Knagelijntjes
Moederzorgen.
ONZE GULDEN WEERSTOND
DEN AANVAL.
Doordat de kabinetscrisis
snel eindigde.
Verklaring van Dr. H. Colijn.
„Dank zij de snelle wijze van op
lossing der politieke crisis, is Neder
land bewaard gebleven voor een ge
forceerde devaluatie van den gulden,
die, in geval van een langdurig tijd
perk van politieke onzekerheid, het
economisch leven had kunnen ont
wrichten", zoo verklaarde dr. H. Colijn
heden tegenover een vertegenwoordi
ger van de „Agence économique et
financière". „De aanvallen tegen den
gulden zijn volkomen mislukt, en het
nieuwe kabinet is vastbesloten het
totdusver gevoerde monetaire beleid
voort te zetten".
Wat de internationale economische en
financieele vraagstukken betreft, ben ik
meer dan ooit de overtuiging toegedaan
waarvan ik herhaalde malen blijk heb ge
geven, o.a. op de economische en monetaire
conferentie te Londen dat het eenerzijds
absoluut noodzakelijk is ten spoedigste te
komen tot herstel van gezonde internationale
handelspolitieke verhoudingen en anderzijds
te komen tot internationale muntstabilisatie
De landen zullen in beide opzichten tot over
eenstemming moeten geraken. Ik voeg er
aan toe, dat Nederland niet zal aarzelen zijn
medewerking te verleenen aan elke ernstige
poging op dit gebied, in het bijzonder aan
een internationale, goedvoorbereide stabili
satie-conferentie".
VEERTIG JAAR BIOSCOOP.
Het ligt in het voornemen van het hoofd
bestuur van den Ned. Bioscoopbond om in
de maand October een week speciaal te
wijden aan de herdenking van het veertig
jarig bestaan der cinematografie.
De samenstelling van een eere-comité is
ln wording.
Op het program van dit herdenkingsfeest
komt oa. voor het uitschrijven van een twee
tal prijsvragen; de eerste betreffende een
herdenkingsaffiche en de tweede aangaande
een scenario voor een Nederlandsche geluids
film.
DANK VAN DEN COMMANDANT DER
K XVIII.
De commandant van de K XVIII heeft
ons verzocht, te willen mededeelen dat het
ondoenlijk is alle telegrammen, brieven enz.
die in verband met de aankomst van de
K XVIII werden ontvangen persoonlijk te
beantwoorden.
Hij brengt door tusschenkomst van ons
blad gaarne hartelijk dank voor de vele blij
ken van belangstelling en gelukwenschen
die hem en den overigen opvarenden van de
K XVTH werden toegezonden.
Handelsverdrag met Italië.
Clearingregeling vastgesteld.
Contingenten meestal gelijk gebleven.
Dezer dagen is een aanvullende
handelsovereenkomst en een clea-
ringovereenlcomst tusschen het ko
ninkrijk der Nederlanden en het ko
ninkrijk Italië geteekend. Beide
overeenkomsten traden heden in
werking.
De overeenkomsten blijven van kracht tot
30 Juni 1936 met mogelijkheid van stilzwij
gende verlenging. De aanvullende handels
overeenkomst treedt in de plaats van de
contingenteeringsregeling van 1 Maart 1934.
Het handelsverdrag van 1 Maart 1934 blijft
overigens van kracht.
Voor den invoer in Italië van Nederland
sche zoowel als van Ned.-Indische Surinaam-
sche en Curacaosche artikelen zijn voor de
periode 1 Juli 1935 tot 30 Juni 1936 contin
genten vastgesteld, welke in het algemeen
gelijk zijn aan 100 pet. van den invoer ge
durende 1934,
Met het oog op de betalingsmogelijkheden
moest evenwel voor bepaalde Nederlandsche
artikelen met minder dan 100 pet. van den
invoer van 1934 genoegen worden genomen.
Deze artikelen zijn: levend gevogelte waar
voor het contingent gelijk is aan 64 pet.; ge
droogde groenten 70 pet., creosootolie 24 pet.
en niet afzonderlijk genoemde niet-oliehou-
dende zaden 80 pet. van den invoer van 1934.
Voorts vleesch 24.000 quintaal. versche
visch 2150 auintaal. soyaolie 7050 quintaal;
huiden 18.350 quintaal. cellulose 4750 auin
taal en bewerkte edelsteenen lire, 2.500.000.
