beste vriendinnetjes en vriendjes. wie zoekt er mee? HET VISCHJE MET DE KOSTBARE STEENEN. een heete-lucht toestel. over kaiko-san Aaïi het aantal briefjes bemerk ik, dat jul lie 'nog lang niet allemaal weer school hebt. Na een door mij ingesteld onderzoek, is mij gebleken, dat het grootste deel der bijzondere scholen, waar ook vriendinnetjes en vriend jes van nrij opgaan, nog vacantie heeft.. Ik hoop echter jullie briefjes zoo langzamerhand weer te ontvangen. Voor de trouwe brief schrijfster tj es en schrijvertjes wordt a.s. win ter weer club gehouden. Met spel, vertellen, zang, voordracht en verschillende soorten van handenarbeid worden dan weder eens per week eenige gezellige uurtjes doorgebracht. Knus en gezellig bij lamplicht en warme Jcachel, wanneer het buiten regent en stormt, vriest of sneeuwt. Misschien lukt het mij een gezellig zaaltje voor ons werk te huren, 'lc Ge loof zelfs wel haast zeker, dat het mij lukt. Maar voor alles meisjes en jongens, moeten jullie na de vacantie weer trouw gaan schrij ven. Worden jullie me weer trouw? Ja? Prach tig hoor. Lief SPARRETJE. Meisjelief wat heb je een mooi postpapier. Het plaatje op het blaad je waar je je briefje op geschreven hebt, stelt zeker de „Rattenvanger van Hameln" voor? je moeder weet wat mooi is zeg. Heerlijk dat je een prettigen verjaardag hebt gehad. Je hebt het schilderijtje een mooi plaatsje ge geven en dat vind ik zeer vriendelijk van je. Kom je nu ook eens bij me op theevisite? 's Zondagsmiddags ben ik meestal thuis en wanneer ik plan heb uit te gaan, zal ik het van te voren laten weten, zoodat je niet voor niets komt. Ik weet het altijd wel een dag vooruit, 'k Zal het werkelijk heel gezellig vin den, als je eens met je ouders komt. Heb je de plaatjes van hét spel al bekeken? Kwar tetten is een prettig spelletje en ik hoop dat je er gezellige oogenblikken mede doorbrengt. Lief van Ina je zoo te verrassen met haar bloemen en chocolade. Dag Sparretje. Beste ZILVERVOS, Je hebt ook al mooi postpapier. Grappig die twee monteerende aviateurtjes. Dus je bent toch nog prettig uit geweest. Fijn hoor. Waar woont je grootmoe der? Je vindt het dus prettig a.s. Dinsdag weer naar school te gaan. Dat mag ik hoo ien. Nu maar weer flink opgelet en je best gedaan. Dag Zilvervos. Lief BOSCHVIOOLTJE. Wanneer ik eens in je album wil schrijven? Wel meisjelief zorg maar dat ik de album in m'n bezit krijg, en dan gebruik ik er wel een verloren momentje voor. Je moet haar maar inpakken en wan neer ik niet thuis bén, door de' brievenbus gooien. In de rubriek schrijf ik, wanneer jé dé album kunt komen halen. Dag Bosch viooltje. Beste DREUMES. Prettig dat je een ge zellige vacantie gehad hebt. Ja, ik ben wel uit geweest, maar niet lang. 'k Vond het juist prettig eens thuis te zijn en er niet voor aller lei beslommeringen op uit te moeten. Je moet me aan je verjaardag nog maar eens herinne ren, dan plaats ik je in de rubriek. Dag Dreu mes. Best MEIKEVERTJ®. Jij bent een echt trouw wriendje van me en ik vond het heel lief van je, dat je me even kwam opzoeken. Als je weer eens komt, hoop ik wat meer tijd voor je te hebben. Prettig dat je met Koninginne dag feest hebt. Ik hoop maar dat het dan heel mooi weer is en er veel menschen buiten 'zijn Weet je waarom? Omdat ik dan een „Bloem pjesdag" houd ten bate van de schoolvoedmg. Ik wensch dat de penningmeester met eenige dames dan tot laat in den nacht moet zitten tellen en dat iedere inwoonster en inwoner van Velsen het bloempje koopt. Je ziet, ik heb nog niet veel briefjes. De meeste kinderen houden nog vacantie. Dag Meikevertje. