De dag der koloniale specialiteiten.
Haarlem's Kunstschatten.
STA TEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER
Critiek op den G. G.
's-Gravenhage. 12 Febr.
President Ruys de Beerenbrouck had zijn
witte das aan. Dit als teeken, dat er een,
helaas droeve, plechtigheid aan de orde was.
In treffende gevoelvolle woorden herdacht
de voorzitter den overleden Minister van
Waterstaat, waarna de Minister-President
zijnerzijds nog eens uiting gaf aan het leed
ook door de Regeering ondervonden, nu zij
een figuur als Ir. Kaiff moet missen.
De werkzaamhe
den der Kamer vin
gen aan met de
goedkeuring van een
reeks naturalisatie-
ontwerpen. Dr. Mol-
ler (r.-k.) wien onze
taal na aan 't hart
ligt. maakte er den
Minister van Justi
tie een grief van.
dat bij de toelich
ting der voorstellen,
welke dienen om
een aantal lieden
het Nederlander
schap toe te kennen, het Nederlandsch mis
handeld is. Welk een slechte inzet! Mr. van
schaik beloofde beterschap.
Zijn ambtgenoot van Economische Zaken
had even 'n zeer korte gedachtenwisseling
met den heer v. d. Putt (r.-k.) over een con
ti ngenteeringsontwerp (lint. band. veters)
en toen waren wij al heel spoedig in Indië
terecht. De Kamer deed bij de behandeling
der Indische begrooting niet aan het dicht
bevolkte Java denken, maar eer aan een dier
streken, v«*ar zoo hier en daar een men-
schenkind voorhanden is. Wel geteeld waren
er reeds zeer gauw niet veel meer dan onge
veer 15 afgevaardigden aanwezig, te weten
de koloniale specialisten, elk nog een hof-
felijken fractie-genoot- als secondant in hun
gezelschap hebbende!
Ir. Cramer (s.-d.) opende met een aanval
op den G.-G., die z.i. onder de ook door de
zen spreker als moeilijk erkende tijdsom
standigheden niet de juiste meer op de juiste
plaats is. Na den sociaal-democraat, hield
eveneens de c.-h. deskundige, de heer van
Boetzelaer v. Dubbeldam zich met den te
Buitenzorg tronen den onder-koning bezig.
Dat „zeer vele" leden blijkens het Voorloo-
pig Verslag ontevreden waren over den te
gen woordigen G.-G. moest volgens hem der
Regeering toch wel iets zeggen. Nooit bij
kans pleegt de Kamer zoo openlijk een slecht
rapport over dien hoogwaardigheidsbeklee-
der uit te brengen.
Het algemeene klachten-register van Ir.
Cramer bevatte o.m. dat te dikwerf geen re
kening met uitspraken van den Volksraad
wordt gehouden, dat men, al is Indië',s fi
nancieel^ toestand zorgelijk, daarvan toch
eeri te somber beeld pleegt te geven, dat
men te veel op Onderwijs en Volksgezond
heid bezuinigt en o.a. van het kantoor van-
Arbeid zoo weinig overblijft, dat hier de ge
dachte opkomt aan een flesch met etiket,
doch zonder inhoud.
Verdere bezuiniging op de militaire uïtga-
venj invoering 'van een algemeen uitvoerrecht
op rubber -en ölie behooren tot de verlangens
door den s.-d. afgevaardigde gekoesterd. Deze
meende, dat de inheemsche bevolking er erg
aan toe is en dat men zich in Nederland, dat
Indië o.a. door overneming van een deel van
den .schuldenlast moet helpen, hiervan veel
te weinig .rekenschap geeft.
Over den binnenlandschen politieken toe
stand scheen Ir. Cramer somber gestemd. Ove
rigens pik ik uit mijn aant-eekeningen nog
op, dat hij zich voor afschaffing der exorbi
tante rechten uitsprak en de industrialisatie
met meer kracht bevorderd wil zien. Iets wat
de heer v. Boetzelaer juist bedenkelijk achtte,
omdat aldus het gevaar van nog grootere
ontreddering van de wereldmarkt te duchten
viel.
Waar de 50 millioen van een sluitend bud
get vandaan moeten komen was dit Kamer
lid, dat in heffing van een fiscaal uitvoer
recht op rubber een welkom middel ter ver
sterking der inkomsten zag, nog 'n raadsel, als
niet ingrijpende, nieuwe maatregelen aan de
orde zouden komen. T.a.v. de korting op de sa
larissen hoopte hij, dat de beslissing spoedig
zou komen en den betrokkenen nog zou mo- j
gen meevallen.
