DE OLYMPISCHE SPELEN TE BERLIJN
De perikelen van Aston Villa; Onvermijdelijke inzinkingen;
De naaste toekomst van het Nedeilandsch Elftal; Belang
stelling voor een sterk Haarlemsch team; Touwtrekken tus
schen ©en olifant en een aantal krachtige mannen; Treurig
Sof van den wielrenner Merviel; Onvriendelijk waterpolo;
Training met tennisballen.
i The Villa", het beroemde Aston Villa uit
Birmingham, üungeert momenteel met 8 pun
ten uit 12 matches als hefekesluiter in de eerste
divisie van de Engelsche League. Zij zag in die
12 wedstrijden 34 doelpunten tegen zich sco
ren waarvan liefst 23 op eigen terrein. En
dat'voor een club, die, met Blackburn Rovers,
de eenige is, welke sinds de oprichting van de
League in 1888 nimmer gedegradeerd is, die
enkele malen het kampioenschap en zes maal
den F. A. Cup won.
Aston Villa behoort met Tottenham
Hotspurs, Everton en Arsenal tot de vier rijk
ste prof .clubs van Engeland en beschikt der
halve over de middelen, om desgewenscht de
beste en duurste spelers aan te koopen. Dat
er desondanks geen behoorlijke resultaten be
reikt worden, is een bewijs van de stelling, dat
elf individueel uitstekende spelers nog niet
altijd een goed sluitende ploeg vormen. Totten-
ham Hotspurs, dat zeven elftallen op de been
kan brengen, degradeerde aan het einde van
het vorige seizoen en thans staat de Villa, die
vorig jaar op de dertiende plaats eindigde er
al even ongunstig voor.
In gevallen als deze zoekt men naar een
aannemelijke verklaring voor dezen gang van
zaken, een verklaring, die des te moeilijker is
te vinden, daar alleen reeds in de voorhoede
der Birminghamsche club drie spelers zijn
opgesteld, die gaarne door elke andere ver-
'eeniging in Engeland voor hoogen prijs zou
den worden overgenomen, mits zij te koop
waren. Waring en Astley kwamen herhaalde
lijk voor hun land uit, resp. voor Engeland
en Wales en Dix was het onderwerp van
vele transfer-aanvragen, alvorens de Villa hem
in de wacht sleepte.
Dat het elftal oververmoeid is, kan men
evenmin als reden opgeven; immers het voet
balseizoen wordt op den eersten Zaterdag in
Mei gesloten en de positie is dus voor alle clubs
gelijk. Deze oorzaak, waardoor de Tilbuxgsche
club Willem II in één seizoen van landskam-
pioenscandidaat tot matige tweede klasser af
zakte, is dus hier niet aanwezig. Evenmin kan
men spreken van een tijdelijke inzinking, zoo
als elke ploeg gedurende enkele wedstrijden
wel eens doormaakt en die dikwijls de reactie
is op daaraan voorafgaande topprestaties.
Blijft dus over het feit, dat de balans en de
eenheid in de ploeg ernstig- verstoord zijn, een-
situatie, die zeer moeilijk is op te lossen en
welke langdurige en vooral deskundige proef
nemingen vereisoht. Soms schuilt die oplossing
in een kleinigheid, zooals enkele jaren geleden
bij het in ernstig de gradatie gevaar verkeeren-
de Sheffield Wednesday, dat door het in de
ploeg opnemen en tot aanvoerder benoemen
van den ex-Spuxs-rechtsbinnen Jimmy Seed
niet alleen haar eerste klasseschap redde, doch
in de twee volgende seizoenen het kampioen
schap van Engeland behaalde. Doch meestal
strekt de wederopbouw van een prof. elftal
zich over één of meer seizoenen uit. Zijn de
moeilijkheden niet zoo groot, dan slaagt de
club er in, zich dóór het innemen van een be
scheiden positie op de ranglijst voor degrada
tie te vrijwaren, cloch in het tegenovergestel
de geval moet in een lagere afdeeling worden
gespeeld, waarin volgens een andere tactiek
en meestal veel harder van leer wordt getrok
ken, zoodat de spelers, die in de hoogere klas
sen nog wel voldeden, thans ook geen bevre
diging meer schenken. En dan is men nog ver
der van huis. Zeker, er zijn voorbeelden van
clubs, die na degradatie reeds het volgend sei
zoen de verloren plaats herwonnen, zooals
Middlesbrough in 1929 en Everton in 1931 (een
voorbeeld, dat H. F. C. in onze competitie
volgde), maar deze uitzonderingen bevestigen
slechts den regel, dat een gedegradeerde ploeg
ongeveer vijf seizoenen noodig heeft om zich
volledig te herstellen. (Newcastle, Manchester
United, West Ham, Sheffield United en Black
pool).
