ZATERDAG 30 MAART 1935
Elsjes beurt om Bob te brengen en te h 1
Kleine Els hield het een poosje langerui! h
de beide anderen, maar toen wilde ook
niet langer doen. J
Moeder riep de meisjes bij elkaar
„Toen Bob pas naar school ging, ziin ilim
alle drie bij me komen vragen, of ie h
naar school mocht brengen en als ik niet
gepast had, zouden jullie elkaar in de
gevlogen zijn uit jalouzie, dat een ander 2
mocht doen. Nu, een week of wat later
niemand de kleine jongen meer brengen
hij soms alleen naar huis komen en «nS6
de tram raken?"
„Nee," zei Rootje, „maar omdat ik wist dai
Bep en Elsje ook zoo graag Bob wilden haS
en brengen en daarom wilde ik hen ook een
aan de beurt laten komen." 113
„Jokkebrok," zei Bep, „je had er geen *n
meer in
„En jij ook niet," riep Elsje weer op w
beurt.
„Stil, meisjes, stil. Ik geloof, dat jullie elkaar
niets behoeven te verwijten; want geen un
allen heeft er meer zin in. Nu kan ik Bob na
tuurlijk wel thuishouden, maar dan verveelt
hij zich of ik moet hem zelf brengen en daar
heb ik het te druk voor. Zeggen jullie nu zelf
maar, wat je wilt."
De meisjes zwegen verlegen. Wat moesten
ze nu zeggen. Ze waren boos op elkaar da'
niemand er meer zin in had en ze wilden'toch
niet een van de twee andere oplossingen aan
nemen.
Toen nam Ro het woord;
„Mam, we willen natuurlijk niet, dat Bob
van school gaat en nog minder, dat u hem
haalt. Zullen wij hem dan om de week afha
len. Ik de eerste week, dan Bep en dan Els'5'"
De andere meisjes knikten. „Ja, dat willen
we wel."
„Nu goed dan, als ik er maar op rekenen
kan, dat het dan goed zal gaan in het ver
volg en geen gekibbel er meer om".
„Nee, mam, dat beloven we".
En vanaf die eene ruzie hebben de „kin
deren van Noort nooit meer ruziek gehad
samen.
R, V. B.
Een kei. Te '-Heerenberg heeft men een
reuzenkei opgegraven, die helaas in tweeën
gebarsten was, doch het grootste stuk was
toch nog veel grooter dan de Amersfoortsche
kei.
EN VRIENDEN.
Wat heb ik dit keer weinig briefjes. Waar
blij ven mn vriendinnen en vrienden? Wie
niet trouw schrijven, kunnen ook niet aan de
komende pretjes deelnemen. Na de Paaschva-
cantie komen de raadsels weer om op te los
sen, enz.
'k Hoop volgende week meer brieven te ont
vangen.
de sneeuw. Dat doet goed, na de lange maan
den in de kleine sneeuwhui
„Gelukkig", denkt Nanoek, „nu gaan we
tenminste weer in de tenten wonen".
Hij kijkt eens rond. Aan den eenen kant een
uitgestrekte witte vlakte en aan den anderen
de zee, waarin de ijsschotsen drijven. „Wat is
dat daar? Daar verderop beweegt zich iets
op een van de ijsschotsen. Is het misschien
een vriendje van Nanoek, die daar met zijn
kano naar toe is gevaren?"
De kleine Eskimo-jongen tuurt en tuurt.
Nee, een mensch' is het niet. Maar wat dan
wel? Het lijken wel twee dingen te zijn.
Nanoek houdt zijn hand boven zijn oogen
om beter te kijken. Opeens weet hij het; het
zijn twee ijsbeertjes, jonge diertjes, die daar
op hun moeder wachten.
„Waren ze maar dichterbij," denkt Nanoek.
„dat ik ze eens streelen kon. Ze lijken me zoo
lekker zacht met hun dikke vachten. Zouden
ze ver van de kust zijn?"
Plotseling bekruipt, hem een razende lust
om te probeeren bij de beertjes te komen. De
ijsschotsen zijn talrijk en Nanoek heeft meer
dan eens van de een op de ander gesprongen
bij het krijgertje spelen met zijn vriendjes.
Iets denken en doen is bij Nanoek één. Hij is
al op een schots gesprongen en meet de af
stand naar de volgende. Hij treft het; want
de schotsen liggen tamelijk dicht bij elkaar.
Nog maar drie schotsen scheiden hem van
de beertjes. Die hebben hem zien komen en
draaien onrustig heen en weer. Ze weten niet,
of het gevaar is, dat nadert of niet.
