BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
ONTMOETINGEN MET STINKDIEREN.
KFMfünW
Dit keer heb ik gelukkig meer briefjes ont
vangen en zal maar direct aan het beant
woorden gaan. De bovenste van de stapel heeft
Krullenkopje geschreven en steek ik dus met
haar van wal.
Lief KRULLENKOPJE. Meisjelief. het
raadsel is goed opgelost. Fijn hè? Je moeder
deelt, naar je schrijven te oordeelen, ook mijn
meening. 'k Begrijp dat je graag op je oude
school blijft. Het telkens verhuizen van de
eene school naar de andere is en blijft altijd
onaangenaam. Bovendien vind ik een wande
lingetje van en naar school absoluut niet
slecht, integendeel in den winter heel goed
Men is dan gedwongen even van de frissche
lucht te profiteeren, wat bij minder mooi weer
wanneer men dicht bij school woont, niet
plaats vindt. Men stapt dan van huis in school
en van school in huis, zoodat van zich eens
fHnk bewegen in de buitenlucht niets komt.
Dag Krullen kopje.
Beste BEP. Ik dank je voor je teekening.
Heb je ook zelf je naam er bij geschreven
Moppig zeg, dat je me Woensdagmiddag zoo
gauw zag. Je was fijn met je grootmoeder op
stap. Eet je nog flink? 'k Hoop van wel. Dag
Bep.
Lief METDOORNTJE. Je bent er dus He
melvaartsdag fijn op uitgetrokken. Jammer
dat Gré niet van de partij was, hoewel ze
met T. V. IJ. oo kewl genoten zal hebben. Ja:
ik hoop ook op mooi weer in de a.s. vacantia,
'k Wensch je met je ouders te Schermer
hoorn veel genoegen. Dag Meidoomtje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Wat gaat de tijd
toch gauw. Je broertje is dus weer haast drie
maanden oud. Prettig dat je zooveel met hem
uitgaatè De buitenlucht is best voor hem. En
nu de door je opgegeven raadsels. Raadsel
„de zon". Raadsel n „de maand" hoewel ik
er niet zeker van ben, dat ik het goed heb. Wil
je m'n groeten aan je ouders terug doen?
Prettige Pinksterdagen. Dag Zonnestraaltje
Best ELFJE. Het raadsel heb je dit
keer niet goed opgelost. Heel graag wil ik
eens in je album schrijven. Je moet haar maar
eens bij me brengen. Wil je er om denken dat
de diernaam rat met een t wordt geschreven
terwijl wanneer met een rad een wiel van een
wagen bedqeld wordt, men rad met een
schrijft? Dag Elfje.
Lief POPPEUNMOEDERTJE. Zoo vrien
dinnetjelief heb je geen tijd? Wordt je door
het zonnetje maar steeds naar buiten gelokt?
'k Kan het me begrijpen, maar geloof toch
heusch, dat er wel een half uur voor mijn
briefje af kan. Je hebt het raadsel niet goed
opgelost. Wel jammer, maar het is niet an
ders. Nu, speel maar naar hartelust. Dag Pop-
penmoedertje.
Beste VERONEKA. Er waren verleden
week te weinig briefjes om twee prijsjes toe te
kennen. Vandaar dat jij, na loting, alleen
prijswinster was. Wat ziet je briefje er thans
goed verzorgd uit. Keurig hoor. 'k Houd van
net geschreven, goed verzorgde briefjes. Het
raadsel heb je goed opgelost. Je mag dus weer
medeloten. Dag Veronika.
Lief ROZA FLUWEELTJE. Ja, Filmster
retje kreeg verleden week een lange brief
Maar goed beschouwd was die geschikt voor
ai m'n vriendinnetjes en vriendjes. Zij had
mij de vragen gesteld doch uit het antwoord
konden allen iets leeren. 'k Mag wel dergelijke
vragen. Je gaat nog al eens een keertje uit zeg.
