EEN LIEFDE IN CHINA
Het schepen-kerkhof. In het IJ nabij Amsterdam liggen tientallen schuiten, die door
hun vroegere eigenaars zijn afgedankt en reeds half onder water zijn verdwenen
Dr. S. H. Solkes, bekend Am
sterdammer, is in den ouder
dom van 62 jaar overleden
Op het dak van Selfridge warenhuis te Londen is een reusachtig Brittania n Zee".monument ,e den He|der nadert zy vo|looiïng. Een
monument opgencht als vers.enng b,j de aanstaande jub.leumteesten overzicht ven het imposante bouwwerk
Honderdduizenden hebben gestaard, ge
roepen en gefloten in de beroemde echoput
bij Apeldoorn, die sinds 1 Mei voor be
zichtiging gesloten is
Josef Schmidt, de bekende
tenor in de nieuwe Lumina-
film „Ein Stern fallt vom Him-
mel" waarvan binnenkort in
Nederland de vertooningen
aanvangen
Te Apeldoorn had Woensdag
de herdenking van wijlen ad
miraal Van Kinsbergen plaats,
waarbij op bet Marktplein een
gedenksteen onthuld werd
In alle vroegte werd deze week te Londen een repetitie gehouden van den feestelijken stoet, zooals deze Maandag
a s. bij de herdenking van het zilveren regeeringsjubileum van den Engelschen Koning door de stad zal trekken
FEUILLETON.
Uit het Engelsch
door BEN BOLT.
36)
Verbaasd keken Forsyth en zijn tochtge-
nooten de schemerige ruimte rond, waar zij
zich thans bevonden. Het was een in de rots
uitgehouwen kamer, maar behoudens een
zwakken wierookgeur was de lucht er frisch
en zuiver; door een venster van latwerk za
gen zij de lichten der gebouwen glinsteren,
terwijl een zware deur aan denzelfden kant
hun deed veronderstelen dat daar een uit
gang was, die direct naar buiten voerde. Een
enkele hanglamp verlichtte het vertrek dat
eenvoudig en zelfs armelijk gemeubeld was,
met een rieten mat op den vloer, een paar
stoelen, een geel koperen gong, een kleine
tafel bedekt met zeker eeuwenheugende
boeken en een soort rustbed, dat weinig betei
was dan een ongemakkelijke houten stoel
waarop het onmogelijk was heelemaal lang
uit te liggen. Nog twee andere dingen trokken
hun aandacht: een prachtig antiek Boeddha
beeld en daarvoor een oud bidkleed, waarop
in diepe devotie de abt geknield lag.
Gedurende eenige minuten zette deze zijn
godvruchtige meditatie voort, zonder aandacht
te schenken aan hun tegenwoordigheid en
in zwijgend, eerbiedig wachten bleven zij
staan tot de priester zich verhief en het
woord tot hen richtte.
„Gegroet mijn kinderen!"
Forsyth's hart sprong op van vreugde.
Dit was geen niets ontziend fanaticus, maar
een vrome, zachtmoedige oude man.
„Gegroet, O vader!", antwoordde hij in
het Chineesch.
De abt keek hem een oogenblik aan en
een glimlach lichtte op zijn gerimpeld ge
zicht.
„Gij hebt de tong, maar gij zijt niet van
China!"
„Neen", was het bescheid, „ik ben van
Engeland, maar ik zou China willen dienen
tot mijn laatsten adem".
„Engeland!" herhaalde de ambt op naden
kenden toon. „Ik heb van dat land ge
hoord. Er was een monnik hier, die er was
geweest en als de onrust van zijn hart hem
niet hierheen getrokken had, zou hij daar
gebleven zijn. want hij hield van het land
dat goed voor hem was!"
Forsyth zegende den hemel voor dezen ge
lukkigen samenloop van omstandigheden.
Toen vervolgde de oude man:
„Gij zoudt China willen dienen, hoe zoudt
gij het willen dienen?"
„Ik ben dokter geneesheer".
„Geneesheer!" De abt hield even op en
maakte een buiging naar zijn Boeddhabeeld.
„Onze Heer Boeddha was eveneens heel
meester", ging hij voort. „Gij kent de ge
schiedenis?"
Forsyth knikte bevestigend.
„Waarom kwaamt gij hier in dezen tempel
der Hooge Rotsen?", zette de abt zijn on
dervraging voort, terwijl zijn oude oogen een
onderzoekenden glans gregen.
Het was Forsyth duidelijk dat dit het kri
tieke moment was en dat veel van zijn ant
woord zou afhangen. Hij vertelde de simpele
waarheid.
„Vader, wij staken de heuvelen over op
weg naar de provincie Yunnan. Wij ver
dwaalden en in het onweer en de duister
nis droegen onze voeten ons naar uw heilig -
toevluchtsoord".
„Zeg liever, dat de Heer des Levens u ge
leid heeft! Gezegend zij Boeddha! Maar met
welk doel waart ge op weg naar Yunnan?"
Forsyth aarzelde niet. Iets in de manier
van doen van den ouden man vertelde hem
dat deze dingen wist, waarover niet gespro
ken was en hij besloot tot volkomen open
hartigheid.
„Vader, wij vluchten voor de achtervolging
van een door en door slecht mensch, den
gouverneur Li Weng Ho, die booze oogen
wierp op deze dame
„Wat is die dame u?", viel de abt snel
in, zonder Kathleen zelfs maar aan te
zien.
„Zij zal weldra mijn vrouw zijn".