Nu nog de laatste sprong; een groote. Op
't nippertje heeft Nanoek den sprong gehaald.
Hij loopt naar de beertjes, die zich angstig
tegen elkaar aandringen en streelt ze over
hun koppen met de angstige oogen. Een plot
seling zacht, maar toch duidelijk hoorbaar
grommen doet hem opzien. Ein wat hij dan
ontdekt, doet hem van schrik verstijven; want
daar springen van schots tot schots twee ijs
beren geen kleintjes, maar heele groote
waarschijnlijk de vader en moeder van deze
beertjes. Ze denken, dat er gevaar dreigt voor
de kleintjes en onder woedend gebrom sprin
gen ze naderbij. Nanoek begrijpt, dat, als ze
hem te pakken krijgen, het er leelijk voor hem
uitziet en met wanhopige sprongen begint hij
den tocht naar het vasteland. De beren zijn
nog maar twee schotsen achter hem, als hij
de kust bereikt en de weg naar het kamp in
slaat. Uitgeput valt hij daar neer; de beren
hebben hem zoo ver niet gevolgd.
En hij neemt zich voor de dieren in het ver
volg met rust te laten.
R. V. B.
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
BESTE VRIENDINNETJES
HET AVONTUUR VAN NANOEK.
Beste WILDZANG. In je album heb ik nog
niet geschreven. Er is momenteel voor mij
zeer veel te doen en zal je geduld moeten heb
ben tot de Paaschvacantie. Voor je wachten
krijg je een extra mooi plaatje in je album.
Wanneer het feestje plaats heeft, weet ik nog
niet, ik moet nog op een beslissing wachten.
Dag Wildzang.
Best MEIKEVERTJE. Vriend, ik hoop, dat
je over gaat, maar dat zal wel. Natuurlijk ben
ik erg benieuwd naar je rapport. Hoop jij mij
weer eens spoedig te zien? Dat kan heel goed.
Je brengt maar eens de emmers van de school
voeding terug en dan kijk je maar door het
raam van m'n klas. Dag Meikevertje.
Best CHAUFFEURTJE. Ik dank je voor
het poppenkastverhaal. 'k Geloof best dat
jullie het prachtig vonden en genoten hebt
Dag Chauffeurtje.
Lief LACHEBEKJE. Ik dank je voor je
felicitatie. Zooals altijd was het voor mij een
prettige dag met veel bloemen en cadeaux.
Je zult Donderdag wel vroeg naar bed zijn
gegaan om de schade van Woensdag in te ha
len. Zijn er aardige voordrachten gedaan?
Vertel je met er eens iets van? Dag Lache
hekje.
Lief MADELIEFJE. Zie je nu weet ik hoe
het hondje heet. Ik vind het heusch een mooie
naam. Hoe gaat het met Reiniertje? Gaat hij
al wat loopen? Dag Madeliefje
Lief FILMSTERRETJE. Ik dank je voor
Je felicitatie en hoop dat je nog lang m'n
vriendin zal blijven. Polly en Molly hadden
gezelschap aan elkander en vonden het na
tuurlijk ook heel prettig in de duinen, 'k Ben
inaar blij dat ik geen trekbel heb. Stel je voor
zeg, dat je bij mij ook dus zoo zacht belde.
Natuurlijk ben ik weer aan het plagen, maar
dat mag toch wel? Dag Filmsterretje.
Lief ROZA FLUWEELTJE. Hoeveel tek
sten heb je wel? Je doet zeker altijd goed je
best en krijgt als belooning de teksten. Je
moet maar flink oefenen, dan kan je spoedig
de kleppermarsch en bent dan veel knapper
dan ik. 'k Heb vaak getracht te klepperen,
maar het lukt mij nooit. Dag Kloppertje.
Lief VUURVLINDERTJE. Je vader, zus
ter, oom en tante en je zelf dank ik hartelijk
voor de felicitatie. Ja het was voor mij een
prettigen dag met heel veel bloemen en ca
deaux. 'k Word altijd heel erg verwend, wel
wat tè erg, hoewel ik de verwenning ook wel
waardeer. Hertha is dus eens op z'n eentje aan
het wandelen gegaan en kwam na midder
nacht thuis. Dat hij geen standje kreeg kan
ik me begrijpen, jullie waren veel te blij hem
weer terug te zien. Dag Vuurvlindertje.
Best GOUDBLONDJE. A.s. Week hoop ik
even gelegenheid te hebben naar de zaal te
gaan om de lads in orde te maken en de wol,
enz. te halen. Kom Donderdag of Vrijdag maar
even na schooltijd bij me aan de school. Gre
R. ken ik heel goed. Als rubriekertje ken ik
haar niet. Zij was vroeger op het club
werk van Öe speeltuin „Centrum" en een
nichtje van haar zit bij mij in de klas. Dag
Goudblondje.