Mogelijk, dat ook Aston Villa door een ge
lukkige vondst uit de misère raakt, want sinds
lang kampt de manager met de moeilijkheid,
twee uitgesproken middenvoors naast elkaar
te moeten opstellen, omdat zoowel Waring als
Astley te goed zijn om één van hen uit het
elftal te laten, hetgeen toch op den duur nood
zakelijk zal blijken te zijn, wil het evenwicht
in den aanval hersteld worden.
Het is juist dit te lang intact houden van
een eertijds succesvolle ploeg, dat de inzinking
inluidt en in de hand werkt, want als er ten
slotte één speler uit het elftal verdwijnt, gaat
de kracht van het team verloren en de plaats
vervanger beschikt vanzelfsprekend dan niet
over die routine, die voor het bereiken van
succes noodzakelijk is. Gevolg: meer wijzigin
gen en nieuwe probeersels, totdat na korten of
langen tijd de grootendeels veranderde of ver
jongde ploeg aan elkaar gewend raakt en over
de zoo hoog noodige ervaring beschikt.
En dit brengt ons op de samenstelling' van het
Nederlandseh elftal voor den wedstrijd tegen
Denemarken. We kunnen ons begrijpen, dat
men in het team, dat in Mei 1.1. zulk een eervol
resultaat tegen Engeland wist te behalen, vol
doende vertrouwen stelde om het, op twee uit
zonderingen na, ongewijzigd tegen de Denen
in het veld te sturen. Maar is dit, met het oog
op de komende Olympische Spelen nu wel ver
standig? Men kan verschillende argumenten
voor het tegendeel aanvoeren. De „eenbeenige"
Mijnders mag dan al in club voetb al successen
oogsten, in internationale omgeving tegen vol
waardige tegenstanders heeft hij bewezen, ge
decideerd te kort te schieten. Wels is handig
genoeg in matches tegen de matige Belgen,
doch zijn kleine gestalte doet hem, wellicht
terecht, bevreesd zijn voor contact met de te
genpartij, hetgeen zijn doorzettingsvermogen
schaadt De spil Anderiesen is niet meer in top
vorm, hetgeen op zijn leeftijd het begin van
„den weg terug" kan zijn. Van Heel, brilliant
speler als hij nog steeds is, wordt ook een dagje
ouder en Vente heeft maandenlang niet ge
speeld.
Vanzelfsprekend zal men niet gaarne in een
team, dat zooveel voldoening heeft geschon
ken en dat zoo goed aan elkaar gewend is,
veranderingen willen aanbrengen, doch daar
om gaat het hier niet. Het doel moet zijn, in
1936 te Berlijn een elftal van jonge, krachtige
spelers in het veld te brengen, die reeds vol
doende ervaring- in internationaal voetbal
hebben opgedaan. Die ervaring krijgen zij niet
in één enkelen interland wedstrijd en wanneer
men bovendien op het laatste oogenblik moet
gaan experimenteeren op belangrijke punten
als de spil- en vleugelplaatsen, mag men niet
op al te veel succes in het Olympisch tournooi
hopen. Daarom kon een eventueele zege op
Denemarken wel eens een Pyrfhus-overwin-
ning blijken te zijn.
Waarom voor dezen wedstrijd niet eens wat
Veelbelovende nieuwelingen opgesteld, tus
schen Halle, Van Heel en Bakhuys als de kern
van de ploeg?
Is het, omdat door de speciale training op
bet V.U.C.-veld het verschil in speelsterkte
tusschen de „oude bekenden" en de rest van
de Nederlandsche voetballers'zóó groot gewor
den is,* dat de eerstgenoemden niet kunnen
worden vervangen? We gelooven dit voors
hands niet, want bij die avondtraining in Den
Haag beschikt men over voldoende reserves.
Of zijn die nog zooveel bij de „erkende" inter
nationals ten achter, dat ze niet in aanmer
king komen. Dat zou niet voor het gehalte van
het Hollandsche clubvoetbal pleiten en de
eenige remedie zou zijn, dit speciale trainings-
systeem belangrijk uit te breiden, ook in an
dere centra van ons land.
