EEN VROOLIJKE HANSWORST ZATERDAG 6 APRIL 1935
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDEN.
Beste ANNO. Je hebt een tamelijk goed
rapport. Mej. Van A. ken ik niet. Zit je nu
niet meer bij Mej. W. in de klas? Ik feliciteer
je met je overgang. Kom je me nog eens op
zoeken? Best hoor. Dag Anno.
Lief JULIAANTJE. Je hebt een goeden
verjaardag gehad zeg. Herman is heel erg
knap geweest. Is hij weer uit het ziekenhuis?
Je speelt zeker heel vaak met je winkeltje en
je serviesje? Dag Juliaantje.
Best MANESCHIJNTJE. Ik ken jullie alle
vijf. Neeltje heeft bij me in de klas gezeten.
Prettig dat je vader weer werk heeft. Jammer
dat het zoo koud is. het is nu niet zoo prettig
om in den speeltuin te spelen. Een beetje
zacht, zonnig weer komt daar ook wel van pas.
Dag Maneschijntje.
Beste ZILVERVOS. Je behoeft geen snip
pertjes te knippen hoor. Ja zeker, je kunt
iederen dag buiten spelen als het weer mooi
is. Maar des ondanks, ik blijf er bij dat club
werk 's winters gegeven moet worden en dat
jullie 's zomers in de open lucht moet ravot
ten. In Oct. mag je weer 's Woensdagsmiddags
komen. Dag Zilvervos-
Beste ZUS. Als je zoo goed opstellen kunt
maken, wil je er zeker wel eens één voor mij
maken. Maar je krijgt van mij geen prijsje
zooals van je meester. Hoe maakt Herman het?
Kan hij weer gewoon loopen? Dag Zus.
Beste PIETJE PELL-E. Van je briefje kan
ik haast niets lezen. Je hebt dit keer zoo dun
en eigenaardig geschreven, dat het mij onmo
gelijk is je schrift te ontcijferen. Een volgend
keer hoop ik dat ik je op je briefje kan ant
woorden. Dag Pietje Pelle.
Lief ZONNESTRAALTJE. Meid wat zal
je gelukkig zijn. Kon je je oogen wel gelooven
en meende je niet te droomen toen je het
nieuws vernam? Je behoeft je nu nooit meer
te vervelen. Zoo'n kleine wereldburger geeft
werk te over en bij mooi weer kan je er fijn
mede rijden. Dag Zonnestraaltje.
Beste JENNIE. Je kaart heb ik ontvan
gen en zeg je er hartelijk dank voor. Ja hoor.
het was voor mij een heel prettigen dag. Het
was jammer dat je nichtje C. juist ziek was.
Lachebekje houdt van lachen en doet haar
naam alle eer aan. Dag Jennie.
Beste DEUGNIET. Ja hoor, ik heb een
prettigen verjaardag gehad. Zoo verlang je
zoo naar mooier weer? Ik ook hoor. Het. is
maar zoo koud en guur. Wat zal je geleerd
worden zeg. Nu maar goed je best gedaan.
Dag Deugniet.
Beste VERKENNER. Gefeliciteerd met je
overgang. Wat fijn zeg, al die nieuwe leer
vakken. Waar woon je nu? Prettig dat het
nieuwe huis je best bevalt. Dag Verkenner.
Lief REPELSTEELTJE. Ik dank je voor
je felicitatie. Je vraagt of de speeltuin nog
open gaat. Ik denk van wel. Het weer moet
echter eerst wat beter worden en dan moeten
de menschen, wier kinderen in den tuin ko
men, zich opnieuw als lid opgeven. Maar de
zaak komt wel in orde. Dag Repelsteeltje.
Best KABOUTERTJE. Je hebt zeker bij
het huis, waarin je nu woont een tuintje. Pret
tig dat je vrienden vlak bij je wonen. Zijn ze
ook mede geweest naar de lichtbeelden? Be
terschap met je kiespijn. Dag Kaboutertje.
