De vierde motorpont op de Waal bij Nijmegen in gebruik genomen. Een pompstation te Eist geopend
HET HUIS Ho. S3.
Een zinkend en scheurend mijndorp. Chèvremont is een der gemeenten m
de Zuid Limburgsche mijnstreek, die het meest van de mijnbouwschade te
lijden heeft. - Een toto, die voor zich zelf spreekt
De vierde groote motorpont van de gemeente Nijmegen, die dienst zal doen op
de Waal, is in gebruik genomen
Het nieuwe pompstation en de drinkwaterleiding te Eist zijn Donderdag door den commissaris der Koningin 'm Gelderw
land, mr. P. Baron van Heemstra, officieel in gebruik gesteld. Met ambtsketen, de burgemeester van Eist, de heer
W. Th. de Leeuw
Sir Philip Cunliffe-Lister, sir Samuel Hoare en Lord Irwin arriveeren
aan Downing Street 10 te Londen voor de buitengewone zitting
van het (Engelsche Kabinet
Prof mr. J. C. Kielstra, gouverneur van Suriname, arriveerde Donderdag
met zijn echtgenoote en dochter per s.s. .Van Rensselaer" te Amster
dam
De internationale voetballer ir. Law Adam, is Donderdag uit den Haag naar Marseille vertrokken om zich
vandaar in te schepen naar Ned. Indië, waar hij zijn werkzaamheden zal hebben. Bij het afscheid was o.a.
ook oud-minister Kan aanwezig
De muggenplaag op den afsluitdijk.
De chauffeur van de A.T.O.-bus moet
eenige malen stoppen om de insecten
van den radiator te verwijderen, daar
anders de motor warm zou loope*
FEUILLETON.
£en oorspronkelijke roman
Ir. J. C. L. B. PET.
8)
Christiaan had geenszins den tijd om be
spiegelingen te houden over de wanverhou
ding welke bij kleine kinderen in het alge
meen, en bij deze baby in het bijzonder be
stond tusschen den omvang van het lichaam
en dien van de stem.
Hij begreep, dat hij verkeerd was geloopen
en. om het zoo te zeggen, bij de buren was
beland. Zijn eenige heil lag in een overhaas
ten aftocht. Hij mompelde een verontschuldi
ging, trok de deur weer achter zich dicht, en
liep den zolder weer op. Toen hij bij de trap
was gekomen botste hij tegen iemand op. Hij
verloor bijna zijn evenwicht en greep zich
vast aan de gestalte waarmee hij in botsing
was gekomen. De onbekende uitte een kreet
van schrik; het was een vrouwenstem, die hij
meer had gehoord. Aandachtig keek hij toe in
het flauwe licht, dat door de reten in het dak
in de schemerachtige ruimte sijpelde. In zijn
armen hield hij Ziska. Op hetzelfde oogenblik,
dat hij merkte, wie hij daar tegen het lijf was
geloopen. herkende zij hem.
Een plotselinge verlegenheid overviel hen
beide gelijktijdig lieten zij eikaar los. en
keken vcor zich zonder een woord te spreken.
Toen vroeg het meisje: „Wat kom jij hier
doen".
„D° oolit'e zit" mü achterna", antwoordde
„D. ha gezegd'
„Dat heb je", antwoordde hij grimmig en
toen zachter „Wat moet ik doen?"
„Laat je opp-A-ken dat heb ik ook al eerder
gezegd. Dat is de eenige kans, dat je eruit
springt."
„Ik durf niet", fluisterde hij, „ik weet niet,
wat er met mij gaande is. Je zult wel gelijk
hebben, dat het 't beste is..Maar dat verschrik
kelijke gevoel, te worden opgejaagd! Ik kan
niet, ik durf niet meer op straat te komen.
Wat moet ik doen?"
„Je moet gaan, ezel. Begrijp je niet, dat
elke minuut die je hier blijft, de zaak erger
voor je maakt? Als de anderen je zien
„Wat dan?"
„Maar man, ben je heelemaal suf gewor
den?"
„Ik geloof van wel", antwoordde hij, wan
hopig.
Zij nam hem bij de armen en schudde hem
door elkaar.
„Word dan wakker kerel. Luister naar mij.
Als ze je opnieuw hier vinden, hebben ze nog
meer vat op je, dan ze nu al hebben. Dat je
hierheen bent gevlucht is een nieuwe aanwij
zing dat jij het werkelijk hebt gedaan. Reken
er op, dat ze daar dankbaar gebruik van zul
len maken. Snap je het nu eindelijk?"
„Ja", antwoordde hij gedwee.
„Ruk dan uit".
„Ik durf niet".
Zij liet moedeloos de armen langs het lijf
vallen.
„Ben jij een kerel? Moet ik hier nog lang
tegen je staan betoogen? Als de anderen zien,
dat ik hier met jou sta te kletsen, wordt het
er voor mij ook niet beter op. Ze vonden toch
al, dat ik te vriendelijk voor je was. Wil je
nu gaan of niet?"
„Ik öurf niet".
Zij stampvoette van drift.
„Hoe vaak moet ik nóg zeggen, dat je je
eigen zaak bederft, door hier te blijven? Ben
ie heelemaal gek gewonden?"
„Ik geloof het wel. En he1: is jullie schuld."
Zij deed een stap acb^-uH en boog het
ofd omlaag.
.Waarom zeg toonloos.
Hij haalde de schouceis op en zweeg.
Zij trad op hem toe en legde de armen om
zijn hals.
„Het is waar" zei ze, en smeekend „maar
ga nu, de Groot, in Godsnaam, ga hier weg.
Ze mogen ons niet samen zien hier. Straks
komen ze".
„Ik kan niet", antwoordde hij, koppig als
een kind.
Zij liet hem los en trad een schrede achter
uit.