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. Schuddekorfsdag. Zoo noemde men in de Middeleeuwen wel den llden November, dien we tegenwoordig Smt-Maartensdag noe men. In dien ouden tijd was het in het bis dom Utrecht de gewoonte, dat hier en daar een vuurtje gestookt werd, het Sint-Maar tensvuurtje. Zoodra het goed brandde, bracht men een mand met appelen, peren, noten, mispels en andere vruchten boven het vuur en die werd dan zoo heen en weer geschud, dat de inhoud er uit viel of indien de bodem door het vuur verbrand was in of nabij het vuur viel. Wat op den grond viel, mocht door de omstanders opgeraapt en behouden worden. Voor deze gewoonte kreeg de 11de November den naanr van Schuddekorfsdag. Ook praatte men wel vair Sint-Maarten-Schuddekorfs- dag. Zoo staat onder den brief waarbij Graaf Jan H van Henegouwen in 1303 aan de stad Leiden het recht gaf om een jaarlijksche kaas markt te houden: Gegeven in 1303 op „Sint- Maarten-Scliuddekorfsdag" dat wil dus zeg gen 11 November 1303, maakte, heeft hij verschillende fouten er in gemaakt. In het geheel zijn het er vijf. Wie van jullie is knap genoeg, om deze 5 fouten tamelijk moeilijke te vinden. TANTE TINE. De oude visscher Gontram woonde met zijn dochtertje in een hutje aan de zee, ver van ieder ander huis of dorp. Daar waar het huisje stond, maakte de kust een diepe zan dige inham. Achter het huis verhief zich een kreupelbosch en Gontram droogde zijn netten op de lage boom en. Niemand wist hoe lang hij al wel gewoond had in dat hutje, 's Avonds kon men in de verte het licht zien branden. Dan zat de oude Gontram voor het vuur en las of rookte zijn pijpje en tegenover hem zat stil zijn dochter. Zij was achttien jaar, haar oogen waren blauw ais de zee op 'n mooicn zomerdag, heur haren leken gesponnen goud en ze was zoo mooi als een zonsopgang. Ze heette Amarilla. De grijsaard aanbad haar, gaf haar alles wat ze' vroeg en bestrafte haar nooit. Amarilla vond dat heel natuurlijk en nooit deed zij iets vriendelijks voor haar va der. Gewoon hem voor haar te zien zitten haar af en toe eens aankijkend met zijn goedige oogen, vond ze, dat hij blij moest zijn een dochter te hebben als zij. Overdag, als haar vader op zee was, wan delde Amarilla langs de kust, raapte mooie schelpen op en keek naar de' verre horizon. Zij voelde zich gelukkig, en verveelde zich nooit. Op een dag gebeurde het, dat de oude Gon tram een van zijn netten vergat en toen Ame- rilla het merkte, was hij al te ver weg om hem te roepen. Nieuwsgierig bekeek zij het voorwerp, dat haar vader altijd gevuld met visch naar huis bracht. „Als ik het ook eens probeerde?" dacht ze. Maar ze had geen roeiboot en Gontram had haar altijd verboden aan de netten te ko men. „Wat hindert het," dacht ze, „de zee is kalm; ik blijf hier in de baai en vader hoeft er niets van te weten." Ze greep het net en sleepte het op het strand. Een uitstekend stuk rots, dat boven het water uitstak leek haar wel geschikt en toen ze er op geklommen was, maakte ze zich gereed het net uit te gooien Op dat oogen- blik hield iets haar terug. Een zonderling voorgevoel af te zien van die even onnutte als domme onderneming en ze was op het punt het net weer naar huis te brengen. Maar dat was belachelijk; ze liep toch geen gevaar in deze kleine baai en wie weet, misschien ving ze nog iets. „Wat zal vader dan verwonderd zijn," dacht ze. En niet meer aarzelend, gooide ze het net in het water. Dit bleef rustig op de golven drijven. Zich een weinig voorover buigend kon Amarilla den bodem van de baai zien, zoo helder was het water. Ze zag zeeplanten, schelpen, maar geen visch. Op die manier zou ze