DE TWEELINGZUSTERS De Jepaniche gezant, Z. Exc. Toihihl Taketoml bracht Vrijdag in gezelschap van zijn echtgenoot® een Qe voorjaarsroeiwedstrijden Oxford Zlj« dtZ® W««k gehouden. OY«rZtcht V«n d« r«G® in d® d«rd® bezoek a an de Japaniche tentoonstelling welke te den Haag gehouden wordt. Het hooge bezoek In den Japanschen tuin atd««ling Bij de groote kunstschaatswedstrijden te Weenen kwamen da meest bekende internationale kunstschaat senrijders hun vaardigheid op de gladde baan toonen en vele staaltjes van behendigheid demonstreeren Hotel Sternen te Unterwasser in Zwitserland, Waar H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana voor eenigen tijd haar intrek hebben genomen Ter gelegenheid van de Oudejaarsvierlng en Almanakuitreiking op de sociëteit der Amsterdamsche studentenvcreeniging .U.S.A." werden de leden Vrijdagavond onthaald op oliebollen en een Goudsch pijpje tabak Het nieuwe museum Boymani te Rotterdam is voltooid. In den tuin zal dit jaar waarschijnlijk tegelijk met de opening de .Prima Vera'-tentoonstelling gehouden worden Slachtoffers der jongste lawine-ongelukken in Triol worden door de redding- brigades naar het dal gebracht. Het moeilijk transport FEUILLETON. Uit het Engelsch van PATRICIA WENTWORTH. Nadruk verboden 31) Anne boog het hoofd en ging terug naar huis. Haar hoofd duizelde. John Maurice ■t Waveney! hoe was het mogelijk! Ze had ge- hoord, dat ze hem gisteravond :;Sir John"' noemden. Hoe had hij haar gevonden en waarom had hij getracht haar te vinden? En hoeveel mensehen hier in de buurt hadden haar in haar schort en muts, daar bij die brievenbus met een man zien praten? John liep eveneens den heuvel af en keek op zijn horloge. Als ze binnen een kwartier niet op de afgesproken plaats was, dan zou hij haar op bellen. Het moest nu maar uti zijn met datverstoppertje spelen. Hij had haar gevonden en hij zou haar spreken, ter- wijl de kust veilig was. Het duurde lang, maar Anne kwam, in een grijs mantelpak met een zwart hoedje op, .precies zooals hij haar beschreven had aan Messing. Anne zelf kon je eigenlijk niet beschrijven; alleen haar kleeren. De manier, waarop zij haar mondhoeken optrok en waarop haar oogleden zich over haar oogen legden, waar op ze keek als ze boos was en wanneer ze ver driet had neen, dat was allemaal niet te beschrijven. Niemand kon dat. Het verborg een mysterie, dat hij met al zijn kracht ver langde ontsluierd te zien. Dit alles met elkaar was Anne Belinda! Zie kwam naar hem toe met een kleur op tie wangen. „Ik hoefde het niet te'vragen hij vroeg of ik een pakje voor hem naar het postkan toor wilde brengen; hij verontschuldigde zich wel een keer of drie omdat hij me ook al met dien brief had weggestuurd." „Waar zullen we heen gaan." „I k moet naar het postkantoor." John fronste de wenkbrauwen. „Ik kan straks dat ding wel afgeven. Laten we een rustige lunchroom opzoeken waar we kunnen praten." „Neen", verzette Anne zich. „Ik heb maar een half uurtje tijd en moet het pakje zelf versturen". „Onzin". „Ik heb gezegd, dat ik het zelf zou doen. Waarom wil je me eigenlijk spreken?" „Ik heb je gezocht van het oogenblik af, dat ik terug ben". De smartelijke schaduw, die over haar oogen trok, deed hem pijn. „Waarom?" „Nu, in de eerste plaats omdat ik je wilde vinden; ten tweede och, ik heb nu eenmaal een obstinate natuur. Het scheen alsof ze allemaal samenspanden om mij niet te ver tellen, waar je was Hij brak abrupt den zin af, een beetje ver legen. Dit was eigenlijk heelemaal niet wat hij had willen zeggen. Anne's helderen blik bleef een oogenblik op hem rusten toen zei ze met een stem. vol weemoed, maar toch ook met een gedeci deerde klank er in; „Ze hadden groot gelijk. Ik wilde ook niet gevonden worden. Je moet me beloven aan niemand te zullen vertellen, dat je mijn schuilplaats ontdekt hebt. Je moet me heusch met rust laten". Een oogenblik liepen ze zwijgend verder Dit gedeelte van Malmesbury Terrace was hoei stil een rij deftige, oude huizen met ive gordijnen voor de hooge ramen. Daar na kwam de drukke High Street waar in beide richtingen trams met luid belgerinkel voorbij gleden, en auto's en vrachtwagens benevens een onophoudelijke wedren van fiet sen, die de rest van den rijweg vulden. „Ik kan je niet met rust laten", weer streefde John norsch. „Och, alsjeblieft!" Het werd op smeekenden toon, nog bedroefder dan zooeven gezegd. „Neen, ik kan het niet". Een lange pauze. Toen; „Waarom niet?" John bleef het antwoord schuldig; hij wist niet wat hij zeggen moest. Dit was wel de manier om haar te prikkelen: vrouwen vinden nu eenmaal niets verschrikkelijker dan