De dag der koloniale specialiteiten. Haarlem's Kunstschatten. STA TEN-GENERAAL TWEEDE KAMER Critiek op den G. G. 's-Gravenhage. 12 Febr. President Ruys de Beerenbrouck had zijn witte das aan. Dit als teeken, dat er een, helaas droeve, plechtigheid aan de orde was. In treffende gevoelvolle woorden herdacht de voorzitter den overleden Minister van Waterstaat, waarna de Minister-President zijnerzijds nog eens uiting gaf aan het leed ook door de Regeering ondervonden, nu zij een figuur als Ir. Kaiff moet missen. De werkzaamhe den der Kamer vin gen aan met de goedkeuring van een reeks naturalisatie- ontwerpen. Dr. Mol- ler (r.-k.) wien onze taal na aan 't hart ligt. maakte er den Minister van Justi tie een grief van. dat bij de toelich ting der voorstellen, welke dienen om een aantal lieden het Nederlander schap toe te kennen, het Nederlandsch mis handeld is. Welk een slechte inzet! Mr. van schaik beloofde beterschap. Zijn ambtgenoot van Economische Zaken had even 'n zeer korte gedachtenwisseling met den heer v. d. Putt (r.-k.) over een con ti ngenteeringsontwerp (lint. band. veters) en toen waren wij al heel spoedig in Indië terecht. De Kamer deed bij de behandeling der Indische begrooting niet aan het dicht bevolkte Java denken, maar eer aan een dier streken, v«*ar zoo hier en daar een men- schenkind voorhanden is. Wel geteeld waren er reeds zeer gauw niet veel meer dan onge veer 15 afgevaardigden aanwezig, te weten de koloniale specialisten, elk nog een hof- felijken fractie-genoot- als secondant in hun gezelschap hebbende! Ir. Cramer (s.-d.) opende met een aanval op den G.-G., die z.i. onder de ook door de zen spreker als moeilijk erkende tijdsom standigheden niet de juiste meer op de juiste plaats is. Na den sociaal-democraat, hield eveneens de c.-h. deskundige, de heer van Boetzelaer v. Dubbeldam zich met den te Buitenzorg tronen den onder-koning bezig. Dat „zeer vele" leden blijkens het Voorloo- pig Verslag ontevreden waren over den te gen woordigen G.-G. moest volgens hem der Regeering toch wel iets zeggen. Nooit bij kans pleegt de Kamer zoo openlijk een slecht rapport over dien hoogwaardigheidsbeklee- der uit te brengen. Het algemeene klachten-register van Ir. Cramer bevatte o.m. dat te dikwerf geen re kening met uitspraken van den Volksraad wordt gehouden, dat men, al is Indië',s fi nancieel^ toestand zorgelijk, daarvan toch eeri te somber beeld pleegt te geven, dat men te veel op Onderwijs en Volksgezond heid bezuinigt en o.a. van het kantoor van- Arbeid zoo weinig overblijft, dat hier de ge dachte opkomt aan een flesch met etiket, doch zonder inhoud. Verdere bezuiniging op de militaire uïtga- venj invoering 'van een algemeen uitvoerrecht op rubber -en ölie behooren tot de verlangens door den s.-d. afgevaardigde gekoesterd. Deze meende, dat de inheemsche bevolking er erg aan toe is en dat men zich in Nederland, dat Indië o.a. door overneming van een deel van den .schuldenlast moet helpen, hiervan veel te weinig .rekenschap geeft. Over den binnenlandschen politieken toe stand scheen Ir. Cramer somber gestemd. Ove rigens pik ik uit mijn aant-eekeningen nog op, dat hij zich voor afschaffing der exorbi tante rechten uitsprak en de industrialisatie met meer kracht bevorderd wil zien. Iets wat de heer v. Boetzelaer juist bedenkelijk achtte, omdat aldus het gevaar van nog grootere ontreddering van de wereldmarkt te duchten viel. Waar de 50 millioen van een sluitend bud get vandaan moeten komen was dit Kamer lid, dat in heffing van een fiscaal uitvoer recht op rubber een welkom middel ter ver sterking der inkomsten zag, nog 'n raadsel, als niet