DE OLYMPISCHE SPELEN TE BERLIJN De perikelen van Aston Villa; Onvermijdelijke inzinkingen; De naaste toekomst van het Nedeilandsch Elftal; Belang stelling voor een sterk Haarlemsch team; Touwtrekken tus schen ©en olifant en een aantal krachtige mannen; Treurig Sof van den wielrenner Merviel; Onvriendelijk waterpolo; Training met tennisballen. i The Villa", het beroemde Aston Villa uit Birmingham, üungeert momenteel met 8 pun ten uit 12 matches als hefekesluiter in de eerste divisie van de Engelsche League. Zij zag in die 12 wedstrijden 34 doelpunten tegen zich sco ren waarvan liefst 23 op eigen terrein. En dat'voor een club, die, met Blackburn Rovers, de eenige is, welke sinds de oprichting van de League in 1888 nimmer gedegradeerd is, die enkele malen het kampioenschap en zes maal den F. A. Cup won. Aston Villa behoort met Tottenham Hotspurs, Everton en Arsenal tot de vier rijk ste prof .clubs van Engeland en beschikt der halve over de middelen, om desgewenscht de beste en duurste spelers aan te koopen. Dat er desondanks geen behoorlijke resultaten be reikt worden, is een bewijs van de stelling, dat elf individueel uitstekende spelers nog niet altijd een goed sluitende ploeg vormen. Totten- ham Hotspurs, dat zeven elftallen op de been kan brengen, degradeerde aan het einde van het vorige seizoen en thans staat de Villa, die vorig jaar op de dertiende plaats eindigde er al even ongunstig voor. In gevallen als deze zoekt men naar een aannemelijke verklaring voor dezen gang van zaken, een verklaring, die des te moeilijker is te vinden, daar alleen reeds in de voorhoede der Birminghamsche club drie spelers zijn opgesteld, die gaarne door elke andere ver- 'eeniging in Engeland voor hoogen prijs zou den worden overgenomen, mits zij te koop waren. Waring en Astley kwamen herhaalde lijk voor hun land uit, resp. voor Engeland en Wales en Dix was het onderwerp van vele transfer-aanvragen, alvorens de Villa hem in de wacht sleepte. Dat het elftal oververmoeid is, kan men evenmin als reden opgeven; immers het voet balseizoen wordt op den eersten Zaterdag in Mei gesloten en de positie is dus voor alle clubs gelijk. Deze oorzaak, waardoor de Tilbuxgsche club Willem II in één seizoen van landskam- pioenscandidaat tot matige tweede klasser af zakte, is dus hier niet aanwezig. Evenmin kan men spreken van een tijdelijke inzinking, zoo als elke ploeg gedurende enkele wedstrijden wel eens doormaakt en die dikwijls de reactie is op daaraan voorafgaande topprestaties. Blijft dus over het feit, dat de balans en de eenheid in de ploeg ernstig- verstoord zijn, een- situatie, die zeer moeilijk is op te lossen en welke langdurige en vooral deskundige proef nemingen vereisoht. Soms schuilt die oplossing in een kleinigheid, zooals enkele jaren geleden bij het in ernstig de gradatie gevaar verkeeren- de Sheffield Wednesday, dat door het in de ploeg opnemen en tot aanvoerder benoemen van den ex-Spuxs-rechtsbinnen Jimmy Seed niet alleen haar eerste klasseschap redde, doch in de twee volgende seizoenen het kampioen schap van Engeland behaalde. Doch meestal strekt de wederopbouw van een prof. elftal zich over één of meer seizoenen uit. Zijn de moeilijkheden niet zoo groot, dan slaagt de club er in, zich dóór het innemen van een be scheiden positie op de ranglijst voor degrada tie te vrijwaren, cloch in het tegenovergestel de geval moet in een lagere afdeeling worden gespeeld, waarin volgens een andere tactiek en meestal veel harder van leer wordt getrok ken, zoodat de spelers, die in de hoogere klas sen nog wel voldeden, thans ook geen bevre diging meer schenken. En dan is men nog ver der van huis. Zeker, er zijn voorbeelden van clubs, die na degradatie reeds het volgend sei zoen de verloren plaats herwonnen, zooals