Beste TOM MEX. Je hebt me niet ver
geten maar hebt het te druk gehad. Beste
vriend, heb je nu reeds met tijdgebrek te
kampen? Wat zal je geleerd worden zeg. Nu
zijn je ouders natuurlijk reeds thuis. Heb je
ze nog te Amsterdam afgehaald? Je schilde
rijtje kom je Maandag na schooltijd maar
even b!.j me op school halen. Dag Tom Mix.
L-ief KRULLENKOPJE. Je wilt zeker voor
je zus niet onder doen. Eerst je zus en nu jij
ziek. "k Hoop dat je weer gauw hersteld bent.
Je Grootouders zijn weer gearriveerd heb ik
vernomen. Wil jé hun m'n groeten doen en
dank zeggen voor de gezonden ansichtkaar
ten. Ik heb het steeds heel vriendelijk van ze
gevonden. Hoe gaat het mpt Bep? Eet ze flink
en past ze thuis en op school goed op? Dag
Krullen kopje, dag Bep.
Beste WANDELAAR. Gelukkig dat je
zus vooruit gaat. De ziekte is anders ernstig
genoeg en ik wensch haar en je ouders van
harte beterschap toe. Het verhaal vond ik heel
mooi. Je moet ook eens probeeren wat netter
te schrijven Liever een kort briefje maar
keurig schrift, dan een lang en slordig. Dus
een volgend briefje ziet er keuriger uit? Best
hoor. Dag Wandelaar.
De kinderen die mij 26 Maart een felicita
tie zonden, zeg ik daarvoor hartelijk dank.
Hoe ze mijn verjaardag zoo goed wisten is mij
echter een raadsel.
Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF.
WIE ZOEKT ER MEE?
Nanoek was een kleine Eskimo jongen. Hij
woonde met zijn ouders, zijn broers en zijn
zusjes in een ruime sneeuwhut aan de Noord
pool. Of Nanoek het daar niet koud had?
Nee, want ten eerste zijn de Eskimo's aan
grootere koude gewend dan wij en ten tweede
dragen ze heerlijke warme berenhuiden, zoo
dat ze er uit zien als beren op twee pooten.
Nanoek was een aardig jongetje; maar hij
had één fout en dat was. dat hij graag de
dieren plaagde. Je moet niet denken, dat hij
de dieren pijn deed of kwelde, nee, dat niet.
Maar hij kon ze niet met rust laten. Als de
trekhonden lagen te slapen, dan kwam Nanoek
streelde ze en was zoo onrustig, dat alle hon
den wakker werden. Met de rendieren ging
het al net zoo. Nanoek kon ze eenvoudig niet
met rust laten.
Tot hij een avontuur beleefde, dat hem
voorgoed van deze fout genas.
Het was in het voorjaar, het ijs en de
sneeuw begonnen to smelten; het donkere
jaargetijde was voorbij en het licht begon te
schijnen.
In Nanoek was de lust ontwaakt om na de
lange wintermaanden eens een tocht te gaan
maken in de omgeving van de sneeuwhut.
Kijk, daar in de verte zitten pinguins. Op
een holletje gaat Nanoek er op af. De pin
guins zijn niet bang. Ze blijven rustig zitten.
Maar als Nanoek begint hen te streelen en
tusschen hen door te rennen, worden ze on
rustig en op hun grappige manier schuifelen
ze telkens een eindje verder weg om tenslotte:
in het water te duiken, als het hen te erg
begint te vervelen.
Spijtig kijkt Nanoek hen na; hij had net
zoo graag met de aardige dieren willen spelen.
Maar er is niets aan te doen; de pinguins ko
men niet terug.
Nanoek wandelt verder langs het strand.
Verderop zit een tiental meeuwen. Op zijn
teenen sluipt Nanoek naderbij; want meeuwen
zijn veel schuwer dan pinguins; ze blijven
niet zitten bij de nadering van een mensch.
Daar kraakt de sneeuw en op vliegen de
meeuwen! Dat is de tweede teleurstelling; Na
noek heeft niet veel geluk op zijn wandeling.
Om zich een beetje schadeloos te stellen,
buitelt hij eenige malen over zijn hoofd door
MIES EN DE NIEUWE JUFFROUW
door W. B.Z.
De zwemmers vluchten allemaal verschrikt
naar hei strand.
Waarvoor zijn ze zoo bang?
