beste vriendinnetjes
en vriendjes.
aan allen!
voor kleine kunstenaars.
de poppenkast
de beurt is aan kleine
teekenaars.
uit de natuur.
Heden ontving ik zoo weinig briefjes dat ik,
in overleg met de Redactie der courant, be
sloten heb jullie schrijfvacantie te geven en
wel tot en met 20 Augustus. Zaterdag 24
Augustus verschijnt de rubriek dus weer en
moeten jullie zorgen dat uiterlijk Donderdag,
22 Augustus, de briefjes in mijn bezit zijn.
Jullie belevingen in de vaoantie geven dan
ruimschoots stof tot schrijven en ik krijg dus
lange brieven. Het vriendinnetje dat mij vroeg
„met het Vacantie Kinderfeest mede te mo
gen gaan" raad ik aan, zich a s. Woensdag
middag, tusschen 3 en 5 uur op te geven in
bet zaaltje van Outenaar, v. d. Sluisstraat,
IJmuiden-West. Trouwboekje en, indien vader
werkloos is, ook de stempelkaart medebrengen
'k Kan haar echter niet vast beloven dat ze
mede mag. Na de inschrijving, wordt iedere
aanvrage door het comité apart beschouwd.
Meisjes en jongens 'k wensch jullie allen een
prettige vacantie en ik hoop, 22 Augustus weer
heel veel brieven te ontvangen.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
We zijn midden in den reistijd. En er is ze
ker niemand onder jullie, die nog nooit in
een trein heeft gezeten. In veel dingen zijn we
erop vooruitgegaan, maar zeker in 't bijzonder
wat het reizen betreft. Het gaat nu ook alle
maal zoo veel vlugger. Voor een weekend ga
je eventjes naar Honden en per vliegtuig kun
je op een dag uit en thuis de tentoonstelling
te Brussel bezichtigen.
Wat was dat vroeger allemaal anders. De
eerste treinen reden zoo langzaam, dat langs
de wegen soms borden stonden met het op
schrift: Bloemen plukken tijdens den rit ver
boden!
't Is wel eigenaardig om te lezen, dat de
badplaatsen het eerst bezocht werden toen
men van reistijd begon te spreken. Waarschijn
lijk zal dit wel om gezondheidsredenen zijn
geweest. Vooral de bronwater-kuren kwamen
toen in de mode. De Boheemsche badplaatsen
en vooral Karlsbad schijnt bijzonder in trek
te zijn geweest. De groote dichter Goethe heeft
b.v. dertien keer in Karlsbad gekuurd.
Later is de badplaats Spa opgekomen. Rijke
Amsterdamsche kooplieden trokken er jaar
lijks heen, hoewel de reis verre van gemak
kelijk was. Met de trekschuit ging men naar
Utrecht. Den volgenden dag met de jaag
schuit naar Rotterdam. Nu moest men met een
schip stroomop naar 's' Hertogenbosch. Om
dat dit wel eenige dagen kon duren, was het
verstandig een flinken voorraad proviand
mede te nemen. Was men dan toch eindelijk in
den Bosch aangekomen, dan reisde men per
diligence naar Maastricht. De eerste dag ging
het tot Eindhoven. Daar moest men overnach
ten om den volgenden dag verder door te
gaan naar de hoofdstad van Limburg. Was
men eenmaal in Maastricht dan was het erg
ste geleden. In den regel was men dan ook al
een veertien dagen onder weg geweest.
Je snapt nu ook wel, hoe lang het postver
voer duurde vooral waar de afstand groot was.
Nu kun je per vliegpost twee keer per week
je familieleden in Indië iets van je laten hoo-
ren. 3 eeuwen terug was een brief naar de
tropen 7 a 8 maanden onderweg. De koop
vaardijschepen van de O. I. Compagnie zorg
den toch goed voor het brievenvervoer. Daar
voor werden de brieven meegegeven aan een
scheepsgezagvoerder. Veel controle had men
er verder niet op. Voordat de O.I. Compagnie
er zich mee ging bemoeien, had het vervoer
wel op ongeregelde tijden plaats. Men zeilde
echter niet eerder uit, dan nadat zich een vol
doend aantal schepen tot een vloot had ver-
eenigd.