„Uw vrouw! Het is den mensch beter dat
hij het pad des Vredes alléén volgt, zooals
onze gezegende meester Boeddha geleerd
heeft. Maar toch is er deugd in u, want ik
ken u als een spreker der waarheid".
„Hoe, vader, gij hebt gehoord....?"
De abt liet hem den zin niet afmaken.
„Heden in den middag, kwamen er solda
ten van den Yamen. die naar u vroegen,
maar toen waart ge nog niet hier geweest.
Zij vertelden een geschiedenis niet ongelijk
aan uw eigene, behalve dat de vrouw de
echtgenoote zou worden van den mandarijn.
Maar Li Weng-Ho is mij bekend als een
man des kwaads. Twee jaar geleden was er
een jonge man van dit kloosterwaar
waarom zou ik uw ooren bezoedelen met een
verhaal van boosheid? Het hart is reeds zoo
geneigd tot zonden dat daar aan door hel
oor niets behoeft te worden toegevoegd. Het
is genoeg, dat ik uw verhaal geloof. Totdat
gij ten vertrek gereed staat, zult gij hier
asyl vinden".
„En mijn reisgenooten?"
„Zij ook! De dame die uw echtgenoote zal
zijn, moet zich evenwel huisvesting in het
vrouwenkwartier getroosten".
„Vader we zijn u onuitsprekelijk dank
baar".
Het gevoel van bevrijding deed Forsyth
haast stamelen, toen hij dit "zei.
De oude man knikte en sloeg op de gong.
Op het geluid verscheen onmiddellijk de
monnik, die hen naar het vertrek geleid had
en nadat de abt hem eenige aanwijzingen
had gegeven, noodigae de man hen met een'
buiging uit, hem te volgen. Weer doorkruis
ten ze een warnet van gangen en beklom
men een hooge trap met aan het einde op
nieuw een lange gang, waar de monnik op
een gong sloeg die tegen een deur hing..
Een oogenblik later hoorde men het vallei1,
van een hefboom, waarna de deur geopend
werd en een bedaagde, ineengeschrompelde
non verscheen.
De monnik wees op Kathleen en gaf de
orders door die hij ontvangen had, waarop
de non, zonder een woord te spreken, tegen
het meisje boog en haar haastig neenam naar
binnen, waarna de deur weer dichtviel.
Vervolgens bracht hun geleider de beide
mannen naar hun vertrekken, cellen zooals
de monniken ze zelf hadden, alleen stond
er een bank in, waarop men languit kon lig
gen. Er werd hun een eenvoudigen maaltijd
voorgezet en vervolgens werden ze aan zich
zelf overgelaten.
Forsyth strekte zich op de bank uit en
liet de avonturen van den afgeloopen dag
nog eens de revue passeeren, maar hij was
nog niet ver gekomen of de vermoeidheid
overmande hem en binnen vijf minuten
sliep hij in.
Omstreeks twaalf uur echter schrok hij
wakker door het klinken van een gong. In
de gang hoorde hij het sandalen-geklepper
van vele voeten, eenige minuten later ge
volgd door eentonig gezang. Dat was de mid
dernachtelijke godsdienstoefening, bedacht
hij, zooals het vroom gebruik die den be
woners der Boeddhistische kloosters voor
schrijft. Maar lang hield zijn geest zich er
niet mee bezig; weldra was hij weer in slaap.
Hij hoorde niets van den terugkeer der mon
niken op hun strooien schoeisel of van de
gong, die een uur later door de stilte van
het klooster galmde.
Maar eenigen tijd daarna, werd hij plot
seling gewekt door de aanraking van een
koude hand. Hij veerde overeind op zijn
harde legerstede en staarde naar den mon
nik, dip met een lamp in de hand voor hem
stom».
„De abt verlangt uwe onmiddellijke tegen
woordigheid", luidde de korte aankondiging.
„Er is gevaar!"
„Gevaar?"*
Meteen was Dick Forsyth klaar wakker.
Hij stapte op den grond, gleed in zijn schoe
nen en beduidde den monnik dat hij klaar
was. Toen hij uit zijn cel op de gang trad,
kwam Ching uit de cel ernaast, hevig ga
pend.
„Beroerde boel", bromde hij, „kan niet
rustig slapen".
Forsyth gaf geen antwoord. Terwijl hij
den monnik volgde door de kronkelende gan
gen, vroeg hij zich af, wat voor gevaar het
wel mocht zijn, waarvoor hij midden in den
nacht moest opstaan. Hij ervoer het toen;
zij de kamer van den abt bereikt had
den.
„Het noodlot heeft gewild, o heelmeester",
sprak de oude man hem toe, „dat gij niet
bij ons zult blijven tot na het dagen van den
ochtend en dat ik u de schatten van ons]
klooster niet toonen zal. zooals ik zou fceb- i
ben gewild. Maar Boeddha zij geprezen" j
„Wat is er, vader?" l
„Soldaten! Zij zoeken u en uwe metgezel
len, O geneesheer, en het hen is Ah Yco
de secretaris van den gouverneur!"
„Weten zij dat we hier zijn?"
„Dat niet! Maar dat gij langs dezen weg
gekomen zijt. vermoeden zij, want zij heb
ben gesproken met kolenbranders achter den
heuvel"
„Wij hebben er geen gezien!"
„Zij zagen u en vertelden hetgeen ze ge
zien hadden. Maar de secretaris en de sol
daten hebben de volle maat van het onweer
gehad en zijn doorweekt en zeer vermoeid.
(Wordt vervolgd).