BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES ONTMOETINGEN MET STINKDIEREN. KFMfünW Dit keer heb ik gelukkig meer briefjes ont vangen en zal maar direct aan het beant woorden gaan. De bovenste van de stapel heeft Krullenkopje geschreven en steek ik dus met haar van wal. Lief KRULLENKOPJE. Meisjelief. het raadsel is goed opgelost. Fijn hè? Je moeder deelt, naar je schrijven te oordeelen, ook mijn meening. 'k Begrijp dat je graag op je oude school blijft. Het telkens verhuizen van de eene school naar de andere is en blijft altijd onaangenaam. Bovendien vind ik een wande lingetje van en naar school absoluut niet slecht, integendeel in den winter heel goed Men is dan gedwongen even van de frissche lucht te profiteeren, wat bij minder mooi weer wanneer men dicht bij school woont, niet plaats vindt. Men stapt dan van huis in school en van school in huis, zoodat van zich eens fHnk bewegen in de buitenlucht niets komt. Dag Krullen kopje. Beste BEP. Ik dank je voor je teekening. Heb je ook zelf je naam er bij geschreven Moppig zeg, dat je me Woensdagmiddag zoo gauw zag. Je was fijn met je grootmoeder op stap. Eet je nog flink? 'k Hoop van wel. Dag Bep. Lief METDOORNTJE. Je bent er dus He melvaartsdag fijn op uitgetrokken. Jammer dat Gré niet van de partij was, hoewel ze met T. V. IJ. oo kewl genoten zal hebben. Ja: ik hoop ook op mooi weer in de a.s. vacantia, 'k Wensch je met je ouders te Schermer hoorn veel genoegen. Dag Meidoomtje. Lief ZONNESTRAALTJE. Wat gaat de tijd toch gauw. Je broertje is dus weer haast drie maanden oud. Prettig dat je zooveel met hem uitgaatè De buitenlucht is best voor hem. En nu de door je opgegeven raadsels. Raadsel „de zon". Raadsel n „de maand" hoewel ik er niet zeker van ben, dat ik het goed heb. Wil je m'n groeten aan je ouders terug doen? Prettige Pinksterdagen. Dag Zonnestraaltje Best ELFJE. Het raadsel heb je dit keer niet goed opgelost. Heel graag wil ik eens in je album schrijven. Je moet haar maar eens bij me brengen. Wil je er om denken dat de diernaam rat met een t wordt geschreven terwijl wanneer met een rad een wiel van een wagen bedqeld wordt, men rad met een schrijft? Dag Elfje. Lief POPPEUNMOEDERTJE. Zoo vrien dinnetjelief heb je geen tijd? Wordt je door het zonnetje maar steeds naar buiten gelokt? 'k Kan het me begrijpen, maar geloof toch heusch, dat er wel een half uur voor mijn briefje af kan. Je hebt het raadsel niet goed opgelost. Wel jammer, maar het is niet an ders. Nu, speel maar naar hartelust. Dag Pop- penmoedertje. Beste VERONEKA. Er waren verleden week te weinig briefjes om twee prijsjes toe te kennen. Vandaar dat jij, na loting, alleen prijswinster was. Wat ziet je briefje er thans goed verzorgd uit. Keurig hoor. 'k Houd van net geschreven, goed verzorgde briefjes. Het raadsel heb je goed opgelost. Je mag dus weer medeloten. Dag Veronika. Lief ROZA FLUWEELTJE. Ja, Filmster retje kreeg verleden week een lange brief Maar goed beschouwd was die geschikt voor ai m'n vriendinnetjes en vriendjes. Zij had mij de vragen gesteld doch uit het antwoord konden allen iets leeren. 'k Mag wel dergelijke vragen. Je gaat nog al eens een keertje uit zeg. Gezellig staan die wilde planten, zooals koe koeksbloemen, wilde peen, enz. in de bosschen, vindt je niet? Prettige Pinksterdagen en mooie wandelingen v/ensch ik je van harte toe. Dag Roze Fluweeltje. Best GOUDBLONDJE. Je moet, zooals ik je geschrev enheb, me eerst een staaltje vanl1 de zijde doen toekomen. Stop het maar in j|J[ t volgend briefje. Bij gelegenheid wil ik je graag" eens met die -aadsels wegwijs maken. Dit keer geef ik e:.' oort raadsel, zooals je graag hebt. Neen, met Hemelvaartsdag ben ik niet uit geweest. Veel succes met- het