Prettiger geluid
voor de Indische re
geering dan de beide
vorige sprekers ter
beste hadden gege
ven. liet Dr. Rutger
(a.r.) hooren, toen IV
constateerde, dat he
Gouvernement daa'
ginds op de bes;
wijze het beleild i:
deze moeilijke tijd er
voert. Eén pleidoc
voor handhaving der
financieele zelfstan
digheid van Indië en
voö.r invoering van
een uitvoerrecht op
rubber alsmede van een invoerverbod voor
suiker in onzen Oost vormden de voornaamste
punten van wat heden nog van de speech
van dezen afgevaardigde te vermelden viel.
Minister Colijn zag er best uit. Hem schijnt
dus de drie dubbele last van het Premier
schap. het torsen van de portefeuille van
koloniën en nu nog bovendien, tijdelijk, die
van Waterstaat niet te zwaar te drukken, zoo
dat voorshands de heer v. Boetzelaer zich in
elk geval hierover niet zoo bezorgd behoeft te
maken als hij vandaag scheen te doen.
EERSTE KAMER
Afweer van luchtaanvallen
onmogelijk.
Eenige verdedigers van minister
Deckers
Onze vloot in Indië.
Achter de Ministerstafel zat Mr. Dr. Decker,
hoofd van het Departement van Defensie.
We hadden meelij met hem, want hij had het
hard te verantwoorden. En hier denken we
niet zoozeer aan de kritiek van Mevrouw
Pothuis-Smit (S. D.) en Prof. v. Embden
(V. D.), want daaraan is deze bewindsman ge
wend. Neen. hem scheen nog een gansch an-
deré vijand te belagen.
Behalve verwijten van het zooeven ge
noemde tweetal, slikte hij nl. vandaag in niet
geringe mate.... verkoudheid-stillende me
dicijn. Waarmee slechts geconstateerd zij, dat
Minister Deckers den indruk maakte zich niet
gansch en al lekker te voelen.
Als hij zich dus 'n
enkele maal boos
maakte naar aanlei
ding van wat speciaal
Prof. v. Embden in 't
midden bracht, moet
dat maar aan het mi-
nisterieele griepje
worden toegeschreven.
Prettig was anders de
aanval, dien hij van
den v. d. spreker te
verduren had, niet.
Deze toch nam den
Minister vooral onder
handen wegens diens Mevr Pothuis_Smit.
opmerking m de M. v.
A. dat verdediging tegen luchtaanvallen wel
degelijk mogelijk is en de ontwikkeling van
kracht der afweermiddelen sinds den wereld
oorlog gelijken tred heeft gehouden met die
der luchtvaart. In één adem hiermee had de
Minister 1 dat het niet in het
voornemen der Regeering ligt over te gaan
tot aanvallen uit de lucht op buitenlandsche
bevolkingscentra. Met beroep op deskundigen
van den bovensten plank uit het buitenland,
waaronder b.v. iemand als Pierre Cot, ette
lijke malen Minister van Luchtvaart der
Fransche -republiek, bracht Prof. v. Embden
in herinnering, dat men overal elders verde
diging tegen luchtaanvallen op zichzelf een
onmogelijkheid noemt en slechts baat ziet in
represailles, in de,n tegenaanval met de lucht
vloot, De theorie-Deckers is dus, volgens de
zen spreker, onhoudbaar, staat buiten alle
werkelijkheid en nu liet hij den Minister de
keuze tusschen, hetzij ontrouw worden aan
de verklaring, dat wij van een luchtoffensief
zullen afzien, hetzij erkennen, dat hij op zijn
beurt eigenlijk in zekeren zin hetzelfde doet
als zoo dikwijls den nationalen ontwapenaars
verweten wordt! Een tweede door den v. d.
senator aangevoerd punt betrof de opsom
ming door Minister Deckers in de Tweede Ka
mer ten beste gegeven van al wat er zooal
onder zijn bewind gedaan en uitgegeven is
ter uitbreiding onzer defensiemiddelen.
