentoonstelling welke Donder dag te Apeldoorn ten bate van de vereeniging tot bestrijding van de T. B. C. is geopend De heer C J Kuyper, lid der Eerste Kamer, trad Donderdag te den Haag in het huwe lijk met mej. J. G. Gele De demonstraties In hel Saargebied. Eenige auto s van het cwervalcommando voor het gebouw van het Duitsche Front te Saarbrücken Links op de straat exemplaren van de .Neue Saarpost* Ten bate van de vereeniging tot bestrijding van de T. B. C. is Donderdag te Apeldoorn een poppententoon'stelling ge opend. Jeugdige belangstelling voor de Bossche markt De terugkeer van Laval te Parijs. De Fransche staats man wordt door de overige leden der regeering ver welkomd De heer W. M. Helmich, oud- burgemeester der gemeente Huissen, is op 69-jarigen leef tijd overleden De .New Bluebird", de nieuwe racewagen, waarmede de Engelsche coureur sir Malcolm Campbell in Februari a s. het wereldsnelheidsrecord op het strand te Daytona Beach hoopt te verbeteren, is Woensdag op de Brookland baan voor experts gedemonstreerd. De wagen heeft, met alcohol gestookt, een capïciteit van ongeveer 2450 P.K. Campbell verwacht een snelheid van 300 mijl te kunnen bereiken In den dierentuin te den Haag zijn Donder dag de wedstrijden om het Europeesch kampioen schap biljarten begonnen. - Een kijkje tijdens de eerste ontmoetingen FEUILLETON door BERTA RUCK. 48) „Ik zal gauw wat halen, met een stukje ijs er in," beliofde Wellalone haar, Weer liep hij de tent uit. Het meisje in de rose jurk liep hem ach terop. „Ik moet naar mijn tentje terug," zei ze op bezorgden toon. „Zou u niet zoo vriendelijk willen zijn, om voor mijn vriendin, juffrouw Rhos, te zorgen?" „Natuurlijk. Het zal mij een genoegen zijn," zei de meester van Smith. „Mijn naam is Wellalone. Ik zal voor haar zorgen. Zei u niet, dat het juffrouw Rhos is? Juffrouw Guelda Rhos? Ik vind niet, dat zij hier langer moet blijven. Het is zoo ontzettend warm. Waar kan ik haar heen rijden?" Patsy Lloyd-Hughes gaf hem haar adres in Chelsea op en verdween, gevolgd door de zegenbeden van een uiterlijk kalmen en rusti- gen jongen man. Toen hij in de tent terugkwam, zag hij, dat de waarzegster zich weer verscholen had ach ter sluier en hoofdtooisel. „Zoo, zoo, word ik buitengesloten," dacht Wellalone. terwijl hij inwendig lachen moest. Het meisje was nu weer geheel zichzelf, (wie zij dan ook zijn mocht). Zij bedankte hem be leefd en vriendelijk voor al de moeite, die hij zich voor haar gegeven had. Wellalone bevond zich in een onmogelijke positie. Hoe kon hij haar tarten? Hij kon niet zeggen: „Kijkt u eens, is u niet mijn chauffeur?" Of ze zou denken, dat hij een heel klein beetje in de war was, óf ze zou doen, alsof ze het dacht. Hij zou er in ieder geval niet verder mee komen. Wat moest hij dus doen?" Zij mompelde iets van verder gaan met voor hem in de toekomst te lezen. „Ja, dat is goed; maar stelt u het nog even uit. U heeft anders wel al een goed begin ge maakt." Hij dacht bij zichzelf: „Ze zei dat van dien regenboog. Ze moet dat dus verstaan hebben. Nu, als de zaak is, zooals ik denk, dan heb ik een kansje, om te krijgen, waar ik naar uit kijk." Hij begon haar nu aan te manen, om voort te maken en zoo gauw mogelijk de benauwde tent te verlaten. „Kijk," zei hij. „Hier heeft u vast vooruit het geld. Sluit u alles nu gauw weg in het geldkistje, en hier is de glazen bol. Die moet u toch ook maar zeker liever meenemen, is het