ingrijpende, nieuwe maatregelen aan de orde zouden komen. T.a.v. de korting op de sa larissen hoopte hij, dat de beslissing spoedig zou komen en den betrokkenen nog zou mo- j gen meevallen. Prettiger geluid voor de Indische re geering dan de beide vorige sprekers ter beste hadden gege ven. liet Dr. Rutger (a.r.) hooren, toen IV constateerde, dat he Gouvernement daa' ginds op de bes; wijze het beleild i: deze moeilijke tijd er voert. Eén pleidoc voor handhaving der financieele zelfstan digheid van Indië en voö.r invoering van een uitvoerrecht op rubber alsmede van een invoerverbod voor suiker in onzen Oost vormden de voornaamste punten van wat heden nog van de speech van dezen afgevaardigde te vermelden viel. Minister Colijn zag er best uit. Hem schijnt dus de drie dubbele last van het Premier schap. het torsen van de portefeuille van koloniën en nu nog bovendien, tijdelijk, die van Waterstaat niet te zwaar te drukken, zoo dat voorshands de heer v. Boetzelaer zich in elk geval hierover niet zoo bezorgd behoeft te maken als hij vandaag scheen te doen. EERSTE KAMER Afweer van luchtaanvallen onmogelijk. Eenige verdedigers van minister Deckers Onze vloot in Indië. Achter de Ministerstafel zat Mr. Dr. Decker, hoofd van het Departement van Defensie. We hadden meelij met hem, want hij had het hard te verantwoorden. En hier denken we niet zoozeer aan de kritiek van Mevrouw Pothuis-Smit (S. D.) en Prof. v. Embden (V. D.), want daaraan is deze bewindsman ge wend. Neen. hem scheen nog een gansch an- deré vijand te belagen. Behalve verwijten van het zooeven ge noemde tweetal, slikte hij nl. vandaag in niet geringe mate.... verkoudheid-stillende me dicijn. Waarmee slechts geconstateerd zij, dat Minister Deckers den indruk maakte zich niet gansch en al lekker te voelen. Als hij zich dus 'n enkele maal boos maakte naar aanlei ding van wat speciaal Prof. v. Embden in 't midden bracht, moet dat maar aan het mi- nisterieele griepje worden toegeschreven. Prettig was anders de aanval, dien hij van den v. d. spreker te verduren had, niet. Deze toch nam den Minister vooral onder handen wegens diens Mevr Pothuis_Smit. opmerking m de M. v. A. dat verdediging tegen luchtaanvallen wel degelijk mogelijk is en de ontwikkeling van kracht der afweermiddelen sinds den wereld oorlog gelijken tred heeft gehouden met die der luchtvaart. In één adem hiermee had de Minister 1 dat het niet in het voornemen der Regeering ligt over te gaan tot aanvallen uit de lucht op buitenlandsche bevolkingscentra. Met beroep op deskundigen van den bovensten plank uit het buitenland, waaronder b.v. iemand als Pierre Cot, ette lijke malen Minister van Luchtvaart der Fransche -republiek, bracht Prof. v. Embden in herinnering, dat men overal elders verde diging tegen luchtaanvallen op zichzelf een onmogelijkheid noemt en slechts baat ziet in represailles, in de,n tegenaanval met de lucht vloot, De theorie-Deckers is dus, volgens de zen spreker, onhoudbaar, staat buiten alle werkelijkheid en nu liet hij den Minister de keuze tusschen, hetzij ontrouw worden aan de verklaring, dat wij van een luchtoffensief zullen afzien, hetzij erkennen, dat hij op zijn beurt eigenlijk in zekeren zin hetzelfde doet als zoo dikwijls den nationalen ontwapenaars verweten wordt! Een tweede door den v. d. senator aangevoerd punt betrof de opsom ming door Minister Deckers in de Tweede Ka mer ten beste gegeven van al wat er zooal onder zijn bewind gedaan en uitgegeven is ter uitbreiding onzer defensiemiddelen. Pas wanneer zou blijken, dat daardoor onze weermacht, in vergelijking met en in verhou ding tot wat elders in diezelfde