Lief SNEEUWWITJE. Zoo kindlief, heb
je het zoo druk? Ik zal je in de verjaardagen
rubriek plaatsen. Je verlangt nu wel om van
school af te kamen, maar als je er eenmaal af
bent, zal je nog wel eens naar je schooltijd
terug verlangen. Dag Sneeuwwitje.
Best BOSCHVIOOLTJE. Je kunt ook al
les niet weten best meisje. Stel je voor zeg.
Wat zou Je dan een zorgen hebben. Ben je
overgegaan? In welke klas zit je nu? Dag
Boschviooltje.
Lief KRULLENKOPJE. Prettig dat je weer
beter bent en dus weer naar school mag. Hoe
heet je meester waar je nu bij zit? Echte Ame-
rikaansche sinaasappelen heb ik ook eens ca
deau gekregen van een leerlingetje, wiens va
der naar Amerika was geweest. Ik vond ze
heel lekker. Hoe maakt Bep het? De groeten
aan je ouders en grootouders. Dag Krullen-
kopje.
Best VUURVLINDERTJE. Jij vindt het
dus fijn, dat ze mij een beetje erg verwend
hebben. Dat vind ik heel lief van Je De drie
gezusters waren dus degelijk gekapt en kon
den elkanders coiffure bewonderen. Is Alie
je vriendinnetje? Dag Vuurvlindertje.
Lief FILMSTERRETJE. Ik verlang ook
heel erg naar den zomer. De regen en de koude
gaat ook mij vervelen. We zullen maar moed
houden, eens zal het weer wel veranderen. Je
vader's werk hebik niet gezien, maar ik kan
begrijpen, dat het heel mooi is geweest. Ik
denk dat Bert wel naar huis zal verlangen en
jullie naar hem. Dag Filmsterretje.
DE SCHRIK VAN HET BOSCH.
Lief SPARRETJE. Ik dank je heel har
telijk voor je felicitatie en je mooie kaart en
ik heb het zeer attent van je gevonden. Hoe
gaat het met je vader? Ik zou wel eens even
aanwippen, maar weet niet of het gelegen
komt. Is Doortje alweer beter? Het is anders
precies weer om ziek te worden, koud, storm
achtig, enz. Krijg ik nu weer geregeld een
briefje van je? Dag Sparretje.
Beste ROBBEDOES. Zeg baas, heb je
reeds prettig met de knikkers gespeeld? De
juffrouw op school vond ze zeker heel erg
mooi? Grappig zoo'n beetje jarig te zijn als
je broer echt jarig is. De groeten aan je moe
der en Klaas. Dag Robbedoes.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Zeg meisje,
hoe gaat het je? 'k Verlang erg naar een ge
regeld briefje van je. Dag Boodschapstertje.
Best MEIDOORNTJE. Dat zal prettig
zijn, weer aan een uitvoering te mogen deel
nemen. Dat jullie misschien naar de Flora
zulier. gaan, wist ik reeds. Het is er heel erg
mooi, vooral als de zon schijnt. Komt je
tante dicht bij ie te wonen? Prettig, dat je
tante heel blij was met je stofdoekzak. Dag
Meidoorntje.
VERJAARDAGENRUBRIEK.
Schuilnaam: Sneeuwwitje Naam: Marie
Post. Adres: Torricellistraat 14. Jarig: 9 April.
Veel grof ten van
MEJ. E. VULBRIEF.
Heel ver hier vandaan, in het werelddeel
Afrika, wonen de kaffers. Ze wonen niet in
gewone huizen, zooals jullie en ik; maar in
ronde bijeenkorfachtige hutten. Een heeleboel
van die hutten bij elkaar worden omringd
door een heining en het geheel noemt men
een kraal. De heining er om heen dient, om
de bewoners en het vee te beschutten tegen
de nachtelijke aanvallen van wilde dieren.