Gezellig staan die wilde planten, zooals koe
koeksbloemen, wilde peen, enz. in de bosschen,
vindt je niet? Prettige Pinksterdagen en
mooie wandelingen v/ensch ik je van harte
toe. Dag Roze Fluweeltje.
Best GOUDBLONDJE. Je moet, zooals ik
je geschrev enheb, me eerst een staaltje vanl1
de zijde doen toekomen. Stop het maar in j|J[ t
volgend briefje. Bij gelegenheid wil ik je graag"
eens met die -aadsels wegwijs maken. Dit
keer geef ik e:.' oort raadsel, zooals je graag
hebt. Neen, met Hemelvaartsdag ben ik niet
uit geweest. Veel succes met- het oplossen van
het raadsel. Dag Goudblondje.
Beste DEUGNIET. Bengel, jij doet je
naam eer aan. Maar zoo'n grapje mag ik wel.
Dat is onschuldige ondeugd. Maar zeg vriend,
pas maar op. Misschien ga jij ook nog boffenl
Je zus kon wei eens erg mededeelzaam zijn
en het gevadlletje aan je overdragen. Ja, ik
•ben ook naar de tentoonstelling geweest. Ik
vond alles erg mooi en in 't belang van de
goede zaak, prettig, dat zooveel menschen zijn
komen kijken. Als je tot de rijpere jeugd be
hoort, neem je natuurlijk ook aan de cursus
sen deel. Dag Deugniet.
Beste JENNIE. Natuurlijk vind ik goed,
dat je alleen schrijft wanneer je er gelegen
heid voor hebt. Je andere werk gaat nu voor.
Je moet maar zoa weinig mogelijk loopen. Zoo
iets geneest het best met rust. Donderdag,
Hemelvaartsdag ben ik niet bepaald uit
geweest. Ik gebruik dergelijke dagen meestal
om allerlei ,op afdoening wachtende zaakjes,
af te handelen, b.v. het beantwoorden van
correspondentie, enz. Nu Jennie, ik hoop dat
je weer spoedig flink kunt loopen en geheel
beter bent. De Jennie.
Beste WANDELAAR. Dat was een schitte
rend Engelsch lied zeg. Wat zal je geleerd
worden. Maar mag ik je een goede raad geven.
Je moet je toeleggen op duidelijk schrift. Dit
komt je bij het schrijven van een vreemde
taal z-eer van pas. Er zijn thans woorden bij,
waar ik naar raden moet, doch die feitelijk
totaal onleesbaar zijn. Je moeder heeft mij
gezien? Ik haar niet. Prettige Pinksterdagen.
Dag Wandelaar.
Lief VUURVLINDERTJE. Wil je volgende
week nog een je geboortedatum opgeven met
toevoeging van je adres (straat en huisnum
mer. Wat zal je met Pinksteren, als het weer
mooi is, deftig zijn zeg. Je zuster heeft dus een
heele verzameling cactussen? Dat vind ik
erg gezellig. Prettig dat ze je er ook een ge
geven heeft. Wil je je huisgenooten van mij
prettige Pinksterdagen toewenschen? Dag
Vuurvlindertje.
Lief FILMSTERRETJE. Prettig dat je m'n-
antwoord op je vragen goed hebt begrepen.
J-e mag gerust altijd tot mij wenden. Ik vind
het juist heel prettig en het maakt de rubriek
belangrijker. Het rapport vind ik tamelijk
goed. Prettig dat je a.s. Zaterdag mede doet.
Als het weer nu maar wat medewerkt, dan
ben ik voor de rest ook niet bang. 'k Hoop
dat we een 600 kinderen kunnen medenemen.
Hoe meer men geeft, hoe meer kinderen het
Comité gelukkig kan maken. Aan de bloemp
jesverkoopsters zal het niet liggen, die zijn
vol goede moed en zullen heusch hard wer
ken. Ik hoop ook dat jij veel succes hebt. Dag
Filmsterretje.