periode on dernomen werd, sterker is geworden, zou men kunnen spreken van uitgaven die aan de waarde van onze weermacht ten goede zijn gekomen. Doch als dit bewijs niet te leveren is. zouden volgens prof. v. Emden deze uit gaven, juist onder de huidige financieele moeilijkheden, geheel en al onverantwoord, want volkomen waardeloos zijn. Mevr. PothuisSmit (s.d.) drong er, in een rede die verder weinig nieuws bevatte en in het teeken van haar afkeer van defensie uitgaven stond, nog eens op aan. ook in ons land het onderzoek i.z. de particuliere wapen- fabricage deugdelijk te doen zijn. Dit tweetal afgevaardigden zag zich dooi den heer Visser (R.K.) bestreden. De recht matige verdediging van de onafhankelijkheid van den vaderlandschen bodem eischt z.i. nu eenmaal de uitgaven, die wij ons moeten ge troosten. Met nationale ontwapening komen wij er niet, brengt men de veiligheid in het gedrang. Over de houding der v.d., die tegen Hoofdstuk VIII stemmen, wetend, dat er toch geen ongelukken zullen gebeuren was hij al evenmin te spreken als over oud-opperoffi- cieren, die zich niet geneeren, nauwelijks uit den dienst, den Minister in woord of (en) ge schrifte te belagen. Na een niet onvermakelijk tusschenspel door den grijzen heer Hermans (s.d.) opgevoerd in verband met een z.i. ten onrechte tegen het roode drankbestij dersorgaan „De blauwe vaan" in kazernes genomen verbodsmaatregel (een heel pak van die bladen liet hij op de tafel van den c.h. senator Mr. v. d. Hoeven depo- neeren, die n.l. even met hem in minzame botsing kwam), traden vervolgens nog twee R.K. leden in het strijdperk om voor een sterke weermacht te ijveren. De heer Blomjous noem de het onredelijk de bekende actie in het Zui den des lands als uiting van gewestelijk egois me te beschouwen. Spoedig zal wel blijken, dat in alle andere provincies die actie instemming heeft. Verkeerd ware ook haar te beschouwen als tegen 's Ministers beleid gericht: het tegendeel was het geval. In de na-oorlogsche jaren had men te wei nig voor de defensie over gehad. Nu moet de schade worden ingehaald, veroorzaakt door dat men in betere tijden verzuimd had het noodige beschikbaar te stellen. Verhooging van het jaarlijksch contingent met 5000 man, wat 2 millioen meer per jaar zou kosten, achtte hij alleszins gewenscht en verant woord en hij betreurde het, dat de Minister van zijn voornemen tot uitbreiding van het contingent en verlenging van den eersten oefentijd had afgezien. Onverantwoordelijk noemde hij voorts het te geringe aantal oor logsschepen, dat in Indië aanwezig is, waar wij het vooral moeten hebben van de preven tieve kracht, die uitgaat van zooveel mogelijk klein materiaal. Zijn fractiegenoot Mr. Heer- kens Thijssen, begon met een woord van hulde aan Minister Deckers' werkzaamheid in 't be lang van 's lands defensie, te meer, nu hij te kampen had met de tegenwerkende kracht der moeilijke financieele omstandigheden. In 1914, zoo merkte "deze spreker op, zijn we niet in den oorlog meegesleept dank zij de paraatheid van onze weermacht. Dit zij 'n les voor de toekomst. Aan een goed afgericht veldleger ontbreekt momenteel z.i. nog wel het een en ander. Uitbreiding van het contingent, inkrimping van het aantal lichtingen, zoo luidde zijp parool en.... geen verdere uitga ven voor drooglegging van de ex-Zuiderzee, neen. die gelden moet men thans aan de weermacht besteden. Zijn aandeel in het debat besloot deze spreker met een klacht over onvoldoende bad-gelegenheid voor de officieren in Oldenbroek. E. v. R. WOENSDAG 13 FEBRUARI '35 Hoepelbuigerij brandde als een fakkel. Gevaarlijke uren voor