In 1610 vertoefde Cornelis Heda, een Haar-
lemsche schilder op de kust van Malabar. Hij
bemerkte, dat de Portugeesche kolonie te Goa
correspondentie ontving over land.
Wat die Portugeezen kunnen, doen wij ook,
dacht hij, En hij bracht direct onze regeering
ermee in kennis. Het postvervoer door Voor-
Indië en Perzië leverde vooral door de onop
houdelijke oorlogen, groote moeilijkheden op.
In 1617 werd echter voorgesteld gebruik te
maken van de karavaanwegen. In 1645 had
echter pas de eerste proefneming plaats. Deze
mislukte totaal. De koeriers werden overval
len en van alles beroofd.
Toen werd de hulp ingeroepen van de be
woners der verschillende kloosters. Zij waren
bereid als tusscbenpersonen dienst te doen
zoo kwam er een vrij geregeld brievenver
voer tot stand. Dit vervoer was sneller dan
per schip. 29 Januari 1665 zonden de Bewind-
hebbers der Compagnie enkele orders naar
Indië, waar ze 24 Mei aankwamen.
Men verzond afschriften langs verschillende
wegen in de hoop, dat een ervan toch zeker
terecht kwam Voor een deel werd de port door
den geadresseerde betaald. Van een vast tarief
was nog geen sprake. In oorlogstiid werd al
les natuurlijk veel moeilijker, omdat men ei
kaars correspondentie onderschepte. Meestal
gebruikte men dan geheimschrift.
In 1674 heeft een Hollander voor 't eerst de
reis over land van Indië naar Holland onder
nomen. Hij was vermomd als een Oosterscb
koopman. Door 't aanbieden van kostbare ge
schenken wist hii uitplundering te voorkomen.
13_ Februari was hij vertrokken, 20 Juli kwam
hij te Aleppo Na 6 weken kon hij scheep gaan
naar Livorno. Vandaar werd de reis te paard
voortgezet over Florence naar Innsbruck.
Augsburg, Keulen, Arnhem. Utrecht naar Am
sterdam. Hij was precies 328 dagen, onderwee
geweest. In zijn dagboek beklaagt hij zich
vooral nve>- de slechte wegen in Italië en
Ehiitschland.
Op het laatst van de 18de eeuw trachtte de'
Compagnie een geregélden 3-m.aandeliikschen
dienst te onderhouden met 10 scheepjes.
Maar ook al weer door de Fransche en En-
gelsche oorlogsschepen werden deze vaartui
gen vernietigd, zoodat dit vervoer moest wor
den stopgezet
Pas in de 19de eeuw kon men van een ge
regeld postvervoer naaf Indië spreken, 't Is
nog maar eenige jaren geleden, dat een brief
vier weken onder weg was. Als we hierover
nadenken, moeten we zeker respect hebben
voor wat onze tijd heeft bereikt. Je zoudt
haast zeggen: sneller kan het niet.
3E.B,Z,
CHINEESJES.
Velen van jullie zijn misschien van mee
ning, dat Chineezen in hun eigen land nog
met lange staarten loopen en dat ze zijden
gewaden dragen, waarmee men ze wel eens
op plaatjes ziet afgebeeld. Maar dat is niet
juist. De meeste Chineezen, vooral in de
groote steden van China, loopen' in Euro-
peesche kleederdracht.
Wat jullie misschien ook niet weet, is, dat
de staarten, die een jaar of vijftig geleden
iedere Chinees droeg, oorspronkelijk als ver
nedering bedoeld waren. Maar weldra waren
ze er zoo aan gewend, dat ze de staart als
eereteeken bleven dragen.
Op de teekening hiernaast' zie je nog een
paar Chineesjes in die ouderwetsche dracht.
Aardig ziet dat er uit, vinden jullie niet?
Het is heel gemakkelijk deze figuurtjes zelf
te maken. Je teekent ze eerst op niet te dun
karton en kleurt ze dan met aardige kleuren.
Het geheel, zooals je dat op de afbeelding
hiernaast ziet, bestaat uit drie stukken.