Een contingent belangrijk grooter dan 100
pet. van den invoer in 1934. werd daartegen
over verkregen voor fok vee f1500 stuks), voor
bier (1200 H.Len voor koffie (27.500 quin
taal).
De invoer van laatstgenoemd contingent
voor Nederlandscb-Indische en Surinaam-
sche koffie is afhankeijlk gesteld van den
uitvoer uit Italië naar Nederlandsch-Indië
van een contingent voor Italiaansche kunst
zijden weefsels.
De invoer in Italië van bovengenoemde
contingenten blijft onderworpen aan de gel
dende Italiaansche invoerformaliteiten. Par
ticuliere compentsatie is slechts mogelijk met
toestemming van de wederzijdsche clearing-
instituten.
Tegenover deze regeling voor den invoer in
Italië zijn door de Nederlandsche regeering
aan Italië contingenten toegekend voor den
invoer in Nederland en Nederl. Oost-Ir.dië.
Bij de vaststelling van den omvang der
handelsbewegingen tusschen de beide lan
den is men er van uitgegaan, dat de beta
lingen door de goederenleveringen over en
weer gewaarborgd zullen worden, waartoe
deze over een clearing zullen worden ge
leid. Daarbji zal Italië voor zoover betreft
het handelsverkeer met de overzeesche ge
bieden tot een zeker maximum een passief
saldo aanvaarden, voor welker afwikkeling
het de noodige vrije devièzen beschikbaar
zal stellen.
Neem in plaals van PRESTO
geen ander merk zeeppoe
der aan. U heeft recht op
ËJitS J O.. KWAL IT.E.1.LJ.
PRO 73-091 H
(Adv. Ingez. Med.)
Wanneer in Oss het einde?
Reeks arrestaties duurt maar voort.
De marechaussee te Oss heeft weer een
oude moord, gepleegd 12 December 1929 op
G. van Galen, opgehelderd. De daad blijkt
gepleegd te zijn door den beruchten Ossenaar
Koosje van Berne, die eenige weken reeds
wegens andere feiten is gearresteerd.
Een Ossenaar meldt zichzelf aan.
Woensdagavond meldde zich bij het hoofd
bureau van politie te Amsterdam de 30-jarige
J. L. uit Oss aan. Hij bekende zich schuldig
te hebben gemaakt aan diefstallen in Oss
is het aantal moeilijk te schatten De po
litie aldaar had reeds zijn „opsporing, aan
houding en voorgeleiding" verzocht.
Aangegrepen door het goede voorbeeld, dat
door vele Ossenaars de laatste weken is ge
geven, heeft hij het de politie maar niet lan
ger lastig willen maken en zich zelf daarom
Woensdagavond aan het hoofdbureau van
politie aangemeld.
BLOEMBOLLENSANEERING.
Afgekondigd zijn de Staatsbladen: No. 439
K.B. van den 30en Juli 1935, houdende: a. in
trekking van het Bloembollensaneeringsplan
1934 (Teelt)b. toepassing van de artikelen 9
en 14 der Landbouw Crisiswet 1933, van het
Crisis Heffingsbesluit 1933 op bloembollen.
No. 440. K. B. van den 30 Juli 1935, hou
dende: a. intrekking vair het Bloembollen
saneeringsplan 1934 (Export); b. toepassing
van de artikelen 10, 13b, onder b. en 14 der
landbouw-Crisiswet 1933, van het Crisis-Orga-
nisatiebesluit 1933 en het Crisis-Heffings-
besluit 1933 op bloembollen.
No. 441. K. B. van den 30en Juli 1935,
houdende a. intrekking van het Bloembollen
saneeringsplan 1934 (Handel; b. toepassing
van artikel 9 van de Landbouw-Crisiswet 1933
op bloembollen.
MONOPOLIE PRIJSVERSCHIL
ONGESMOLTEN RUND VET.
Met ingang van 1 Augustus 1935 wordt het
monopolie-prijsverschil bij invoer van onge-
smolten rundvet verlaagd van f 0.20 tot f 0.12
per K.G. netto.
LOU DE VISSER WENDT ZICH TOT
DE S. D. A. P.
AMSTERDAM, 31 Juli Het Tweede Ka
merlid, de heer L. de Visser, voorzitter van
de Communistische Kamerfractie, heeft zich.
in verband met de door het vormen van het
kabinet-Colijn geschapen situatie, tot den
secretaris van de Sociaal Democratische Ka
merfractie, het Kamerlid IJzerman gewend.
De heer de Visser stelt voor, dat van beide
Kamerfracties uit onmiddellijk bijeenroeping
van de Tweede Kamer zal worden verzocht.