dus niets vangen. Ongeduldig wilde het meisje het net weer naar zich toe trekken, toen plotseling het heldere water troebel werd. Tegelijkertijd trilde het net en het meisje be greep, dat er een groote visch in de mazen ge komen moest zijn. Vlug trok ze het net terug, dat ging niet gemakkelijk, want het net was zeer zwaar. Heel verwonderd was Amerilla^ dan ook toen ze slechts een heel klein visch je in het net zag. Toen ze het vastpakte, merkte ze, dat het echter buitengewoon zwaar was. Terwijl ze het bekeek slaakte ze ëen kreet van verwondering. Het visch je was bedekt met kostbare steenen, die glinsterden in de zon. Op het droge spartelde het nog slechts weinig en Amerilla liep vlug naar huis om het in een bak gevuld met zeewater, te leggen. Nauwelijks lag het visch weer iri het water, of het sloeg heftig met zijn staart tegen de wanden en keer het meisje met zijn diamanten oogen smeekend aan. „Geef me de vrijheid", smeekte het, „geef me de vrijheid voor het te laat is." De visch was zoo buitengewoon, dat het nieisj e er zich niet over verwonderde, dat het spreken kon. Maar de steenen waren zoo mooi dat Amarilla er niet aan dacht het weer in zee te gooien. „Houd je stil," zei ze, „anders leg ik je op het droge," Maar het vischje ging door met smeeken en huilen. Amarilla was niet gewend dat men haar bevelen niet opvolgde en woe dend greep ze het arme diertje en legde het op de tafel. Spoedig bewoog het diertje niet meer. Het meisje bekeek de prachtige stee nen, robijnen, diamanten, safieren en sma ragden, Nooit had ze zoo iets prachtigs ge zien. „Oh," dacht ze, „daar kan ik een mooi sie raad van maken." Eindelijk werd het avond en haar vader kwam thuis. Amarilla zag dat hij somber gestemd was. „Dag mijn kind," zei hij „Ik heb vandaag niets gevangen, al mijn netten zijn vernield door een of ander groote visch," Maar zijn dochter luisterde bijna niet. „Kijk," riep ze, „Kijk!" En ze hield hem het doode vischje voor. De grijs aard verbleekte. „Hoe heb je die gevangen?" vroeg hij met trillende stem. En Amarilla vertelde hem de heele geschiedenis. „Hij heeft me gevraagd hem weer in zee te gooien; maar U begrijpt wel, dat ik dat natuurlijk niet ge daan heb!" „Oh, ongelukkige," kreunde Gontram. Hij scheen wanhopig. „Je had dat vischje vrij moeten laten. Gooi het in zee!" „Nee," zei het meisje hard. De grijsaard zuchtte en begon zijn netten na te zien. Het was nacht en een enkele kaars verlicht te 't huisje van den visscher. Plotseling ont stond een hevig lawaai. Een woedende wind rukte aan de .deur en de kaars ging uit. Een oogenblik meende Gontram de stem van zijn dochter te hooren, toen werd alles weer stil. Snel stond de oude man op en stak de kaars weer aan. Op de vloer zag hij natte sporen, maar hij had geen tijd om over hun her komst na te denken, want het bed van Ama rilla was leeg. Hij holde naar buiten. De stilte was volkomen, geen geluid was te hooren, be halve het ruischen van de zee. „Amarilla, Amarilla". Geen antwoord. Wan hopig keerde hij naar huis terug en probeer de te bedenken, wat er gebeurd was. Daar zag hij op tafel het doode vischje nog liggen, maar het was veranderd. De glinsterende steenen waren verdwenen en het was zwart geworden. Toen Gontram het in zijn hand nam, voelde hij, dat het zoo licht als een veer was geworden. „De geesten van de zee hebben mijn kind meegenomen," snikte hij. Hij maakte een ver- schrikkelijken nacht door. Maar i-oen de dage raad aanbrak, had hij zijn besluit genomen. Hij nam plaats in zijn boot en roeide naar de plaats waar den vorigen dag zijn netten ver nield waren. Daar liet hij het doode