oplossen van het raadsel. Dag Goudblondje. Beste DEUGNIET. Bengel, jij doet je naam eer aan. Maar zoo'n grapje mag ik wel. Dat is onschuldige ondeugd. Maar zeg vriend, pas maar op. Misschien ga jij ook nog boffenl Je zus kon wei eens erg mededeelzaam zijn en het gevadlletje aan je overdragen. Ja, ik •ben ook naar de tentoonstelling geweest. Ik vond alles erg mooi en in 't belang van de goede zaak, prettig, dat zooveel menschen zijn komen kijken. Als je tot de rijpere jeugd be hoort, neem je natuurlijk ook aan de cursus sen deel. Dag Deugniet. Beste JENNIE. Natuurlijk vind ik goed, dat je alleen schrijft wanneer je er gelegen heid voor hebt. Je andere werk gaat nu voor. Je moet maar zoa weinig mogelijk loopen. Zoo iets geneest het best met rust. Donderdag, Hemelvaartsdag ben ik niet bepaald uit geweest. Ik gebruik dergelijke dagen meestal om allerlei ,op afdoening wachtende zaakjes, af te handelen, b.v. het beantwoorden van correspondentie, enz. Nu Jennie, ik hoop dat je weer spoedig flink kunt loopen en geheel beter bent. De Jennie. Beste WANDELAAR. Dat was een schitte rend Engelsch lied zeg. Wat zal je geleerd worden. Maar mag ik je een goede raad geven. Je moet je toeleggen op duidelijk schrift. Dit komt je bij het schrijven van een vreemde taal z-eer van pas. Er zijn thans woorden bij, waar ik naar raden moet, doch die feitelijk totaal onleesbaar zijn. Je moeder heeft mij gezien? Ik haar niet. Prettige Pinksterdagen. Dag Wandelaar. Lief VUURVLINDERTJE. Wil je volgende week nog een je geboortedatum opgeven met toevoeging van je adres (straat en huisnum mer. Wat zal je met Pinksteren, als het weer mooi is, deftig zijn zeg. Je zuster heeft dus een heele verzameling cactussen? Dat vind ik erg gezellig. Prettig dat ze je er ook een ge geven heeft. Wil je je huisgenooten van mij prettige Pinksterdagen toewenschen? Dag Vuurvlindertje. Lief FILMSTERRETJE. Prettig dat je m'n- antwoord op je vragen goed hebt begrepen. J-e mag gerust altijd tot mij wenden. Ik vind het juist heel prettig en het maakt de rubriek belangrijker. Het rapport vind ik tamelijk goed. Prettig dat je a.s. Zaterdag mede doet. Als het weer nu maar wat medewerkt, dan ben ik voor de rest ook niet bang. 'k Hoop dat we een 600 kinderen kunnen medenemen. Hoe meer men geeft, hoe meer kinderen het Comité gelukkig kan maken. Aan de bloemp jesverkoopsters zal het niet liggen, die zijn vol goede moed en zullen heusch hard wer ken. Ik hoop ook dat jij veel succes hebt. Dag Filmsterretje. Beste „DE JONGSTE". Wil je met in je vol gende briefje nog eens je adres opgeven? De prijs zal ik je daarna doen bezorgen. De brief op rijm veidieugde mij zeer, 'k Las haar door keer op keer. Daarna schreef ik tot besluit De brief voor de courant uit. Aan het einde der rubriek, zie maar Staat zij gedrukt, ter lezing klaar. De oplossing van het raadsel Is goed Het geheel verwerkt, zooals het moet. 'k Hoop, dat je voorbeeld, beste kind, Bij m'n rubriekertjes navolging vindt. 'k Zal me op d' ingeslagenweg niet verder wagen Tc Eindig met den wensch „Prettige Pinksterdagen". Dag „De Jongste". Best MEIKEVERTJE. Ik dank je voor je keurig briefje. Je schrijft heel netjes en duide lijk. Flink zoo. Je hebt me anders echt doen schrikken. De tijd gaat gauw, maar jij wilt al les nog 'vlugger doen gaan. Nog een paar maanden en dan is het weer „Nieuwjaar?" Het zijn er gelukkig nog bijna zes en zijn we de eerste helft van '35 pas gepasseerd. Neen vz'iend, nu heb je het gelukkig mis. Je bent dus blij met het nieuwe briefjes-adres? Pret tig hoor. Dag Meikevertje. Beste MOEDERS HULP. Ik kan niet anders doen dan je vader gelijk geven. De burge meester heeft dus de teekening van je klasge nootje bewonderd? Het was zeker