EEN LIEFDE IN CHINA Op h«t peristyle van den Stadsschouwburg te Amsterdam werd Dinsdagmorgen in verband met den verjaardag van H K H Prinses Juliana een uitvoering van koraalmuziek gegeven Te Warnsveld Is Dinsdag het huwelijk vol trokken tusschen me| Bauduin, dochter van vice admiraal b.d. Bauduin, chef van het militaire huis van H. M, de Koningin, en ir. Sprenger van Eylt Londen is gereed voor de jubileumfeesten van den Engelschen Koning. De groote straten zijn smaakvol versierd en geven de stad een bijzonder feestelijk cachet FEUILLETON. (Jit het Engelsch door BEN BOLT. 35) „Ja". Er was een opgewekte klank in zijn stem. „Het lijkt een heel goed pad en loopt juist in de richting, die we moeten hebben. Klim in den stoel. Kathleen. We zullen ons plan wijzigen en het in alle gevalle een eind afloopen". Hei meisje zette zich weer in den draag stoel en met den dokter vooraan volgden zij het pad, dat nu en dan door het hemel vuur opnieuw verlicht werd. Zij trokken behoedzaam voort tot waar de weg overging in een reeks goed uitgehouwen treden en toen zij op den top een klein terras bereikt hadden, zag de dokter iets dat hij voor een onoverkomelijken rotsmuur hield. Verbijsterd stond hij stil, wachtend op de volgende blik semstraal om te kunnen onderscheiden wat het was. Hij zag een geopende poort, kwam weer in beweging en ontdekte dat de rots gespleten was door een korte tunnel. Hij ging deze door en belandde opeens op een ruim plateau, aan het einde daarvan lichtjes blonken in de duisternis De draagstoel werd vlak bij de tunnel neer gezet en de dokter wendde zich tot den Chinees. „Wat is dat. Ching?" „Ik weet het nietmisschien de her berg aan het eindp der wereïd!" Forsyth staarde wantrouwend naar de lichten en terwijl hij zich afvroeg of het niet roekeloos zou zijn er op af te gaan begon de regen in machtige stroomen neer te vallen en dreef hen terug naar den tunnel om beschutting te zoeken. Doornat en verkleumd door den wind,, die door de tunnel blies, stonden ze bijeen toen zich in het geluid van den vallenden regen de klanken eener voor Westersche ooren weinig harmonische muziek mengde het opwindend geklop van een houten gong of een Thibetaanschen trommel. Luttele se conden later hoorden zij menschelijke stem men, die een gezang aanhieven en plotse ling vond Ching de verklaring, „Een klooster", riep hij uit. „Een klooster, ja natuurlijk", herhaalde de dokter en toen het weerlicht den hemel wederom met blauwen glans verlichtte, zag hij de gebouwen, die als uit de rots gehouwen leken, met een massieve poort recht tegen over den tunnel. Daarop was er weer diepe duisternis, het was of de rollende donder den tunnel heen en weer schudde en het langzaam wegster vende geluid plantte zich, telkens weer kaatsend, langs de heuvelwanden voort. „Wel", meende Forsyth, toen de trommel en de stemmen weer door het gutsen van den regen heen verneembaar werden, ,.de plaats zal ons in elk geval een asyl bieden. Geen goed Boeddhist zou in dit weer zelfs een hond onderdak weigeren. Vooruit Ching. laten we zien of we een van die brave broeders kunnen vinden". Met Kathleen nog in den stoel, liepen ze door den stroomenden regen het plein over naar de deur van een der gebouwen, die op een kier stond; door de spleet viel een zwak schijnsel, terwijl het geluid van trom en zang nu veel duidelijker was. „Schijnt een of andere bijzodere dienst aan den gang te zijn", zei hij tegen Ching, toen hij op de deur hamerde. .Groot lawaai van muziek", antwoordde 3e Chinees; „dat beteekent groote ceremo nie. U hoeft niet zoo op <1ïe deur te trom melen ze hooren niet en die niet hoort die niet komt" „Dan zit er niet anders op dan maar naar binnen te wandelen; we moeten hoe dan ook beschutting hebben. Kom, Kathleen". Het meisje verliet den draagstoel; ze lieten dit vervoermiddel in den regen staan en gingen door de open deur het gebouw bin nen, dat zonder eenigen twijfel de kapel van het klooster was. De atmosfeer was geladen met opwinding, dat merkten ze onmiddellijk. Het geroffel van trommels of gongs en de dreunende, monotone zang van vele stemmen vervulden den kapel met een aanzwellend geluid, dat den hoorder een ondefinieerbare, naargees tige gewaarwording gaf. Bij het licht dei- hanglampen zagen de vluchtelingen een heidensch altaar, waarvoor in een hoogen stoel een oude man zat, gekleed in een room kleurig