Giessendam. Verschillende woningen ernstig beschadigd. Dinsdagavond heeft te Giessendam een felle uitstaande brand gewoed in de Hoepelbuigerij van de firma J. Aandewiel, gelegen aan den Rivierdijk. Hoog laaiden de vlammen op, die in de groote houten loods, waar het bedrijf gevestigd was, in het brandbare materiaal gretig voedsel vonden en den hemel tot ver in den omtrek in een roode gloed zetten. Aangezien het gevaar voor uitbreiding van den brand zeer groot was, in verband met de omstandigheid, dat de hoepelmakelij in een dichtbevolkte arbeiderswijk gelegen is. waai de huizen dicht opeen staan, werd de assis tentie ingeroepen van de brandweren van Sliedrecht en Neder-Hardinxveld, die weldra ter plaatse verschenen. Aan blusschen van het houten gebouw, dat een oppervlakte besloeg van tachtig a negen tig vierkante meter en dat als een fakkel brandde, viel niet te denken. Men bepaalde zich daarom tot het nathouden van de om liggende perceelen. Dit was een werk, dat groote moeilijkheden opleverde, aangezien, door de ongunstige windrichting, een gewel dige vonkenregen op de huizen in de omgeving neerdaalde. Een zestal arbeiderswoningen, alsmede een winkel, werden door het vuur aangetast. De bewoners slaagden erin den in boedel bijtijds naar buiten te sleepen en in veiligheid te brengen. De woningen zijn ern stig door het vuur en het bluschwater geha vend. Niet kon worden voorkomen, dat een naast de hoepelbuigerij gelegen kolenopslag- plaats van den heer Kop geheel in de asch werd gelegd. De brand werd om half acht ontdekt, toen niemand meer in de werkplaats aanwezig was. De oorzaak is, dat spanen welke rondom een kachel lagen vlam hebben gevat. Van het gebouw is nagenoeg niets meer over. De machines, welke voor de bewerking wer den gebruikt, zijn volkomen vernield. De boven de werkplaats gelegen opslagplaats, welke geheel met witte hoepels was gevuld, leverde het meeste voedsel op voor het vuur. Het verkeer op den drukken straatweg Dordrecht—Nijmegen, welke langs den Ri vierdijk loopt, was gedurende het blusschings- werk, dat twee volle uren duurde, gestremd. Om half tien was het gevaar t voor verdere uitbreiding van den brand bezworen en kon met de nablussching een aanvang worden ge maakt.. De firma Aandewiel was tegen brandschade verzekerd. B. C. Koekkoek 's Zomerlandschap in Teyler's museum. E. Moller Chineesche combinatie bestolen. Zaakwaarnemer had een verkeerde opvatting van zijn taak. In de Warmoesstraat te Amsterdam wa-ar gevestigd is een kantoor van de combinatie van Chineezen zijn de boekhouding en een bedrag van ruim f 9000 ontvreemd. Naar aan leiding hiervan heeft de justitie een huiszoe king gedaan in de Gravenstraat, op de Rozen gracht en in de Bergstraat. Hierdoor is de boekhouding voor het aller grootste deel terecht gekomen. Het geld is echter nog niet gevonden. In verband hier mede zijn in arrest gesteld een zaakwaarne mer en zijn bediende. Dezen ontkenden aan vankelijk iets van de zaak te weten, maar toen langzamerhand ontkennen niet meer mogelijk bleek, hebben zij een bekentenis af gelegd. Er bestaat nu kans, dat ook het geld wel gevonden zal worden, Na gedurende eenige weken in de zeventien de eeuwsche kunst te hebben rondgekeken, willen wij nu, ter afwisseling; weer eens dich ter bij huis blijven en enkele meesters uit den tijd die aan de Haagsche School voor afging, bespreken. Een dertig jaar geleden toen de Marissen en hun groep nog voor zeer modern golden, werden die voorafgaanden vaak semi-moder- nen genoemd. Vooral in de dagelijksche om gangstaal van kunsthandel en veilingwezen was dat een zeer gebruikelijke benaming. Doch beter