Ik zal jullie nu een verhaal vertellen van
de bewoners van zoo'n kraal, dat een jager,
die in Afrika geweest is om op groot wild te
jagen, mij deed.
Hij had gehoord, dat een kraal in de buurt,
waar hij zijn kamp opgeslagen had. erg te lij
den had van een oude, kwaadaardige neus
hoorn, die in de bosschen rondzwierf. En daar
hij ook wist, dat de kraal een arme bevolking
telde met weinig stuks vee, besloot hij er
heen te gaan en d-e neushoorn te dooden.
Hij begaf zich op weg; want de kraal was
hoewel in de buurt toch -nog een dag
reis verwijderd. Toen hij daar den volgenden
ochtend aankwam, was de kraal bijna geheel
leeg. Alleen de vrouwen en de kinderen wa
ren er; het opperhoofd en alle strijdbare
mannen waren weg; alleen een paar grijs
aards zaten voor hun hut.
De blanke verwonderde zich over de afwe
zigheid van de mannen en hij ondervroeg een
der vrouwen in het kafferdialect.
Toen kwam hij te weten, dat den vorigen
avond het opperhoofd alle krijgers opgeroe
pen had; er was gedanst en gezongen, want
men wilde de oucle neushoorn dooden.
Eenige uren voor de blanke gekomen was,
waren de krijgers onder tromgeroffel wegge
trokken naar het woud, waar de kwaadaardige
neushoorn leefde.
Toen de blanke man dit vernomen had.
bleef hij even nadenken. Hij wist, dat de stam
arm was en niet in het bezit van vuurwape
nen en ook, dat ze niet erg moedig waren. Dus
besloot hij eveneens het woud in te trekken,
om indien het noodig was, de kaffers te hel
pen.
De vrouwen duidden hem de richting uit,
waarheen de krijgers getrokken waren, en
de Europeaan begaf zich op weg. Hij was on
geveer twee uren onderweg, toen hij meende
in de verte de kreten der negers te hooren. Ze
zongen een eentonige wijs en zijn geoefend
oor meende daarin een krijgszang te onder
scheiden.
Hij ging verder. Daar zag hij de laatste ne
gers al; ze liepen achter elkaar; schilden en
speren hielden ze vooruit gestoken. Ze moes
ten nu wel dicht in de buurt van de neushoorn
zijn; hun blikken spiedden naar alle kanten
Plotseling klonk er een verschrikkelijke
kreet., op dat oogenblik keerden alle negers
zich om en begonnen te rennen, zoo hard ze
maar konden. De jager verschool zich snel
achter 'n dikken boom. Dwaas van angst vlo
gen de negers langs hem heen; achteraan
holde het dikke opperhoofd. Toen zag de
blanke de oorzaak van hun angst. Met groote
sprongen volgde hen de oude neushoorn,
snuivend en briescb^nd van woede. Hij was
vlak achter het dikke opperhoofd. Toen legde
de blanke aan, mikte en trok afHet reus
achtige dier deed nog een paar stappen en viel
dood neer.
De zwarten waren, hem zeer dankbaar. Toen
de blanke jager eenige dagreizen verder was,
hoorde hij dat de stam er zich op beroemde
de kwaadaardige neushoorn gedood te
hebben!
R. VAN B.
Kleine broer of zus of misschien een kleine
nicht of neef zullen zeker plezier hebben in
de vroolijke hansworst, die jullie op een van
onze teekeningen ziet. Beschilderd met vroo
lijke klem-en en met belletjes aan zijn muts
doet hij alles, om iedereen in een goede stem
ming te brengen.