Beste „DE JONGSTE". Wil je met in je vol
gende briefje nog eens je adres opgeven? De
prijs zal ik je daarna doen bezorgen.
De brief op rijm veidieugde mij zeer,
'k Las haar door keer op keer.
Daarna schreef ik tot besluit
De brief voor de courant uit.
Aan het einde der rubriek, zie maar
Staat zij gedrukt, ter lezing klaar.
De oplossing van het raadsel Is goed
Het geheel verwerkt, zooals het moet.
'k Hoop, dat je voorbeeld, beste kind,
Bij m'n rubriekertjes navolging vindt.
'k Zal me op d' ingeslagenweg niet
verder wagen
Tc Eindig met den wensch „Prettige
Pinksterdagen".
Dag „De Jongste".
Best MEIKEVERTJE. Ik dank je voor je
keurig briefje. Je schrijft heel netjes en duide
lijk. Flink zoo. Je hebt me anders echt doen
schrikken. De tijd gaat gauw, maar jij wilt al
les nog 'vlugger doen gaan. Nog een paar
maanden en dan is het weer „Nieuwjaar?"
Het zijn er gelukkig nog bijna zes en zijn we
de eerste helft van '35 pas gepasseerd. Neen
vz'iend, nu heb je het gelukkig mis. Je bent
dus blij met het nieuwe briefjes-adres? Pret
tig hoor. Dag Meikevertje.
Beste MOEDERS HULP. Ik kan niet anders
doen dan je vader gelijk geven. De burge
meester heeft dus de teekening van je klasge
nootje bewonderd? Het was zeker wel een
bijzonder mooie teekening die getoond werd?
Prettig dat je vader de briefjes meeneemt.
Meikevertje vindt het heel fijn. Hij behoefrt
nu niet zoo ver te loopen schrijft hij. Da;
Moeders Hulp.
Best VLIEGENIERTJE. Neen vriend, kwaad
ben ik niet hoor. Daar doe ik niet veel aan.
Als je de dikkopjes in het leven kunt houden,
heb je mooie gelegenheid de gedaanteverwis
seling van kikkerlarve naar kikker gade te
slaaii. Dat is heusch erg interessant. Als je de
verandering met aandacht van dag t-ot daj
hebt gade geslagen, dan vergeet je de op
volging nooit meer. Zielig dat je duif zich zoo
bezeerd heeft, 'k Hoop dat de wond spoedh
genezen is. Dag Vliegeniertje.
Best- KABOUTERTJE. Je hebt er dus een
sport bijgeleerd. Wat zal je nu fietsen zeg.
Maar zal je vooral voorzichtig zijn en niet te
veel wagen? Neem voorloopig nog maar de rus
tige wegen, totdat je flink gewend bent. Over
een poosje is je duivenvei'zameling met
eenige jonge exemplaren uitgebreid. Leuk zeg.
Veel genoegen -met de fiets. Dag Kaboutertje.
Lief KEUKENPRINSESJE. Je bent met
Hemelvaartsdag fijn uit geweest verneem ik.
Het is mooi in Rooswijck dus begrijp ik, dat je
genoten hebt. En nu krijg je ook nog een ver
rassing? Meisjelief, het goede kan niet op.
Prettige Pinksterdagen. Dag Keukenprinsesje.
Beste INDIAAN. Zoo, zoo dat was fijn zeg.
Zoo'n raceboot komt juist in den zomer van
oas. Ja, als je je een reis wilt besparen, moet
.e zorgen dat de Hr. Winter je briefje 's Woens-
dagsmorgens voor 9 uur heeft. Dag Indiaan
veel plezier met je boot.
Beste DREUMUS. Jen bent met je vriend
flink op weg geweest. Hebben jullie heen en
weer geloopen? Dat is een prestatie zeg.
'k Hoop dat de „Bloempjesdag" veel opbrengt.