Dit kan geschieden, indien tien Kamerleden
een verzoek daartoe indienen.
De heer de Visser is van meening. dat het
vormen van een kabinet-Colijn zoodanig in
tegenspraak is met den uitslag der jongste
Raadsverkiezing, dat de Kamer, na alles wat
sindsdien gebeurd is, onmiddelijk in staat
moet zijn, hierover stelling te nemen.
Hoe naderden Colijn en de
Katholieken elkaar?
Een uiteenzetting gevraagd.
Het oordeel van Mr. Wendelaar.
Een redacteur van het A.N.P. in Den
Haag heeft een onderhoud gehad met
mr. W. C. Wendelaar, voorzitter van
het hoofdbestuur der Liberale Staats
partij „De Vrijheidsbond", over ont
staan en oplossing der kabinetscrisis.
Hij heeft mr. Wendelaar de vraag gesteld,
wat zijn meening is over het ontstaan van
het conflict tusschen het ministerie-Colijn en
de Roomsch-Katholieke Tweede-Kamerfrac
tie.
Mr. Wendelaar antwoordde, in de
eerste plaats van meening te zijn, dat
minister Colijn de R.K. Kamerfractie
niet had mogen stellen voor de vraag,
of zij vertrouwen had in het beleid
van de regeering. Het ministerie-Colijn
was een extra-parlementair kabinet,
waartegenover de partijen in zooverre
gebonden waren, dat er over de sa
menstelling cn de hoofdlijnen van het
program van te voren overleg was ge
pleegd, maar waartegenover de par
tijen formeel vrij waren in het oefenen
van critiek.
Er was. vervolgde mr. Wendelaar, gebleken
dat er bij de Roomsch-Katholieken critiek,
zelfs zeer veel critiek, was. Hoe kon minister
Colijn dan meenen, dat de Roomsch-Katho
lieken van hun volledig vertrouwen in zijn
beleid zouden doen blijken?
De Roomsch-Katholieken konden de vraag
niet bevestigend beantwoorden.
Er is, merkt mr. Wendelaar op, echter
plaats voor de vraag, of prof. Aalberse niet
een nuchteren vorm voor zijn antwoord had
kunnen kiezen.
Prof. Aalberse als formateur.
De redacteur vroeg vervolgens, hoe mr. Wen
delaar denkt over de poging van prof. Aal
berse om een parlementair kabinet te
formeeren.
Er is, antwoordde mr. Wendelaar, uit den
afloop van zijn poging, om een parlementair
kabinet te formeeren, gebleken, dat prof.
Aalberse niet voldoende voorbereid was om
pen oplossing te vinden voor de moeilijkheden,
die de R.K. Tweede-Kamerfractie in het leven
had geroepen. Dat geeft blijk van een gebrek
aan verantwoordelijkheid, vooral op een zoo
moeilijk tijdstip als thans, waarbij zijn optre
den de ook door hem niet gewilde devaluatie
tot gevolg had kunnen hebben.
In het bijzonder had prof. Aalberse moeten
begrijpen, dat de uiterste consequentie van
zijn optreden had kunnen zijn een samengaan
met de sociaal-democraten. Hij had het alleen
tot een conflict van de R.K. Kamerfractie met
het ministerie-Colijn mogen doen komen, in
dien hij ook tot een samengaan met de sociaal
democraten alleen bereid was geweest.
Bezwaren tegen de ge
vonden oplossing.
Acht u, vroeg de redacteur hierna, het sla
gen van minister Colijn in het vormen van
zijn nieuwe extra-parlementaire kabinet ge
lukkig?
Ik verheug mij erover, zoo luidde mr. Wen-
delaar's antwoord, dat er zoo spoedig weer een
regeering gevormd is en dat alle zittende
ministers, tegen den persoon van geen van wie
wij bezwaren hadden, in de nieuwe regeering
zijn opgenomen, zoodat deze regeering wel in
hoofdzaak het beleid der vorige regeering, met
wier doelstelling wij ons vereenigden, al had
den wij dan ook meermalen critiek, zal voort
zetten. Maar ik heb toch in zooverre bezwaren
tegen deze oplossing, dat ik haar niet in over-
eenstemming acht met een juiste toepassing
van dit parlementaire systeem.