en historisch juister is het natuurlijk, die schilders van 0111 en nabij 1850, de Hol- landsche romantici te noemen, omdat in werkelijkheid hun wezen en hun werk ro mantisch geaard waren. Wanneer wij nu alleen op een reproductie als hierbij gevoegd is, zouden willen afgaan, dan zou het nog niet zoo gek wezen zoo een leek dit werk eveneens in de 17e eeuw zou willen doen thuis behooren. Zoo denken we bijvoorbeeld aan één dier vele Italianiseeren- de Hollanders uit dien tijd als Pieter Both of Poelenburgh. Doch voor het werk zelf staande zou de kleur daarom hem dra bekeeren, zoo een nauwkeuriger bekijken van de reproductie dat niet reeds gedaan had. Want al steunen die romantici van 1850 heel duidelijk op hun voorgangers uit de gouden eeuw. ze hebben daarbij een soort nauwgezette uitvoerigheid, een bezorgde breedsprakigheid, die ze juist de pittigheid hunner illustere collega's doet missen. Alleen de allerbesten als een B. C, Koekkoek komen daar boven uit en zijn ook voor het latere geslacht nog interessant. Zulk een schilderij van Koekkoek als het hier afge beelde kunnen wij ons denken tusschen een Ruysdael en een Theophile de Bock in. die vóór hem en na hem soortgelijke composities maakten, en dan voelen wij meteen het tvpeerende van Koekkoek's tiid. en in een superieure editie. Want B. C. is wel uitvoerig maar allerminst vervelend. Het idyllische element in zijn landschap verhindert ons niet de zakelijke knapheid te zien waarmee de schilder bodem, boom en blaren behandelt. Men mag een tijdlang deze kunst wat zoetelijk ge vonden hebben de reactie is ook al weer daar, men interesseert zich de laatste jaren weer sterk voor de romantici een feit is, dat het waterpartijtje met 't teere verschietje, ook het drinkende witte koetje bij den eik. Drachtig geschilderd zijn. Het Geldersch landschap dat ongetwijfeld aan dit schilderij ten grondslafr lag zal vijftig jaar later aan een De Bock analoge schoonheidsemotie bezorgen die dan echter in gecomprimeerder vorm ver tolkt zal worden. Voor zijn tijdgenooten was B. C. Koekkoek geen mindere beroemdheid dan voor die uit onze jeugd een Jacob Maris was. Trouwens ook mejuffrouw Marius. de latere geschied- schrijfster onzer schilderkunst in de 19e eeuw constateert dat hij „als schilder van bosch- ,en boomrijk landschap zijns gelijke ten onzent niet gehad" heeft. En als wij, als gewoonlijk, de waardeering van het publiek gaan toet sen aan de bedragen die het vor eenig werk over had, dan komen wij tot een veelzeggend resultaet. In het jaar 1841 vinden wij twee maal vermeld dat iemand ruim drie duizend gulden voor een schilderij van B. C. neer telde. Dat was in 1841 een zeer aanzienlijk bedrag, en bewijst hoe hoog hij in aanzien stond. B. C. Er zijn zóó veel schilderende Koek- koeks geweest, de één meer, de ander minder verdienstelijk, dat ze bijna altijd met de voorletters er bij genoemd worden. B. C.: Barend Cornells is de belangrijkste. Het was een gansche schildersfamilie van Zeeuwschen oorsprong. B. C.'s vader J. H. Koekkoek was in 1778 in Veere geboren en stierf nog geen veertig jaar oud, in Middelburg. Van zijn vier zoons werd B. C.. in 1803 in Middelburg ge boren, de beroemdste. De anderen schilderden ook, maar bleven op het tweede plan. Een Amsterdamsche tak van de familie bracht Jan H. B. Koekkoek voort, die ook in zijn tijd gewaardeerd is. Overigens duikt de fa milie Koekkoek stuk voor stuk in Hilversum op, waar nog op den dag van vandaag een Gerard Koekkoek woont en werkt. Er waren er zoo vele dat één lid der familie, om ver warring te voorkomen een pseudonym aan. nam. en zich Van Couver noemde. Ge zult