Hoe meer kinderen, die er voor in aanmer
king komen, kunnen genieten hoe liever het
mij is. Ga je ook naar de Bloemenmarkt? Veel
pleizier dan. Dag Dreumus.
Lief SPARRETJE. Nu jij mij Jdoor ziekte
iet kan schrijven, schrijf ik je. Hoe gaat het?
Beter dan toen ik je zag? Wanneer ik gelegen
heid heb, zal ik je van uit B. een ansicht zen
den. 'k Hoop echter als ik daar geniet, dat jij
weer hersteld bent en ook kunt genieten. Als
het nu maar wat zachter en tevens constanter
in de natuur wordt, zal de beterschap ook niet
lang meer uitblijven. Het beste hoor en pret
tige Pinksterdagen. Dag Sparretje.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Hoe gaat het
met de zeere arm? Hij zit toch zeker nog op
'n oude plaats? Ik maak maar grapjes met
zoo'n kleinzeerig vriendinnetje. Als ik nog
eens langs kom, breng ik een doos vol zeere
lapjes mede en wikkel ze alle over elkaar om je
arm. Hoe vind/je dat? Maar nu is het genoeg.
Tot ziens. Dag Boodsohapstertje.
Beste ROBBEDOES. Wat was Klaas
Woensdagmiddag klein en bovendien ondeu
gend. Eerst dwingen om mede te gaan en toen
hij toch niet mocht, is hij weggeloopen. Maar
Klaasje zal wel lief worden, hoop ik. Hoe was
het bij je grootmoeder? Zij was zeker heel blij
dat je haar even opzocht. Krijg ik a.s. week
weer een briefje? Doe je m'n groeten aan je
moeder, vader en Klaas en wil je ze, namens
mij, prettige Pinksteren wenschen? 'k Dank je.
Dag Robbedoes.
Beste meisjes en jongens., 'k Heb het van
avond nog heel erg druk en vraag jullie daar
om goed te vinden dat ik thans eindig. De vol
gende week maak ik bekend wie een prijs ge
wonnen hebben. Met het oog op de a.s. Pink
sterdagen, dagen waarop haast iedereen uit
gaat geef ik dit keer geen raadsel op.
'k Wensch jullie allen met je familie heele
prettige dagen toe. Nu volgt nog de brief van
,De Jongste".
Veel groeten van mej. E. VIJLBRIEF.
Beste Juffrouw.
Ik had voorwaar
Verleden week mijn rijmpje klaar
Maar door het mooie weer
Schreef ik het niet in het net neer
En geloof maar wat ik zeg
Het mocht niet zoo weg
Waar ik in 't geheel niet aan had gedacht
Heeft Uw verloting mij gebracht
Om te zeggen, ik kom wel even aan
Dat zegt pa zal moeilijk gaan
Weet U een andere oplossing er voor
Dan dank ik U bij voorbaat hoor
Nu eerst aan Fiknsterretje mijn groeten
Voordat ik daarvoor moet boeten
En aan alle rubriekertjes bij elkaar
Zend ik hier mijn groeten maar
Wat vormen wij samen een leuke band
Allen verbonden door de IJmuider Courant
Maar deze woorden hoor
Die zei pa mij voor
Nu gauw het raadsel erbij
ZATERDAG 8 JUNI 1935
En dit briefje kan weg van mij
Het plaatsje dat heet Leiden
Met een appel die geel is kan U mij
verblijden
Niet mager neem ik vet voor
Een ander woord voor poes is kat
Die zit graag op een hek hoor
Dan heb je nog Hans die jongen
Was voor een rat weggesprongen
Met een letter meer
Zet ik: „Leege vaten klinken het hardst" neer
Vele groeten van de Jongste.
Als men over het stinkdier spreekt, lacht
iedereen. Dat is absoluut onrechtvaardig,
want stinkdieren vormen een zeer ernstig on
derwerp. Ik heb in ieder geval het noodige
respect voor hen en kom ze niet meer te
na. Ik heb ervaringen met hen en herinne
ringen aan hen.