We hebben dezer dagen herhaaldelijk de
opmerking hooren maken, dat, hoe goede
vruchten het ten opzichte van het Neder
landsche Elftal gevolgde trainingssysteem ook
heeft opgeleverd, een te strak vasthouden aan
de methode en een te lang handhaven van de
erkende spelers kwade gevolgen zou kunnen
hebben, waarvan een inzinking op internatio
naal gebied het resultaat zou zijn.
Men is, naar ons gebleken is, meer en meer
van meening, dat b.v. een elftal, samenge
steld uit spelers in Haarlem en omstreken
geensdeels voor onze huidige nationale ploeg
zou behoeven onder te doen. Voorts wordt op
de successen van Go-ahead en Philips in de
zware kampioenscompetitie gewezen, niet al
leen in het afgeloopen, doch ook in voorgaan
de seizoenen. Ondanks dat is het Westen bijna
steeds door negen spelers in het nationale
team vertegenwoordigd.
Inderdaad kan men momenteel uit Haar-
lemsche spelers (waarmede Haarlem en om
streken bedoeld wordt) een zeer sterk team
samenstellen, en we willen ons, nu daarvoor
op het oogenblik zooveel belangstelling be
staat in verband met de goede prestaties der
diverse clubs in dit rayon, aan een poging
daartoe bezondigen. Welnu, hier is onze keus
Michel (V.S.V.)Kors en Prevost Sr. (R.CH.);
De la Mar, Kammeijer en Van Gooi (allen
Haarlem)H. de Wolf, U. de Wolf (beiden
V.S.V.), Effern (Stormvogels), Sterk (V.S.V.)
en Hagenaar (II.F.C.).
Een ander team, dat weinig, zoo al iets,
in kracht voor het bovengenoemde onderdoet,
zou als volgt kunnen worden samengesteld:
Metten (R.CH.); Haak Sr. (Stormvogels) en
Dorsman (H.F.C.); Jóngeneel (H.F.C.), Kop
pen (E.D .O.) en Fijen (Stormvogels); Olden
burg (Haarlem), Slot (RC.H.) of de Bock
(Bloemendaal), Vair der Horst (R.C.H.), Stee
man (Kennemers) en Chapon (H.F.C.).
Deze tweede ploeg is in zooverre voor.crtiek
vatbaar, dat in de mid-denlmie 2 centrehalfbacks
naast elkaar staan opgesteld, terwijl in den
aanval plaatsen zijn ingeruimd aan den vete
raan Oldenburg en den reserve-speler van
H.F.C., Chapon. De Haarlem-rechtsbuiten
levert echter altijd nuttige prestaties, hetgeen
men eveneens van Chapon kan zeggen-, die
op kritieke momenten dikwijls met een waar
devol doelpunt voor den dag komt. Door zijn
jeugd is hij boven Hillekamp (V.S.V.) te pre
fer eer en.
Men dient overigens bij de samenstelling
van deze ploeg te bedenken, dat men, speciaal
wat de voorhoede betreft, moet roeien met de
riemen, die men heeft.
Met de uitdrukking „paardekracht" wordt
aangegeven de kracht, welke noodig is om
een gewicht van 75 kilogram één meter hoog
te heffen in één seconde, een begrip, dat ook
in Engelsch sprekende landen in het woord
„horse-power" tot uiting komt. In Japan is
men kort geleden op het idee gekomen de
kracht vaneen olifant te meten, niet in
vergelijking met die van een paard, doch met
die van een man.
Te dien einde werd in den dierentuin van
Tokio een wedstrijd touwtrekken georgani
seerd tusschen den Siameeschen olifant
Hana, kampioen zwaargewicht en dertig man
nen. Deze laatsten werden in een oogwenk
voort getrokken en daarom werd hun aantal
tot 44 vergroot. Ditmaal had Hana, die als
voor een wagen was ingespannen, een tikje
meer moeite, maar zegevierde toch. Eerst toen
55 vertegenwoordigers van het sterke ge
slacht eensgezind aan 't touwtje trokken, wist
men den olifant tot overgave te dwingen, het
welk Hana demonstreerde door op de knieën
te vallen.
Waarmede, met een kleine variant op Von
del bewezen werd, dat een olifant 50 mannen
te erg is.