Pas wanneer zou blijken, dat daardoor onze
weermacht, in vergelijking met en in verhou
ding tot wat elders in diezelfde periode on
dernomen werd, sterker is geworden, zou men
kunnen spreken van uitgaven die aan de
waarde van onze weermacht ten goede zijn
gekomen. Doch als dit bewijs niet te leveren
is. zouden volgens prof. v. Emden deze uit
gaven, juist onder de huidige financieele
moeilijkheden, geheel en al onverantwoord,
want volkomen waardeloos zijn.
Mevr. PothuisSmit (s.d.) drong er, in een
rede die verder weinig nieuws bevatte en in
het teeken van haar afkeer van defensie
uitgaven stond, nog eens op aan. ook in ons
land het onderzoek i.z. de particuliere wapen-
fabricage deugdelijk te doen zijn.
Dit tweetal afgevaardigden zag zich dooi
den heer Visser (R.K.) bestreden. De recht
matige verdediging van de onafhankelijkheid
van den vaderlandschen bodem eischt z.i. nu
eenmaal de uitgaven, die wij ons moeten ge
troosten. Met nationale ontwapening komen
wij er niet, brengt men de veiligheid in het
gedrang. Over de houding der v.d., die tegen
Hoofdstuk VIII stemmen, wetend, dat er toch
geen ongelukken zullen gebeuren was hij al
evenmin te spreken als over oud-opperoffi-
cieren, die zich niet geneeren, nauwelijks uit
den dienst, den Minister in woord of (en) ge
schrifte te belagen.
Na een niet onvermakelijk tusschenspel door
den grijzen heer Hermans (s.d.) opgevoerd in
verband met een z.i. ten onrechte tegen het
roode drankbestij dersorgaan „De blauwe vaan"
in kazernes genomen verbodsmaatregel (een
heel pak van die bladen liet hij op de tafel
van den c.h. senator Mr. v. d. Hoeven depo-
neeren, die n.l. even met hem in minzame
botsing kwam), traden vervolgens nog twee
R.K. leden in het strijdperk om voor een sterke
weermacht te ijveren. De heer Blomjous noem
de het onredelijk de bekende actie in het Zui
den des lands als uiting van gewestelijk egois
me te beschouwen. Spoedig zal wel blijken, dat
in alle andere provincies die actie instemming
heeft. Verkeerd ware ook haar te beschouwen
als tegen 's Ministers beleid gericht: het
tegendeel was het geval.
In de na-oorlogsche jaren had men te wei
nig voor de defensie over gehad. Nu moet de
schade worden ingehaald, veroorzaakt door
dat men in betere tijden verzuimd had het
noodige beschikbaar te stellen. Verhooging
van het jaarlijksch contingent met 5000 man,
wat 2 millioen meer per jaar zou kosten,
achtte hij alleszins gewenscht en verant
woord en hij betreurde het, dat de Minister
van zijn voornemen tot uitbreiding van het
contingent en verlenging van den eersten
oefentijd had afgezien. Onverantwoordelijk
noemde hij voorts het te geringe aantal oor
logsschepen, dat in Indië aanwezig is, waar
wij het vooral moeten hebben van de preven
tieve kracht, die uitgaat van zooveel mogelijk
klein materiaal. Zijn fractiegenoot Mr. Heer-
kens Thijssen, begon met een woord van hulde
aan Minister Deckers' werkzaamheid in 't be
lang van 's lands defensie, te meer, nu hij te
kampen had met de tegenwerkende kracht
der moeilijke financieele omstandigheden.
In 1914, zoo merkte "deze spreker op, zijn we
niet in den oorlog meegesleept dank zij de
paraatheid van onze weermacht. Dit zij 'n les
voor de toekomst. Aan een goed afgericht
veldleger ontbreekt momenteel z.i. nog wel het
een en ander. Uitbreiding van het contingent,
inkrimping van het aantal lichtingen, zoo
luidde zijp parool en.... geen verdere uitga
ven voor drooglegging van de ex-Zuiderzee,
neen. die gelden moet men thans aan de
weermacht besteden. Zijn aandeel in het
debat besloot deze spreker met een klacht
over onvoldoende bad-gelegenheid voor de
officieren in Oldenbroek.
E. v. R.
WOENSDAG 13 FEBRUARI '35
Hoepelbuigerij brandde als
een fakkel.
Gevaarlijke uren voor Giessendam.
Verschillende woningen ernstig
beschadigd.