STOUTE MIES
door W. B.—Z.
Poesje Mies zat in de keuken
Op een groote blauwen steen.
Waar was Rika toch gebleven,
Zat ze hier nu heel alleen?
Poesje Mies keek naar de dingen,
Naar de kolenkit, de flesch,
Naar de melkkan en de ketel,
Naar de kaasstolp en het mes.
Daar stond ook een volle melkkan
Naast de dichte suikerbus
Daar zou ze maar naast gaan zitten,
Op dat plankje zat je knus.
Hè, die melk was lekker vet, hoor!
Kom ze dronk de room maar op.
Maar daar klonk z-oo waar de huisschel,
Daar kwam Rika, 't was een strop.
„Stoute snoepster, wacht ik zal je,"
Rika greep de pook al vast.
Maar Mies kroop nog heel wat vlugger
Onder in de bordenkast.
Rika wachtte nog een poosje
En toen greep ze onvervaard,
Onze dikke Mies de snoepster
Aan haar lange, grijze staart.
„Jij krijgt straks van mij geen eten.
Zoek maar elders je fortuin."
Wip! de keukendeur stond open.
En Mies holde naar den tuin.
's Middags bleef haar bordje ledig.
Ba, die kale haringgraat.
Had ze 's morgens afgekloven.
Dat was afval van de straat.
Maar of Mi es je goed of kwaad was.
Of ze blies met dikken staart,
Rika had geen lekker hapje
Voor poes Mies dien dag bewaard.
Ze kreeg slechts een oude bot'ram.
En wat water in haar kom.
Maar Mies wou er niets van hebben.
En dat was verbazend dom.
Zoutverbruik. Jaarlijks wordt er in ons
land 65 millioen kilogram zout uit onzen
bodem gehaald, dat Is ongeveer de helft van
al het zout, dat per jaar in ons land ver
bruikt wordt. Met al het zout dat er in ons
land in den bodem is, zouden we de heele we
reld gedurende 80 jaar van zout kunnen voor
zien.
Een radio-wonder. Een Amerikaansch In
genieur heeft een zeebaken uitgevonden, dat
in staat is niet alleen de schepen voortdurend
te waarschuwen, maar tevens den naam af
roept van de haven in welker nabijheid de
schepen zich bevinden.
Mijn eerste ontmoeting met het stihkdier
benam me den adem en wel voor langen tijd.
Daarbij heb ik van het stinkdier zelf niets
ge-zien, ten eerste, omdat ik sliep en ten tweede
omdat het nacht was. Deze gedenkwaardige
gebeurtenis vond plaats in de Argentijnsche
pampa's, ongeveer in het midden tusschen
de uitmonding van de rivier La Plata in den
Atlantische Oceaan en de Cordilleras, het be
kende gebergte aldaar. Ik lag in den snel
trein en had voor ae stof het venster gesloten
en toch kreeg ik plotseling een lucht in mijn
neus, zoo vei-schrikkelijk, dat ik met een
sprong overeind zat en den indruk kreeg, dat
ik van dezen geur zou sterven.
Ik wist niet wat het was, en toen de trein
eenige oogenblikken daarna stil hield, dacht
ik in mijn ontzetting, dat ook de locomotief
geen adem meer kon halen en daarom stil
was blijven staan. We waren echter bij een
station gekomen. Ik opende het raampje en
zag, dat de andere reizigers hetzelfde deden.
Ook de menschen op het perron liepen met
rimpels in het voorhoofd en sommigen hiel
den den neus dicht,allemaal bewijzen er voor
dat ook zij de vieze lucht geroken hadden.
„Als we boffen, gebeurt het nog een paar
maal," zei een reiziger, die bij mij in de coupé
kwam staan. „In deze streek komen bijzonder
veel stinkdieren voor!"
„Wat is er dan gebeurd?' vroeg 'k.