hun eigen woorden in een lang zwijgen te hooren hooren zinken. „Hoe heb je me gevonden?" viel ze onge duldig uit. „Niemand wist het en ik ben pas twee dagen bij Mrs. Fossick Yates". „Ik heb al dien tijd, dat ik in Londen ben. mijn best gedaan om je te vinden. Ik ben on gerust over je geweest. Ik wilde weten of je het goed maakte". „Hoe ben je er achter gekomen, waar ik was?" De klank van haar stem werd steeds scherper. Tot haar groote verbazing begon hij plotse ling te lachen. „Dat was puur toeval! Ik heb alles in het werk gesteld om je te vinden; heb Jan en alleman aan het hoofd gezeurd om wat over je te weten te komen. Maar zonder succes! En toen ik ten slotte begon te vreezen. dat ik voor een blinden muur stond wel, toen zag ik je onverwacht. De kleine Fossick Yates hield net zoo lang aan, tot ik eindelijk be loofde bij hem te komen, om zijn collectie te zien. Het was niet bepaald een amusement, zooals je begrijpt. En opeens vond ik jou". „Maar hoe wist je dan hoe kón je weten, dat ik het was?" „Ik zag het aan je hand". „Aan mijn hand?" „Ja, toen die langs mijn schouder reikte en je zei: „Gerstewater". „Maar hoe is het mogelijk, dat je mijn hand kervde? Je hebt die nooit gezien je hebt mij nooit gezien?". „Toch wel, eens", t Ze waren nu aan het eind van Malmesbury Terrace. Het drukke verkeer van High Street golfde voorbij als een bewegelijke, snelstroo- rnende rivier. Bij het laatste der deftige hui zen bleef Anne staan. „Wanneer?" vroeg Anne nieuwsgierig. ..Wanneer heb je me gezien?" Ik ben vreese- lijk benieuwd". John voelde een eigenaardige tegenzin om het te vertellen. Hij bloosde licht; toen schit terde er iets in zijn oogen. „Je hebt me beloofd te zullen huilen, als ik sneuvelde". „Heb ik dat gezegd?" „Negen jaar geleden, op Waveney". ..Maar voor vandaag, had ik je nog nooit gezien". „Je vergeet gisteren en nog een keer en darr voor negen jaar op Waveney, toen je zoo plechtig beloofde te zullen schreien". „Ik Beloofde Ik dat? OhVerre heugenis begon in haar geest te schemeren. „Was je was je gewond?" John knikte. „Ik liep nog moeilijk. Ik had een verwon ding gehad. Het was in 1917. Ik moest binnen een week weer naar het front terug maar eerst wilde ik Waveney eens zien; ik was er nog nooit geweest. We raakten aan 't praten en je vroeg of ik geen familie had, en toen ik „neen" zei, deed je erg in je nopjes en beweerde ,dat het schitterend was, want'dan hinderde het ook niet als ik zou sneuvelen". „Dat"kan ik toch niet gezegd hebben!" „Ja zeker, dat heb je heusch. Je zei het in volle ernst. En toen was je toch wel een beetje bang, dat je mij verdriet met je woorden gedaan had en je beloofde, dat je het erg naar zou vinden, als ik gedood werd". Anne's gezicht klaarde op in bekorende herinnering. Ze zag er nu jonger uit ver ward en verlegen; maar in haar oogen was een schalksche twinkeling. „Was M <üe mijnheer, waarmee ik op Waveney sprak? Wat zul je me onhebbelijk, gevonden hebben!" Plotseling was alle schalkschheid ver-1 dwenen. „Courtney en Tom waren toen pas gesneu veld. Je begrijpt wat een slag dat voor ons allen beteekende. Vader is daarna nooit meer de oude geweest. Ik veronderstel, dat ik er aan dacht hoe verschikkelijk zoo'n verlies voor de achterblijvenden is!" „Ja, dat-zal het geweest zijn. Ik begrijp het best, hoor!" „Maar nu weet ik nog steeds niet, hoe Je^ me herkende". „Het kwam door het kleine moedervlekje aan je hand. Dat had ik bij onze eerste ont moeting al opgemerkt en het is me steeds bij gebleven. En toen ik je weerzag „Gisteravond?" „Neen, niet gisteravond". „Wanneer dan?" Ze keek hem verschrikt aan. Een paar minuten was hij slechts een naam voor haar geweest, een verre onbe kende bloedverwant, wien door de tragische kansen van den oorlog het erfdeel van haar broers in den schoot was gevallen; nu was er eensklaps die herinnering van negen jaar ge leden, die hen samenbond. Er kwam een volle, diepe klank, een licht-ontroerde tril ling van intimiteit in haar stem en die in timiteit leek hen beiden zoo natuurlijk, alsof ze elkaar van kindsbeen af gekend hadden. Het was het zintuig der verwantschap, dat dit saamhorigheidsgevoel deed ontluiken. „Wanneer heb je me dan voor het eerst teruggezien?" „Ik geloof, dat ik beter doe. je dat niet te vertellen. Je hebt mij toen niet gezien". Anne werd zoo bleek, dat John^schrok. Wat dacht ze? Wat meende ze in vredesnaam, dat hij bedoelde? „Misschien is het verstandiger, het tóch maar te zeggen", ging hij voort. „Het was op Waterdene. Je was nogal van streek en zag me niet." Wordt vervtóÊdfi-/

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8