„Dus je wilt je eigen ongeluk?"
„Ik weet het niet".
„En het mijne?"
Weer haalde hij de schouders op.
„Zie je niet, wat je doet? Zie je niet, dat je
jezelf miserabel maakt, en mij erbij? Begrijp
je niet, dat ik het niet zou wagen, hier zoo
lang met je te praten, als ik niet zoo gek was,
verliefd op jou te zijn? Begrijp je dat niet,
met je suffe kop?"
„Jijop mij?"
Er klonk een snik in haar stem, toen zij
antwoordde:
„Ja, ik op jou".
„Maar waarom?"
„Weet ik dat? Is het niet genoeg voor je, dat
ik het ben? En is het niet stom genoeg van
mij? Zou ik hier anders nog zijn? Het is spe
len met vuur."
Hij antwoordde niet.
Nogmaals omhelsde het meisje hem, en
smeekte;
„De Groot, de Groot, nu moet je gaan. Kom,
mijn jongen, ga nu weg. Hier, geef me een
kus. op mijn mond, en ga weg, en kom nooit
terug".
Zij trok zijn hoofd voorover en drukte haar
lippen tegen de zijne.
Toen duwde zij hem zachtjes in de richting
van de trap, en fluisterde: „Ga nu weg".
Hij keek schuw naar beneden, en fluisterde:
„Daar zijn t
„Je durft c1 *t?"
Hij zweeg.
„Je durft niet?"
Langzaam schudde hij ontkennend het
ofd. De opwinding was te groot geweest,
zijn veerkracht was gebroken. Slechts één
angst bezielde hem; weer te worden achter
volgd als een opgejaagd beest. Alles liever
dan dat. Liever de minachtende behandeling
van een troep boeven dan die hopelooze vlucht
voor een steeds groeiend aantal belagers.
Het meisje dacht een oogenblik na.
„Goed, dan zal ik met je meegaan. Durf je
dan?"
Hij antwoordde niet onmiddellijk. Op dat
oogenblik klonken in de verte het slaan van
een deur en het stappen van enkele mannen.
„Daar komen ze", hijgde het meisje, „kom
mee, gauw, anders hebben ze ons te pakken."
En met haar kleine sterke handen greep zij
Christiaan beet en trok hem mee de trap af.
Half loopend, half vallend kwamen zij bene
den.
Boven klonk het stappen nu vlugger, een
zware stem vloekte.
„Vooruit, vooruit!" fluisterde het meisje, en
samen renden zij door de gang naar de bui
tendeur. Op de trap bonkten de schoenen
van hun achtervolgers.
Het meisje rukte de deur open en deinsde
achteruit. Vóór hen stond, een breeden grijns
op zijn gezicht, de man die er uitzag als een
glazenwasscher met rood haar.
Op dat oogenblik toonde Christiaan, dat zijn
versuffing van voorbij gaanden aard was ge
weest. Bijna op hetzelfde oogenblik, dat hij
den man zag, schitterde de kleine nikkelen
revolver in zijn uitgestoken rechtervuist.
„Achteruit", bulderde hij en op hetzelfde
oogenblik gaf hij hem een zoo heftigen trap,
dat de kerel hard vloekend over de *traat-
steenen rolde.
Nu was het Christiaan, die de leiding nam.
Hij greep het meisje bij de hand en trok haar
mee de steeg uit. Op den hoek stonden zij
hijgend stil, en keken om. Er was niemand
meer te bekennen. De ron^p was blijkbaar op
gekrabbeld en naar V'
van de bende scheen
een vervolging op dei
moest uitloopen.
Toen bedacht Christiaan, dat nu een nieuwe
jacht zou beginnen.
„Waar gaan we heen?" vroeg hij aan het
meisje.
„Ik ga naar het politiebureau", an tv. de
zij kortaf.
„Jij?."
gegaan; de :-est
■en ingezien, dat
iren weg op niets
„Wat ga je daar doen?"
„Vertellen, dat ik dien agent heb neerge-
paft."
„Jij?"
„Wie anders?"
„Heb jij dat dan gedaan?"
Zij haalde de schouders op.
„Ziska", vroeg hij dringend, „heb jij op
dien agent geschoten?"
„Neen", fluisterde zij.
„Wie dan?"
„Een van de. anderen",
„Maar waarom
„Heb jij iemand anders gezien?"
„Neen, ik niet".
„Wel, niemand heeft hen gezien. Er zijn
getuigen. De eenige ben jij. Jij kunt getuigen,
dat je mij met dien agent zag vechten, en dat,
toen je vlak bij was, een schot viel. Dat is ge
noeg voor de politie".
„Maai-, waarom ga je er dan nu heen, om.
Zij antwoordde niet, hij zag, dat haar oogen
vol tranen stonden.
„Ziska", fluisterde hij, „doe je dat voor
mij?"
Zij knikte, zonder een woord te spreken.
„Dat zal niet gebeuren", zei hij, gedeci
deerd, „ik heb je straks verweten, dat ik door
jouw schuld in de misère was geraakt. Je zult
dat van mij niet kunnen zeggen. Ik wil het
niet hebben, versta je?"
En, toen zij niet antwoordde, herhaalde hij
nog eens:
„Versta je?"
Zij keek hem met betraande oogen aan.
„Ga jij naar je meisje", fluisterde zij.
Het volgende oogenblik rukte zij zich los en
rende de steeg uit.
Christiaan ging haar achterna. Hij zag het
meisje de straat inrennen, die hij dien mor
gen eerder was ingegaan. Bij de reclamezuil
was een menigte verzameld, waarin het meisje
spoorloos was verdwenen. Christiaan zocht en
zocht, maar het leek wel of de aarde haai
had verzwolgen.
.(Wordt vervolgd.).