Dinsdagavond heeft te Giessendam een felle
uitstaande brand gewoed in de Hoepelbuigerij
van de firma J. Aandewiel, gelegen aan den
Rivierdijk. Hoog laaiden de vlammen op, die
in de groote houten loods, waar het bedrijf
gevestigd was, in het brandbare materiaal
gretig voedsel vonden en den hemel tot ver
in den omtrek in een roode gloed zetten.
Aangezien het gevaar voor uitbreiding van
den brand zeer groot was, in verband met de
omstandigheid, dat de hoepelmakelij in een
dichtbevolkte arbeiderswijk gelegen is. waai
de huizen dicht opeen staan, werd de assis
tentie ingeroepen van de brandweren van
Sliedrecht en Neder-Hardinxveld, die weldra
ter plaatse verschenen.
Aan blusschen van het houten gebouw, dat
een oppervlakte besloeg van tachtig a negen
tig vierkante meter en dat als een fakkel
brandde, viel niet te denken. Men bepaalde
zich daarom tot het nathouden van de om
liggende perceelen. Dit was een werk, dat
groote moeilijkheden opleverde, aangezien,
door de ongunstige windrichting, een gewel
dige vonkenregen op de huizen in de omgeving
neerdaalde. Een zestal arbeiderswoningen,
alsmede een winkel, werden door het vuur
aangetast. De bewoners slaagden erin den in
boedel bijtijds naar buiten te sleepen en in
veiligheid te brengen. De woningen zijn ern
stig door het vuur en het bluschwater geha
vend. Niet kon worden voorkomen, dat een
naast de hoepelbuigerij gelegen kolenopslag-
plaats van den heer Kop geheel in de asch
werd gelegd. De brand werd om half acht
ontdekt, toen niemand meer in de werkplaats
aanwezig was. De oorzaak is, dat spanen welke
rondom een kachel lagen vlam hebben gevat.
Van het gebouw is nagenoeg niets meer over.
De machines, welke voor de bewerking wer
den gebruikt, zijn volkomen vernield. De
boven de werkplaats gelegen opslagplaats,
welke geheel met witte hoepels was gevuld,
leverde het meeste voedsel op voor het vuur.
Het verkeer op den drukken straatweg
Dordrecht—Nijmegen, welke langs den Ri
vierdijk loopt, was gedurende het blusschings-
werk, dat twee volle uren duurde, gestremd.
Om half tien was het gevaar t voor verdere
uitbreiding van den brand bezworen en kon
met de nablussching een aanvang worden ge
maakt..
De firma Aandewiel was tegen brandschade
verzekerd.
B. C. Koekkoek 's
Zomerlandschap in Teyler's museum.
E. Moller
Chineesche combinatie
bestolen.
Zaakwaarnemer had een verkeerde opvatting
van zijn taak.
In de Warmoesstraat te Amsterdam wa-ar
gevestigd is een kantoor van de combinatie
van Chineezen zijn de boekhouding en een
bedrag van ruim f 9000 ontvreemd. Naar aan
leiding hiervan heeft de justitie een huiszoe
king gedaan in de Gravenstraat, op de Rozen
gracht en in de Bergstraat.
Hierdoor is de boekhouding voor het aller
grootste deel terecht gekomen. Het geld is
echter nog niet gevonden. In verband hier
mede zijn in arrest gesteld een zaakwaarne
mer en zijn bediende. Dezen ontkenden aan
vankelijk iets van de zaak te weten, maar
toen langzamerhand ontkennen niet meer
mogelijk bleek, hebben zij een bekentenis af
gelegd. Er bestaat nu kans, dat ook het geld
wel gevonden zal worden,
Na gedurende eenige weken in de zeventien
de eeuwsche kunst te hebben rondgekeken,
willen wij nu, ter afwisseling; weer eens dich
ter bij huis blijven en enkele meesters uit
den tijd die aan de Haagsche School voor
afging, bespreken.
Een dertig jaar geleden toen de Marissen
en hun groep nog voor zeer modern golden,
werden die voorafgaanden vaak semi-moder-
nen genoemd. Vooral in de dagelijksche om
gangstaal van kunsthandel en veilingwezen
was dat een zeer gebruikelijke benaming. Doch
beter en historisch juister is het natuurlijk,
die schilders van 0111 en nabij 1850, de Hol-
landsche romantici te noemen, omdat in
werkelijkheid hun wezen en hun werk ro
mantisch geaard waren.
