beste vriendinnetjes
en vriendjes.
wie zoekt er mee?
HET VISCHJE MET DE
KOSTBARE STEENEN.
een heete-lucht toestel.
over kaiko-san
Aaïi het aantal briefjes bemerk ik, dat jul
lie 'nog lang niet allemaal weer school hebt.
Na een door mij ingesteld onderzoek, is mij
gebleken, dat het grootste deel der bijzondere
scholen, waar ook vriendinnetjes en vriend
jes van nrij opgaan, nog vacantie heeft.. Ik
hoop echter jullie briefjes zoo langzamerhand
weer te ontvangen. Voor de trouwe brief
schrijfster tj es en schrijvertjes wordt a.s. win
ter weer club gehouden. Met spel, vertellen,
zang, voordracht en verschillende soorten van
handenarbeid worden dan weder eens per
week eenige gezellige uurtjes doorgebracht.
Knus en gezellig bij lamplicht en warme
Jcachel, wanneer het buiten regent en stormt,
vriest of sneeuwt. Misschien lukt het mij een
gezellig zaaltje voor ons werk te huren, 'lc Ge
loof zelfs wel haast zeker, dat het mij lukt.
Maar voor alles meisjes en jongens, moeten
jullie na de vacantie weer trouw gaan schrij
ven. Worden jullie me weer trouw? Ja? Prach
tig hoor.
Lief SPARRETJE. Meisjelief wat heb je
een mooi postpapier. Het plaatje op het blaad
je waar je je briefje op geschreven hebt, stelt
zeker de „Rattenvanger van Hameln" voor?
je moeder weet wat mooi is zeg. Heerlijk dat
je een prettigen verjaardag hebt gehad. Je
hebt het schilderijtje een mooi plaatsje ge
geven en dat vind ik zeer vriendelijk van je.
Kom je nu ook eens bij me op theevisite?
's Zondagsmiddags ben ik meestal thuis en
wanneer ik plan heb uit te gaan, zal ik het
van te voren laten weten, zoodat je niet voor
niets komt. Ik weet het altijd wel een dag
vooruit, 'k Zal het werkelijk heel gezellig vin
den, als je eens met je ouders komt. Heb je
de plaatjes van hét spel al bekeken? Kwar
tetten is een prettig spelletje en ik hoop dat
je er gezellige oogenblikken mede doorbrengt.
Lief van Ina je zoo te verrassen met haar
bloemen en chocolade. Dag Sparretje.
Beste ZILVERVOS, Je hebt ook al mooi
postpapier. Grappig die twee monteerende
aviateurtjes. Dus je bent toch nog prettig uit
geweest. Fijn hoor. Waar woont je grootmoe
der? Je vindt het dus prettig a.s. Dinsdag
weer naar school te gaan. Dat mag ik hoo
ien. Nu maar weer flink opgelet en je best
gedaan. Dag Zilvervos.
Lief BOSCHVIOOLTJE. Wanneer ik eens
in je album wil schrijven? Wel meisjelief zorg
maar dat ik de album in m'n bezit krijg, en
dan gebruik ik er wel een verloren momentje
voor. Je moet haar maar inpakken en wan
neer ik niet thuis bén, door de' brievenbus
gooien. In de rubriek schrijf ik, wanneer jé
dé album kunt komen halen. Dag Bosch
viooltje.
Beste DREUMES. Prettig dat je een ge
zellige vacantie gehad hebt. Ja, ik ben wel
uit geweest, maar niet lang. 'k Vond het juist
prettig eens thuis te zijn en er niet voor aller
lei beslommeringen op uit te moeten. Je moet
me aan je verjaardag nog maar eens herinne
ren, dan plaats ik je in de rubriek. Dag Dreu
mes.
Best MEIKEVERTJ®. Jij bent een echt
trouw wriendje van me en ik vond het heel lief
van je, dat je me even kwam opzoeken. Als je
weer eens komt, hoop ik wat meer tijd voor
je te hebben. Prettig dat je met Koninginne
dag feest hebt. Ik hoop maar dat het dan heel
mooi weer is en er veel menschen buiten 'zijn
Weet je waarom? Omdat ik dan een „Bloem
pjesdag" houd ten bate van de schoolvoedmg.