Middlesbrough in 1929 en Everton in 1931 (een voorbeeld, dat H. F. C. in onze competitie volgde), maar deze uitzonderingen bevestigen slechts den regel, dat een gedegradeerde ploeg ongeveer vijf seizoenen noodig heeft om zich volledig te herstellen. (Newcastle, Manchester United, West Ham, Sheffield United en Black pool). Mogelijk, dat ook Aston Villa door een ge lukkige vondst uit de misère raakt, want sinds lang kampt de manager met de moeilijkheid, twee uitgesproken middenvoors naast elkaar te moeten opstellen, omdat zoowel Waring als Astley te goed zijn om één van hen uit het elftal te laten, hetgeen toch op den duur nood zakelijk zal blijken te zijn, wil het evenwicht in den aanval hersteld worden. Het is juist dit te lang intact houden van een eertijds succesvolle ploeg, dat de inzinking inluidt en in de hand werkt, want als er ten slotte één speler uit het elftal verdwijnt, gaat de kracht van het team verloren en de plaats vervanger beschikt vanzelfsprekend dan niet over die routine, die voor het bereiken van succes noodzakelijk is. Gevolg: meer wijzigin gen en nieuwe probeersels, totdat na korten of langen tijd de grootendeels veranderde of ver jongde ploeg aan elkaar gewend raakt en over de zoo hoog noodige ervaring beschikt. En dit brengt ons op de samenstelling' van het Nederlandseh elftal voor den wedstrijd tegen Denemarken. We kunnen ons begrijpen, dat men in het team, dat in Mei 1.1. zulk een eervol resultaat tegen Engeland wist te behalen, vol doende vertrouwen stelde om het, op twee uit zonderingen na, ongewijzigd tegen de Denen in het veld te sturen. Maar is dit, met het oog op de komende Olympische Spelen nu wel ver standig? Men kan verschillende argumenten voor het tegendeel aanvoeren. De „eenbeenige" Mijnders mag dan al in club voetb al successen oogsten, in internationale omgeving tegen vol waardige tegenstanders heeft hij bewezen, ge decideerd te kort te schieten. Wels is handig genoeg in matches tegen de matige Belgen, doch zijn kleine gestalte doet hem, wellicht terecht, bevreesd zijn voor contact met de te genpartij, hetgeen zijn doorzettingsvermogen schaadt De spil Anderiesen is niet meer in top vorm, hetgeen op zijn leeftijd het begin van „den weg terug" kan zijn. Van Heel, brilliant speler als hij nog steeds is, wordt ook een dagje ouder en Vente heeft maandenlang niet ge speeld. Vanzelfsprekend zal men niet gaarne in een team, dat zooveel voldoening heeft geschon ken en dat zoo goed aan elkaar gewend is, veranderingen willen aanbrengen, doch daar om gaat het hier niet. Het doel moet zijn, in 1936 te Berlijn een elftal van jonge, krachtige spelers in het veld te brengen, die reeds vol doende ervaring- in internationaal voetbal hebben opgedaan. Die ervaring krijgen zij niet in één enkelen interland wedstrijd en wanneer men bovendien op het laatste oogenblik moet gaan experimenteeren op belangrijke punten als de spil- en vleugelplaatsen, mag men niet op al te veel succes in het Olympisch tournooi hopen. Daarom kon een eventueele zege op Denemarken wel eens een Pyrfhus-overwin- ning blijken te zijn. Waarom voor dezen wedstrijd niet eens wat Veelbelovende nieuwelingen opgesteld, tus schen Halle, Van Heel en Bakhuys als de kern van de ploeg? Is het, omdat door de speciale training op bet V.U.C.