Wanneer wij nu alleen op een reproductie
als hierbij gevoegd is, zouden willen afgaan,
dan zou het nog niet zoo gek wezen zoo een
leek dit werk eveneens in de 17e eeuw zou
willen doen thuis behooren. Zoo denken we
bijvoorbeeld aan één dier vele Italianiseeren-
de Hollanders uit dien tijd als Pieter Both of
Poelenburgh. Doch voor het werk zelf staande
zou de kleur daarom hem dra bekeeren, zoo
een nauwkeuriger bekijken van de reproductie
dat niet reeds gedaan had. Want al steunen
die romantici van 1850 heel duidelijk op hun
voorgangers uit de gouden eeuw. ze hebben
daarbij een soort nauwgezette uitvoerigheid,
een bezorgde breedsprakigheid, die ze juist
de pittigheid hunner illustere collega's doet
missen. Alleen de allerbesten als een B. C,
Koekkoek komen daar boven uit en zijn ook
voor het latere geslacht nog interessant. Zulk
een schilderij van Koekkoek als het hier afge
beelde kunnen wij ons denken tusschen een
Ruysdael en een Theophile de Bock in. die
vóór hem en na hem soortgelijke composities
maakten, en dan voelen wij meteen het
tvpeerende van Koekkoek's tiid. en in een
superieure editie. Want B. C. is wel uitvoerig
maar allerminst vervelend. Het idyllische
element in zijn landschap verhindert ons niet
de zakelijke knapheid te zien waarmee de
schilder bodem, boom en blaren behandelt. Men
mag een tijdlang deze kunst wat zoetelijk ge
vonden hebben de reactie is ook al weer
daar, men interesseert zich de laatste jaren
weer sterk voor de romantici een feit is,
dat het waterpartijtje met 't teere verschietje,
ook het drinkende witte koetje bij den eik.
Drachtig geschilderd zijn. Het Geldersch
landschap dat ongetwijfeld aan dit schilderij
ten grondslafr lag zal vijftig jaar later aan een
De Bock analoge schoonheidsemotie bezorgen
die dan echter in gecomprimeerder vorm ver
tolkt zal worden.
Voor zijn tijdgenooten was B. C. Koekkoek
geen mindere beroemdheid dan voor die uit
onze jeugd een Jacob Maris was. Trouwens
ook mejuffrouw Marius. de latere geschied-
schrijfster onzer schilderkunst in de 19e eeuw
constateert dat hij „als schilder van bosch-
,en boomrijk landschap zijns gelijke ten onzent
niet gehad" heeft. En als wij, als gewoonlijk,
de waardeering van het publiek gaan toet
sen aan de bedragen die het vor eenig werk
over had, dan komen wij tot een veelzeggend
resultaet. In het jaar 1841 vinden wij twee
maal vermeld dat iemand ruim drie duizend
gulden voor een schilderij van B. C. neer
telde. Dat was in 1841 een zeer aanzienlijk
bedrag, en bewijst hoe hoog hij in aanzien
stond.
B. C. Er zijn zóó veel schilderende Koek-
koeks geweest, de één meer, de ander minder
verdienstelijk, dat ze bijna altijd met de
voorletters er bij genoemd worden. B. C.:
Barend Cornells is de belangrijkste. Het was
een gansche schildersfamilie van Zeeuwschen
oorsprong. B. C.'s vader J. H. Koekkoek was
in 1778 in Veere geboren en stierf nog geen
veertig jaar oud, in Middelburg. Van zijn vier
zoons werd B. C.. in 1803 in Middelburg ge
boren, de beroemdste. De anderen schilderden
ook, maar bleven op het tweede plan. Een
Amsterdamsche tak van de familie bracht
Jan H. B. Koekkoek voort, die ook in zijn
tijd gewaardeerd is. Overigens duikt de fa
milie Koekkoek stuk voor stuk in Hilversum
op, waar nog op den dag van vandaag een
Gerard Koekkoek woont en werkt. Er waren
er zoo vele dat één lid der familie, om ver
warring te voorkomen een pseudonym aan.
nam. en zich Van Couver noemde.