Men zal zich herinneren, hoe de Fransche
wegrenner Jules Merviel gedurende de étappe
CannesMarseille van den Tour de France,
nadat hij een zeer grooten voorsprong op zijn
concurrenten had genomen, in volle vaart
tegen een aan den kant van den weg sta an -
den vrachtwagen opreed, waardoor hij van
verdere deelname werd uitgeschakeld. Aan
vankelijk lieten zijn verwondingen zich niet
'zoo ernstig aanzien, doch later constateerde
men zulke zware inwendige kneuzingen, dat
de doktoren niet begrepen, hoe Merviel er het
.leven had afgebracht. Na maandenlange ver
pleging, waarbij de arme kerel voortdurend
met hoofd en schouders in gipsverband, on
bewegelijk moest blijven liggen, tengevolge
van gebroken ruggewervels, is hij thans uit
het ziekenhuis van Toulon ontslagen, doch
hij zal nooit meer kunnen fietsen. Wel een
treurig einde van een veelbelovende wielren
nersloopbaan.
Dat het waterpolo, als gevolg van de bijna
volkomën onderdompeling van het lichaam
der spelers en de dikwijls geringe doorzich
tigheid van het water, tot excessen van ruw
heid en onsportiviteit kan aanleiding geven,
is in internationale tournooien menigmaal
gebleken
De wedstrijd ZwedenEngeland, die kort
geleden te Stockholm gespeeld werd en in
een 3—3 gelijk spel eindigde, leverde daarvan
opnieuw het bewijs. De Hongaarsche scheids
rechter Halasz noemde het de ruwste partij,
die hij ooit gezien had en hij was door het
voortdurend affluiten totaal buiten adem. De
twee grootste zondaars waren de Engelsche
reus Temme. die eenige jaren geleden over
het Kanaal gezwommen is en de 95 kilo
gram wegende Zweed Sandström. Laatstge
noemde beklaagde zich na afloop over het
gedrag van Temme. die „als een zeeolifant
te keer was gegaan". Laatstgenoemde was
over deze vriendschappelijke omschrijving
ietwat beleedïgd, wijl ze volgens hem niet
accuraat genoeg was, want wie zou het in zijn
hoofd halen, een zeeolifant onder water een
paar flinke stompen tegen de maag te geven,
zooals Sandström gedurende ons genoegelijk
partijtje waterpolo deed. Gelukkig, aldus
Temme, kan ik nog wel een stootje verdra
gen, anders had lk zeker voor langen tijd
geen eetlust meer gehad. Intusschen werd
door vele toeschouwers betwijfeld, of het Ame.
rikaansche rugby na deze vertooning nog wel
aanspraak mocht maken op den naam van
de ruwste sport ter wereld. Wellicht zou het
aanbeveling verdienen een met een water
dichte revolver gewapenden duiker als scheids
rechter bij dergelijke goedmoedige partijtjes
aan te stellen, hetgeen ongetwijfeld de be
langstelling nog ten goede zou komen.
Verschillende doelverdedigers van Engel
sche voetbalclubs trainen zich thans met het
één handig vangen van tennisballen, die hen
in snelle opvolging worden toegeworpen, ten
einde snelheid van beweging en scherpte van
oog te kweeken. Wellicht vindt deze methode
ook in ons land ingang.
iDONDERDAG 31 OCT. 1935
De Olympische Wielerbaan.
In kringen van de wielersport zal men er
met voldoening kennis van nemen, dat de
plannen tot het bouwen, van een open wie
lerbaan, waarop de Olympische wedstrijden
gehouden zullen worden, thans definitief
zijn (gegarandeerd. De baan zal worden aan
gelegd vóór de noordelijke bocht der Avus
tegenover het tentoonstellingsterrein. Het
project wordt op het ooeenblik aan een laat
ste onderzoek onderworpen. Met de uitvoe
ring zal, nog voordat de vorst invalt, wor
den begonnen. Nadere bijzonderheden zullen
binnenkort worden gepubliceerd.
Zooals bekend, zullen in het kader der
Olympische Spelen de volgende baanwed-
strijden worden gehouden: op-tijd-rijden
over 1 K.M. met staanden start, voor- tus
schen- en eindwedstrijden over 1 K.M. als
mede tandem-wedstrijden over 2 K.M.
Het programma der dames
gymnasten.