-veld het verschil in speelsterkte tusschen de „oude bekenden" en de rest van de Nederlandsche voetballers'zóó groot gewor den is,* dat de eerstgenoemden niet kunnen worden vervangen? We gelooven dit voors hands niet, want bij die avondtraining in Den Haag beschikt men over voldoende reserves. Of zijn die nog zooveel bij de „erkende" inter nationals ten achter, dat ze niet in aanmer king komen. Dat zou niet voor het gehalte van het Hollandsche clubvoetbal pleiten en de eenige remedie zou zijn, dit speciale trainings- systeem belangrijk uit te breiden, ook in an dere centra van ons land. We hebben dezer dagen herhaaldelijk de opmerking hooren maken, dat, hoe goede vruchten het ten opzichte van het Neder landsche Elftal gevolgde trainingssysteem ook heeft opgeleverd, een te strak vasthouden aan de methode en een te lang handhaven van de erkende spelers kwade gevolgen zou kunnen hebben, waarvan een inzinking op internatio naal gebied het resultaat zou zijn. Men is, naar ons gebleken is, meer en meer van meening, dat b.v. een elftal, samenge steld uit spelers in Haarlem en omstreken geensdeels voor onze huidige nationale ploeg zou behoeven onder te doen. Voorts wordt op de successen van Go-ahead en Philips in de zware kampioenscompetitie gewezen, niet al leen in het afgeloopen, doch ook in voorgaan de seizoenen. Ondanks dat is het Westen bijna steeds door negen spelers in het nationale team vertegenwoordigd. Inderdaad kan men momenteel uit Haar- lemsche spelers (waarmede Haarlem en om streken bedoeld wordt) een zeer sterk team samenstellen, en we willen ons, nu daarvoor op het oogenblik zooveel belangstelling be staat in verband met de goede prestaties der diverse clubs in dit rayon, aan een poging daartoe bezondigen. Welnu, hier is onze keus Michel (V.S.V.)Kors en Prevost Sr. (R.CH.); De la Mar, Kammeijer en Van Gooi (allen Haarlem)H. de Wolf, U. de Wolf (beiden V.S.V.), Effern (Stormvogels), Sterk (V.S.V.) en Hagenaar (II.F.C.). Een ander team, dat weinig, zoo al iets, in kracht voor het bovengenoemde onderdoet, zou als volgt kunnen worden samengesteld: Metten (R.CH.); Haak Sr. (Stormvogels) en Dorsman (H.F.C.); Jóngeneel (H.F.C.), Kop pen (E.D .O.) en Fijen (Stormvogels); Olden burg (Haarlem), Slot (RC.H.) of de Bock (Bloemendaal), Vair der Horst (R.C.H.), Stee man (Kennemers) en Chapon (H.F.C.). Deze tweede ploeg is in zooverre voor.crtiek vatbaar, dat in de mid-denlmie 2 centrehalfbacks naast elkaar staan opgesteld, terwijl in den aanval plaatsen zijn ingeruimd aan den vete raan Oldenburg en den reserve-speler van H.F.C., Chapon. De Haarlem-rechtsbuiten levert echter altijd nuttige prestaties, hetgeen men eveneens van Chapon kan zeggen-, die op kritieke momenten dikwijls met een waar devol doelpunt voor den dag komt. Door zijn jeugd is hij boven Hillekamp (V.S.V.) te pre fer eer en. Men dient overigens bij de samenstelling van deze ploeg te bedenken, dat men, speciaal wat de voorhoede betreft, moet roeien met de riemen, die men heeft. Met de uitdrukking „paardekracht" wordt aangegeven de kracht, welke noodig is om een gewicht van 75 kilogram één meter hoog te heffen in één seconde, een begrip, dat ook in Engelsch sprekende landen in het woord „horse-power" tot uiting komt. In Japan is men kort geleden op het idee gekomen de kracht vaneen olifant te meten, niet in vergelijking met die van een paard, doch met die van een man. Te dien einde werd in den dierentuin van Tokio een wedstrijd touwtrekken georgani seerd tusschen den Siameeschen olifant Hana, kampioen zwaargewicht en dertig man nen. Deze laatsten werden in een oogwenk voort getrokken en daarom werd hun aantal tot 44 vergroot. Ditmaal had Hana, die als voor een wagen was ingespannen, een tikje meer moeite, maar zegevierde toch. Eerst toen 55 vertegenwoordigers van het sterke ge slacht eensgezind aan 't touwtje trokken, wist men den olifant tot overgave te dwingen, het welk Hana demonstreerde door op de knieën te vallen. Waarmede, met een kleine variant op Von del bewezen werd, dat een olifant 50 mannen te erg is. Men zal zich herinneren, hoe de Fransche wegrenner Jules Merviel gedurende de étappe CannesMarseille van den Tour de France, nadat hij een zeer grooten voorsprong op zijn