Het vervaardigen van dezen hansworst is
heelemaal niet moeilijk en je hebt er ook niet
veel voor noodig. Als materiaal kun je zoowel
dun triplex, als stevig carton nemen. Ik zou
jullie triplex aanraden; want carton gaat toch
altijd gauw stuk kleine kinderen gaan niet
zoo erg zachtzinnig met hun speelgoed om
en dan zou al je werk en moeite voor niets
zijn geweest. Op het triplex teeken je eerst
de verschillende deelen, waar de pop uit be
staat; dat zijn ae romp, de armen en de bee-
nen. Vervolgens zaag je vier smalle reepjes
hout; je kunt op de afbeelding zien, wat de
bedoeling is. Op de plaatsen, met E aange
geven, bevestig je de reepjes aan de romp;
maar zoo. dat de ledematen gemakkelijk kun
nen draaien Bij D heb je een gaatje geboord.
EIGENWIJZE PETER.
Peter van Haals was bekend om zijn eigen
wijsheid. Als vader of moeder iets tegen hem
zeiden, wist hij het altijd beter.
„Peter, je moet recht oversteken en niet
schuin, dat is veel gevaarlijker," zei zijn va
der tegen hem.
„Ach wat," zei Peter. „Ik kijk wel goed uit,
dat ik geen ongeluk krijg."
Peter, je moet niet gaan zwemmen met
een volle maag," vermaande zijn moeder hem.
„Dat hindert mij nietsI" was het eigen
wijze antwoord van den jongen.
Vader en moeder werden er vaak wanho
pig onder; maar Peter was onverbeterlijk.
Moeder was jarig geweest en had gekregen
wat ze erg graag wilde hebben: een antieke
kop. Ze was er erg blij mee en het beeld kreeg
•een plaats boven op een kast, zoodat men er
het volle gezicht op had.
Peter vond het beeld ook prachtig en stond
er vaak naar te kijken
Moeder zei niets, maar ze was bang, dat
Peter vandaag of morgen weer eens in een
eigenwijze bui het beeld van de kast zou halen
om het te bekijken of zoo en het dan op den
grond zou laten vallen. Ook daarom had ze het
beeld zoo hoog gezet.
Maar Peter scheen een weinig verstandig
geworden te zijn, tenminste hij probeerde niet
het beeld van de kast te nemen.
„Moeder," zei Peter op een dag. „Waar is
toch dat speelgoedhaasje gebleven, dat ik ge
had heb? Dat kan ik nergens meer vinden."
„Gunst kind; ik weet het niet," antwoordde
moeder. „Dat zul je heusch zelf wel opgebor
gen hebben. Kijk je speelgoedkast nog eens
goed na!"
Peter haalde zijn heele kast onderste boven:
maar hij kon het haasje niet vinden.
..Nee mams: daar is het niet. Toch weet ik
zeker, dat het hier ergens moet zijn. Nog niet
lang geleden heb ik het nog gehad!"
Moeder haalt haar schouders op: „Ja jon
gen, dat weet ik niet. Dan moet je zelf maar
.er op letten, waar je de boel opbergt!"
„Ik zal hier eens rond kijken. Ik denk, dat
ik het ergens in de kamer heb laten liggen
En Peter gaat aan het snuffelen. Eerst op
den grond; maar daar ligt het niet; niet on
der de divan, niet onder de piano, nergens.
Dan maar eens een beetje hooger zoeken. Maar
ook daar kan Peter het gezochte voorwerp
niet vinden.
„Zou het ook op de kast liggen, moeder?"
vraagt Peter en wijst naar de kast, waar het
beeld op staat.
„Nee." zest moeder angstig, „daar is het
zeker niet. Ga er maar niet kijken. Peter:
want dan zal ik wel vragen of Marie morgen
even kijkt. De kamer moet dan gedaan wor
den en dan staat het trapje toch in de ka
mer!"
„Maar moeder," protesteert Peter, „Ik kan
toch wel op de kast kijken zonder dat ik er
iets afgooi."
„Peter, ik verbied het je. Morgen zal ik Ma
rie voor je laten zoeken en jij mag het niet
doen."
Peter zegt niets; maar hij neemt zich voor,
zoodra hij de kans krijgt, tóch te kijken. Die
kans krijgt hij, als moeder even later naar
de keuken gaat. om daar te koken.