Ik wensch dat de penningmeester met eenige
dames dan tot laat in den nacht moet zitten
tellen en dat iedere inwoonster en inwoner
van Velsen het bloempje koopt. Je ziet, ik heb
nog niet veel briefjes. De meeste kinderen
houden nog vacantie. Dag Meikevertje.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
Schuddekorfsdag. Zoo noemde men in
de Middeleeuwen wel den llden November,
dien we tegenwoordig Smt-Maartensdag noe
men. In dien ouden tijd was het in het bis
dom Utrecht de gewoonte, dat hier en daar
een vuurtje gestookt werd, het Sint-Maar
tensvuurtje. Zoodra het goed brandde, bracht
men een mand met appelen, peren, noten,
mispels en andere vruchten boven het vuur
en die werd dan zoo heen en weer geschud, dat
de inhoud er uit viel of indien de bodem door
het vuur verbrand was in of nabij het vuur
viel. Wat op den grond viel, mocht door de
omstanders opgeraapt en behouden worden.
Voor deze gewoonte kreeg de 11de November
den naanr van Schuddekorfsdag. Ook praatte
men wel vair Sint-Maarten-Schuddekorfs-
dag. Zoo staat onder den brief waarbij Graaf
Jan H van Henegouwen in 1303 aan de stad
Leiden het recht gaf om een jaarlijksche kaas
markt te houden: Gegeven in 1303 op „Sint-
Maarten-Scliuddekorfsdag" dat wil dus zeg
gen 11 November 1303,
maakte, heeft hij verschillende fouten er in
gemaakt. In het geheel zijn het er vijf. Wie
van jullie is knap genoeg, om deze 5 fouten
tamelijk moeilijke te vinden.
TANTE TINE.
De oude visscher Gontram woonde met zijn
dochtertje in een hutje aan de zee, ver van
ieder ander huis of dorp. Daar waar het
huisje stond, maakte de kust een diepe zan
dige inham. Achter het huis verhief zich een
kreupelbosch en Gontram droogde zijn netten
op de lage boom en. Niemand wist hoe lang
hij al wel gewoond had in dat hutje, 's Avonds
kon men in de verte het licht zien branden.
Dan zat de oude Gontram voor het vuur en las
of rookte zijn pijpje en tegenover hem zat stil
zijn dochter. Zij was achttien jaar, haar
oogen waren blauw ais de zee op 'n mooicn
zomerdag, heur haren leken gesponnen goud
en ze was zoo mooi als een zonsopgang. Ze
heette Amarilla. De grijsaard aanbad haar,
gaf haar alles wat ze' vroeg en bestrafte haar
nooit. Amarilla vond dat heel natuurlijk en
nooit deed zij iets vriendelijks voor haar va
der. Gewoon hem voor haar te zien zitten haar
af en toe eens aankijkend met zijn goedige
oogen, vond ze, dat hij blij moest zijn een
dochter te hebben als zij.
Overdag, als haar vader op zee was, wan
delde Amarilla langs de kust, raapte mooie
schelpen op en keek naar de' verre horizon.
Zij voelde zich gelukkig, en verveelde zich
nooit.
Op een dag gebeurde het, dat de oude Gon
tram een van zijn netten vergat en toen Ame-
rilla het merkte, was hij al te ver weg om
hem te roepen. Nieuwsgierig bekeek zij het
voorwerp, dat haar vader altijd gevuld met
visch naar huis bracht.
„Als ik het ook eens probeerde?" dacht ze.
Maar ze had geen roeiboot en Gontram had
haar altijd verboden aan de netten te ko
men.
„Wat hindert het," dacht ze, „de zee is kalm;
ik blijf hier in de baai en vader hoeft er niets
van te weten."
Ze greep het net en sleepte het op het
strand. Een uitstekend stuk rots, dat boven
het water uitstak leek haar wel geschikt en
toen ze er op geklommen was, maakte ze zich
gereed het net uit te gooien Op dat oogen-
blik hield iets haar terug. Een zonderling
voorgevoel af te zien van die even onnutte als
domme onderneming en ze was op het punt
het net weer naar huis te brengen.
Maar dat was belachelijk; ze liep toch
geen gevaar in deze kleine baai en wie weet,
misschien ving ze nog iets.
„Wat zal vader dan verwonderd zijn," dacht
ze. En niet meer aarzelend, gooide ze het net
in het water. Dit bleef rustig op de golven
drijven. Zich een weinig voorover buigend
kon Amarilla den bodem van de baai zien, zoo
helder was het water. Ze zag zeeplanten,
schelpen, maar geen visch. Op die manier zou
ze dus niets vangen. Ongeduldig wilde het
meisje het net weer naar zich toe trekken,
toen plotseling het heldere water troebel werd.