Mies kon 't niet goed vinden met de nieuwe
Juffrouw. Dit kwam zoo: Mies was een kleine
wildzang, die nooit gevaar zag. Ze holde van
links naar rechts de straat over, alsof er geen
auto's en fietsen haar omver konoen rijden.
En de nieuwe Juffrouw, die nu door de ver
bouwing van de school in een oud gebouw met
de 1ste klassertjes was ingekwartierd, was
juist heel zorgzaam. Ze las alle avonden im
mers in de krant van kinderen, die een on
geluk hadden gekregen door het drukke ver
keer. Domme Miesje begreep nog niet, dat het
voor haar bestwil was, als de juffrouw haar
vasthield en zei: „Eerst uitkijken Mies en dan
oversteken".
Mies vond al die waarschuwingen flauw en
kinderachtig. Die juffrouw leek net zoo kin
derachtig en bang. Maar toen gebeurde er op
eens iets, waardoor Mies met heel andere oogen
de juffrouw bezag.
De hulpschool, waarin de eerste klas was
ondergebracht, lag aan een eenzamen weg.
Daarnaast stond het houten huis van een op
zichter. Hoe 't gekomen was, wist niemand
precies, maar een hoop krullen achter 't hou
ten huisje was in brand geraakt en de vlam
men waren overgeslagen naar 't opzichters
huis. Opeens knetterden de ruiten en toen de
juffrouw naar buiten keek, zag ze een groote
vuurzee, die dadelijk de school zou bereiken.,
„Kinderen, kleedt je vlug aan, dan zal ik
jullie buiten de school brengen," zei de juf
frouw. „Er is brand," vervolgde ze zoo rustig
mogelijk.
Mies keek door de ruiten. Ze begon te gil
len van angst, toen ze de naderende vlam
men zag.
„Juffrouw, juffrouw, ik durf niet verder,"
schreeuwde ze en omdat Mies gilde, begonnen
de kinderen, die achter haar liepen, ook te
jammeren.
„Doorloopen Mies, doorloopen!" riep de
Juffrouw. Mies moest wel gehoorzamen, 't Was
hoog tijd. want geen half uur later stond ook
de school in lichter laaie.
Toen Mies thuiskwam, bemerkte ze opeens,
dat ze haar manteltje vergeten had. Maar
moeder zei: „Beter je mantel verbrand
dan jij!"
Aan tafel moest vader natuurlijk ook alles
van den brand hooien, alleen vertelde Mies
niet, dat zij door haar angst haast een heele
verstopping veroorzaakt had.
„Waarom liep de juffrouw nu achteraan?"
vroeg Mies. En vader antwoordde: „Omdat
een goede kapitein in tijd van nood het laatst
het schip verlaat"
Toen er in den vooravond gebeld werd, deed
Mies open. Daar stond zoo waar de juffrouw
met Miesjes jekker over haar arm.
„Hier Mies, die redde ik nog voor je."
„Komt U binnen, juffrouw," riep moeder.
De juffrouw voldeed aan moeders verzoek
en vertelde, dat ze bij terugkeer niet meer
in 't lokaal kon komen, vanwege den rook.
„Gelukkig, dat ik de jas van Mies nog aan
den kapstok zag hangen."
„En uw eigen jas? Die hing toch in 't lo
kaal?" vroeg Mies. „Die heb ik moeten ach
terlaten," antwoordde de juffrouw, ,,'t Zou
erger zijn, als ik een kind had moeten achter
laten."
Toen de juffrouw weg was, zei Mies: „De
juffrouw is dapper hè, Moes. Ik dacht nog al,
dat ze niks durfde
Van dien tijd af, was Mies de beste maatjes
met de nieuwe juffrouw. Als vader ziet, hoe
goed Mies uitkijkt bij 't oversteken, zegt hij
lachend tegen moeder: waar die brand toch
al niet goed voor is geweest.
Lange reizen. Een Amerikaan heeft na
de Melbourne-race uitgerekend hoe lang het
zou duren om enkele planeten te bereiken in
dien men daar heen zou vliegen met een snel
heid van ruim 170 kilometer per uur. Hij kwam
tot de volgende uitkomsten. De maan zou men
bereiken in 1 maand en 26 dagen; Mars in
31 jaar, Venus in 22 jaar en 8 maanden; Ju
piter in 376 jaar en 2 1/2 maand en Saturnus
in 570 jaar en 9 maanden.
Een langdurig en kostbaar werk. De
pyramide bij Gizeh, die koning Koefoe voor
zich liet oprichten verschafte gedurende
twintig jaren aan 100.000 man werk.
Met zijn vieren waren ze, de kinderen van
Noort: Bobbie van vier jaar, Elske van zes,
Beppie van acht en Rootje van negen jaar.