Het achtergedeelte, dat een stuk van een
tempel voorstelt, is roodgelakt; de twee Chi
neesjes die er zich heen hegeven, hebben fel
gekleurde kleeding aan. Een apart gedeelte
is het Chineesje, dat juist uit de tempel
komt; de voorgrond wordt gevormd door een
deftigen Chinees, die daar wandelt. Als je
alles geteekend en gekleurd hebt, knip je de
figuurtjes uit.
Dan plak je deze drie stukken op een on
dergrond van geel karton. Je hebt dan een
alleraardigst geheel gekregen.
Het spreekt vanzelf, dat je netjes moet
werken, anders bederf je het geheel. Net
jes werken is altijd, een eerste vereischte, om
iets te doen slagen. Als je de figuurtjes met
verf kleurt, moet je er voor zorgen, dat de
eene kleur goed droog is, voor je met de
andere begint. Anders loopen de kleuren door
elkaar en krijg je een hopeloos geknoei. In-
plaats van karton kun je ook alles van triplex
maken; dat is natuurlijk steviger. Dan moet
je de figuurtjes uitzagen, inplaats van knip
pen. En de kantjes goed glad maken met een
vijl, dat je bij het aanpakken geen splinters
in de vingers krijgt.
Als je al deze raadgevingen goed opvolgt,
zal je eens zien, wat een aardig geheel je
krijgt.
door W. B.Z.
De poppenkast staat bij ons op het plein,
Je snapt wel, dat vinden we allen
Heel fijn.
Daar heb je Jan Klaasen, wat is 't een guit
Hij jaagt er Ka trijntje zijn huisje
Nu uit.
Katrijn draagt een muts met handen zoo
waar,
Ze draait met haar oogen, dat lijkt wel
Heel raar.
Dan komt de dood en die lange meneer
Maar Jan jaagt ze weg voor de zooveel-
ste keer
En Jan slaat Katrijntje, dat is niet goed,
Maar gauw heeft hij spijt en zegt: Trijn. je
bent zoet.
Toe, jongens kom ook bij ons op het plein,
De poppenkast staat er en dat is
Zoo fijn.
We zullen ons ditmaal weer eens bezig
houden met rook en rookpluimen. Want dat
je die niet altijd hetzelfde teekenen kunt,
zullen jullie ook wel begrijpen. Het rook-
pluimpje van een sigaret is niet hetzelfde
als dat van een fabrieksschoorsteen. En toch
zijn het allebei rookpluimen.
ZATERDAG 3 AUG. 1935
Zoo zie je op de bovenste teekening de
zware en dikke rookpluim, die uit de pijp
van een fabriek of een groote oceaan-
stoomer komt. Links daaronder: ook een
rookpluim uit een fabrieksschoorsteen, al
leen is deze niet zoo zwaar.
Daarnaast zie je een brandende sigaret
waaruit een ijl rookwolkje opstijgt. Tenslotte
de rook, die uit de uitlaat van een motoiv
fiets komt. Van die korte scherpe plofjes. Je
ziet, dat deze rookpluim weer heel anders
geteekend wordt dan al de vorige.
Met deze voorbeelden zal jullie nu zelf
ook wel andere soorten kunnen teekenen
Probeer het -maar eens, dan zal je zien, dat
het wel lukt.
Een dure Bijbel. Een der weinige bijbels
die er nog over zijn van de exemplaren door
Gutenberg gedrukt, men zegt nog 12, is voor
de Bibliotheek der Vereenigde Staten aange
kocht voor 1.000.000 dollars, dat is in Hol-
landsch geld 2.500 000 gulden.
Eigenaardig ondergoed. Een Koreaan
draagt een netflanel van gevlochten' riet.
Steden van blik. In Spanje, in de nabij
heid van Sevilla en in Syrië nabij Beireuth
vindt men er zoo een. De bewoners der eerste
zijn Zigeuners en bedelaars, die hun woningen
hebben opgebouwd uit blik, dat ze verkregen
door !t verzamelen van allerlei conserven-
blikjes, petroleumbliken, biscuitblikken enz.