gewaad, met een opperkleed van rood satijn en met een diepzwarte muts op. In de eene hand hield hij een gouden scepter, terwijl rechts en links van hem zich respec. tievelijk een groot wierookvat en een in roode zijde gedrappeerde geeselroede bevon den. „De abt", fluisterde Forsyth tegen Kathleen „en iemand met een goedig gezicht, We zul len hier veilig zijn, zou ik zoo zeggen". Terwijl hij sprak, keek de abt de kapel door naar de onbekende bezoekers, die hij waar schijnlijk al har opgemerkt sinds het oogen- blik van hun binnentreden; toen keek hij opzettelijk een anderen kant op, als wenschte hij de aanwezigheid van de vreemdelingen te negeeren en vestigde zijn oogen op den vloer van den tempel, zooals hij tevoren go- daan had. Hier, op lange stukken grof tapijt, lagen twaalf mannen en drie vrouwen ge knield. Boven ieder van hen stond een priester, met beide handen het hoofd van den boeteling of boetelinge vasthoudend en tegenover elk een andere priester, die bezig was met een kleverige substantie, kegeltjes van salpeter en verkoold sandelhout te plak ken op zwarte cirkeltjes, welke geteekend waren qd het hoc&i van de knielende ae- stalte vóór hem. Een derde priester stak de kegeltjes in brand en keek toe terwijl zij sisten en spetterden op de kaalgeschoren schedels. „O", fluisterde Kathleen angstig, „wat is dat een marteling?' „Neen", antwoordde Forsyth, „dat is een Boeddhistisch voorschrift. Die mannen en vrouwen, wier hoofd wordt afgebrand, zul len voortaan monnikken en nonnen zijn". Kathleen keek er naar met een gevoel van afschuw. Vlak bij haar was een jong meisje, dat deze vuurproef van heiligheid onderging. Haar gezicht was onbewogen en omhoog gericht, maar toen de kegel afbrandde en Kathleen de lucht van brandend vleesch rook. zag zij hoe het meisje zich eerst op de lippen beet, toen plotseling ineenkromp en het uitschreeuwde, ofschoon door het lawaai van de ontzenuwende muziek, de schreeuw niet te hooren was. Kathleen sloot sidderend de oogen en hield ze gesloten tot Forsyth haar aanstootte. De nieuw-gewijde priesters en priesteres sen verdwenen nu na hun vurige sonse- cratie de een na de ander, door een onzichtbaren doorgang naast het altaar, maar de opwindende muziek werd voortge zet en op de tonen ervan ving een wonder, lijke priestermarsch met een uiterst gecom pliceerd rituaal aan. Kathleen staarde er ge fascineerd naar, maar Forsyth schonk er nauwelijks aandacht aan. Zijn belangstel ling werd in beslag genomen door den hoog- tronenden abt, die meer dan eens door zijn hoornen bril naar hen gekeken had. Hun lot hing voor een groot deel af van de ge dragingen van dezen man in de volgende minuten. De muziek rumoerde nog voort, toen de abt oprees en met wankele passen het altaar en de kapel verliet. Achter hem volgden de priester en toen het gedreun van trommels en cymbalen eindigde in een abrupte dissonant, dia har» deed onschrikkem zajnm de vluchte lingen een lange monnik op zich afstap pen. Nu zullen we zien of het goede mannen- zijn", meende Ching. „Forsyth wachtte in spanning, maar zijn gezicht was zoo onaandoenlijk als dat van Boeddha zelf. XXI. De Abt. De monnik begroette hen met ëen korten knik en liet even zijn oogen op hen rusten met een koelen, peilenden blik. Vervolgens wendde hij zich tot Forsyth, met een rustig- strenge stem. „De abt wenscht u te spreken; u en uw metgezellen". „Met een handbeweging verzocht hij het drietal hem te volgen; daarop keerde hij zich om en ging hen voor uit de kapel. In de vreemde-benauwende stilte hoorde' Forsyth Ching tegen Kathleen fluisteren: „Hangen, allemaal, Missie Barrington!" Zoo pessimistisch zag de dokter den toe stand niet in, maar hij besefte dat deze toch allerminst zonder gevaar was. Alles hing af van den ouden man, naar wien ze thans onderweg waren door een doolhof van rotswanden. Hoe ongerust Ching echter was, leidde Dick Forsyth af uit de grom mende verzuchtingen, die zijn oor bereikten. De brave kerel moest het wel erg te pakken hebben, want in de penibelste situaties wasi hij anders de gemoedelijke kalme in per soon! Een plotselinge bocht, en zij stonden voor een met een gordijn bedekten ingang. De monnik hief het gordijn op, beduidde hem verder te gaan en zelf achterblijvend, liet; hij het voorhangsel weer dichtvallen. (Wordt vervo'.gcl)'.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8