concurrenten had genomen, in volle vaart tegen een aan den kant van den weg sta an - den vrachtwagen opreed, waardoor hij van verdere deelname werd uitgeschakeld. Aan vankelijk lieten zijn verwondingen zich niet 'zoo ernstig aanzien, doch later constateerde men zulke zware inwendige kneuzingen, dat de doktoren niet begrepen, hoe Merviel er het .leven had afgebracht. Na maandenlange ver pleging, waarbij de arme kerel voortdurend met hoofd en schouders in gipsverband, on bewegelijk moest blijven liggen, tengevolge van gebroken ruggewervels, is hij thans uit het ziekenhuis van Toulon ontslagen, doch hij zal nooit meer kunnen fietsen. Wel een treurig einde van een veelbelovende wielren nersloopbaan. Dat het waterpolo, als gevolg van de bijna volkomën onderdompeling van het lichaam der spelers en de dikwijls geringe doorzich tigheid van het water, tot excessen van ruw heid en onsportiviteit kan aanleiding geven, is in internationale tournooien menigmaal gebleken De wedstrijd ZwedenEngeland, die kort geleden te Stockholm gespeeld werd en in een 3—3 gelijk spel eindigde, leverde daarvan opnieuw het bewijs. De Hongaarsche scheids rechter Halasz noemde het de ruwste partij, die hij ooit gezien had en hij was door het voortdurend affluiten totaal buiten adem. De twee grootste zondaars waren de Engelsche reus Temme. die eenige jaren geleden over het Kanaal gezwommen is en de 95 kilo gram wegende Zweed Sandström. Laatstge noemde beklaagde zich na afloop over het gedrag van Temme. die „als een zeeolifant te keer was gegaan". Laatstgenoemde was over deze vriendschappelijke omschrijving ietwat beleedïgd, wijl ze volgens hem niet accuraat genoeg was, want wie zou het in zijn hoofd halen, een zeeolifant onder water een paar flinke stompen tegen de maag te geven, zooals Sandström gedurende ons genoegelijk partijtje waterpolo deed. Gelukkig, aldus Temme, kan ik nog wel een stootje verdra gen, anders had lk zeker voor langen tijd geen eetlust meer gehad. Intusschen werd door vele toeschouwers betwijfeld, of het Ame. rikaansche rugby na deze vertooning nog wel aanspraak mocht maken op den naam van de ruwste sport ter wereld. Wellicht zou het aanbeveling verdienen een met een water dichte revolver gewapenden duiker als scheids rechter bij dergelijke goedmoedige partijtjes aan te stellen, hetgeen ongetwijfeld de be langstelling nog ten goede zou komen. Verschillende doelverdedigers van Engel sche voetbalclubs trainen zich thans met het één handig vangen van tennisballen, die hen in snelle opvolging worden toegeworpen, ten einde snelheid van beweging en scherpte van oog te kweeken. Wellicht vindt deze methode ook in ons land ingang. iDONDERDAG 31 OCT. 1935 De Olympische Wielerbaan. In kringen van de wielersport zal men er met voldoening kennis van nemen, dat de plannen tot het bouwen, van een open wie lerbaan, waarop de Olympische wedstrijden gehouden zullen worden, thans definitief zijn (gegarandeerd. De baan zal worden aan gelegd vóór de noordelijke bocht der Avus tegenover het tentoonstellingsterrein. Het project wordt op het ooeenblik aan een laat ste onderzoek onderworpen. Met de uitvoe ring zal, nog voordat de vorst invalt, wor den begonnen. Nadere bijzonderheden zullen binnenkort worden gepubliceerd. Zooals bekend, zullen in het kader der Olympische Spelen de volgende baanwed- strijden worden gehouden: op-tijd-rijden over 1 K.M. met staanden start, voor- tus schen- en eindwedstrijden over 1 K.M. als mede tandem-wedstrijden over 2 K.M. Het programma der dames gymnasten. Nadat de Internationale Gymnastiekbond, met name zijn technische commissie voor da mes-gymnastiek, de besprekingen over het Olympisch programma der gymnastiekwed- strijden voor dames heeft afgesloten, heeft het Organisatie-Comité thans