De tweede stad wordt bewoond door verdre
ven Armeniërs, die met behulp van blik en
hout niet alleen hun woningen maar ook ker
ken, scholen en hotels bouwden. Deze stad
heet Armenistan, de Spaansche blikken stad
draagt den schoonen naam van Villa Lala.
DE KLEINE MUIS.
Ze was zoo klein en zoo lief, met haar
zachte velletje en haar ronde, schitterende
oogjes. Haar moeder, de oude, grijze muis,
was heel trotsch op haar en men had de af
straffing moeten voelen, die zij gaf aan. ieder,
die het kleintje probeerde te plagen of pijn
te doen.
Ze woonde onder de parketvloeren van een
mooi huis, waar de gronden goed schoonge
maakt en gewreven werd. En nu ze grooter
werd, zou ze zoo graag eens wat meer willen
zien van die wereld daarbuiten, die haar zoo
mooi toescheen.
„Denk erom", zei haar moeder, „ga nooit
naar buiten, als er licht brandt. De menschen
zijn slecht en verafschuwen ons. En als het
donker is, dan is er nog een ander gevaar, een
heel groot gevaar, dat ons altijd bedreigt. Stel
je een groot monster voor, met een dikke
vacht, vurige oogen en nagels als dolken. Bo
vendien heeft het monster nog lange puntige
tanden en een tong, zoo ruw als een rasp. Het
kan zijn klauwen intrekken en dan kan het
zoo zacht loopen, dat je het niet kunt hooren
aankomen. Als het je te pakken heeft, dan
kan niets, niets je redden. Jij bent nog klein,
jong en zonder ervaring. Luister naar mij en
ga niet met je kameraadjes mee, die 's avonds
of rooftochten gaan en 's morgens weer terug
komen, hun snuit nog met kaaskruimels. Als
je wist, hoe vaak er een niet terugkomt! En
dan blijven de oude muizen, zooals ik, heel
alleen en huilen om hun kindertjes, die ze
nooit terugziën
En het kleine muisje luisterde met opge
heven kopje. Moeder had natuurlijk gelijk.
Maar het was moeilijk, om weerstand te bie
den aan de heerlijke geuren, die van huiten
in de muizenwereld binnendrongen. De pro
visiekast was niet goed gesloten en iedere
nacht deden de muizen zich er te goed. De
kleine muis kende kameraadjes, die 's morgens
als ze terugkwamen^ bijna niet meeï kondenTdpea
staan en met een dikke stem vertelden, hoe
zij gesmuld hadden van een pot met jam.
Haar moeder had het maar altijd over kat
ten, maar volgens de anderen was dat zoo'n
zeldzame ontmoeting! En bovendien kon men
zich dan altijd in een gaatje verstoppen, daar
konden de katten met hun pooten niet in
komen. De kleine muis wilde ook al die won
derlijke dingen zien, die daar buiten waren.
En op een avond, gebruik makend van de
onoplettendheid van haar moeder, sloop ze
achter eenige kameraadjes, die iedere nacht
op strooptocht uitgingen, naar buiten.
Men kwam door een klein gaatje in de keu
ken en dan ging het voorzichtig op de provi
siekast af, die altijd op een kier stond. Die
avond was er geen jam; maar oh, wat een
heerlijke kaas lag er!! Piepend van plezier
vielen de muizenn op de lekkernijen aan en
met hun scherpe tandjes knaagden ze er
lustig op los. Hoe verrukkelijk! De kleine muis
at met gesloten oogjes en kon bijna niet ge-
looven, dat ze niet droomde. De anderen waren
al lang aan zulke dingen gewend.
„Pst", zei er plotseling een. „Daar komt
iemand". En inderdaad, zware stappen weer
klonken in de keuken. De keukenmeid had
zeker iets vergeten en kwam nog eens terug.
Vlug, vlug, in het eerste het beste gat! Een
golf van licht scheen in de kast en vanuit hun
schuilplaats konden de muisjes een groote
vrouw met woedende oogen zien, een bezem
in de hand. Ze lachten stiekumpjes, toen de
vrouw de gaten zag, die zij in de kaas ge
maakt hadden. En heel voorzichtig slopen ze
naar hun holletjes, blij, dat er niemand ge
pakt was.