Tegelijkertijd trilde het net en het meisje be
greep, dat er een groote visch in de mazen ge
komen moest zijn. Vlug trok ze het net terug,
dat ging niet gemakkelijk, want het net was
zeer zwaar. Heel verwonderd was Amerilla^ dan
ook toen ze slechts een heel klein visch je in
het net zag. Toen ze het vastpakte, merkte
ze, dat het echter buitengewoon zwaar was.
Terwijl ze het bekeek slaakte ze ëen kreet van
verwondering. Het visch je was bedekt met
kostbare steenen, die glinsterden in de zon.
Op het droge spartelde het nog slechts weinig
en Amerilla liep vlug naar huis om het in een
bak gevuld met zeewater, te leggen.
Nauwelijks lag het visch weer iri het water,
of het sloeg heftig met zijn staart tegen de
wanden en keer het meisje met zijn diamanten
oogen smeekend aan.
„Geef me de vrijheid", smeekte het, „geef
me de vrijheid voor het te laat is." De visch
was zoo buitengewoon, dat het nieisj e er zich
niet over verwonderde, dat het spreken kon.
Maar de steenen waren zoo mooi dat Amarilla
er niet aan dacht het weer in zee te gooien.
„Houd je stil," zei ze, „anders leg ik je op
het droge," Maar het vischje ging door met
smeeken en huilen. Amarilla was niet gewend
dat men haar bevelen niet opvolgde en woe
dend greep ze het arme diertje en legde het
op de tafel. Spoedig bewoog het diertje niet
meer. Het meisje bekeek de prachtige stee
nen, robijnen, diamanten, safieren en sma
ragden, Nooit had ze zoo iets prachtigs ge
zien.
„Oh," dacht ze, „daar kan ik een mooi sie
raad van maken." Eindelijk werd het avond
en haar vader kwam thuis. Amarilla zag dat
hij somber gestemd was. „Dag mijn kind,"
zei hij „Ik heb vandaag niets gevangen, al
mijn netten zijn vernield door een of ander
groote visch," Maar zijn dochter luisterde
bijna niet. „Kijk," riep ze, „Kijk!" En ze
hield hem het doode vischje voor. De grijs
aard verbleekte. „Hoe heb je die gevangen?"
vroeg hij met trillende stem. En Amarilla
vertelde hem de heele geschiedenis. „Hij heeft
me gevraagd hem weer in zee te gooien; maar
U begrijpt wel, dat ik dat natuurlijk niet ge
daan heb!"
„Oh, ongelukkige," kreunde Gontram. Hij
scheen wanhopig. „Je had dat vischje vrij
moeten laten. Gooi het in zee!"
„Nee," zei het meisje hard. De grijsaard
zuchtte en begon zijn netten na te zien.
Het was nacht en een enkele kaars verlicht
te 't huisje van den visscher. Plotseling ont
stond een hevig lawaai. Een woedende wind
rukte aan de .deur en de kaars ging uit. Een
oogenblik meende Gontram de stem van zijn
dochter te hooren, toen werd alles weer stil.
Snel stond de oude man op en stak de kaars
weer aan. Op de vloer zag hij natte sporen,
maar hij had geen tijd om over hun her
komst na te denken, want het bed van Ama
rilla was leeg. Hij holde naar buiten. De stilte
was volkomen, geen geluid was te hooren, be
halve het ruischen van de zee.
„Amarilla, Amarilla". Geen antwoord. Wan
hopig keerde hij naar huis terug en probeer
de te bedenken, wat er gebeurd was. Daar
zag hij op tafel het doode vischje nog liggen,
maar het was veranderd. De glinsterende
steenen waren verdwenen en het was zwart
geworden. Toen Gontram het in zijn hand
nam, voelde hij, dat het zoo licht als een veer
was geworden.
„De geesten van de zee hebben mijn kind
meegenomen," snikte hij. Hij maakte een ver-
schrikkelijken nacht door. Maar i-oen de dage
raad aanbrak, had hij zijn besluit genomen.