Op de vraag van den redacteur, welke be
denkingen mr. Wendelaar koestert, antwoord
de deze:
Het Kabinet-Colijn had niet meer het ver
trouwen van een meerderheid in het parle
ment. Desniettemin komen dezelfde personen
als minister terug. Met een belangrijk veran
derd program? Dat mag men van het kabi
net niet aannemen. Met nagenoeg hetzelfde
program dan? Men mag niet aannemen, dat
de Roomsch-Katholieken bereid zijn, het Ka
binet dan wél te steunen.
Indien de Tweede Kamer niet zeer spoedig
bijeenkomt hetgeen wel gewenscht, maar
niet noodzakelijk is is het toch zeker wen-
schelijk, dat op andere wijze van weerszijden
duidelijk wordt gemaakt, hoe er een brug
gebouwd is over de klove, dié op sociaal-econo
misch gebied bestond tusschen de opvatting
van het ministerie-Colijn en die van de Ka
tholieke Kamerfractie. Hunkerend wordt uit
gezien naar de plannen van het nieuwe Ka
binet-Colijn op dit gebied.
Ter wille van de gezonde werking van het
parlementaire stelsel en van de handhaving
van de democratie heeft ons volk recht op
duidelijke voorlichting hierover.
Laatste zaak van „De Zeven
Provinciën".
Voor den Zeekrijgsraad.
Tegen luitenant vier maanden gevangenis
straf geëischt.
Woensdag heeft voor den Zee
krijgsraad in den Helder de behan
deling plaats gehad van de laatste
zaak, welke herinneringen wekt aan
het gebeurde met „De Zeven Provin
ciën". De marine-officier, die als
oudste in dienstjaren het bevel had
aan boord van „De Zeven Provinciën
toen deze oorlogsbodem, in handen
zijnde van de muiters, door den In-
dischen Oceaan koers zette naar
Soerabaja, de luitenant ter zee twee
de klasse H. L. van B., had zich te
verantwoorden voor den Zeekrijgs
raad.
Hem wordt o.m ten laste gelegd dat hij,
dienend op het oorlogsvaartuig .JJe Zeven
Provinciën"in den avond van Zaterdag 4
Februari 1933, toen dit schip ter reede van
Oleh-leh, eiland Sumatra, op een afstand
van ongeveer 1200 meter uit den wal voor
anker lag, met geen ander schip in de na
bijheid dan een onbewapend vaartuig der
Gouvernementsmarine, alzoo zich bevond op
een plaats, waar, mede in verband met het
feit dat noch te Oleh-leh, noch elders in de
omgeving doelmatige bestrijdingsmiddelen,
zooals artillerie of vliegtuigen, aanwezig
alt-hans paraat waren, geen onmiddellijke
hulp te krijgen was.
1) opzettelijk zulks mèt de andere, des
tijds in staat van beschuldiging gestelde en
inmiddels in Indie berechte officieren
heeft nagelaten geweld te gebruiken tegen de
een groot deel aan het muiten geslagen
manschappen, toen deze zich o.m. eigen
machtig van wapens en munitie" meester
maakte of meester hadden gemaakt en met
het schip van zijn ankerplaats waren wegge
varen;
2) opzettelijk heeft nagelaten eenïgen
maatregel van geweld naar vermogen aan
té wenden tegen meerdere schepelingen, toen
deze bij de geweerrekken samenschoolden
met de kennelijke bedoeling, zich op onge
oorloofde wijze van de geweren meester te
maken.
3) opzettelijk heeft nagelaten zulks met
vijf andere officieren met ter beschikking
staande vuurwapenen het vuur te openen
op de muitende schepelingen, toen verdachte
zich met deze officieren, die hij aanvoerde,
aan stuurboord via het tentdek naar de
brug wilde begeven en van de zijde van de
brug door een der aldaar geposteerde, gewa
pende schepelingen bij hun nadering een
schot werd gelost, hetgeen door verdachte
en zijn mede-officieren als een tegen hen
vijandige daad werd beschouwd;
4) met de andere inmiddels veroordeelde
officieren niet door middel van geweld
van te hunner beschikking zijnde wapenen
heeft belet dat de stuurinrichting werd inge
schakeld, waardoor het schip bestuurbaar
werd en daardoor kon en zou wegstoomen;
5) gedurende een vijftal achtereenvolgen
de dagen, toen „De Zeven Provinciën" via
den Indischen Oceaan naar Soerabaja koers
zette, met de andere inmiddels berechte
officieren opzettelijk heeft verzuimd een
gewapenden uitval te ondernemen.