Ge zult dit te vergeefs in Plasschaert of
elders zoeken, daar de Hollandsche landsehao-
pen en riviergezichten, die, gesigneerd Van
Couver, een gewild export artikel voor Amerika
waren, niet op Hollandsche exposities voor
kwamen alleen soms op de veilingen van
Roos doch ook achter dezen Van Couver
schuilt een Koekkoek. Wellicht was dat pseu
donym wel een uitvinding van oom Hein
Koekkoek die kunstkooper was en in Londen
woonde, en die ik nog in volle actie gekend
heb, toen hij onder de firma Koekkoek en
Lefevre in Londen/vrij belangrijke zaken deed.
Een prachtig type van den kunstkooper van
van een halve eeuw geleden. Steeds met den
hoogen hoed, de gekleede jas en de welver
zorgde peper-en-zout baard!
Maar om tot Barend Cornells terug te keeren
diens mooie schilderij ij in Teyler is „zomer
1836" gedateerd; het werd dus in de kracht
van zijn leven geschilderd, toen hij 33 jaar
oud was.
Kort daarop moet hij zijn verblijf grooten-
deels naar Kleef hebben overgebracht. In het
Kleefsche land hebben onze romantische
schilders gaarne gewerkt, in den tijd dat onze
grootouders hun huwelijksreis, onze vaders
hun eersten buitenlandschen tocht daarheen
richtten. Wie gaat er nu nog naar Kleef en
het Hotel Maiwald! Nu men in drie uur in
Milaan, in vijf uur in Rome en binnen het
jaar weer gescheiden kan zijn! Maar Barend
Cornells vond er het romantische landschap
dat hij noodig had, hij ging er wonen en bleef
er tot zijn dood in 1862.
B. C. Koekkoek behoort ook tot die schilders
die er van hielden, dat, wat zij over hun kunst
dachten, neer te schrijven en voor hunne
vrienden te laten drukken. Zij deden dat
in den stijl van hun tijd. nog al wijdloopïg
en altijd didaktisch. Een heel enkele, als de
jonge Gerard Bilders, wist in zijn „Dagboek'
daarvan vrij te blijven.
Toch behooren ook B. C. Koekkoek's „Her
inneringen en mededeelingen van een land
schapsschilder" nog tot de zeer genietbare
schilders-geschriften. Het boekje verscheen
in 1841 en komt nog wel eens op boeken-
aucties voor. Het schijnt in zijn tijd veel ge
lezen te zijn, wat nog eens te meer bewijst,
welk een belangrijke figuur B, C. geweest is,
J. H DE BOIS.
Een halve eeuw geleden.
Uit Haarlem's Dagblad van 1885.
13 Februari:
UIT DE RAADSVERGADERING.
Aan de orde kwam het voorstel
van B. en W. betreffende het St. Elisa-
beths-Gasthuishofje.
Voorz., de zaak toelichtend, merkt op
hoe men indertijd had voorgesteld het
hofje naar de Bakkerstraat te verplaat
sen, hetgeen dan voor ongeveer ƒ6000.-
zou kunnen geschieden. Hiertegen had
de Raad bezwaar gehad en ten slotte
voor de plaatsing van het hofje, het ter
rein aan het Heerenhek gekozen. Aldus
had men getracht een plan te maken;
met het oog echter op de financiën der
gemeente, die toch al aanzienlijk
zou moeten bijdragen voor den bouw
van den nieuwen schouwburg, de zee
sluizen te Spaarndam en tal van andere
werken, achtte de Voorz. 't geraden een
plan te maken, dat het minst kostbaar
zoude zijn.
De heer Dyserinck kan niet met het
denkbeeld van de plaatsing aan 't
Heerenhek medegaan.
De verplaatsing komt hem nochtans
wenschelijk voor en spreker betoogt de
mindere financiëele bezwaren voor de
gemeentekas bij een plaatsing aan de
Bakkerstraat, dan op het terrein aan't
Heerenhek. De groote kwestie is een
uitgave van 14 000.
Wat zal men toch hebben bij de voor
genomen verbreeding van de Barrevoet-
steeg, waarin zich het hofje bevindt?
Daar moet een flinke, breede straat
worden gemaakt. Er is daar, zooals be
kend, een zeer beduidende passage, en
wordt deze nu aanzienlijk verbreed, dan
krijgt men daar op dat belangrijke deel
der stad (een verbinding van het Oos
telijk en Westelijk gedeelte), een be
langrijke winkelstraat. De kosten zullen
daardoor worden gedekt.
