DE TWEELINGZUSTERS
Flandln en Laval brachten tijdens bun verblijf in Londen een bezoek aan de Franscbe ambassade in de Engelsche
hoofdstad. De twee Fransche staatslieden beantwoorden de toejuichingen der menigte
De beer J. W J Baron Taets van Ame-
rongen. kamerheer in buitengewonen dienst
van H M. de Koningin, en intendant der
Kon. paleizen, Is in den leeftijd van 68 jaar
te den Haag overleden
Jhr. mr dr. A Roëll, commissaris van de
Koningin in Noord Holland heeft Maandag
middag een bezoek gebracht aan de auto
tentoonstelling in het RAI -gebouw te Am
sterdam. Jhr Roëll bezichtigt de expositie
Tengevolge van den storm der laatste dagen is een groot gedeelte van de weringmuur aan de Scheveningsche
haven verzakt. De herstellingswerkzaamheden
Tezamen over de hindernis in de steeplechase welke dezer dagen te
Piumpton (Eng,) werd gehouden. De race werd door No. 3 in grooten
stijl gewonnen
De minister-president dr. H. Colijn, bracht Maandagavond een bezoek aan de auto
mobielententoonstelling in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam
De Amsterdamsche wethouder, de heer I. H. J Vos,
opende Maandag in Bellevue te Amsterdam de kleer
makerstentoonstelling van de Technische Kleermakers-
club Amsterdam De wethouder bekijkt producten
der Nederlandsche textielindustrie
Een hoekje van het laboratorium voor Electrowarmte
in de industrie, dat in de Electriciteitscentrale aan
den Hoogen Ka dij k te Amsterdam geopend is
FEUILLETON.
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
Nadruk verboden
15)
Toen de monumentale steenen poort van
Waterdene in zicht kwam, begon Anne's hart
zoo heftig te kloppen, dat haar gepeins_ plot
seling afknapte. Er was nog maar voor één ge
dachte ruimte in haar: over 'n paar minuten
zou ze Jenny weerzien. Alleen de lengte van
de oprijlaan scheidde hen nog.
De auto draaide het openstaande hek in.
Ongeveer dertig meter verder maakte de op
rijlaan een scherpe bocht. Anne leunde uit
het open raampje en doo rhet loover der
wijd-gespreide overhangende takken ving
haar blik een zilveren glimp op: het snel
vlietende stroompje dat het landgoed door
sneed. En toen zag ze Jenny.
De taxi stopte. Later wist zij dat Jenny den
chauffeur een teeken had gegeven om te
stoppen; nu dacht ze aan niets anders dan
aan Jenny zelf. Ze rukte het portier open. liet
ln de haast haar suitcase staan en rende
over het krakende grint naar den zon
beschenen grasberm waar Jenny stond.
Het was Jenny in wier geest alles levend
was, dat Anne had vergeten. Ze strekte haar
hand uit om Anne veilig op armslengte
van zich af te houden. „Wacht", zei ze. Toen
liet ze Anne staan en ging naar den chauf
feur-
„Wil je aan het begin van de oprijlaan by
de portierswoning wachten?" verzocht ze.
Anne hoorde de woorden, maar ze gmgen
langs haar heen, beteekenden niets bijzon
ders voor haar, omdat ze alleen aan Jenny
dacht. Haar oogen waren als gehecht aan
Jenny, toen die snel weer naar haar toeliep.
De eerste indruk van Jenny's gezichi scheen
al de afschuwelijke visioenen van een Jenny
in namelooze verschrikking, met wijd-open
angstoogen en krijtwit, uit te wisschen. Toch
moest iets van dit beeld werkelijkheid zijn
gebleven. Toen Jenny terugkwam en de hand
op haar arm legde, had Anne de ge
waarwording, dat deze stralende, bloeiende
verschijning een illusie was, waarachter een
andere Jenny de doodelijk-beangste, opge
jaagde, haar droomen en denken had ver
ontrust, zich verschool. De hand op haar arm
voelde stijf aan.