6) niet den vereischten maatregel van ge
weld heeft gebruikt toen eenige met gewe
ren, bajonet of pistool gewapende man
schappen in den nacJ-'- -an 6 op 7 Februari
1933 o.w. de Inla ?he stoker-olieman
Hendrik onverwacl. via de walegangen
het achterschip binnendrongen, met het
doel, eenige geweren van verdachte en van
de andere verdachten af te dreigen of in
ieder geval op te vorderen; en tenslotte:
7) geenerlei maatregel van geweld heeft
toegepast, toen Zondag 5 Februari 1933 de
Inlandsche matroos der 1ste klasse Kawila-
sang, van wien verdachte wist, dat hij tot
de muitende bemanning behoorde, met een
pistool in de hand de uitlevering van eenige
loyale minderen van hem eischte. hoewel
verdachte de beschikking had over een ge
laden vuistvuurwapen.
Als raadsman van den heer Van B. trad
op mr. dr. J. de Vrieze te Amsterdam.
In zijn conclusie releveerde de fiscaal de
diepe ontroering in den lande, gewekt door
de muiterij aan boord van de „De Zeven
Provinciën", een ontroering, welke vooral
ontstond uit het feit, dat de krijgstucht niet
in staat was de mindere schepelingen
psychisch te beheerschen
Wij moeten ons hoeden een zware straf
te eischen, maar de handen op de. borst slaan
en erkennen, dat wij zelf ook in dien toe
stand kunnen komen te verkeeren. Spr. vroeg
op grond van de artikelen 23, 114, 117, 119
120 en 123 van het Militair Wetboek van
Strafrecht en op grond van art. 27 en art.
56 vpn het Wetboek van Strafrecht een ge
vangenisstraf van vier maanden met aftrek
van den in voorloopige hechtenis doorge-
brachten tijd, (11 Februari tot 15 Maart),
en ontslag uit den militairen dienst zonder
ontzegging van de bevoegdheid om bij de
gewapende macht te dienen.
De verdediger besloot zijn uitvoerig plei
dooi met den Zeekrijgsraad in overweging te
geven zich rijp te beraden en hij vroeg ten
slotte vrijspraak, geen ontslag uit den zee
dienst en geen ontzegging uit de bevoegdheid
om bij de gewapende macht te dienen.
Hierna volgde re- en dupliek,waarbij fis
caal en verdediger hun standpunt handhaaf
den. Verdachte verdedigde tenslotte nog zijn
handelwijze. De uitspraak is over 14 dagen
D' O N D E R D X G 'A U G. 193"
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1885.
1 Augustus.
In het jaarverslag aan de aandeel
houders der Panama-Kanaal-Maat
schappij, wordt door den heer De Les-
seps betoogd, dat de voltooiing van het
kanaal op den lsten Januari 1888 met
zekerheid kan worden tegemoet gezien.
Van maand tot maand wordt de hoe
veelheid grond, die weggeruimd wordt,
grooter In Mei bedroeg die reeds
795.000 kub. m. De hoofdingenieur heeft
berekend, dat door het aanbrengen van
eenige wijzigingen de geheele hoeveel
heid grond, die weggeruimd moet wor
den, van 120 millioen, zooals de bereke
ning der technische commissie was, tot
90 a 95 millioen kub. m. teruggebracht
ken worden.
Maar de heer De Lesseps wenscht zich
aan de oorspronkelijke raming te hou
den. De tegenwoordige aannemers zullen
voor 219.295.974 fr.. 62.691.595 kub. m.
weeruimen, en contracten zijn gesloten
met twee andere aannemers, die on zich
hebben genomen om het overig deel van
het werk voor een som van 480 millioen
franken te voltooien, zoodat het geheele
werk van de doorgraving van het kanaal
700 millioen franken zal beloopen. Hier
bij moeten natuurlijk nog gevoegd wor
den onkosten van administratie en de
rentebetaling op het kapitaal.
De wijzigingen in het
kabinet.
De Staatscourant van Woensdagavond be
vatte het volgende bericht, waarmede de gis
teren door ons vermelde wijzigingen in het
kabinet officieel werden gepubliceerd.