wel een bijzonder mooie teekening die getoond werd? Prettig dat je vader de briefjes meeneemt. Meikevertje vindt het heel fijn. Hij behoefrt nu niet zoo ver te loopen schrijft hij. Da; Moeders Hulp. Best VLIEGENIERTJE. Neen vriend, kwaad ben ik niet hoor. Daar doe ik niet veel aan. Als je de dikkopjes in het leven kunt houden, heb je mooie gelegenheid de gedaanteverwis seling van kikkerlarve naar kikker gade te slaaii. Dat is heusch erg interessant. Als je de verandering met aandacht van dag t-ot daj hebt gade geslagen, dan vergeet je de op volging nooit meer. Zielig dat je duif zich zoo bezeerd heeft, 'k Hoop dat de wond spoedh genezen is. Dag Vliegeniertje. Best- KABOUTERTJE. Je hebt er dus een sport bijgeleerd. Wat zal je nu fietsen zeg. Maar zal je vooral voorzichtig zijn en niet te veel wagen? Neem voorloopig nog maar de rus tige wegen, totdat je flink gewend bent. Over een poosje is je duivenvei'zameling met eenige jonge exemplaren uitgebreid. Leuk zeg. Veel genoegen -met de fiets. Dag Kaboutertje. Lief KEUKENPRINSESJE. Je bent met Hemelvaartsdag fijn uit geweest verneem ik. Het is mooi in Rooswijck dus begrijp ik, dat je genoten hebt. En nu krijg je ook nog een ver rassing? Meisjelief, het goede kan niet op. Prettige Pinksterdagen. Dag Keukenprinsesje. Beste INDIAAN. Zoo, zoo dat was fijn zeg. Zoo'n raceboot komt juist in den zomer van oas. Ja, als je je een reis wilt besparen, moet .e zorgen dat de Hr. Winter je briefje 's Woens- dagsmorgens voor 9 uur heeft. Dag Indiaan veel plezier met je boot. Beste DREUMUS. Jen bent met je vriend flink op weg geweest. Hebben jullie heen en weer geloopen? Dat is een prestatie zeg. 'k Hoop dat de „Bloempjesdag" veel opbrengt. Hoe meer kinderen, die er voor in aanmer king komen, kunnen genieten hoe liever het mij is. Ga je ook naar de Bloemenmarkt? Veel pleizier dan. Dag Dreumus. Lief SPARRETJE. Nu jij mij Jdoor ziekte iet kan schrijven, schrijf ik je. Hoe gaat het? Beter dan toen ik je zag? Wanneer ik gelegen heid heb, zal ik je van uit B. een ansicht zen den. 'k Hoop echter als ik daar geniet, dat jij weer hersteld bent en ook kunt genieten. Als het nu maar wat zachter en tevens constanter in de natuur wordt, zal de beterschap ook niet lang meer uitblijven. Het beste hoor en pret tige Pinksterdagen. Dag Sparretje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Hoe gaat het met de zeere arm? Hij zit toch zeker nog op 'n oude plaats? Ik maak maar grapjes met zoo'n kleinzeerig vriendinnetje. Als ik nog eens langs kom, breng ik een doos vol zeere lapjes mede en wikkel ze alle over elkaar om je arm. Hoe vind/je dat? Maar nu is het genoeg. Tot ziens. Dag Boodsohapstertje. Beste ROBBEDOES. Wat was Klaas Woensdagmiddag klein en bovendien ondeu gend. Eerst dwingen om mede te gaan en toen hij toch niet mocht, is hij weggeloopen. Maar Klaasje zal wel lief worden, hoop ik. Hoe was het bij je grootmoeder? Zij was zeker heel blij dat je haar even opzocht. Krijg ik a.s. week weer een briefje? Doe je m'n groeten aan je moeder, vader en Klaas en wil je ze, namens mij, prettige Pinksteren wenschen? 'k Dank je. Dag Robbedoes. Beste meisjes en jongens., 'k Heb het van avond nog heel erg druk en vraag jullie daar om goed te vinden dat ik thans eindig. De vol gende week maak ik bekend wie een prijs ge wonnen hebben. Met het oog op de a.s. Pink sterdagen, dagen waarop haast iedereen uit gaat geef ik dit keer geen raadsel op. 