niet, juffrouw Rhos? Ja, ik heb buiten het hek al een taxi klaar staan. Ik zal u naar de kamers van uw vriendin brengen. Ja, dat meisje in het rose. Ze is weer naar haar tentje terug. Ze weet het. Zij heeft mij het adres op gegeven. Als u hier blijft, valt u toch weer flauw. Is u klaar? Komt u dan mee. Ik heb op mij genomen, u thuis te brengen." Guelda gehoorzaamde hem onwillekeurig. Te zamen begaven zij zich naar den uitgang. „Geeft u mij liever een arm," zei hij. „Neen, dank u. Ik kan best zonder steun loopen." „Nu, dan is het goed," dacht hij. Hun verschijning buiten het hek gaf aan leiding tot groot gejuich bij de straatjeugd. „Een trouwpartij! Een trouwpartij!" rie pen ze. Onder het voortrijden kwam alles van die laatste veertien dagen Wellalone weer in ge dachten. Alle kleine bijzonderheden zag hij weer voor zich. Ja, nu begreep hij er alles van. Had hij niet van het eerste oogenblik af, dat Simpson hem binnengebracht had, iets vreemds aan dien Smith gezien? Dit was het dus. Het was een meisje. Een welopgevoed meisje. Wat Wellalone zich niet begrijpen kon, was, dat hij zich zoo had laten foppen, wat betrof dien Smith, en niet onmiddellijk gemerkt had, hat het een meisje was. Niet, dat er iets bij zonders was geweest in het uiterlijk van den jongen, niet dat zijn kleeren hem eigenaardig gestaan hadden. Hij dacht aan den vermom den page, wien men een sinaasappel had toe gegooid, en die zijn knieën had uitgespreid, om den appel in zijn rok op te vangen, die er niet was, en zich daardoor verraden had. Dat verhaal ging tegenwoordig echter niet op. De meisjes konden nu even goed gooien en vangen als iedere andere jongen. Gedurende den oor log hadden daarenboven veel meisjes rondge- loopen in mannenkleeren. Het was haar dus ook misschien niet zoo vreemd gevallen in het tenue van een man rond te loopen; maar dat hij, die den „jongen" zoo voortdurend om zich heen had gehad, het niet gemerkt had, bleef hem een raadsel. Maar had hij niets gevoeld? Had hij het misschien alles toegeschreven aan Tuts bekoorlijkheid, of was het deze toch niet geweest? Wat had hij niet onwillekeurig een genegen heid gevoeld voor den jongen? Hoe moest hij er nu echter over beginnen tegen haar? Hij wist het niet. En zij, zij zou er natuurlijk heelemaal niet over beginnen. Zij waren reeds bijna bij de woning van Patsy, voor zij sprak. „U had zich al die moeite niet moeten ge ven," zei ze. Ik had best alleen naar huis kun nen gaan. Ik ga altijd overal alleen naar toe (Ja, dat was toch zoo!) „en die dame, die bij u was?" „Die heeft mij laten gaan voor een knappe ren man. Ze had een afspraak en is naar huis gegaan. Ze is tenminste vertrokken," ant woordde Wellalone opgewekt. Tut was toch ook nog zoo kwaad niet, dacht hij bij zichzelf; en het was dus met dit meisje, dat Tut dien nacht op het gazon gedanst had! Tut had nu ook geweten, wat haar te doen stond. Ze was weggegaan. Dat was alles, wat hij verlangde op dit moment; dat de menschen weggingen en wegbleven; zoo lang mogelijk wegbleven. Zijn eigen persoonlijkheid was zelfs verdwe nen bij al de emoties van dien ochtend. De Heer van Wellalone. de „Voogd, van de Jongens^ de Jager op Groot Wild, de Soldaat, de Kunste naar waar waren die allen? Op dit oogen blik was er slechts een vroolijke schooljongen overgebleven met een schooljongens hart. Heel beleefd liet hij er op volgen: „Wat ik zeggen wou, het spijt mij, dat ik geheel