„Ach weet u dat niet? De stinkdieren vallen
met voorliefde spoortreinen aan. Het zijn
nachtdieren en als de locomotief met zijn
lichtende oogen er aan komt, gaan ze rustig
tusschen de rails zitten en wachten af, zoo
zeker zijn ze, dat him wapen alle dieren tot
uitwijken kan dwingen, Ze worden natuurlijk
overreden en geven van hun heerlijken geur
iets af aan alle wielen, zoodat iedereen in den
trein er van genieten kan. Als u nog langer
in Amerika blijft, zult u nog wel eens meer
iets van de stinkdieren merken!"
Ik hoefde er niet eens lang voor in Ame
rika te blijven, want reeds den volgenden nacht
had ik weer het genoegen. Ik logeerde op een
groote hacienda en sliep op den grond; het
venster stond open. Plotseling had ik een ge
voel, dat ik mijn bezinning kwijt raakte en
uit het bed zou vallen. Tegelijkertijd hoorde
ik een hond blaffen en een klaaglijk piepend
geluid. Ik was meteen heelemaal wakker.
Geen twijfel aan, dat was weer een stink
dier. Ik sloot snel het raam en was blij, dat
het al ochtend was. dat ik mij kon aanklee-
den, want bij deze geur was aan slapen niet
meer te denken.
Toen werd ook de wensch in mij wakker,
den verwekker van d>e ontzettende stank eens
van naderbij te zien en ik ging op de lucht
af. Zoo kwam ik bij een schuur, waar een
knecht, een volbloed Indiaan, een hond, een
fox terrier streelde.
„Een brave hond", zei hij. „Hij is de eenige,
die de stinkdieren aandurft. Dat doen maar
weinige honden. Hij kent zijn werk. Ze tref
fen hem nog maar zelden in zijn oogen. Kom
hier, je krijgt een lekker hapje van me!" Toen
tilde hij het doode stinkdier bij den staart in
de hoogte. „Ik heb al zeven vellen; daar kan
ik in de stad een mooie rijbroek voor koopen."
Ik bekeek het stinkdier eens. Een aardig
diertje, donker behaard met twee witte stre
pen van de neus tot de staart, die lang en
dik was als die van een eekhoorn. Als men
niet aan de stank dacht, paste de naam
vosje" die het dier van de Argentijnsche be
woners heeft gekregen, zeer goed.
Ook een Oostenrijksche geestelijke, die ons
zijn avonturen in Argentinië, nu al 200 jaar
geleden, in het Latijn verteld heeft, noemt
het dier zoo. Hij reisde nog met een kner
sende ossewagen door de pampa en zag bij
een rust een „aardig vosje", zooals hij het
noemt, onbeholpen door het lange gras loo
pen. Stijf van het zitten in den ossewagen
loopt hij er achter aan, haalt het in en wil
er juist naar grijpen, als hij met een gele,
olieachtige vloeistof bespoten wordt, die van
zijn hoed, langs zijn kleeren druipt, Het aar
dige vosje had op zijn oogen gericht, maar
gelukkig slechts de rand van den hoed ge
troffen.
Met moeite ademhalend keert de Oosten
rijker naar de anderen terug. Deze roepen
hem echter al van verre toe, uit de buurt te
blijven. Ze zetten zijn eten voor hem in het
gras, daar moest hij het maar halen en het
een eind verder opeten. Hij stond doodsang
sten uit, dat ze hem alleen, in de pampa zou
den achterlaten. Maar de ossedrijver troostte
hem en zei, dat hij wel naast hem kon zitten.
„Ik heb al lang mijn reuk verloren. Mij maakt
het niets uit!"
Er bleef den Oostenrijker niets anders over
dan de kleeren weg te gooien en handen en
gezicht zoo lang te boenen, tot de oude huid
weggekrabt was en hij een nieuwe gekregen
had. Toen eerst mocht hij weer bij de anderen
komen. Hij vond het goed, dat de Oceaan tus
schen Amerika en Europa lag, anders zou het
stinkdier, ook in Europa zijn verschrikkelijke
stank verspreiden. Als zendeling had hij vele
onaangename avonturen beleefd met de In
dianen, maar die waren toch niet in staat hem
het beleefde met het „aardige vosje" te doen
vergeten!