'k Wensch jullie allen met je familie heele prettige dagen toe. Nu volgt nog de brief van ,De Jongste". Veel groeten van mej. E. VIJLBRIEF. Beste Juffrouw. Ik had voorwaar Verleden week mijn rijmpje klaar Maar door het mooie weer Schreef ik het niet in het net neer En geloof maar wat ik zeg Het mocht niet zoo weg Waar ik in 't geheel niet aan had gedacht Heeft Uw verloting mij gebracht Om te zeggen, ik kom wel even aan Dat zegt pa zal moeilijk gaan Weet U een andere oplossing er voor Dan dank ik U bij voorbaat hoor Nu eerst aan Fiknsterretje mijn groeten Voordat ik daarvoor moet boeten En aan alle rubriekertjes bij elkaar Zend ik hier mijn groeten maar Wat vormen wij samen een leuke band Allen verbonden door de IJmuider Courant Maar deze woorden hoor Die zei pa mij voor Nu gauw het raadsel erbij ZATERDAG 8 JUNI 1935 En dit briefje kan weg van mij Het plaatsje dat heet Leiden Met een appel die geel is kan U mij verblijden Niet mager neem ik vet voor Een ander woord voor poes is kat Die zit graag op een hek hoor Dan heb je nog Hans die jongen Was voor een rat weggesprongen Met een letter meer Zet ik: „Leege vaten klinken het hardst" neer Vele groeten van de Jongste. Als men over het stinkdier spreekt, lacht iedereen. Dat is absoluut onrechtvaardig, want stinkdieren vormen een zeer ernstig on derwerp. Ik heb in ieder geval het noodige respect voor hen en kom ze niet meer te na. Ik heb ervaringen met hen en herinne ringen aan hen. STOUTE MIES door W. B.—Z. Poesje Mies zat in de keuken Op een groote blauwen steen. Waar was Rika toch gebleven, Zat ze hier nu heel alleen? Poesje Mies keek naar de dingen, Naar de kolenkit, de flesch, Naar de melkkan en de ketel, Naar de kaasstolp en het mes. Daar stond ook een volle melkkan Naast de dichte suikerbus Daar zou ze maar naast gaan zitten, Op dat plankje zat je knus. Hè, die melk was lekker vet, hoor! Kom ze dronk de room maar op. Maar daar klonk z-oo waar de huisschel, Daar kwam Rika, 't was een strop. „Stoute snoepster, wacht ik zal je," Rika greep de pook al vast. Maar Mies kroop nog heel wat vlugger Onder in de bordenkast. Rika wachtte nog een poosje En toen greep ze onvervaard, Onze dikke Mies de snoepster Aan haar lange, grijze staart. „Jij krijgt straks van mij geen eten. Zoek maar elders je fortuin." Wip! de keukendeur stond open. En Mies holde naar den tuin. 's Middags bleef haar bordje ledig. Ba, die kale haringgraat. Had ze 's morgens afgekloven. Dat was afval van de straat. Maar of Mi es je goed of kwaad was. Of ze blies met dikken staart, Rika had geen lekker hapje Voor poes Mies dien dag bewaard. Ze kreeg slechts een oude bot'ram. En wat water in haar kom. Maar Mies wou er niets van hebben. En dat was verbazend dom. Zoutverbruik. Jaarlijks wordt er in ons land 65 millioen kilogram zout uit onzen bodem gehaald, dat Is ongeveer de helft van al het zout, dat per jaar in ons land ver bruikt wordt. Met al het zout dat er in ons land in den bodem is, zouden we de heele we reld gedurende 80 jaar van zout kunnen voor zien. Een radio-wonder. Een Amerikaansch In genieur heeft een zeebaken uitgevonden, dat in staat is niet alleen de schepen voortdurend te waarschuwen, maar tevens den naam af roept van de haven in welker nabijheid de schepen zich bevinden. Mijn eerste ontmoeting met het stihkdier benam me den adem en wel voor langen tijd. Daarbij heb ik van het stinkdier zelf niets ge-zien, ten eerste, omdat ik sliep en ten tweede omdat het nacht was. Deze gedenkwaardige gebeurtenis vond plaats in de Argentijnsche pampa's, ongeveer in het midden tusschen de uitmonding van de rivier La Plata in den Atlantische Oceaan en de Cordilleras, het be kende gebergte aldaar. Ik lag in den snel trein en had voor ae stof het venster gesloten en toch kreeg ik plotseling een lucht in mijn neus, zoo vei-schrikkelijk, dat ik met een sprong overeind zat en den indruk kreeg, dat ik van dezen geur zou sterven. Ik wist niet wat het was, en toen de trein eenige oogenblikken daarna stil hield, dacht