Na deze ondervinding was het kleine muisje
nadenkend geworden. De menschen, zooals de
keukenmeid, die hij gezien had, leken hem
monsterachtig en gevaarlijk, maar gemakke
lijk te ontwijken. En zoo besloot hij andere,
gevaarlijker onderzoekingstochten te gaan
maken.
Op een avond ging het muisje naar buiten
door een heel ander gat, dan dat, dat in de
keuken uitkwam. Ze zag een groote verlichte
kamer en een heer en dame, die aan een tafel
zaten te eten. Haar nieuwsgierigheid was
grooter dan haar angst en ze bleef op het
parket zitten, angstig om zich heen kijkend.
„Oh, kijk, een muis", zei de dame.
De heer keek naar het kleine beestje en
gooide het een stuk worst toe. De muis, die
niet bang meer was, at het gulzig op. Zijn
moeder had toch ongelijk gehad; alle men
schen waren niet slecht, er waren aardige
ook bij.
De volgende dag, op hetzelfde uur, begaf hij
zich weer naar de eetkamer. Dit keer maakte
men een lekker hapje voor hem klaar op een
klein schoteltje en tot het genoegen van beide
toeschouwers, at hij het heelemaal leeg.
Langzamerhand waagde hij het zelfs, om
op tafel te komen en zich te laten streelen
door de groote handen van den heer, die dat
heel voorzichtig deed, bang om hem pijn te
Zoo spoedig was het muisje gewend, dat het
voortaan niet meer deelnam aan de gevaarlijk
geworden tochten naar de keuken, waar nu
een groote grijze kater woonde.
Dagen, maanden gingen voorbij, de muis
begon de eetzaal als haar eigen domein te be
schouwen, waar niemand haar kwaad kon
doen. Ze vertelde het geheim aan haar oude
moeder. Maar deze was er niet erg mee inge
nomen.
„Dat is zooiets buitengewoons, dat ik je niet
kan gelooven, voor ik het gezien heb".
„Morgen".
„Goed dan, morgen".
Die avond merkte de kleine muis, dat haar
vrienden treurig waren. Nooit tevoren had ze
zooveel lekkere beetjes gekregen en nooit
hadden ze haar zoo gestreeld en geliefkoosd.
Den volgenden dag kwam ze weer in gezel
schap van haar moeder. Argeloos sprong zé
op tafel, om haar eigen schoteltje te vinden
en toen zag zeeen heer, die niet de
zelfde was er van de andere dagen en die woe
dend naar haar keek en een dame, die ook
een vreemde was: de nieuwe bewoners van
het huis.
Verschrikt keek het muiske om zich heen,
niet wetend, waar te vluchten en toch nog
denkend, dat men hem geen kwaad zou doen.
Maar ze was te goed-vertrouwend. De man
gaf haar een slag. Zonder geluid rolde ze op
den grond, terwijl de dame om de keukenmeid
riep.
„Neem die doode muis weg", beval ze. „Bah,
om naar van te worden"
In haar holletje snikte de oude muis het
uit van verdriet. Nooit zou ze haar lieve mooie
muisje weer terug zien. De menschen, die het
muisje bij zich gelokt hadden, waren toclj
wreed geweekt, want ze hadden <Jit kunnen
voorzien.
Nee, een muisje kon alleen maar ongeluk
hebben, als ze in aanraking kwam met de
menschen en nooit, nooit zou de oude muis
haar kind weer terugkrijgen.
SCHADELIJKE FAMILIES.
Als de tomatenplanten flink doorgroeien
hebben ze een steuntje noodig. Wil je een
volle plant hebben, die breed uitgroeit, dan
moeten ze getopt worden, d.i. de top er uit
geknepen, zoodra de eerste bloemen zichtbaar
zijn. Uit de oksels der bladeren ontwikkelen
zich dan nieuwe stengels.