Hij nam plaats in zijn boot en roeide naar
de plaats waar den vorigen dag zijn netten ver
nield waren. Daar liet hij het doode vischje
voorzichtig in het water glijden. Toen wacht
te hij op de dingen ,die komen zouden en
plukte zenuwachtig aan zijn baard. Eenige
minuten later, staken verschillende kleine
monsters hun koppen boven water en riepen
den grijsaard, terwijl ze gebaren met hun ge
vinde handen maakten:
„Je hebt gelijk hier te komen," zei een van
hen,, „want je dochter is.,in .de macht van
1'lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllM
We zullen nu voor de allerkleinsten een
leuk stuk speelgoed maken, dat bovendien het
voordeel heeft, dat het draait zonder inge-
wikkelden moter.
Knip van een stuk carton de schijf A, waar
in je 16 knippen maakt en wel die, die met de
lijnen B en C aangegeven staan. Daarna vouw
je dit uitgeknipte stuk B en C om, langs de
'stippellijn D. Je krijgt op die manier S op
staande „muurtjes".
Op den ronden rand, die overblijft (E) plak je
je kleine autotjes, zooals je er bij F een afge
beeld ziet. Deze zijn- ook van carton geknipt.
Nu neem je een stuk stevig ijzer-draad. Op het
omgebogen einde bevestig je de schijf. Het
beste kun je dit doen, door deze te laten rusten
op een lange, glazen kraal, die je in de bazar
koopen kunt.
Het andere einde van het ijzerdraad be
vestig je om de kachel. Goed is het, het ijzer-
draad driedubbel te nemen.
Als je het rad nu boven de kachel plaatst,
zul je zien dat het langzamerhand in bewe
ging komt om telkens harder te gaan draaien.
Dat komt doordat de heete lucht in beweging
komt en tegen de opstaande „muurtjes" botst,
die het rad dan in een draaiende beweging
brengen.
goed andere figuurtjes, als paarden, men
schen, dieren, enz. nemen.
OOM KEES.
den zeekoning. Zij heeft een van zijn pages ge-1
dood, het kleine vischje, dat jij net in zee
geworpen hebt, en ze zal streng gestraft
worden."
Toen begon de grijsaard te weenen. „Geef
me mijn kind terug," riep hij. „Onmogelijk",
was het antwoord, „dat moet je zelf aan den
koning vragen".
„Breng me naar hem toe."
„Dat mogen wij niet; maar we kunnen je
den weg wijzen. Kom."
„Ik zal verdrinken."
„Snijd je baard af en geef die ons, dan
loop je geen gevaar."
De grijsaard zuchtte en sneed zijn baard
af. Daarna sprong hij in zee. De kleine mon
sters ondersteunden hem tot zijn voeten de
bodem raakten. Daarna verlieten ze hem.
„Ga recht uit, tot je een groote maanvisch
ontmoet. Die zal je den weg wel verder wij
zen." De grijsaard bedankte en vervolgde zijn
weg. Eindelijk zag hij de maanvisch. Deze be
keek hem verwonderd.
„Waarheen is uw weg, reiziger?"
Gontram vertelde zijn droevige verhaal. De
maanvisch keek ernstig.
„Ik weet niet, of ik je door moet laten
gaan. Maar als je me de duim van je rechter
hand geeft, zal ik je den weg wijzen!" Gon
tram aarzelde niet. Met zijn mes hakte hij
zijn duim af en de maanvisch slikte hem in
een hap naar binnen. „Ga weer recht door;
dan kom Je bij een wierbosch, dan loop je
door tot je bij een afgrond komt. Daar staat
een zaagvisch en die zal je verder wijzen."
Gontram bedankte en ging verder. Het was
een zware tocht door de dichte wieren, die
den bodem bedekten.. En als hij niet zijn
hooge waterlaarzen aangehad zou hebben,
zouden de krabben en kreeften, die op den bo
dem lagen hem met hun scharen leelijk ge
wond hebben. Nu gleden hun scharen af op
het sterke leer van de laarzen. Eindelijk had
hij den afgrond bereikt.
„Waar is de zaagvisch?" vroeg hij ver
wonderd. „Zou de maanvisch me voor den
gek hebben gehouden?"
Maar op hetzelfde oogenblik zag hij de
enorme visch op zich toekomen. „Aha", zei
deze, teen Contram hem de geschiedenis ver
teld had. „Jij wilt dus den koning spreken. Ik
zal je naar den koning brengen, maar daar
wil ik een geschenk voor hebben. Je rech
terarm bijvoorbeeld. Daar ontbreekt toch al de
duim aan."