dit te vergeefs in Plasschaert of elders zoeken, daar de Hollandsche landsehao- pen en riviergezichten, die, gesigneerd Van Couver, een gewild export artikel voor Amerika waren, niet op Hollandsche exposities voor kwamen alleen soms op de veilingen van Roos doch ook achter dezen Van Couver schuilt een Koekkoek. Wellicht was dat pseu donym wel een uitvinding van oom Hein Koekkoek die kunstkooper was en in Londen woonde, en die ik nog in volle actie gekend heb, toen hij onder de firma Koekkoek en Lefevre in Londen/vrij belangrijke zaken deed. Een prachtig type van den kunstkooper van van een halve eeuw geleden. Steeds met den hoogen hoed, de gekleede jas en de welver zorgde peper-en-zout baard! Maar om tot Barend Cornells terug te keeren diens mooie schilderij ij in Teyler is „zomer 1836" gedateerd; het werd dus in de kracht van zijn leven geschilderd, toen hij 33 jaar oud was. Kort daarop moet hij zijn verblijf grooten- deels naar Kleef hebben overgebracht. In het Kleefsche land hebben onze romantische schilders gaarne gewerkt, in den tijd dat onze grootouders hun huwelijksreis, onze vaders hun eersten buitenlandschen tocht daarheen richtten. Wie gaat er nu nog naar Kleef en het Hotel Maiwald! Nu men in drie uur in Milaan, in vijf uur in Rome en binnen het jaar weer gescheiden kan zijn! Maar Barend Cornells vond er het romantische landschap dat hij noodig had, hij ging er wonen en bleef er tot zijn dood in 1862. B. C. Koekkoek behoort ook tot die schilders die er van hielden, dat, wat zij over hun kunst dachten, neer te schrijven en voor hunne vrienden te laten drukken. Zij deden dat in den stijl van hun tijd. nog al wijdloopïg en altijd didaktisch. Een heel enkele, als de jonge Gerard Bilders, wist in zijn „Dagboek' daarvan vrij te blijven. Toch behooren ook B. C. Koekkoek's „Her inneringen en mededeelingen van een land schapsschilder" nog tot de zeer genietbare schilders-geschriften. Het boekje verscheen in 1841 en komt nog wel eens op boeken- aucties voor. Het schijnt in zijn tijd veel ge lezen te zijn, wat nog eens te meer bewijst, welk een belangrijke figuur B, C. geweest is, J. H DE BOIS. Een halve eeuw geleden. Uit Haarlem's Dagblad van 1885. 13 Februari: UIT DE RAADSVERGADERING. Aan de orde kwam het voorstel van B. en W. betreffende het St. Elisa- beths-Gasthuishofje. Voorz., de zaak toelichtend, merkt op hoe men indertijd had voorgesteld het hofje naar de Bakkerstraat te verplaat sen, hetgeen dan voor ongeveer ƒ6000.- zou kunnen geschieden. Hiertegen had de Raad bezwaar gehad en ten slotte voor de plaatsing van het hofje, het ter rein aan het Heerenhek gekozen. Aldus had men getracht een plan te maken; met het oog echter op de financiën der gemeente, die toch al aanzienlijk zou moeten bijdragen voor den bouw van den nieuwen schouwburg, de zee sluizen te Spaarndam en tal van andere werken, achtte de Voorz. 't geraden een plan te maken, dat het minst kostbaar zoude zijn. De heer Dyserinck kan niet met het denkbeeld van de plaatsing aan 't Heerenhek medegaan. De verplaatsing komt hem nochtans wenschelijk voor en spreker betoogt de mindere financiëele bezwaren voor de gemeentekas bij een plaatsing aan de Bakkerstraat, dan op het terrein aan't Heerenhek. De groote kwestie is een uitgave van 14 000. Wat zal men toch hebben bij de voor genomen verbreeding van de Barrevoet- steeg, waarin zich het hofje bevindt? Daar moet een flinke, breede straat worden gemaakt. Er is daar, zooals be kend, een zeer beduidende passage, en wordt deze nu aanzienlijk verbreed, dan krijgt men daar op dat belangrijke deel der stad (een verbinding van het Oos telijk