ook de regle menten en bepalingen voor de gymnastiek oefeningen der dames definitief vastgesteld. Met het verzenden der brochure aan de Na tionale Olympische Comités is reeds een be gin gemaakt. Evenals aan de Olympiade van Amsterdam in 1928 zullen behalve haar loopende en springende, schermende en zwemmende zus ters ook de dames-gymnasten aan de Ber- lijnsche Spelen in 1936 deelnemen. Haar oefeningen zullen niet beperkt blijven tot gymnastische demonstraties, maar zullen te vens het karakter dragen van wedstrijden, waarin gouden medailles kunnen worden verworven. In één punt onderscheiden zich de dames-gymnasten in haar wedstrijden principieel van de andere amazones, alsmede van de mannelijke deelnemers, zoowel wat de gymnastiek als de meeste overige takken van spor.t betreft: zij nemen niet deel on der haar eigen naam. Alleen de prestaties van de geheele ploeg worden getaxeerd. In tegenstelling tot (de methode, welke bij de gymnastiek wedstrijden voor mannen wordt toegepast, wordt noch aan de afzonderlijke toestellen, noch voor het geheele complex der oefeningen de individueele prestatie van een afzonderlijke deelneemster vastgesteld, maar kan slechts een nationale ploeg over winnaar worden. Van de gemiddelde presta ties der deelneemsters uit een bepaald land zal het dus afhangen, of dat land voor een prijs in aanmerking komt. Ieder land vaardigt een ploeg af van min stens zes en hoogstens acht dames. Deze moeten aan acht verschillende oefeningen deelnemen: ieder afzonderlijk moet een ver plichte oefening en een oefening naar vrije keus op (den balanceerbalk, aan de brug en aan het dwars geplaatste paard verrichten. Deze oefeningen worden voorafgegaan en af gesloten door een gemeenschappelijke oefe ning, welke als het ware „in koor" wordt uit gevoerd. Bij de zes oefeningen aan de toe stellen komen voor de berekening van het totaal-resultaat alleen de prestaties van de zes beste dames in aanmerking. Met de eerste gemeenschappelijke oefening welke uit bewegingen tot training van het geheele lichaam bestaat en niet langer dan vier tot vijf minuten duurt, stellen de deel neemsters zich voor. De keuze en samenstel ling der bewegingen zijn vrij en mogen door moiziek of zang worden begeleid. De tweede gemeenschappelijke oefening moet met knotsen, stokken of soortgelijke werktuigen worden uitgevoerd. Overigens geldt voor deze gemeenschappelijke oefening hetzelf de als voor de eerste. De gemeenschappelijke oefeningen worden door drie groepen scheidsrechters beoordeeld. Iedere groep bestaat uit vier leden van ver schillende nationaliteit. De eerste groep be oordeelt de moeilijkheid en de waarde der beweging voor de lichamelijke ontwikkeling; de tweede haar aesthetisch karakter en haar technischen opbouw; de derde de nauwkeu righeid en de gelijkmatigheid, waarmede zij wordt uitgevoerd. In tegenstelling daartoe worden de oefe ningen aan de afzonderlijke toestellen slechts door één jury beoordeeld. Ook deze bestaat uit minstens vier pertenen van ver schillende nationaliteit. Een volkomen cor rect uitgevoerde, verplichte oefening kan'met hoogstens tien punten worden getaxeerd. De oefening naar vrije keuze lean wegens de moeilijkheid nog- met hoogstens vijf extra punten worden beloond. Wederom in tegen stelling tot de wedstrijden voor mannen wordt zoowei de verplichte oefening als de oefening naar vrije keuze aan elk toestel slechts éénmaal uitgevoerd. Laatstgenoemde oefening mOet, behalve bij het paard, voor iedere deelneemster verschillend zijn. De balanceerbalk ligt 1-20 meter boven den beganen grond, is 8 centimeter breed en 5 meter lang. Voor de verplichte oefening wordt de brui op verschillende hoogte gesteld: eenmaal op 2.30 Meter, een andermaal op 1.50 Meter. Voor de hoogte van de brug