Gontram aarzelde. De zaagvisch keek hem
spottend -aan. „Dus je weigert om je arm te
geven, om je dochter te redden."
De tranen sprongen den armen ouden man
in de oogen en dadelijk deed hij, wat de zaag
visch zei. „Dat is goed, zei de visch tevre
den, „klim nu op mijn rug, dan zal ik je
brengen naar het paleis."
Droevig gehoorzaamde de oude man. Nauwe
lijks zat hij, of de visch schoot als een pijl
weg door den donkeren afgrond. Gontram
zag, hoe lange grijparmen naar hem uitge
stoken werden en vurige oogen fonkelden
hem boosaardig tegen. De oude man dacht,
dat zijn laatste uurtje geslagen had. Maai
de zaagvisch vervolgde zijn weg. De tocht
duurde lang en de grijsaard begreep dat hij
naar het diepste gedeelte van de zee gebracht
werd. Langzamerhand verand'—de de omge
ving. Een goudachtig licht SGTenïerde door
het water en de muren van den afgrond wa
ren van zwart overgegaan in grijs, dat zilve-
rig-wit werd.
„Het paleis is niet ver meer," zei de visch
zonder zijn vaart te verminderen.
Inderdaad zag Gontram in de verte een ge
bouw verrijzen van rose marmer. De zaag
visch bleef staan voor een stevig hek en zei
hem te gaan staan.
„We zijn er," zei hij. En de grijsaard ach
terlatend., zwom hij met groote snelheid te
rug naar de plaats, vanwaar hij kwam.
Het hek ging plotseling open en een me
nigte wezens kwam er uit en duwde den vis
scher naar binnen. Daar stond hij in een
reusachtige witte zaal, die geheel verlicht was
zonder dat men zag, vanwaar dit licht kwam.
Op een troon zat de zeekoning. Zijn hoofd
was gekroond door een kroon van wier. Zijn
hoofd was een menschenhoofd, maar ver
schrikkelijk om te zien, door de lange tan
den, die er uit kwamen. Zijn lichaam leek op
dat van een aap, en zijn handen en voeten
waren voorzien van groene vinnen. Om zijn
schouders hing een mantel van zeeplanten
en schelpen.
„Dus jij bent de vader van dat wreede en
ij-dele meisje," riep hij, toen hij den grijsaard
zag. Maar de treurige oogen van den ouden
man ziende, kreeg hij medelijden. „Laat de
-gevangene en de pages komen," beval hij.
Meer dood dan levend werd Amarilla binnen
gebracht.
„Kijk kind," zei de koning. „Kijk eens, hoe
je vader zich opgeofferd heeft, om jou te
redden."
Amarilla slaakte een kreet en viel op haar
knieën voor haar vader, terwijl de tranen
over haar wangen liepen.
„Ween, kind, ween," mompelde de koning.
„Berouw kan alles goed maken." Hij maakte
een gebaar. Dadelijk verschenen het monster
met den baard, de maanvisch met den duim
en de zaagvisch met den arm van Gontram
Ze duwden Amarille op zij en omringden den
ouden man. En oh wonder.... toen ze weer
op zij gingen, had de oude man zijn baard,
zijn arm, en zijn duim. Toen ze dit zag, wierp
Amarilla zich voor den koning op de knieën.
ZATERDAG 24 AUG. 1935 I
en smeekte om genade, terwijl haar vader het
zelfde deed.
„Wel," zei de koning, „dan zal ik je verge
ven. Maar weet, dat het alleen om je vader
is, dat ik dat doe. En denk nog eens na, over
het kwaad, dat je gesticht hebt door je wreed
heid, je ij delheid en je ongehoorzaamheid."
Gontram nam zijn dochter bij de hand en
leidde haar weg. Samen legden ze den weg af,
dien Gontram eerst alleen gedaan had. Einde
lijk zat hij in zijn boot en naast zich zijn
dochter. Beiden schreidenmaar het waren,
ditmaal vreugdetranen.
Vanaf dat oogenblik veranderde Amarilla;
ze werd een toonbeeld van liefde en goedheid
voor haar vader en nooit meer was ze onge
hoorzaam.