Nadat ik zelf tweemaal het stinkdier gero
ken had, was de lust het eens in levende lijve
te zien onbedwingbaar in me opgekomen. Eerst
wilde ik echter weten, hoe het stinkdier de
vei schrikkelijke lucht verspreidt. Dat is heel
eenvoudig. Het heeft twee' stinkklieren, ter
grootte van een hazelnoot, die in den darm
uitkomen en de vloeistof tot op een afstand
van 6 M. kunnen spuiten. Zoo kan een ruiter
zelfs een lading in het gezicht gespoten krij
gen, want het doel, waarop ze richten in al
tijd het oog van den tegenstander en het is
verbazingwekkend met hoeveel zekerheid ze
richten.
De dag van het stinkdier begint 's avonds-
Overdag ligt het in een of ander hol, in eeit
hollen boom, in een rotsspleet. Dan wordt het
wakker en gaat langzaam op jacht naar voed
sel. Het eet alles, wat op zijn weg komt. Maar
dit alles is slechts een voorspijs voor de
hoofdmaaltijd. Want bij de hacienda daar
is een kippenren! Daar zijn heerlijke eieren
en bij gelegenheid ook kuikens. Dat is wat
anders dan rupsen, kevers en vlinders.
Maar de menschen maken jacht op het
stinkdier, want ze houden niet van uitge
moorde kippenhokken. Een daarbij komt nog
dat de pels zeer hooge waarde heeft.
Het beste en goedkoopste slaat men het
dier dood met een knuppel. Daarvoor klee-
den de Indianen, of de Europeanen, die niet
rijk zijn, zich in lompen, maken van glas een
beschutting voor de oogen en sporen het
stinkdier met behulp van hun neus op. Wordt
het uit zijn middagdutje opgeschrikt, dan loopt
het eerst weg, blijft dan echter staan en
meet den afstand tusschen zich en den man.
Deze laat zich rustig bespuiten en slaat het
dier dan met den knuppel op den neus.
Het is met de menschen als met de honden.
Slechts een enkele kan de lucht verdragen.
Ik behoor helaas echter niet tot die men
schen, evenmin als mijn beide foxterriers,
waarmee ik een avond een wandeling door
de Argentijnsche pampa ging maken. Plotse
ling bleef een van hen staan, het pootje in
de lucht. Het was een oudere hond, die erva
ring had met stinkdieren. De andere echter,
een jonge hond van ongeveer 1 jaar, liep op
het stinkdier toe, die juist met haar beide
jongen opgestaan was. Ik zag de terrier zich
voor den sprong klaar maken en toen als ver
steend stil blijven staan. Toen wentelde hij
zich wanhopig om en om op den grond en
veegde telkens zijn oogen aan het gras af. Ik
was er van overtuigd, dat de moeder al haar
vocht uitgespoten had en maakte van de ge
legenheid gebruik haar van dichtbij te bekij
ken. Ze bleef dan ook heel rustig staan. Doch
toen ik op 3 meter afstand was gekomen,
nam de moeder bliksemsnel een gevechts-
houding in en spoot het restje van haar
vocht precies op mijn vest. Het was niet veel
meer, dat zij in voorraad had, maar voor mij
precies genoeg. Bliksemsnel trdk ik mijn vest
uit, hing het aan een stok en droeg het met
me mee.
Zoo ging ik met mijn honden naar
huis. De getroffen terrier mocht de andere
honden niet te na komen, anders werd hij ge
beten. Ik moest hem apart eten geven.
Ik was er gelukkig niet zoo slecht aan toe,
want alleen mijn vest was maar getroffen.
Ik waschte het ijverig, maar toen het droog
was, stonk het nog even erg als te voren.
de Cr.