„Kom mee, hierdoor dezen kant uit.
Waarom ben je gekomen, Anne?"
Ze bevonden zich op een smal, dichtbe
groeid pad, dat zich door het kreupelhout
rechts van de oprijlaan slingerde. Jenny liep
snel voort tot waar het pad uitmondde in een
eigenaardige, vierkante open ruimte. Een
haag van gesnoeiden hulst omringde deze met
hooge, ondoordringbare muren. In een van
die muren was een opening gekapt ze
leek een helder, doorzichtig venster, dat uit
zicht gaf op een lieflijk schilderij, van blauwe
lucht, zonnig water en groen weiden. De om
heinde plek zelf was donker en kil.
Toen ze daar waren sloeg Anne haar vrijen
arm om Jenny heen. „O Jen!" was alles wat
ze zeggen kon.
Een kort moment werd de druk van haar
omhelzing beantwoord. Toen maakte Jenny
zich los haar hand viel slap langs haar
lichaam. „Waarom ben je gekomen", herhaalde
ze. „O, Anne. waarom ben je gekomen?".
Een wonderlijke verwarring greep Anne
aan. Haar heele bewustzijn was zoo volkomen
vervuld van de vreugde weer bij Jenny te zijn,
dat daarin letterlijk geen plaats was voor een
andere overweging. Maar nu klopte iets aan
de deur van haar gedachte en eischte toe
gang. Het halfduister van deze schaduwige
plaats vermeerderde haar gevoel van zeker
heid.
Ze strekte de handen voor zich uit, om
iets af te weren, en vroeg langzaam, op een
toon van twijfel:
„Maar Jenjeik bedoelvind
je het dan niet prettig dat ik gekomen ben?"
„Ik liet je toch weten niet te komen. Ik
liet je welen niets te doen voor je Mr. Car-
ruthers gesproken had."
„Hij was niet op kantoor; hij is ziek ge
weest". Toen, na een pauze: „Ik heb immers
getelegrafeerd".
„Wat geeft het dat je telegrafeert? Je
wachtte niet op antwoord en ik kreeg je
telegram pas tien minuten voor je kwam.
We hadden geluncht op Greystones Het
eenige wat ik kon doen, was de anderen aan
hun lot overlaten en je in de oprijlaan op te
vangen.
Anne's wenkbrauwen trokken zich samen;
haar oogen rustten op Jenny met een vreemd-
verbaasde uitdrukking.
„Heb je gasten?"
„Ja, logés voor de week-end. Maar hoe dan
ook, Anne, je moet toch inzien, dat je on
mogelijk hierop die manier kunt komen bin
nenvallen".
Anne' blik bleef strak op haar zuster ge
vestigd. Vaag schemerde het door haar ge
dachte hoe goed Jenny eruit zag hoe knap
ze was. Maar verder was er een doffe nijpende
leegte in haar hersensze was zich alleen
duidelijk bewust van een pijnlijk, kramp
achtig pogen om dat kloppende „iets" dat
haar geest wilde binnen dringen, tegen te
houden.
„Waarom Jen?"
Jenny kwam dichter bij haar.
„Waarom heb je in vredesnaam niet ge
wacht tot je van me hoorde? Je had be-
hooren te wachten".
„Neen, ik vind van niet. Integendeel ik
moest je spreken; ik moest weten wat jij
tegen de menschen gezegd hebt. Het scheelde
geen haar of ik was Aurora tegen het lijf ge-
loopen. En ik dacht
„Aurora!" Vol ontsteltenis kwam het over
Jenny's lippen.
„Ja kind; Aurora. Als ik niet zoo vlug als
water was geweest, had ze me gezien. En voor
ze me ziet, is het noodig dat ik er een idee
van heb, wat ze weet, vind ik".
„Ze weet niets".
