DE TWEELINGZUSTERS
De Euzonen-kazerne Ie Athene, waarin zich opstandelingen bevonden, werd door
regeeringssoldaten zoodanig onder vuur genomen, dat de muiters zich moesten
overgeven
De revolutie in Griekenland. In de omgeving der regeeringsgebouwen te Athene zijn pantserauto's opge
steld teneinde dit centrum tegen eventueele aanvallen te kunnen beschermen
In de duinen bij Katwijk werden Woensd
proeven genomen met de Duitsche Zuclt''
raket De post wordt ingeladen
Het begin van den op
stand in Griekenland. De
muitende oorlogschepen
varen de haven van Pi
raeus uit om naar Kreta
koers te zetten
Op de Leipziger Voorjaarsmesse zijn de nieuwste snufjw
op het gebied der machinerieën geëxposeerd. Een prepj.
reermachine voor de weverij, die veel belangstelling treks
Onder deskundig toezicht. De Oxford-roeiploeg tra deze week voor het eerst te Goring aan de Theems voor den komenden
grooten wedstrijd tegen Cambridge. De boot onderweg, gevolgd door officials
Onder scherpe bewaking worden Grieksche opstandelingen naar een der
gevangenissen te Athene overgebracht, nadat de regeeringssoldaten de
orde in de stad hebben hersteld
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
PATRICIA WENTWORTH.
41)
Nadruk verboden
Heel even nam ze de zakdoek van haar
oogen weg; net lang genoeg om hem een blik
toe te werpen, waarin ze alle verontwaardi
ging en verwijt legde, waartoe ze bij machte
was. Maar het feit dat ze nog steeds schreide,
bedierf het affect en de eenige uitwerking op
John was het mateloos verlangen haar op
nieuw te kussen. Tevens greep een onzinnige
begeerte hem aan om Casilda Moore een steen
naar het hoofd te smijten en haar daarna
'n pak slaag toe te dienen, dat ze ongetwijfeld
sinds jaren verdiend, maar nooit gekregen
had. En na afloop van deze strafoefening
Anne wéér te kussen, nog eens en nog eens,
*ot ze zou ophouden met huilen en zijn
kussen beantwoorden.
„Anne. liefste", drong hij.
Maar Anne stampvoette driftig.
„Ik ben je liefste niet ik heb je nooit
het recht gegeven me zoo te noemen"
„Ik ik kan er niets aan doen heusch
niet. Ik
„Het is onbehoorlijk van je
Ze stopte den zakdoek weer in haar mouw
en liep met kordate passen terug, precies het
midden van het smalle pad houdend, zoodat
er voor John geen plaats naast haar was. Met
Iedere stap werd ze boozer op hem. Waar
haalde hij de moed vandaan om haar te
kussen, haar aan te raken? Hoek kreeg hij het
in zijn hoofd om te denken dat zij zich op die
manier zou laten kussen?
Een vurige plek brandde nu op elk van
haar wangen. Haar oogen waren nu heele
maal droog en haast zoo hard als die van
Casilda. De zwoele zware lucht, geladen met
geur, het fascineerend spel der vlammende
kleuren, het zacht-ruischend en wuivend ge
bladerte het ging alles langs haar heen. Er
was ter wereld niets dan zij en John en haar
ziedende woede tegen hem. En een smal pad
dat zij beiden gingen en dat naar nergens
leidde.
Zwijgend liepen zij langs de azalea's en
bereikten een breederen, koelen weg onder
schaduwrijke boomen.
Plotseling verbrak Anne de drukkende
stilte.
„Ik zou graag naar huis gaan", zei ze dof.
XXX
Zonder dat er een woord tusschen hen bei
den gewisseld werd aanvaardden ze den te
rugweg en Anne hield zich zelf maar steeds
voor hoe boos ze was.
Tusschen de hooge, rechte stammen van de
dennen, schitterde aan beide kanten van den
weg een streep water. De schaduwen de boo
men waren heel donker, maar de gouden zon
nestralen en het weerkaatsend licht uit het
water drongen tot in die duisternis door. Bo
ven hun hoofden ontmoetten de wuivende
kruinen elkander.
Anne vond er iets fascineerends in om zoo
snel en gemakkelijk uit de schaduwige, koele
lucht in de zomersche hitte gevoerd te worden
en dan weer terug in de koelte. Ze had een
gevoel alsof ze op vleugelen gedragen werd.
Als ze haar oogen dicht deed kon ze alles ver
geten dan was er niets dan die heerlijke
wind om haar hoofd.
„Ik ben erg boos op John", zei ze nadruk
kelijk tegen zich zelf. Een verrukkelijke bosch-
lucht hing om haar heen.
„Aurora is een schat vind je niet?" ver
brak John tenslotte het stilzwijgen. „Ze is
gewoonweg eenig. Ik ben dol op haar: maar
.iBPtn SM. us^ssoui npitspo sJifipSorauo sjp
naar een land sturen waar jonge vrouwen
den geheelen dag aan het werk worden gezet
en een pak slaag krijgen van een gespierde
schoonmama als ze het wagen de lijn te-
trekken".