bij de oefening naar vrije keus worden geen voorschriften gemaakt. Voor de verplichte oefening is het paard 95 centimeter hoog en zonder beugels. De sprong over bet paard geschiedt zonder springplank. Elke deelneemster mag een proefsprong maken, die bij de beoordeeling niet meetelt. Bij den spreng naar vrije keus wordt daarentegen wel een springplank ge bruikt, onverschillig of bij den sprong al of niet met de handen op het paard wordt ge steund, De hoogte van het paard is vrij. De wedstrijden der vrouwen zullen onmid dellijk volgen op die der .mannen. Zij zullen op Woensdag 12 Augustus 1936 in het Die trich Eckart-Openluchttheater plaats heb ben. Tijdens de Spelen van 1928 legden de Ne derlandsche dames beslag op de eerste plaats vóór haar mededingsters uit Italië, Engeland, Hongarije en Frankrijk. Dezelfde landen zul len vermoedelijk ook in 1936 weer deelnemen en bovendien niet alleen Duitschland, maar naar men hoopt ook nog andere landen waar de gymnastiek door dames wordt be oefend, als bijvoorbeeld Zwitserland, Cecho- Slovakije, Polen, de Scandinavische staten en Amerika. DE ,,FüHRER"-TOREN OP HET RIJKSSPORT VELD. De 76 meter hooge toren staat in de hoofdas van het Olympische Stadion, aan den Westelijken rand van het- .poloveld en be- heerscht het geheele omliggende landschap. Boven in dezen toren zal de Olympische klok wordn opgehangen. Aan zijn voet ligt de eere hal, waarin op den openingsdag der Spelen de president van het Internationale Olympische Comité en de voorzitter van het Organisatie Comité voor de Vide Olympiade den „Führer" en Rijkskanselier zullen ontvangen en hun collega's aan hem zullen voorstellen, om het staatshoofd vervolgens van hier uit naar de openingsplechtigheden der Spelen in het Sta dion te begeleiden. De zitplaatsen, welke op de afbeelding zichtbaar zijn, omzoomen het polo veld. kan zonder nochtans te verblinden, wordt al sedert jaren gezocht naar een compromis. De geboorte van de duplolamp heeft ons een heel eind in de goede richting gebracht, hiermede is het, zooals men weet, mogelijk bij het dim men de lichtbundels naar omlaag te richten: de weg is dan nog redelijk goed verlicht en de verblinding is onder gunstige omstandigheden gering. Maar er zijn helaas maar al te veel storende factoren; zoo kan reeds een natte weg toch verblinding teweegbrengen, omdat de omlaag gerichte lichtstralen weerspiegeld wor den en zoodoende toch het oog van den tegen ligger bereiken. Ook komt het vaak voor, dat de lampen niet goed gesteld zijn of dat, door het flink beladen van het achterste deel van den wagen, de oorspronkelijk horizontaal af gesneden bundels weer wèl-verblindend wor den. Bijzonder frappant is dit verschijnsel, als de auto op de glooiing staat, welke men vaak bij spoorwegovergangen aantreft. Daarom is het absoluut noodzakelijk om daar alléén de stads lichten aan te houden; het is al herhaaldelijk gebeurd, dat een tegenligger zoodanig ver blind werd (ook door gedimde koplampen), dat hij den afsluitboom niet opmerkte! Boven dien is men wettelijk verplicht om tijdens het stilstaan slechts niet-verblindende lichtbron nen (dus; de stadslampjes) te voeren. Het bezigen van verblindend licht is verder, behalve in alle bebouwde kommen, verboden tijdens het passeeren. Op een afstand van 100 meter van den tegenligger (ook voor fietsers, koetsiers, enz.) moet gedimd worden; deze af stand is echter in vele gevallen te gering, vooral omdat aan de capaciteit der lampen geen maximum gesteld is. Ook wielrijders kunnen een sterk hinderlijk licht voeren; te weinig is het bekend, dat dit verboden is. De Hooge Raad heeft uitgemaakt, dat een fietser, die met verblindend licht rijdt, in overtreding is van art. 22 sub a der Motor en Rijwielwet, waarin verboden wordt te