Nu gauw op de kast kijken; maar hoe komt
Petertje daar bij? De kast is hoog en Peter
is klein.
Een stoel er voor; nu komt hij al een heel
eind; maar hij kan toch nog niet op de kast
kijken. Dat hindert niet; Peter springt van de
stoel, pakt een bankje en zet dat er boven op
Nu klimt hij er nogmaals op en nu kan hij
wel op de kast kijken.
„Ja werkelijk, daar staat het haasje!"
Peters arm is te kort; hij kan er niet bij
komen. Even kijkt hij om zich heen: moeder
hoort hij nog druk bezig in de keuken, hij
heeft dus nog even den tijd.
Met zijn beide handjes grijpt hij de kast
vast en trekt zich op. Dan slaat hij zijn been
om den rand en zit boven op de kast. Zoo nu
kan hij de haas tenminste pakken.
„Wie zou hem hier gezet hebben?" Tijd om
hier verder over na te denken heeft hij niet;
want daar hoort hij moeder komen. Er zoo
vlug mogelijk afkomen is zijn eerste zorg.
Maar in zijn haast stoot hij tegen het beeld,
dat naar beneden tuimelt en in gruizels op
den grond blijft liggen.
Moeder, die juist binnenkomt, blijft ver
stijfd van schrik staan. Daar ligt het ver-i
jaringsgeschenk. waar ze zoo trotsch op was!
Stilletjes klimt Peter naar beneden. Al?
hij moeders verdrietige gezicht ziet, begrijpt
hij wat hij haar aangedaan heeft. Niet alleen
dat hij het beeld gebroken heeft; maar hij
heeft haar ook niet gehoorzaamd.
Als vader echter thuiskomt, krijgt Peter
nog een flinke straf; en die straf met de we
tenschap. dat hij moeder een heel groot ver
driet had gedaan, waren voldoende om Peter
voorgoed van zijn eigenwijsheid te genezen.
ETTA.
Dit is voor het bevestigen van het touw. De
teekening laat duidelijk zien, hoe dat gebeu
ren moet Je boort vervolgens een gaatje in
de drie punten van de muts. In den winkel
koop je dan drie belletjes en met een draadje
of nog' beter een ijzerdraadje, bevestig je
deze aan de mutspunten,
Dan komt het kleuren; een hansworst is
een vroolijke klant en hij houdt van vroolijke
kleuren. Zijn muts wordt vuurrood en vuur
rood worden ook zijn schoentjes. Blauw wordt
het costuum en geel de mouwen, die te voor
schijn komen. Zijn gezicht kleur je heel licht
rose, evenals de beenen en handen. Tenslotte
teeken je de gelaatsuitdrukking en maakt de
knoopen rood.
Als er nu aan het touwtje getrokken wordt,
zoodat de ledematen bewegen, zullen de bel
letjes rinkelen en de kleine voor wie het ca
deau bestemd is, schatert van de pret.
Nu is er nog een ding, waar ik jullie op wij
zen moet en wel, dat je de uitgezaagde kantjes
met een vijl goed glad maakt, zoodat de kin
deren er zich niet aan bezeeren kunnen en
geen splinters in hun handjes krijgen.
OOM KEES.
GRAPJES
Oppasser in het museum: „Het spijt me,
mijnheer, ik kan u niet rondleiden, want hier
mag niet gerookt worden."
Bezoeker: „Maar ik rook toch niet!"
Oppasser: „U niet, maar ik wel."
Guusje vraagt aan tafel: „Mamma, hoe heet
worst eigenlijk als ze nog leeft?"
Onderwijzer: Wat kunnen vogels, wat wij
niet kunnen?
Jantje: Een bad nemen in een schoteltje,
meneer.
WIE ZOEKT ER MEE?
VAN JANNEMAN
door W. B.-Z.
Jan is ziek,
Hij heeft de griep
Hij moet al maar hoesten.
Snuiten, niezen, proesten.