ik in mijn ontzetting, dat ook de locomotief geen adem meer kon halen en daarom stil was blijven staan. We waren echter bij een station gekomen. Ik opende het raampje en zag, dat de andere reizigers hetzelfde deden. Ook de menschen op het perron liepen met rimpels in het voorhoofd en sommigen hiel den den neus dicht,allemaal bewijzen er voor dat ook zij de vieze lucht geroken hadden. „Als we boffen, gebeurt het nog een paar maal," zei een reiziger, die bij mij in de coupé kwam staan. „In deze streek komen bijzonder veel stinkdieren voor!" „Wat is er dan gebeurd?' vroeg 'k. „Ach weet u dat niet? De stinkdieren vallen met voorliefde spoortreinen aan. Het zijn nachtdieren en als de locomotief met zijn lichtende oogen er aan komt, gaan ze rustig tusschen de rails zitten en wachten af, zoo zeker zijn ze, dat him wapen alle dieren tot uitwijken kan dwingen, Ze worden natuurlijk overreden en geven van hun heerlijken geur iets af aan alle wielen, zoodat iedereen in den trein er van genieten kan. Als u nog langer in Amerika blijft, zult u nog wel eens meer iets van de stinkdieren merken!" Ik hoefde er niet eens lang voor in Ame rika te blijven, want reeds den volgenden nacht had ik weer het genoegen. Ik logeerde op een groote hacienda en sliep op den grond; het venster stond open. Plotseling had ik een ge voel, dat ik mijn bezinning kwijt raakte en uit het bed zou vallen. Tegelijkertijd hoorde ik een hond blaffen en een klaaglijk piepend geluid. Ik was meteen heelemaal wakker. Geen twijfel aan, dat was weer een stink dier. Ik sloot snel het raam en was blij, dat het al ochtend was. dat ik mij kon aanklee- den, want bij deze geur was aan slapen niet meer te denken. Toen werd ook de wensch in mij wakker, den verwekker van d>e ontzettende stank eens van naderbij te zien en ik ging op de lucht af. Zoo kwam ik bij een schuur, waar een knecht, een volbloed Indiaan, een hond, een fox terrier streelde. „Een brave hond", zei hij. „Hij is de eenige, die de stinkdieren aandurft. Dat doen maar weinige honden. Hij kent zijn werk. Ze tref fen hem nog maar zelden in zijn oogen. Kom hier, je krijgt een lekker hapje van me!" Toen tilde hij het doode stinkdier bij den staart in de hoogte. „Ik heb al zeven vellen; daar kan ik in de stad een mooie rijbroek voor koopen." Ik bekeek het stinkdier eens. Een aardig diertje, donker behaard met twee witte stre pen van de neus tot de staart, die lang en dik was als die van een eekhoorn. Als men niet aan de stank dacht, paste de naam vosje" die het dier van de Argentijnsche be woners heeft gekregen, zeer goed. Ook een Oostenrijksche geestelijke, die ons zijn avonturen in Argentinië, nu al 200 jaar geleden, in het Latijn verteld heeft, noemt het dier zoo. Hij reisde nog met een kner sende ossewagen door de pampa en zag bij een rust een „aardig vosje", zooals hij het noemt, onbeholpen door het lange gras loo pen. Stijf van het zitten in den ossewagen loopt hij er achter aan, haalt het in en wil er juist naar grijpen, als hij met een gele, olieachtige vloeistof bespoten wordt, die van zijn hoed, langs zijn kleeren druipt, Het aar dige vosje had op zijn oogen gericht, maar gelukkig slechts de rand van den hoed ge troffen. Met moeite ademhalend keert de Oosten rijker naar de anderen terug. Deze roepen hem echter al van verre toe, uit de buurt te blijven. Ze zetten zijn eten voor hem in het gras, daar moest hij het maar halen en het een eind verder opeten. Hij stond doodsang sten uit, dat ze hem alleen, in de pampa zou den achterlaten. Maar de ossedrijver troostte hem en zei, dat hij wel naast hem kon zitten. „Ik heb al lang mijn reuk verloren. Mij maakt het niets uit!" Er bleef den Oostenrijker niets anders over dan de kleeren