Het was een vroolijk stelletje, dat klaver
blad. Altijd kon je ze samen vinden en kib
belen was iets, dat bij „de kinderen van Noort"
haast niet voorkwam.
Maar toch hadden ze een keer eens erge
ruzie gehad. Dat was toen Bobbie naar school
ging. Jullie begrijpen wel, dat Bobbie de lie
veling was van de zusjes. De drie meisje wa
ren alle drie op de groote school en omdat
moeder het zoo ongezellig vond, dat de kleine
peuter nu den heelen dag alleen was, had ze
besloten hem naar een kleuterschooltje te
sturen. Hij mocht natuurlijk niet alleen er
naar toe en de zusjes zouden hem moeten
brengen. Ze waren op dezelfde school, maar
zaten natuurlijk niet in dezelfde klas en het
spreekt vanzelf, dat ze allemaal een vriendin
netje in hun eigen klas hadden, met wie ze
naar school en naar huis gingen.
Het eerste was Rootje bij moeder gekomen.
„Mama, vindt U het goed, dat Cora en ik
Bobbie 's morgens wegbrengen? Ik ben toch
de oudste en Cora vindt Bob ook zoo lief.
Mag ik, mama?"
„Ik zal er eens over denken, Ro" zei moeder,
„want Bep en Elske willen hun broertje na
tuurlijk ook graag brengen."
Het was zooals moeder gedacht had; bijna
tegelijk kwamen Bep en Els bij haar in de
keuken 's middags.
„Mama," zei Els.
„Moeke", zei Beppie.
„Ik wou u iets vragen.
„Ik wilde vragen, of
„Als jullie door elkaar praten, kan ik er
niets van verstaan. Eerst Bep, dat is de
oudstel'
„Moeke, mogen Tina en ik Bobbie naai
school brengen en uit school halen? Dat zou
den we zoo graag willen."
„Dat wilde ik u ook vragen, mama. Riek
van den Burgh en ik kunnen het toch ook
best samen d&en," viel Elsje in de rede.
„Dat wordt een moeilijke taak voor me,
meisjes," zei moeder; „want Rootje heeft het
me ook al gevraagd. En wie moet ik het nu
toestaan? Ik zou zeggen, aan Rootje; want
die heeft het me het eerst gevraagd en zij is
ook de verstandigste."
De twee anderen trokken een pruillipje,
maar ze zeiden niets; want aan moeders een
maal gesproken woorden viel niets meer te
veranderen. Zoo mocht Rootje met haar
vriendin Bobbie iederen dag wegbrengen en
halen. Maar met hoeveel enthousiasme ze ook
begonnen, na een week of wat begon het haar
te vervelen. Ze kon nooit meer na schooltijd
even blijven spelen; want dan stond Bobbie
te wachten. En ze vroeg aan moeder, of Bep
broertje nu niet eens mocht brengen. Bep was
dolblij, wat weer voor Elsje aanleid:ng was
leelijk te kijken.
Ook met Beppie ging het als met Rootje;
na een poosje verveelde het haar en was het
Ons voorbeeld stelt voor een met hoornen,
struiken en bloemen begroeide berghelling.
Jullie ziet weer, dat alles met enkele lijnen
geteekend is; nergens vervallen we in weer
gave van het detail. De kunst is nu juist met
deze enkele lijnen zoo te teekenen, dat je on
middellijk herkennen kunt, wat er voorge
steld wordt.
Het gras wordt geteekend met- schuin-ver-
ticale lijnen; de bloemen zijn cirkeltjes.
Een paar wolken in het luchtruim en je hebt
een alleraardigst landschap. Wil je dit land
schap nu nog levendiger maken, dan kleur je
alles heel licht met kleurkrijt of kleurpotlood.
Je hoeft niet de geheele vlakken op te vullen;
je kunt den omtrek ook kleuren; dat maakt
ook een leuk effect. Dus je gaat met groen
kleurkrijt langs den binnenomtrek van den
boom; met wit langs de wolken, enz.
Jongelui, veel plezier!
TANTE TINE.
STOUTE ZUS.
Kleine zus was ens aan 't snoepen
uit de jampot van haar moe.
En zooals jullie wel weten,
staat een moeder dat niet toe.
Maar zus deed dat, toen z' alleen was
en haar moedertje niet thuis.
Je begrijpt, dat z' in haar schik was
zoo alleen de baas in huis.
En ze snoepte groote happen
en ze likte en ze at
tot haar jurkje en haar handen
en haar heele toet vol zat.
DE KINDEREN VAN NOORT.