Anne keek met een hooghartige blik naar
haar eigen spiegelbeeld in de voorruit; ze
kon er zich bijna even goed in zien als in de
spiegel. Het kleine verschoten hoedje flat
teerde haar zonder twijfel, maar ze ergerde
zich om dat haar lippen licht trilden; ze had
zoo graag gewild dat er een strenge booze
trek om haar mond zou zijn. Als ze naar
rechts keek zag ze zijn spiegelbeeld. Als hij
een beetje bedrukt of schuldbewust had ge'
keken, zou dit haar zachter hebben ge
stemd, maar de voorruit toonde haar een
alleropgeweksten jongeman met een ondeu-
gendei twinkeling in zijn oogen. Daai-om liet
ze John's opmerking onbeantwoord, maar
scherpte zich zelf opnieuw in dat ze ontzet
tend, ontzettend boos was. De weg be
gon te stijgen. Er stonden nu geen dennen
meer, maar beuken, smaragd in de schaduw
en oudgroen in de zon. Het was of ze reden
in het schip van een grootsche kathedraal,
die levend geworden was en de Schepper ver
heerlijkte met de stem van al het groen dei-
aarde. Zoo volmaakt zuiver en mooi was het,
dat Anne heelemaal vergat dat ze zich voor
genomen had boos te zijn: de vreugde over
zooveel schoonheid was als een wind die haar
geest schoonveegde.
Het duurde een poosje voor John weer
sprak. Toen vroeg hij plotseling;
„Heb je veel ringen?"
Anne keek hem verbluft aan.
„Ringen?"
„Ja, ringen."
„Wat voor ringen?"
„Nu gewoon, ringen", herhaalde John. ,yDus
heb je veel ringen?"
Daar ze vergeten had om langer boos te
zijn, lachte Anne.
„Neen".
„Neen",
„Bezit je heelemaal geen ringen?"
„Waarom wil je dat weten?"
„Nu, de conversatie stokte 't beetje, niet
waar, en daarom dacht ik dat we wel eens
een praatje over ringen konden beginnen.
Heb ik goed begrepen dat je geen ringen be
zit?"
„Ik had er enkele van mijn moeder maar
ik draag ze niet dikwijls. Ik bedoel een
diepe blos trok over haar gezicht, „ik draag
ze heelemaal niet. Ik veronderstel dat Jenny
ze heeft".
„Wat voor soort zijn het? Jij behoort ze
toch te hebben als ze van jou zijn. Wat voor
soort zijn ze?"
„Er is er een bij met een opaal, een met
kleine pareltjes, en een met twee diamanten
en een robijn. Ik zal er Jenny bij gelegenheid
eens naar vragen".
„Je hebt nooit een ring met een smaragd
gehad? Smaragden zijn prachtsteenen, vind
je niet?"
Waar wilde hij heen? Hij dacht toch niet
hij kon zich toch onmogelijk verbeelden,
dat ze hem zou toestaan
Maar de blos van zooeven, die weer weg
getrokken was, kwam nog vuriger terug en
John zag het.
„Heb je nooit een ring met een smaragd
gehad?" vroeg hij weer, met een lach in zijn
stem.
„Neen; ik houd niet van smaragden".
„Jenny wel", hernam John. „Zij heeft een
ring met een smaragd".
„Ik heb tenminste gezien dat zij er een
droeg".
„Haar verlovingsring".
„Dat dacht ik wel". Hij keek naar Anne's
spiegelbeeld in de voorruit. „Heb jij dien
nooit gedragen?"
„Wat? Jenny's verlovingsring?" Er klonk
onmiskenbare verbazing in haar uitroep.
„Dat kon toch wel? Het gebeurt toch wel
dat meisjes eikaars ringen dragen?"
„Maar nietAnne zweeg plotseling en
legde de eene hand snel over de andere. Na
een oogenblik ging ze voort, op een heel
anderen toon: „Waarom vraag je dat?"
„Veronderstel eens dat ik het deed omdat
ik wilde weten of je van smaragden houd".
Hij minderde vaart, stopte aan den kant van
den weg en draaid zich in zijn zitplaats naar
haar toe. „Veronderstel eens dat ik wilde
weten wat voor soort ring jij graag als ver
lovingsring hebt".
Anne's linkerhand, die bovenop lag, om
klemde haar rechter. Zonder dat ze er een
poging voor deed was ze weer boos boos
en beangst; niet voor John of voor haarzelf
maar om iets, dat hen beiden scheen te stu
wen en te drijven. Ze trachtte hem boos aan te
kijken maar door het onbestemde dat haar
schrik aan joeg, keek ze hem heelemaal niet
aan.
Een hand van John legde zich op haar
handen.
„Anne, ben je nog boos? Je kunt toch niet
den heelen tijd door boos zijn?"
„Zeker, dat kan ik wel".
De woorden waren uitdagend genoeg ge
kozen. maar de stem was van een trillende,
verrader,
„Waarom ben je boos?"
Er kwam geen antwoord.
„Je weet dat ik veel van je houd. Dat moet
je toch weten".
Anne schudde het hoofd. Ze was niet meer
boos op John: ze was nu vreeselijk boos op
zichzelf. Om je hart zoo wild te voelen klop
pen om geen stem en geen woorden te kun
nen vinden, om met je tranen te moeten
vechten op een moment dat je zelfbeheer-
sching zoo hoog noodig had het was onuit
sprekelijk vernederend.
(Wordt vervolgd