vergat, mijzelf voor te stellen. Mijn naam is Wella lone." „O, ja?" zei het meisje eveneens heel beleefd. „Ik heb uw naam, meen ik, al meer gehoord. Ik geloof wel, dat ik uw naam ken." (Kleine praatjesmaakster!) „Waarschijnlijk door een van uw broers?" „O, maar heeft u die dan wel eens ontmoet?" „Neen, maar ik heb wel een Rhos hooren noemen, die in Engelsch-Indië is. U heeft toch een broer in Indië, is het niet? Hier is het nummer," vervolgde hij tot den taxi-bestuur der. „Ja, dit is het huis, blijf even wachten. Met angst dacht Guelda opeens: „Ja, nu gaat hij weg, en ik zal hem nooit meer terug zien. Ik weet, dat hij niet schrijven zal, en evenmin een visite komen maken of telefonee- ren. We ontmoeten elkaar nooit meer. Ik wist wel, dat het alles te heerlijk was, om blijvend te zijn." Daar hoorde zij hem echter tegen den taxi bestuurder zeggen: „Ik kom zoo meteen te rug." Tegen haar zei hij„Als u het goed vindt, zal ik u even naar boven brengen." „Dat moet u heusch niet doen. Ik ben weer net zoo gezond als u," sputterde ze tegen. Hij hoorde aan haar stem, dat dit werkelijk zoo was. Alle vermoeidheid en alle gevoel van flauwvallen was voorbij. Toch bracht hij haar de krakende trap op, die naar de bovenste ver dieping leidde. „Uw vriendin heeft mij haar sleutel gege ven," zei hij. „Ze wilde graag, dat ik u op haar kamers bracht, zei ze." Zij traden Patricia's zitkamer binnen, en hij trok het gordijn van het zijraam dicht, waar door de zon wel wat al te veel naar binnen scheen. Daarop vroeg hij: „Is er niet iemand in huis, die voor een kopje thee voor u kan zorgen? Ik zag, geloof ik, een werkvrouw beneden. Ik zal het haar.zeggen, en als ik u was, zou ik. een poosje op de rustbank gaan liggen en een dutje doen." „Ik slaap nooit overdag, meneer Wella lone, is het niet?" „Ja, Ralph Wellalone. Luistert u nu eens. Ik kom vanavond voor tafel nog even terug, om te hooren, hoe het gaat." Het was dus niet voor het laatst! Natuurlijk niet. Dat had zij ook niet gedacht. Waarom antwoordde zij nu; „Ik denk, ik weet bijna zeker, dat ik dan al weer uit zal zijn." Haar hart zonk haar in de schoenen, toen zij het zichzelf hoorde zeggen. Onmiddellijk hoorde zij echter Wellalone on verstoord antwoorden: „Ik zal het er toch maar op wagen. In ieder geval kom ik, als u het goed vindt, om half acht even aan, om te zien, of en te zien hoe Misschien, als u nu wat gaat rusten Hij hield plotseling op. Op eens was zijn oog op iets gevallen, dat op de bontgekleurde kussen van Patsy's divan lag. Hij legde de kussens recht, vouwde een plaid open, nam daarop iets weg, dat tusschen de kussens lag en plaatste het met de grootste zorg op tafel. „O!" riep het meisje uit, zonder er bij na te denken. Ze voelde, of ze moest vluchten, maar waarheen? Hij keek haar strak aan. Nu had hij haar toch in het nauw gebracht. Hij zou haar heel wat te vertellen hebben, als hij begon. Tal van vragen zweefden hem inderdaad op de lippen. Hij wist niet met welke te beginnen. „Ziezoo, dat kunt u niet tegenspreken, is het wel? Wat voor excuses heeft u daarvoor? „U was dus die chauffeur, dien ik uit mijn dienst ontsloeg, en tegelijk was u ook dat meisje, dat ik in het maanlicht in mijn park zag loopen." „Hoe had u den moed, om uw hals te wagen met in dien eik te klimmen?" „Weet u wel, dat u gevaar heeft geloopen, om door mijn tuinman doodgeslagen te wor- den?" (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8