De dokter zegt: Drink ieder uur
Van je drank, die is niet zuur.
Maar die smaakt naar zoute drop.
Blijf in bed en kom niet op.
Jan was ziek,
Hij had de griep.
Nu is hij genezen,
Mag weer, schrijven, lezen,
De dokter zegt: Nog niet naar school,
Maak nu thuis maar pret en jool.
Hij werkt nu fijn aan de Rubriek
En hij zegt: 'k word nooit meer ziek.
ROEIEN.
Roeien is een der beste voorbeelden van
sport, die je zonder wedstrijden beoefenen
kunt. Bestaat er wel een prettiger ontspan
ning dan 'n watertochtje, een betere lichaams
beweging? Jullie kent uit de geschiedenis wel
de tijd der galeislaven: gevangenen, die met
kettingen aan hun banken gebonden, gedwon
gen werden de galeien met groote zware roei
spanen voort te bewegen, Dat was lang geen
prettig baantje, afgezien nog van de kwis
tig uitgedeelde zweepslagen, want de galeien
waren oorlogsschepen en wanneer zulk een
boot tot zinken gebracht werd dan hadden
de slaven in het geheel geen kans te ontsnap
pen daar zij vastgebonden aan hun zitplaat
sen mee in de diepte gesleurd werden. Eeuwen
lang werd deze barbaarsche instelling ge
handhaafd.
Als wedstrijdsport is het roeien ook allang
de kinderschoenen ontgroeid, want heel oude
Grieksche schrijvers, Homerus bijvoorbeeld,
vertellen reeds van roeiwedstrijden. Maar dan
wordt het roeien eeuwenlang niet meer als
ontspanning gebruikt, het zwoegen der galei
slaven kan men daar zeker niet toe rekenen,
totdat aan het einde van de achttiende eeuw
deze sport weer in de mode komt, vooral m
Engeland. Van hieruit verspreidt de sport zich
over Europa. In ons land dateert deze sport
van 1846. Wereldberoemd zijn roeiwedstrijden
tusschen de twee Engelsche universiteiten
Oxford en Cambridge, die elkaar nu reeos
ruim honderd jaar bestrijden. Het is een eve
nement op roeigebied, dat wij in ons land niet
in die mate kennen. De wedstrijd gaat tus
schen „achten". De strijd om de Diamona-
Sculls is een ander wereldvermaarde wed
strijd. Hier gaat de strijd niet tusschen twee
Engelsche universiteiten, maar tusschen oe
beste skif-roeiers ter wereld. Jullie weten waar
schijnlijk wel dat een skif een race-roeiboot b
voor één roeier. Een groote moeilijkheid b
hierbij altijd het goede sturen, op dat onder
deel falen heel wat roeiers bij wedstrijden.
Eenige jaren geleden won de Nederlander,
Bertus Gunter uit Amsterdam, dezen wedstrij
De wedstrijden gaan tusschen s&f\du;u!ó
skifs, vieren en achten. Bij de eerste twe.
soorten heeft men nooit een stuurman, bij
laatste twee echter wel. Soms worden oo
wedstrijden gehouden met vier zonder stuur
man en twee met stuurman. Terwijl bij de ski
nummers iedere roeier twee riemen bedien
„Dat is sterk; ik meende toch stellig twee
konijnen gezien te hebben."
trekt bij vieren en achten de roeier
slechts
Uitivu U1J V1C1C1I CU aonuvu ux,
aan een riem. Bij het wedstrijdroeien moei
steeds op aelet worden, dat de riem niet
diep in het water gestoken wordt, want aaa
door wordt de vaart geremd. In roeiersterm
heet dat: een snoek vangen. Wedstrijdiwieu
is geweldig vermoeiend. Het is niet
dat na een race de roeiers uitgeput over n
riemen in elkaar zakken. Wanneer men
deze wedstrijdsport wil doen. is het wel
te raden zich door °en arts van te
grondig te laten onderzoeken.