„Hoe bedoel je dat ze niets weet? Ik word
geacht met haar op reis te zijn geweest? Weet
ze dat?"
„Neen, zelfs dat weet ze niet. Ik heb haar
geschreven maar de brief kwam terug. En ik
verkeerde in de vaste overtuiging dat ze nog
in geen maanden terug zou komen, want
Leonard Fairlie zei, dat Mabel hem verteld
had. dat Aurora juist naar Koerdïstan ver
trokken was. Daaruit leidde ik af, dat we
haar voorloopig niet terug zouden zien, Ben
je er wel zeker van dat het Aurora was?"
Weer lachte Anne. Dat was echt Jenny.
Jenny geloofde nooit iets dat ze liever niet
gelooven wilde. Als het haar paste overtuigd
te zijn dat Aurora Fairlie zich in Koerdistan
bevond, dan zou ze zelfs ondanks het meest
ontmoedigende bewijs in die overtuiging
trachtten te volharden.
„Natuurlijk ben ik er zeker van: ik heb
haar met mijn eigen oogen gezien, ze logeert in
Hotel Haydon, haar handteekening stond in
het vreemdelingenregister".
,,Ik moet haar spreken", verklaarde Jenny.
„Ofofjij kunt het eigenlijk wel voor
me doen. We hebben geen uur te verliezen en
ik kan met geen mogelijkheid eerder naar
Londendan Woensdag. Ja. ga jij maar naar
haar toe. Als je voortmaakt kun je den trein
van 4 uur 45 halen. Ik heb den chauffeur
van de taxi gezegd te wachten".
Een steek van pijn priemde door den nevel
van verwarring, die Anne's gedachten om
gaf. Jenny had den chauffeur gezegd te
wachten het was niet Jenny's bedoeling
dat ze op Waterdene bleef; ze moest naar
de stad terug en liefst direct. Ze staarde in
gepeins voor zich uit; toen voelde ze Jenny's
hand weer op haar arm haar zacht voort
duwend.
„Vooruit Anne, wordt eens wakker. Je moet
je haasten als je den trein van 4 uur 45 wilt
halen!"
Boosheid stak haar nu erger dan pijn.
„Waarom zou ik me haasten om dien trein
te halen?" i
„O, je moet".
„Waarom toch Jenny?"
Jenny liet haar hand door de ronding van
Anne's elleboog glijden.
„Annetoe. ga heen; alsjeblieft".
Maar Anne gaf geen kamp.
„Waarom Jenny?" zei ze nogmaals, nadruk
kelijk nu.
Jenny trok mei een geprikkelde beweging
haar hand weg.
„Waarom maak je het zoo moeilijk voor
me? Je moet toch begrijpen, dat je niet had
behooren te komen. Ik kan je hier onmogelijk
hebben en je maakt het me zoo onuitspreke
lijk moeilijk".
„Ik kan je hier onmogelijk hebben". Toen
Jenny dit zij, stierven de vreugde en het stra
lende licht die haar heele wezen vervuld
haddenhet werd koud en donker in haar.
Niets in haar gezicht, niet het geringste ge
baar verried wat in haar omging, maar voor
een poos verloor ze alles besef voor de wer
kelijkheid om haar heen. Ze wist zelf niet
hoelang het duurde eer haar geest weer
helder was koud en duister, maar helder.
„O, je maakt het zoo moeilijk voor me",
herhaalde ze.
„Dat spijt me". Anne sprak heel kalm en
zonder een zweem van sarcasme.
„Ik wilde graag nog enkele dingen van je
weten. Er is tija genoeg. Je zegt dat Aurora
niets weet. Wie weet wel wat?"
„Mr. Carruthers
„Dat spreekt vanzelf". Anne wuifde onge
duldig het antwoord weg, „die heeft me ge
schreven. Ik.... Ik vermoedZe zweeg
abrupt, toen dwong ze zich om voort te gaan:
„Ik vermoed, dat Vader het wist."
t (Wordt vervolgd).