vischje voorzichtig in het water glijden. Toen wacht te hij op de dingen ,die komen zouden en plukte zenuwachtig aan zijn baard. Eenige minuten later, staken verschillende kleine monsters hun koppen boven water en riepen den grijsaard, terwijl ze gebaren met hun ge vinde handen maakten: „Je hebt gelijk hier te komen," zei een van hen,, „want je dochter is.,in .de macht van 1'lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllM We zullen nu voor de allerkleinsten een leuk stuk speelgoed maken, dat bovendien het voordeel heeft, dat het draait zonder inge- wikkelden moter. Knip van een stuk carton de schijf A, waar in je 16 knippen maakt en wel die, die met de lijnen B en C aangegeven staan. Daarna vouw je dit uitgeknipte stuk B en C om, langs de 'stippellijn D. Je krijgt op die manier S op staande „muurtjes". Op den ronden rand, die overblijft (E) plak je je kleine autotjes, zooals je er bij F een afge beeld ziet. Deze zijn- ook van carton geknipt. Nu neem je een stuk stevig ijzer-draad. Op het omgebogen einde bevestig je de schijf. Het beste kun je dit doen, door deze te laten rusten op een lange, glazen kraal, die je in de bazar koopen kunt. Het andere einde van het ijzerdraad be vestig je om de kachel. Goed is het, het ijzer- draad driedubbel te nemen. Als je het rad nu boven de kachel plaatst, zul je zien dat het langzamerhand in bewe ging komt om telkens harder te gaan draaien. Dat komt doordat de heete lucht in beweging komt en tegen de opstaande „muurtjes" botst, die het rad dan in een draaiende beweging brengen. goed andere figuurtjes, als paarden, men schen, dieren, enz. nemen. OOM KEES. den zeekoning. Zij heeft een van zijn pages ge-1 dood, het kleine vischje, dat jij net in zee geworpen hebt, en ze zal streng gestraft worden." Toen begon de grijsaard te weenen. „Geef me mijn kind terug," riep hij. „Onmogelijk", was het antwoord, „dat moet je zelf aan den koning vragen". „Breng me naar hem toe." „Dat mogen wij niet; maar we kunnen je den weg wijzen. Kom." „Ik zal verdrinken." „Snijd je baard af en geef die ons, dan loop je geen gevaar." De grijsaard zuchtte en sneed zijn baard af. Daarna sprong hij in zee. De kleine mon sters ondersteunden hem tot zijn voeten de bodem raakten. Daarna verlieten ze hem. „Ga recht uit, tot je een groote maanvisch ontmoet. Die zal je den weg wel verder wij zen." De grijsaard bedankte en vervolgde zijn weg. Eindelijk zag hij de maanvisch. Deze be keek hem verwonderd. „Waarheen is uw weg, reiziger?" Gontram vertelde zijn droevige verhaal. De maanvisch keek ernstig. „Ik weet niet, of ik je door moet laten gaan. Maar als je me de duim van je rechter hand geeft, zal ik je den weg wijzen!" Gon tram aarzelde niet. Met zijn mes hakte hij zijn duim af en de maanvisch slikte hem in een hap naar binnen. „Ga weer recht door; dan kom Je bij een wierbosch, dan loop je door tot je bij een afgrond komt. Daar staat een zaagvisch en die zal je verder wijzen." Gontram bedankte en ging verder. Het was een zware tocht door de dichte wieren, die den bodem bedekten.. En als hij niet zijn hooge waterlaarzen aangehad zou hebben, zouden de krabben en kreeften, die op den bo dem lagen hem met hun scharen leelijk ge wond hebben. Nu gleden hun scharen af op het sterke leer van de laarzen. Eindelijk had hij den afgrond bereikt. „Waar is de zaagvisch?" vroeg hij ver wonderd. „Zou de maanvisch me voor den gek hebben gehouden?" Maar op hetzelfde oogenblik zag hij de enorme visch op zich toekomen. „Aha", zei deze, teen Contram hem de geschiedenis ver teld had. „Jij wilt dus den koning spreken. Ik zal je naar den koning brengen, maar