rij den op zoodanige wijze, dat men de veiligheid van het verkeer in gevaar brengt. Het is dus de plicht van den fietser om zijn lantaarn naar beneden te richten. Vermeld dient te worden, dat er tegenwoordig rijwiellampen bestaan, die daarvoor automatisch zorgen en dus aan de veiligheid van het avondverkeer zeer ten goede kómen. Rijden in den mist eischt bijzondere voorzor gen. Er bestaan voor de auto verschillende soorten mistlampen, die aan vrij hooge eisehen voldoen. Meestal komt de werking hierop neer, dat de lichtstralen laag bij den grond blijven, waar de mist dikwijls minder dicht is. Ook het gebruik van de gele gloeilampen, die voor mis tig weer aanbevolen worden (c.q. van geél- getinte celluloid filters voor de afsluitglazen van de koplampen) is aan te raden. Verder geldt natuurlijk tijdens den mist evenzeer voor het landverkeer als voor de schepen „halve kracht vooruit"! Wij leven nu in den tijd van de stormen, daarvan kan Nederland vooral dit jaar mee praten! Te weinig realiseert de automobilist zich, dat de windkracht niet alleen dakpannen en boomtakken bedreigt, maar ook hemzelf fataal kan worden. Nu denken wij nog niet eens aan de gevaren van vallende voorwerpen of aan de mogelijkheid, dat plotseling een boom den weg kan versperren. Maar de sterke rukwinden kunnen de auto, vooral als zij van terzijde komen, betrekkelijk gemakkelijk uit den koers drijven. Iedereen kent die hoogst on aangename windstooten, die men opmerkt bij het rijden over een weg, waarlangs hier en daar huizen staan. Telkens na een luwte bij een huis, blaast de „Zephir" met volle kracht en telkens voelt men dat de wagen „op zij wil". Als deze druk den wagen treft, terwijl men zeer snel rijdt (in het bijzonder: op een glib- berigen weg!) dan kunnen ernstige ongelukken het gevolg zijn. In stormweer zal de ervaren automobilist dan ook altijd met een matige vaart rijden enbedacht zijn op de caprio len, die andere wagens, bestuurd door minder voorzichtige rijders, wellicht zouden kunnen maken. Zeer duidelijk blijkt juist in deze om standigheden, dat goed autorijden in vele ge vallen neerkomt op het compenseeren van de fouten, die anderen maken! Duisternis heerscht op den weg Verkeersgevaren in verband met regen, mist en storm. Het is ouderwetsch om alleen de periode vlak voor Kerstmis te betitelen met den naam van „donkere dagen", want zoodra de zomer tijd afscheid heeft genomen, is de duisternis op den weg goed en wel ingeluid. Een groot deel van het wegverkeer heeft nu bij kunstlicht plaats en hieruit volgt, dat de nieuwe ver lichtingsvoorschriften nog maar juist op tijd zijn gekomen. Deze moeten hier even gereca pituleerd worden: Rijwielen moeten nu voorzien zijn van een wit acliterspatscherm (lengte minstens 30 cm) voorts van een rood achterlicht of van een reflector, welke laatste op het witte stuk van het spatbord bevestigd moet zijn. Het is nood zakelijk even na te gaan of de reflector ook inderdaad de lichtstralen, die er in horizon tale richting uit de autolampen op vallen; terugkaatst. Goede reflectors zijn tegenwoor dig zóó goedkoop, dat het waarlijk spelen met zijn leven is, wanneer men nog een prullig rood glaasje gebruikt. De reflector mag niet hooger dan 60 cm boven het wegdek zitten. Bakfietsen moeten aan de voorzijde twee witte lichten hebben en linksachter een rood licht, dat ook tijdens het stilstaan moet bran den. tenzij geparkeerd wordt in een deel van de gemeente, waar stilstaande auto's niet ver licht behoeven te zijn. Alle wielen van de bak fiets moeten een wit achterspatscherm hebben. Van veel belang is het, dat ook alle andere rij- en voertuigen nu aan de voorzijde twee witte lichten moeten voeren en linksachter een rood licht; voorheen kon, naar men weet, met één wit voorlicht en