Nadat de Internationale Gymnastiekbond,
met name zijn technische commissie voor
da mes-gymnastiek, de besprekingen over het
Olympisch programma der gymnastiekwed-
strijden voor dames heeft afgesloten, heeft
het Organisatie-Comité thans ook de regle
menten en bepalingen voor de gymnastiek
oefeningen der dames definitief vastgesteld.
Met het verzenden der brochure aan de Na
tionale Olympische Comités is reeds een be
gin gemaakt.
Evenals aan de Olympiade van Amsterdam
in 1928 zullen behalve haar loopende en
springende, schermende en zwemmende zus
ters ook de dames-gymnasten aan de Ber-
lijnsche Spelen in 1936 deelnemen. Haar
oefeningen zullen niet beperkt blijven tot
gymnastische demonstraties, maar zullen te
vens het karakter dragen van wedstrijden,
waarin gouden medailles kunnen worden
verworven. In één punt onderscheiden zich
de dames-gymnasten in haar wedstrijden
principieel van de andere amazones, alsmede
van de mannelijke deelnemers, zoowel wat
de gymnastiek als de meeste overige takken
van spor.t betreft: zij nemen niet deel on
der haar eigen naam. Alleen de prestaties
van de geheele ploeg worden getaxeerd. In
tegenstelling tot (de methode, welke bij de
gymnastiek wedstrijden voor mannen wordt
toegepast, wordt noch aan de afzonderlijke
toestellen, noch voor het geheele complex
der oefeningen de individueele prestatie van
een afzonderlijke deelneemster vastgesteld,
maar kan slechts een nationale ploeg over
winnaar worden. Van de gemiddelde presta
ties der deelneemsters uit een bepaald land
zal het dus afhangen, of dat land voor een
prijs in aanmerking komt.
Ieder land vaardigt een ploeg af van min
stens zes en hoogstens acht dames. Deze
moeten aan acht verschillende oefeningen
deelnemen: ieder afzonderlijk moet een ver
plichte oefening en een oefening naar vrije
keus op (den balanceerbalk, aan de brug en
aan het dwars geplaatste paard verrichten.
Deze oefeningen worden voorafgegaan en af
gesloten door een gemeenschappelijke oefe
ning, welke als het ware „in koor" wordt uit
gevoerd. Bij de zes oefeningen aan de toe
stellen komen voor de berekening van het
totaal-resultaat alleen de prestaties van de
zes beste dames in aanmerking.
Met de eerste gemeenschappelijke oefening
welke uit bewegingen tot training van het
geheele lichaam bestaat en niet langer dan
vier tot vijf minuten duurt, stellen de deel
neemsters zich voor. De keuze en samenstel
ling der bewegingen zijn vrij en mogen door
moiziek of zang worden begeleid.
De tweede gemeenschappelijke oefening
moet met knotsen, stokken of soortgelijke
werktuigen worden uitgevoerd. Overigens
geldt voor deze gemeenschappelijke oefening
hetzelf de als voor de eerste.
De gemeenschappelijke oefeningen worden
door drie groepen scheidsrechters beoordeeld.
Iedere groep bestaat uit vier leden van ver
schillende nationaliteit. De eerste groep be
oordeelt de moeilijkheid en de waarde der
beweging voor de lichamelijke ontwikkeling;
de tweede haar aesthetisch karakter en haar
technischen opbouw; de derde de nauwkeu
righeid en de gelijkmatigheid, waarmede zij
wordt uitgevoerd.
In tegenstelling daartoe worden de oefe
ningen aan de afzonderlijke toestellen
slechts door één jury beoordeeld. Ook deze
bestaat uit minstens vier pertenen van ver
schillende nationaliteit. Een volkomen cor
rect uitgevoerde, verplichte oefening kan'met
hoogstens tien punten worden getaxeerd. De
oefening naar vrije keuze lean wegens de
moeilijkheid nog- met hoogstens vijf extra
punten worden beloond. Wederom in tegen
stelling tot de wedstrijden voor mannen
wordt zoowei de verplichte oefening als de
oefening naar vrije keuze aan elk toestel
slechts éénmaal uitgevoerd. Laatstgenoemde
oefening mOet, behalve bij het paard, voor
iedere deelneemster verschillend zijn.
De balanceerbalk ligt 1-20 meter boven den
beganen grond, is 8 centimeter breed en 5
meter lang.