En iederen keer, als ze de neiging in zich
voelde opkomen, om ongehoorzaam te zijn,
was één blik naar de zee daarbuiten voldoende,
om haar er van af te houden. Dan herinnerde
ze zich het verschrikkelijke avontuur, dat ze
daar diep onder de watervlakte meegemaakt
had.... LAM.
ANECDOTES.
Pieterse was ziek en zijn vrouw liet den
dokter komen. Deze schreef een drankje voor
en zei: „Het beste geneesmiddel is eigenlijk
frissche lucht. Je moet naar buiten, beste
man!"
„Maar.... maar....," begon Pieterse, die
niet al te best uit zijn woorden kon komen.
„Geen maren. Je moet in de buitenlucht.-"
„Maar dokter, maar
„Jij met je maren, je moet de buitenlucht
in. anders word je nooit beter."
De dokter ging brommend weg en dacht bij
zichzelf hoe eigenwijs vele menschen toch
zijn kunnen. Voordat hij de deur bereikt had,
kon Pieterse zijn zin voleindigen en zei: „Maar
dokter, ik ben straatveger."
Een taxi-chauffeur kwam aan 't politie
bureau een dooden haas brengen, die een
heer in den auto had achtergelaten.
„In orde," zei de dienstdoende inspecteur.
„Als de eigenaar zich na een jaar niet heeft
aangemeld, is hij voor den eerlijken vinder."
In 1772 stierf te Londen een geit, die twee
maal een reis om de wereld had gemaakt. Haar
eerste reis maakté Sophia (zoo heette de geit)
aan boord van de Dolphin. Van zeeziekte had
ze geen last en kieskeurig was ze evenmin.
Haar meester was een ontdekkingsreiziger Na
haar 2e reis kreeg ze een zilveren ketting om
den hals, waaraan een plaat was bevestigd,
waarop de datums van deze wereldreizen ver
meld stonden.
door W. B.Z.
Weet je, wie Kaiko-San is? De zijderups.
Japansche kinderen krijgen in de 3de klas
een apart, lesuur over de Kaiko-San. Meestal
heeft dit tot .gevolg, dat ze zelf er eenige kai
ko-sannen op na gaan houden. Zooals velen
van jullie witte muizen, een schildpad, goud-
visschen, hagedissen en salamanders erop na
houden, zoo kweeken Japansche kinderen
kaiko-sannen. 't Is niet alleen een vermaak,
't is voor velen een winstgevend bedrijf. Aan
den buitenkant van de steden staan de afge
knotte moerbeiboom en, wier bladeren het
voedsel zijn voor de kaiko-sannen. Ieder, die er
kaiko-sannen op nahoudt, doet verstandig
in zijn tuin een moerbeiboom te zetten. De
zijderupsen zijn echte veelvraten. De bladeren
kunnen steeds verkocht worden. Het rupsen-
bestaan duurt maar 6 weken, maar in dien
tijd komen zij 10 duizendmaal in gewicht aan.
Het departement van Landbouw stelt tegen
kosten van ongeveer één rijksdaalder een
eierkaart beschikbaar, waarop 3 duizend eitjes
met rijststijfse-1 zijn vastgeplakt. Een kweek
plaats van rupsen is natuurlijk omgeven door
moerbei-boomen. In de vertrekken zijn zak
ken met kaiko-sannen van allerlei grootte.
Wie de grootte van een pink hebben ber*nkt,
zijn tot vollen wasdom gekomen. Zij laten de
bladeren liggen en worden doorschijnen. Nu
treedt de poptoestand spoedig in. Uit een te
peltje aan de onderlip komt een draad te voor
schijn. Nu is het zaak goed op te letten, waar
aan ze de draad bevestigen. De cocons wor
den om het dier heen gevlochten. Zoo'n co
con kan zoo groot worden als een duivenei.
Dit duurt ongeveer 10 dagen. De cocons wor
den dan aan de brandende zon blootgesteld
en de poppen sterven Bij gebrek aan zon heeft
warme stoom hetzelfde effect. De cocons wor
den nu gesorteerd. De smettelooze zijn de
beste. In water van 180 gr.' hitte worden de
cocons losgeweekt. Daarna worden de draden
over een spoel geleid en mechanisch opgewon
den. 5 cocondraden vormen samen één draad
zijde. In de particuliere woningen verkoopt
men de cocons. Nu snap je wel dat meneer
Kaiko-San een gewichtig persoontje is in het
Japansche rijk.