een reflector aan de ach terzijde worden volstaan. Het is wel zeer te wenschen, aldus schrijft ons de Kon. Ned. Toe ristenbond A.N.W.B., dat de politie' vooral op het platteland zeer streng de hand houdt aan dit nieuwe voorschrift, waardoor menig on geluk zal worden voorkomen. Verblindend licht. Dat is het groote probleem langs den weg in de donkere maanden! Met de toeneming van de snelheid der auto's kwam de eisch naar voren om den weg zoo goed mogelijk te ver lichten, maar aangezien er nu eenmaal geen autoverlichting bestaat, die daaraan voldoen Deze teekening is ontleend aan de brochure voorwaarden der gymnastiekoefeningen. Zij van het Organisatie-Comité voor de Xlde Olympiade met de officieele bepalingen en stelt het eerste gedeelte voor van de verplichte oefening voor dames op de 1.20 meter hooge balanceerbalk Het drama te Nigtevecht. O. blijft ontkennen. Dinsdagochtend is, op last van den Offi cier van Justitie, de auto, waarin de echt genoot© en het 10-jarig dochtertje van J. O. te Bloemendaal, in den avond van 10 October jl., in het Merwedekanaal bij Nigte vecht den dood vonden, aan den eigenaar, den garagehouder J. J. te Santpoort vrijge geven, doch niet, dan nadat de heer L. O. te Amsterdam, als deskundige, aangewezen door den rechter-commissaris, opnieuw den wagen aan een nauwkeurig onderzoek had onderworpen. In gezelschap van den eigenaar van de auto, begaf de heer L. O. zich Dinsdagoch tend met den rijksveldwachter van Weesper- karspel naar de boerderij van den veehou der, den heer D. Verwey aan den kanaal dijk, waar de auto nog steeds geborgen was. De wagen had van den val in het kanaal maar weinig geleden: het achterruitje was stuk geslagen, doch dit was geschied bij het uithalen met den kraanwagen, en wel met opzet, om het water uit de anto te kunnen laten loopen. Nadat een nieuwe accu was aangebracht, en de wagen eerst een eindweegs op sleep touw was genomen, bleek, dat hij weer op eigen kracht kon loopen en worden overge bracht naar Amsterdam. Naar bij het eerste deskundig onderzoek gebleken was, waren de beide aehterportie- ren van de auto op den avond van het drama afgesloten geweest, hetgeen niet door de inzittenden gedaan kon worden. Dinsdagmiddag zijn door den rechter commissaris, mr. C. J Heemskerk, de heeren D. Verwey en diens zoon en den pontwach ter Barneveld gehoord, die de eerste po-gin gen tot redding hebben aangewend. Zij moesten een nauwkeurige beschrijving ge ven, van de wijze, waarop die redding zich had toegedragen, voor zoover het J. O. en diens zoontje betrof, en voornamelijk ook bijzonderheden mededeelen inzake de, even tueel door J. O. in het werk gestelde pogin gen, om spoedig hulp te bekomen. Daags tevoren was ook mej. a. V. gehoord, die eertijds te Haarlem had gewoond, en toen kennis had gehad aan J. O. Lu.ter vertrok zij naar Brussel, doch verbleef daar maar kor ten tijd, want op den avond van het drama in het Merwedekanaal, woonde zij te Am sterdam, waar zij in betrekking is gegaan. Toen mej. de V. het eerste verslag van het te water rijden van het gezin van J. O. in de bladen las, heeft zij geen oogenblik ge dacht, dat het de familie gold, welke zij zoo goed kende, eerst toen zij later door den rijksveldwachter werd ondervraagd, vernam zij de nadere bijzonderheden. Volgens de verklaringen van mej. d. V., zou aan de ver standhouding tusschen haar en J O. reeds een paar maanden vóór den noodlottigen avond, een einde gekomen zijn. Dit laatste klopt ook met de verklaringen, afgelegd door J. O. Naar wij vernemen blijft J. O., hoewel hij nog herhaalde malen aan een uitvoerig kruisverhoor onderworpen is geworden, hard nekkig ontkennen, met opzet den wagen in '-of venaal gestuurd te hebben.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7