Voor de verplichte oefening wordt de brui
op verschillende hoogte gesteld: eenmaal op
2.30 Meter, een andermaal op 1.50 Meter.
Voor de hoogte van de brug bij de oefening
naar vrije keus worden geen voorschriften
gemaakt.
Voor de verplichte oefening is het paard
95 centimeter hoog en zonder beugels. De
sprong over bet paard geschiedt zonder
springplank. Elke deelneemster mag een
proefsprong maken, die bij de beoordeeling
niet meetelt. Bij den spreng naar vrije keus
wordt daarentegen wel een springplank ge
bruikt, onverschillig of bij den sprong al of
niet met de handen op het paard wordt ge
steund, De hoogte van het paard is vrij.
De wedstrijden der vrouwen zullen onmid
dellijk volgen op die der .mannen. Zij zullen
op Woensdag 12 Augustus 1936 in het Die
trich Eckart-Openluchttheater plaats heb
ben.
Tijdens de Spelen van 1928 legden de Ne
derlandsche dames beslag op de eerste plaats
vóór haar mededingsters uit Italië, Engeland,
Hongarije en Frankrijk. Dezelfde landen zul
len vermoedelijk ook in 1936 weer deelnemen
en bovendien niet alleen Duitschland, maar
naar men hoopt ook nog andere landen
waar de gymnastiek door dames wordt be
oefend, als bijvoorbeeld Zwitserland, Cecho-
Slovakije, Polen, de Scandinavische staten
en Amerika.
DE ,,FüHRER"-TOREN OP HET RIJKSSPORT
VELD. De 76 meter hooge toren staat in de
hoofdas van het Olympische Stadion, aan den
Westelijken rand van het- .poloveld en be-
heerscht het geheele omliggende landschap.
Boven in dezen toren zal de Olympische klok
wordn opgehangen. Aan zijn voet ligt de eere
hal, waarin op den openingsdag der Spelen de
president van het Internationale Olympische
Comité en de voorzitter van het Organisatie
Comité voor de Vide Olympiade den „Führer"
en Rijkskanselier zullen ontvangen en hun
collega's aan hem zullen voorstellen, om het
staatshoofd vervolgens van hier uit naar de
openingsplechtigheden der Spelen in het Sta
dion te begeleiden. De zitplaatsen, welke op de
afbeelding zichtbaar zijn, omzoomen het polo
veld.
kan zonder nochtans te verblinden, wordt al
sedert jaren gezocht naar een compromis. De
geboorte van de duplolamp heeft ons een heel
eind in de goede richting gebracht, hiermede
is het, zooals men weet, mogelijk bij het dim
men de lichtbundels naar omlaag te richten:
de weg is dan nog redelijk goed verlicht en de
verblinding is onder gunstige omstandigheden
gering. Maar er zijn helaas maar al te veel
storende factoren; zoo kan reeds een natte
weg toch verblinding teweegbrengen, omdat de
omlaag gerichte lichtstralen weerspiegeld wor
den en zoodoende toch het oog van den tegen
ligger bereiken. Ook komt het vaak voor, dat
de lampen niet goed gesteld zijn of dat, door
het flink beladen van het achterste deel van
den wagen, de oorspronkelijk horizontaal af
gesneden bundels weer wèl-verblindend wor
den.
Bijzonder frappant is dit verschijnsel, als de
auto op de glooiing staat, welke men vaak bij
spoorwegovergangen aantreft. Daarom is het
absoluut noodzakelijk om daar alléén de stads
lichten aan te houden; het is al herhaaldelijk
gebeurd, dat een tegenligger zoodanig ver
blind werd (ook door gedimde koplampen),
dat hij den afsluitboom niet opmerkte! Boven
dien is men wettelijk verplicht om tijdens het
stilstaan slechts niet-verblindende lichtbron
nen (dus; de stadslampjes) te voeren.
Het bezigen van verblindend licht is verder,
behalve in alle bebouwde kommen, verboden
tijdens het passeeren. Op een afstand van 100
meter van den tegenligger (ook voor fietsers,
koetsiers, enz.) moet gedimd worden; deze af
stand is echter in vele gevallen te gering,
vooral omdat aan de capaciteit der lampen
geen maximum gesteld is.