weg te gooien en handen en gezicht zoo lang te boenen, tot de oude huid weggekrabt was en hij een nieuwe gekregen had. Toen eerst mocht hij weer bij de anderen komen. Hij vond het goed, dat de Oceaan tus schen Amerika en Europa lag, anders zou het stinkdier, ook in Europa zijn verschrikkelijke stank verspreiden. Als zendeling had hij vele onaangename avonturen beleefd met de In dianen, maar die waren toch niet in staat hem het beleefde met het „aardige vosje" te doen vergeten! Nadat ik zelf tweemaal het stinkdier gero ken had, was de lust het eens in levende lijve te zien onbedwingbaar in me opgekomen. Eerst wilde ik echter weten, hoe het stinkdier de vei schrikkelijke lucht verspreidt. Dat is heel eenvoudig. Het heeft twee' stinkklieren, ter grootte van een hazelnoot, die in den darm uitkomen en de vloeistof tot op een afstand van 6 M. kunnen spuiten. Zoo kan een ruiter zelfs een lading in het gezicht gespoten krij gen, want het doel, waarop ze richten in al tijd het oog van den tegenstander en het is verbazingwekkend met hoeveel zekerheid ze richten. De dag van het stinkdier begint 's avonds- Overdag ligt het in een of ander hol, in eeit hollen boom, in een rotsspleet. Dan wordt het wakker en gaat langzaam op jacht naar voed sel. Het eet alles, wat op zijn weg komt. Maar dit alles is slechts een voorspijs voor de hoofdmaaltijd. Want bij de hacienda daar is een kippenren! Daar zijn heerlijke eieren en bij gelegenheid ook kuikens. Dat is wat anders dan rupsen, kevers en vlinders. Maar de menschen maken jacht op het stinkdier, want ze houden niet van uitge moorde kippenhokken. Een daarbij komt nog dat de pels zeer hooge waarde heeft. Het beste en goedkoopste slaat men het dier dood met een knuppel. Daarvoor klee- den de Indianen, of de Europeanen, die niet rijk zijn, zich in lompen, maken van glas een beschutting voor de oogen en sporen het stinkdier met behulp van hun neus op. Wordt het uit zijn middagdutje opgeschrikt, dan loopt het eerst weg, blijft dan echter staan en meet den afstand tusschen zich en den man. Deze laat zich rustig bespuiten en slaat het dier dan met den knuppel op den neus. Het is met de menschen als met de honden. Slechts een enkele kan de lucht verdragen. Ik behoor helaas echter niet tot die men schen, evenmin als mijn beide foxterriers, waarmee ik een avond een wandeling door de Argentijnsche pampa ging maken. Plotse ling bleef een van hen staan, het pootje in de lucht. Het was een oudere hond, die erva ring had met stinkdieren. De andere echter, een jonge hond van ongeveer 1 jaar, liep op het stinkdier toe, die juist met haar beide jongen opgestaan was. Ik zag de terrier zich voor den sprong klaar maken en toen als ver steend stil blijven staan. Toen wentelde hij zich wanhopig om en om op den grond en veegde telkens zijn oogen aan het gras af. Ik was er van overtuigd, dat de moeder al haar vocht uitgespoten had en maakte van de ge legenheid gebruik haar van dichtbij te bekij ken. Ze bleef dan ook heel rustig staan. Doch toen ik op 3 meter afstand was gekomen, nam de moeder bliksemsnel een gevechts- houding in en spoot het restje van haar vocht precies op mijn vest. Het was niet veel meer, dat zij in voorraad had, maar voor mij precies genoeg. Bliksemsnel trdk ik mijn vest uit, hing het aan een stok en droeg het met me mee. Zoo ging ik met mijn honden naar huis. De getroffen terrier mocht de andere honden niet te na komen, anders werd hij ge beten. Ik moest hem apart eten geven. Ik was er gelukkig niet zoo slecht aan toe, want alleen mijn vest was maar getroffen. Ik waschte het ijverig, maar toen het droog was, stonk het nog even erg als te voren. de Cr.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 10