De zaak is voor de stad van het groot
ste belang. Wanneer men nu dat hofje
van dertien vrij onaanzienlijke huisjes
daar laat staan, dan zal de fraaiheid
en ontwikkeling dezer straat niet wor
den bevorderd. Spr. adviseert daarom,
deze zaak nog te laten rusten. Hij
zou wel over de financiëele zaken kun
nen heenstappen, daar het een gewich
tige aangelegenheid betreft. Spreker
wenseht de zaak een jaar uit te stellen
of de subsidie toe te staan.
Hotelhouder stichtte brand.
Eén jaar en 4 maanden tegen hem geëischt.
Voor de Utrechtsche rechtbank heeft zich
Dinsdag te verantwoorden gehad C. E., ma
kelaar en hotelhouder te Bilthoven, verdacht
van brandstichting in hotel Centraal aldaar.
De brand in het hotel werd 10 Januari door
een voorbijganger ontdekt. Politie en brand
weer waren spoedig ter plaatse en hadden het
brandje spoedig onder de knie. Tot aller ver
wondering ontstond echter daarna brand op
de eerste en tweede verdieping van het hotel,
hetgeen aanleiding gaf tot het instellen van
een onderzoek. Onder het buffet in het café
vond men een open biervat met benzine
overgoten; op de eerste en tweede verdieping
ontdekte men nog drie vuurhaarden. Een bed
was met benzine overgoten, tusschen de de
kens brandde een electrische broodrooster,
elders lag een open benzinebus, waarvan de
inhoud nog wegvloeide.
Op vermoeden van brandstichting werd E.
in arrest gesteld. Hij legde nog denzelfden,
dag een- volledige bekentenis af.
De officier van Justitie eischte een jaar en
4 maanden gevangenisstraf. Een verzoek tot
in vrijheidsstelling werd afgewezen.
CONDUCTEUR BIJ HET RANGEEREN
VERONGELUKT.
Tijdens het rangeeren van een goederen-
tram van de Geldersch-Westfaalsche-Stoom-
tram Maatschappij is te Aalten een ernstig
ongeluk gebeurd. Terwijl de locomotief met
een paar wagens langzaam achteruit reed, is
de conducteur, de heer Schoenmakers uit Ter-
borg, juist toen het stopsignaal gegeven was,
door onopgehelderde oorzaak van het laad-
perron gevallen en tusschen den wagen te
recht gekomen.
In zorgwekkenden toestand werd het
slachtoffer naar het ziekenhuis te Winters
wijk vervoerd.
AANBESTEED.
De Rijkswaterstaat heeft aanbesteed het
aanleggen van een gedeelte van weg 110. 26
van het rijkswegenplan 1932 in de gemeenten
Hagestein, Vianen en Everdingen. Laagste in
schrijver was B. Bruil Jr. te Doetinchem voor
a. f 295.000 en voor b. f 280.500.
AGENDA TE HAARLEM
WOENSDAG 13 FEBRUARI
Stadsschouwburg: Leerlingenuitvoering van
de muziekschool van de Mij. tot bevordering
der toonkunst afd. Haarlem, 7.15 uur.
Gem. Concertgebouw, Bovenzaal: Viool
avond J. C. Tuyn, a. d. vleugel Emmy van
Eden, 8 uur.
Rembrandt Theater: „De vluchteling uit
Chicago" met Gustav Fröhlich, Paul Kemp
e.a. Op het tooneel 2 Buxtons, acrobat, parodie
2.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor Sound Theater: „Het masker van
Fu Manchu" met Boris Karloff, Lewis Stone
e.a. Bijprogramma: Buster Keaton en Jimmy
Durante in „What. No beer?", 2.30, 7' en 9.15
uur.
Frans Hals Theater: Annabella en Charles
Boyer in „La Bataille". Voorprogramma:
„Poor Cinderella" met Betty Boop en de M.
T. S. lustrumfilm. 2.3-0, 7 en 9.15 urn'.
Cinema Palace: „Het danshuis van Singa
pore" met Kay Francis, Ricardo Cortex en
Warner Oland. Op het tooneel Hollandia-
Trio, accordeonisten. 2.30, 7 en 9.15 uur.
DONDERDAG 14 FEBRUARI
Stadsschouwburg: Amst, Tooneelvei*. „Freu
leken", 8.15 uur.
Concertgebouw: Don Kozakken koor
toff; dir. N. Kostrukoff. 8 uur.
Bioscoopvoorstellingen.