„Het heeft H. M. de Koningin behaagd bij
besluit van den 31sten Juli 1935 no. 2: lo. het
aangeboden ontslag der heeren minister van
staat dr. H. Colijn, minister van koloniën, jhr.
mr. A. C. D. de Graeff, minister van buiten-
landsche zaken, dr. J. R. H. van Schaik, mi
nister van justitie, mr, J. A. de Wilde, minis
ter van binnenlandsche zaken, mr. P. J. Oud,
minister van financiën, mr. dr. L. N. Deckers,
minister van defensie, jhr. ir. O. C. A. van
Lidth de Jeude, minister van waterstaat, dr.
ir. H. C. J. H. Gelissen, minister van économi
sche zaken niet aan te nemen en met ingang
van 31 Juli 1935; 2o. op de meest eervolle wijze
eervol ontslag te verleenen aan dr. J. R. Slo-
temaker de Bruine als minister van sociale
zaken en hem te ontheffen van het beheer ad
interim van het departement van onderwijs,
kunsten en wetenschappen met dankbetuiging
voor de vele en gewichtige diensten door hem
aan de Koningin en aan den lande bewezen en
3o. te benoemen tot minister van onderwijs,
kunsten en wetenschappen dr. J. R. Slotema-
ker de Bruine, tot minister van sociale zaken
mr. M. Siingenberg, lid van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal.
Wat het zwarte Roovertje
en Krelisboer niet mochten
vermoeden
Ergens aan den duinzoom staat een oude
aan den voet gespleten beuk in een steke
lig struweel van wilde roos en braam, waar
boven hazelaars en kromgegroeide lijsterbes
sen de geheimenissen van den rand over
schaduwen.
De avondschemering valt. Uit het dichte
onderhout kijkt een zwart-bruin kopje met
wit snuitje en witte oorpunten, fel loerend
rond. Dan verschijnt een slank zwart
lichaampje op den naakten duin voet, glijdt
naar een helmboschje, snuffelt aan een
gaatje, verdwijnt in de ruigte, duikt weer
op, snuift de lucht in en gaat dan in de rich
ting van gindsche boerderij, 't Is een bun
zing op 't jaagpad.
Dan ritselt het in 't struweel. Een konijntje
komt i het tooneel. Het huppelt wat rond,
snuffelt, kijkt uiten wacht. Het ver
trouwt de omgeving niet. Neen, pluis is 't
niet. Er hangt wat in de lucht. Bunzing-
geur? Ja, juist, bunzinggeur. Maar de kleine
felle vijand is er niet.. Hij is erf geweest, maar
vertrokken. En h™v kleintjes wachten en
smachten. Zal ze 't wagen haar moederplich
ten te vervullen? Ze weifelt nog even. Maar
dan vlug aan 't werk! Den lossen grond open
gekrabd! Een opening wordt zichtbaar, 't Is
de ingang van een pijp, die ongeveer een
halven meter flauw hellend den grond ingaat
Ze verdwijnt er in tot aan een nooddeur van
ruigte en mos, duwt die versperring voorzich
tig uiteen en is dan bij de kinderschaar. Die
heeft in een zacht wollen bedje urenlang op
moeder wachtend, gedommeld. Nu dringt elk
der kleinen naar voren, naar de moederborst
om met volle teugen het levenssap in te zui
gen.
Als de kindertjes verzadigd zijn, bedt de
moeder ze weer zacht in. Dan verlaat zij de
kinderkamer sluit ae nooddeur weer achter
zich, komt uit de pijp in de vrije lucht
krabt den ingang weer met zand toe en
stampt dat met de loopers plat. Dan hup
pelt ze de helling af naar het klaverland om
daar te laveien. Eerst tegen den morgen
keert ze naar haar woonhol terug.
Ook de bunzing komt van zijn rooftocht
weer naar de spleet in den ouden beuk. Zijn
weg voert hem weer langs de kinderkamer
van 't konijn. Wonderlijk, nietwaar, dat daar
zoo 'n heerlijke lucht hangt! Begeerig snuift
hij ze in. Maar de bloeddorstige slim.aerd
doorgrondt niet, dat nauwelijks 'n voet ,r.der
hem. jong leven sluimert. En hij glijdt de
struiken in.
Als boer Krelis naar buiten komt om te
zien of het tijd wordt de zeis in de klaver
te slaan, trekt hij met een hak in de hand
de molshoopen uit elkaar en trapt ze plat
met zijn klomp. Aan den boschkant geko
men, zegt hij: „die duvel sche konijnen zijn
ook weer aan den gang". Dan maakt hij met
den hak het aardhoopje gelijk, dat het
konijntje op de kinderkamer bijeengekrab-
beld had.
En eiken avond herhaalt het moerkonijn
dezelfde manoeuvre. Overdag bij haar soort-
genooten in het woninghol, 's avonds in de
kinderkamer, 's r'-Mn aan 't laveien. Tot
na ongeveer een maand het jonge goedje op
eigenu avontuur «fe wereld ingaat.
KERST ZWART, J