daar wil ik een geschenk voor hebben. Je rech terarm bijvoorbeeld. Daar ontbreekt toch al de duim aan." Gontram aarzelde. De zaagvisch keek hem spottend -aan. „Dus je weigert om je arm te geven, om je dochter te redden." De tranen sprongen den armen ouden man in de oogen en dadelijk deed hij, wat de zaag visch zei. „Dat is goed, zei de visch tevre den, „klim nu op mijn rug, dan zal ik je brengen naar het paleis." Droevig gehoorzaamde de oude man. Nauwe lijks zat hij, of de visch schoot als een pijl weg door den donkeren afgrond. Gontram zag, hoe lange grijparmen naar hem uitge stoken werden en vurige oogen fonkelden hem boosaardig tegen. De oude man dacht, dat zijn laatste uurtje geslagen had. Maai de zaagvisch vervolgde zijn weg. De tocht duurde lang en de grijsaard begreep dat hij naar het diepste gedeelte van de zee gebracht werd. Langzamerhand verand'—de de omge ving. Een goudachtig licht SGTenïerde door het water en de muren van den afgrond wa ren van zwart overgegaan in grijs, dat zilve- rig-wit werd. „Het paleis is niet ver meer," zei de visch zonder zijn vaart te verminderen. Inderdaad zag Gontram in de verte een ge bouw verrijzen van rose marmer. De zaag visch bleef staan voor een stevig hek en zei hem te gaan staan. „We zijn er," zei hij. En de grijsaard ach terlatend., zwom hij met groote snelheid te rug naar de plaats, vanwaar hij kwam. Het hek ging plotseling open en een me nigte wezens kwam er uit en duwde den vis scher naar binnen. Daar stond hij in een reusachtige witte zaal, die geheel verlicht was zonder dat men zag, vanwaar dit licht kwam. Op een troon zat de zeekoning. Zijn hoofd was gekroond door een kroon van wier. Zijn hoofd was een menschenhoofd, maar ver schrikkelijk om te zien, door de lange tan den, die er uit kwamen. Zijn lichaam leek op dat van een aap, en zijn handen en voeten waren voorzien van groene vinnen. Om zijn schouders hing een mantel van zeeplanten en schelpen. „Dus jij bent de vader van dat wreede en ij-dele meisje," riep hij, toen hij den grijsaard zag. Maar de treurige oogen van den ouden man ziende, kreeg hij medelijden. „Laat de -gevangene en de pages komen," beval hij. Meer dood dan levend werd Amarilla binnen gebracht. „Kijk kind," zei de koning. „Kijk eens, hoe je vader zich opgeofferd heeft, om jou te redden." Amarilla slaakte een kreet en viel op haar knieën voor haar vader, terwijl de tranen over haar wangen liepen. „Ween, kind, ween," mompelde de koning. „Berouw kan alles goed maken." Hij maakte een gebaar. Dadelijk verschenen het monster met den baard, de maanvisch met den duim en de zaagvisch met den arm van Gontram Ze duwden Amarille op zij en omringden den ouden man. En oh wonder.... toen ze weer op zij gingen, had de oude man zijn baard, zijn arm, en zijn duim. Toen ze dit zag, wierp Amarilla zich voor den koning op de knieën. ZATERDAG 24 AUG. 1935 I en smeekte om genade, terwijl haar vader het zelfde deed. „Wel," zei de koning, „dan zal ik je verge ven. Maar weet, dat het alleen om je vader is, dat ik dat doe. En denk nog eens na, over het kwaad, dat je gesticht hebt door je wreed heid, je ij delheid en je ongehoorzaamheid." Gontram nam zijn dochter bij de hand en leidde haar weg. Samen legden ze den weg af, dien Gontram eerst alleen gedaan had. Einde lijk zat hij in zijn boot en naast zich zijn dochter. Beiden schreidenmaar het waren, ditmaal vreugdetranen. Vanaf dat oogenblik veranderde Amarilla; ze werd een toonbeeld van liefde en goedheid voor haar vader en nooit meer was ze onge hoorzaam. En iederen keer, als ze de neiging in zich voelde opkomen, om ongehoorzaam te zijn, was één blik naar de zee daarbuiten voldoende, om haar er van af te houden. Dan herinnerde ze zich het verschrikkelijke avontuur, dat ze daar diep onder de watervlakte meegemaakt had.... LAM. ANECDOTES. Pieterse was ziek en zijn vrouw liet den dokter komen. Deze schreef een drankje voor en zei: „Het beste geneesmiddel is eigenlijk frissche lucht. Je moet naar buiten, beste man!" „Maar.... maar....," begon Pieterse, die niet al te best uit zijn woorden kon komen. „Geen maren. Je moet in de buitenlucht.