Het gemakkelijkst is echter om de planten
met één stengel op te kweeken. Is de plant
ongeveer 1 meter hoog geworden, dan knijpen
we de top in, zoodat" de groei gestuit wordt
en de sappen tengoede komen aan de vruch
ten. Alle zijscheuten moeten zorgvuldig wor
den uitgesneden, anders wordt de plant te
wild en geeft geen vrucht. Als de tempera
tuur warm en droog is. moeten we de plant
van tijd tot tijd begieten, anders zullen de
vruchten wel gauw rijp zijn, maar klein
blijven. Zijn de vruchten eenmaal op volle
grootte gekomen, dan kunnen de bladeren
om die vruchten wat verwijderd worden, op
dat de zon ze spoedig rijp kan stoven. De
laatste vruchten, die bij het dreigen van
vorst al lichtrood beginnen te worden, kun
nen afgeplukt en op een warm zonnig plekje
voor het raam narijpen.
Er zijn verschillende soorten' tomaten met
groote en kleine, gladde en geribde, roode
en gele vruchten. Om de mooie kleur wordt
de roode meer geteeld. Op velerlei manieren
zijn ze in de huishouding te verwerken, daar
zal moeder wel raad op weten, maar zoo ge
woon aan plakjes op de boterham met wat
zout of suiker naar smaak is het bijna net
zoo lekker als aardbeien en we kunnen ze
tegenwoordig het grootste deel van het jaar
eten.
Wat is nu het schadelijke van de tomaat,
vraag je. Dat is gauw gezegd. Alles wat er
groen aan is, dus stengels, bladeren en de
onrijpe vruchten. Dus pluk alleen de rijpe
vruchten of die reeds kleur beginnen te krij
gen.
Aardappelen komen ook geregeld op tafel
en toch behooren ze tot genoemde groep.
Als de plant groeit en bloeit, zie je een dui
delijke overeenkomst met de nachtschaden.
De bladeren zijn grooter, grover en de kleur
der bloemen heel lichtblauw. De bloemen, die
als gewoonlijk tot zaad veranderen, leveren
ons niet de eetbare vruchten, doch zijn juist
zeer vergiftig.
De eetbare deelen zitten onder den
grond en zijn feitelijk verdikkingen in de
wortels. Zelfs wanneer je een z.g. pit uit de
aardappel, je weet wel waar de bleeke sten
gels in het voorjaar uitkomen, met een
stukje schil in den grond stopt, kom er een
plant van en zal je in de nazomer aard
appelen kunnen rooien.
In de 16e eeuw werd de plant door de
Spanjaarden uit Zuid-Afrika gebracht en
later door Drake uit Zuid-Amerïka in Europa
ingevoerd, doch in hét begin moest men er
niets van hebben, eerst na 1750 werd de
aardappel als volksvoedsel gebruikt, en nu
zijn er weinig maaltijden zonder deze vruch
ten.
Ook hierin zijn verschillende soorten en
we kennen aan de duinstreken de zand- en
duinaardappelen. Ook heb je op een wan
deling in de duinen wel eens die helder groene
veldjes zien liggen die later de fijnste soor
ten opleveren van ons dagelijksch voedsel.
In de kleistreken komen zwaardere soorten
voor, terwijl die van dé veenstreken meest
verwerkt worden voor aardappelmeel, sago
enz.
S.
Om uitsterven te voorkomen. In 't Ber-
ner^Oberland heeft men 100 jonge steenbok
ken uitgezet om te voorkomen dat deze die-
in de Alpen zullen uitsterven. Het spreek van
zelf dat de jacht op deze dieren nu verbo
den is.
WIE ZOEKT ER MEE?
Hier volgt een aaraige opgave, waar je
kleurkrijt of verf bij noodig hebt. Je moet
heel precies te werk gaan, want anders komt
er niets van terecht. Luister maar: je ziet
dat ieder vakje op de teekening een nummer
heeft. Nu moet je die vakjes kleuren en
wel zoo: dat alle vakken waarin je het num-
ftyér 1 ziet stag,n bruin gemaakt wofden. De
vakken 2 worden donkergroen. De vakken
waarin een 3 staat, maakt je lichtgroen. Geel
worden die vakken met no. 4 en no. 5 wordt
tenslotte blauw. Je zal eens zien wat een
aardig plaatje je dan krijgt. En nu maar-
aan den slag jongelui