Ook wielrijders kunnen een sterk hinderlijk
licht voeren; te weinig is het bekend, dat dit
verboden is. De Hooge Raad heeft uitgemaakt,
dat een fietser, die met verblindend licht rijdt,
in overtreding is van art. 22 sub a der Motor
en Rijwielwet, waarin verboden wordt te rij
den op zoodanige wijze, dat men de veiligheid
van het verkeer in gevaar brengt. Het is dus
de plicht van den fietser om zijn lantaarn naar
beneden te richten. Vermeld dient te worden,
dat er tegenwoordig rijwiellampen bestaan, die
daarvoor automatisch zorgen en dus aan de
veiligheid van het avondverkeer zeer ten goede
kómen.
Rijden in den mist eischt bijzondere voorzor
gen. Er bestaan voor de auto verschillende
soorten mistlampen, die aan vrij hooge eisehen
voldoen. Meestal komt de werking hierop neer,
dat de lichtstralen laag bij den grond blijven,
waar de mist dikwijls minder dicht is. Ook het
gebruik van de gele gloeilampen, die voor mis
tig weer aanbevolen worden (c.q. van geél-
getinte celluloid filters voor de afsluitglazen
van de koplampen) is aan te raden. Verder
geldt natuurlijk tijdens den mist evenzeer voor
het landverkeer als voor de schepen „halve
kracht vooruit"!
Wij leven nu in den tijd van de stormen,
daarvan kan Nederland vooral dit jaar mee
praten! Te weinig realiseert de automobilist
zich, dat de windkracht niet alleen dakpannen
en boomtakken bedreigt, maar ook hemzelf
fataal kan worden. Nu denken wij nog niet
eens aan de gevaren van vallende voorwerpen
of aan de mogelijkheid, dat plotseling een
boom den weg kan versperren. Maar de sterke
rukwinden kunnen de auto, vooral als zij van
terzijde komen, betrekkelijk gemakkelijk uit
den koers drijven. Iedereen kent die hoogst on
aangename windstooten, die men opmerkt bij
het rijden over een weg, waarlangs hier en
daar huizen staan. Telkens na een luwte bij
een huis, blaast de „Zephir" met volle kracht
en telkens voelt men dat de wagen „op zij wil".
Als deze druk den wagen treft, terwijl men
zeer snel rijdt (in het bijzonder: op een glib-
berigen weg!) dan kunnen ernstige ongelukken
het gevolg zijn. In stormweer zal de ervaren
automobilist dan ook altijd met een matige
vaart rijden enbedacht zijn op de caprio
len, die andere wagens, bestuurd door minder
voorzichtige rijders, wellicht zouden kunnen
maken. Zeer duidelijk blijkt juist in deze om
standigheden, dat goed autorijden in vele ge
vallen neerkomt op het compenseeren van de
fouten, die anderen maken!
Duisternis heerscht op den weg
Verkeersgevaren in verband met regen, mist
en storm.
Het is ouderwetsch om alleen de periode
vlak voor Kerstmis te betitelen met den naam
van „donkere dagen", want zoodra de zomer
tijd afscheid heeft genomen, is de duisternis
op den weg goed en wel ingeluid. Een groot
deel van het wegverkeer heeft nu bij kunstlicht
plaats en hieruit volgt, dat de nieuwe ver
lichtingsvoorschriften nog maar juist op tijd
zijn gekomen. Deze moeten hier even gereca
pituleerd worden:
Rijwielen moeten nu voorzien zijn van een
wit acliterspatscherm (lengte minstens 30 cm)
voorts van een rood achterlicht of van een
reflector, welke laatste op het witte stuk van
het spatbord bevestigd moet zijn. Het is nood
zakelijk even na te gaan of de reflector ook
inderdaad de lichtstralen, die er in horizon
tale richting uit de autolampen op vallen;
terugkaatst. Goede reflectors zijn tegenwoor
dig zóó goedkoop, dat het waarlijk spelen met
zijn leven is, wanneer men nog een prullig rood
glaasje gebruikt. De reflector mag niet hooger
dan 60 cm boven het wegdek zitten.
Bakfietsen moeten aan de voorzijde twee
witte lichten hebben en linksachter een rood
licht, dat ook tijdens het stilstaan moet bran
den. tenzij geparkeerd wordt in een deel van
de gemeente, waar stilstaande auto's niet ver
licht behoeven te zijn. Alle wielen van de bak
fiets moeten een wit achterspatscherm hebben.