en Westelijk gedeelte), een be langrijke winkelstraat. De kosten zullen daardoor worden gedekt. De zaak is voor de stad van het groot ste belang. Wanneer men nu dat hofje van dertien vrij onaanzienlijke huisjes daar laat staan, dan zal de fraaiheid en ontwikkeling dezer straat niet wor den bevorderd. Spr. adviseert daarom, deze zaak nog te laten rusten. Hij zou wel over de financiëele zaken kun nen heenstappen, daar het een gewich tige aangelegenheid betreft. Spreker wenseht de zaak een jaar uit te stellen of de subsidie toe te staan. Hotelhouder stichtte brand. Eén jaar en 4 maanden tegen hem geëischt. Voor de Utrechtsche rechtbank heeft zich Dinsdag te verantwoorden gehad C. E., ma kelaar en hotelhouder te Bilthoven, verdacht van brandstichting in hotel Centraal aldaar. De brand in het hotel werd 10 Januari door een voorbijganger ontdekt. Politie en brand weer waren spoedig ter plaatse en hadden het brandje spoedig onder de knie. Tot aller ver wondering ontstond echter daarna brand op de eerste en tweede verdieping van het hotel, hetgeen aanleiding gaf tot het instellen van een onderzoek. Onder het buffet in het café vond men een open biervat met benzine overgoten; op de eerste en tweede verdieping ontdekte men nog drie vuurhaarden. Een bed was met benzine overgoten, tusschen de de kens brandde een electrische broodrooster, elders lag een open benzinebus, waarvan de inhoud nog wegvloeide. Op vermoeden van brandstichting werd E. in arrest gesteld. Hij legde nog denzelfden, dag een- volledige bekentenis af. De officier van Justitie eischte een jaar en 4 maanden gevangenisstraf. Een verzoek tot in vrijheidsstelling werd afgewezen. CONDUCTEUR BIJ HET RANGEEREN VERONGELUKT. Tijdens het rangeeren van een goederen- tram van de Geldersch-Westfaalsche-Stoom- tram Maatschappij is te Aalten een ernstig ongeluk gebeurd. Terwijl de locomotief met een paar wagens langzaam achteruit reed, is de conducteur, de heer Schoenmakers uit Ter- borg, juist toen het stopsignaal gegeven was, door onopgehelderde oorzaak van het laad- perron gevallen en tusschen den wagen te recht gekomen. In zorgwekkenden toestand werd het slachtoffer naar het ziekenhuis te Winters wijk vervoerd. AANBESTEED. De Rijkswaterstaat heeft aanbesteed het aanleggen van een gedeelte van weg 110. 26 van het rijkswegenplan 1932 in de gemeenten Hagestein, Vianen en Everdingen. Laagste in schrijver was B. Bruil Jr. te Doetinchem voor a. f 295.000 en voor b. f 280.500. AGENDA TE HAARLEM WOENSDAG 13 FEBRUARI Stadsschouwburg: Leerlingenuitvoering van de muziekschool van de Mij. tot bevordering der toonkunst afd. Haarlem, 7.15 uur. Gem. Concertgebouw, Bovenzaal: Viool avond J. C. Tuyn, a. d. vleugel Emmy van Eden, 8 uur. Rembrandt Theater: „De vluchteling uit Chicago" met Gustav Fröhlich, Paul Kemp e.a. Op het tooneel 2 Buxtons, acrobat, parodie 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor Sound Theater: „Het masker van Fu Manchu" met Boris Karloff, Lewis Stone e.a. Bijprogramma: Buster Keaton en Jimmy Durante in „What. No beer?", 2.30, 7' en 9.15 uur. Frans Hals Theater: Annabella en Charles Boyer in „La Bataille". Voorprogramma: „Poor Cinderella" met Betty Boop en de M. T. S. lustrumfilm. 2.3-0, 7 en 9.15 urn'. Cinema Palace: „Het danshuis van Singa pore" met Kay Francis, Ricardo Cortex en Warner Oland. Op het tooneel Hollandia- Trio, accordeonisten. 2.30, 7 en 9.15 uur. DONDERDAG 14 FEBRUARI Stadsschouwburg: Amst, Tooneelvei*. „Freu leken", 8.15 uur. Concertgebouw: Don Kozakken koor toff; dir. N. Kostrukoff. 8 uur. Bioscoopvoorstellingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 2