-" „Maar dokter, maar „Jij met je maren, je moet de buitenlucht in. anders word je nooit beter." De dokter ging brommend weg en dacht bij zichzelf hoe eigenwijs vele menschen toch zijn kunnen. Voordat hij de deur bereikt had, kon Pieterse zijn zin voleindigen en zei: „Maar dokter, ik ben straatveger." Een taxi-chauffeur kwam aan 't politie bureau een dooden haas brengen, die een heer in den auto had achtergelaten. „In orde," zei de dienstdoende inspecteur. „Als de eigenaar zich na een jaar niet heeft aangemeld, is hij voor den eerlijken vinder." In 1772 stierf te Londen een geit, die twee maal een reis om de wereld had gemaakt. Haar eerste reis maakté Sophia (zoo heette de geit) aan boord van de Dolphin. Van zeeziekte had ze geen last en kieskeurig was ze evenmin. Haar meester was een ontdekkingsreiziger Na haar 2e reis kreeg ze een zilveren ketting om den hals, waaraan een plaat was bevestigd, waarop de datums van deze wereldreizen ver meld stonden. door W. B.Z. Weet je, wie Kaiko-San is? De zijderups. Japansche kinderen krijgen in de 3de klas een apart, lesuur over de Kaiko-San. Meestal heeft dit tot .gevolg, dat ze zelf er eenige kai ko-sannen op na gaan houden. Zooals velen van jullie witte muizen, een schildpad, goud- visschen, hagedissen en salamanders erop na houden, zoo kweeken Japansche kinderen kaiko-sannen. 't Is niet alleen een vermaak, 't is voor velen een winstgevend bedrijf. Aan den buitenkant van de steden staan de afge knotte moerbeiboom en, wier bladeren het voedsel zijn voor de kaiko-sannen. Ieder, die er kaiko-sannen op nahoudt, doet verstandig in zijn tuin een moerbeiboom te zetten. De zijderupsen zijn echte veelvraten. De bladeren kunnen steeds verkocht worden. Het rupsen- bestaan duurt maar 6 weken, maar in dien tijd komen zij 10 duizendmaal in gewicht aan. Het departement van Landbouw stelt tegen kosten van ongeveer één rijksdaalder een eierkaart beschikbaar, waarop 3 duizend eitjes met rijststijfse-1 zijn vastgeplakt. Een kweek plaats van rupsen is natuurlijk omgeven door moerbei-boomen. In de vertrekken zijn zak ken met kaiko-sannen van allerlei grootte. Wie de grootte van een pink hebben ber*nkt, zijn tot vollen wasdom gekomen. Zij laten de bladeren liggen en worden doorschijnen. Nu treedt de poptoestand spoedig in. Uit een te peltje aan de onderlip komt een draad te voor schijn. Nu is het zaak goed op te letten, waar aan ze de draad bevestigen. De cocons wor den om het dier heen gevlochten. Zoo'n co con kan zoo groot worden als een duivenei. Dit duurt ongeveer 10 dagen. De cocons wor den dan aan de brandende zon blootgesteld en de poppen sterven Bij gebrek aan zon heeft warme stoom hetzelfde effect. De cocons wor den nu gesorteerd. De smettelooze zijn de beste. In water van 180 gr.' hitte worden de cocons losgeweekt. Daarna worden de draden over een spoel geleid en mechanisch opgewon den. 5 cocondraden vormen samen één draad zijde. In de particuliere woningen verkoopt men de cocons. Nu snap je wel dat meneer Kaiko-San een gewichtig persoontje is in het Japansche rijk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7