Van veel belang is het, dat ook alle andere
rij- en voertuigen nu aan de voorzijde twee
witte lichten moeten voeren en linksachter een
rood licht; voorheen kon, naar men weet, met
één wit voorlicht en een reflector aan de ach
terzijde worden volstaan. Het is wel zeer te
wenschen, aldus schrijft ons de Kon. Ned. Toe
ristenbond A.N.W.B., dat de politie' vooral op
het platteland zeer streng de hand houdt aan
dit nieuwe voorschrift, waardoor menig on
geluk zal worden voorkomen.
Verblindend licht.
Dat is het groote probleem langs den weg in
de donkere maanden! Met de toeneming van
de snelheid der auto's kwam de eisch naar
voren om den weg zoo goed mogelijk te ver
lichten, maar aangezien er nu eenmaal geen
autoverlichting bestaat, die daaraan voldoen
Deze teekening is ontleend aan de brochure
voorwaarden der gymnastiekoefeningen. Zij
van het Organisatie-Comité voor de Xlde Olympiade met de officieele bepalingen en
stelt het eerste gedeelte voor van de verplichte oefening voor dames op de 1.20 meter hooge
balanceerbalk
Het drama te Nigtevecht.
O. blijft ontkennen.
Dinsdagochtend is, op last van den Offi
cier van Justitie, de auto, waarin de echt
genoot© en het 10-jarig dochtertje van J. O.
te Bloemendaal, in den avond van 10
October jl., in het Merwedekanaal bij Nigte
vecht den dood vonden, aan den eigenaar,
den garagehouder J. J. te Santpoort vrijge
geven, doch niet, dan nadat de heer L. O. te
Amsterdam, als deskundige, aangewezen
door den rechter-commissaris, opnieuw den
wagen aan een nauwkeurig onderzoek had
onderworpen.
In gezelschap van den eigenaar van de
auto, begaf de heer L. O. zich Dinsdagoch
tend met den rijksveldwachter van Weesper-
karspel naar de boerderij van den veehou
der, den heer D. Verwey aan den kanaal
dijk, waar de auto nog steeds geborgen was.
De wagen had van den val in het kanaal
maar weinig geleden: het achterruitje was
stuk geslagen, doch dit was geschied bij het
uithalen met den kraanwagen, en wel met
opzet, om het water uit de anto te kunnen
laten loopen.
Nadat een nieuwe accu was aangebracht,
en de wagen eerst een eindweegs op sleep
touw was genomen, bleek, dat hij weer op
eigen kracht kon loopen en worden overge
bracht naar Amsterdam.
Naar bij het eerste deskundig onderzoek
gebleken was, waren de beide aehterportie-
ren van de auto op den avond van het drama
afgesloten geweest, hetgeen niet door de
inzittenden gedaan kon worden.
Dinsdagmiddag zijn door den rechter
commissaris, mr. C. J Heemskerk, de heeren
D. Verwey en diens zoon en den pontwach
ter Barneveld gehoord, die de eerste po-gin
gen tot redding hebben aangewend. Zij
moesten een nauwkeurige beschrijving ge
ven, van de wijze, waarop die redding zich
had toegedragen, voor zoover het J. O. en
diens zoontje betrof, en voornamelijk ook
bijzonderheden mededeelen inzake de, even
tueel door J. O. in het werk gestelde pogin
gen, om spoedig hulp te bekomen.
Daags tevoren was ook mej. a. V. gehoord,
die eertijds te Haarlem had gewoond, en toen
kennis had gehad aan J. O. Lu.ter vertrok zij
naar Brussel, doch verbleef daar maar kor
ten tijd, want op den avond van het drama
in het Merwedekanaal, woonde zij te Am
sterdam, waar zij in betrekking is gegaan.
Toen mej. de V. het eerste verslag van het
te water rijden van het gezin van J. O. in
de bladen las, heeft zij geen oogenblik ge
dacht, dat het de familie gold, welke zij zoo
goed kende, eerst toen zij later door den
rijksveldwachter werd ondervraagd, vernam
zij de nadere bijzonderheden. Volgens de
verklaringen van mej. d. V., zou aan de ver
standhouding tusschen haar en J O. reeds
een paar maanden vóór den noodlottigen
avond, een einde gekomen zijn. Dit laatste
klopt ook met de verklaringen, afgelegd
door J. O.
Naar wij vernemen blijft J. O., hoewel hij
nog herhaalde malen aan een uitvoerig
kruisverhoor onderworpen is geworden, hard
nekkig ontkennen, met opzet den wagen in
'-of venaal gestuurd te hebben.