De inneming van Aksoem. EENDELIJK THUIS. De gestrande Poolsche logger, .Gdynia", is Woensdag aan ankers gelegd. Geholpen door de Katwijksche jeugd worden de ankers over het strand gesleept De Lord Mayor van Londen, sir Stephan Killik, bij aankomst aan Buckingham Palace voor het aanbiedeij van het adres van gelukwensch en de geschenken namens de Engelsche hoofdstad in verband met het aanstaand huwelijk van den Hertog van Gloucester Ir. J. P. van Vlissingen, die met ingang van 1 December benoemd zal worden tot directeur-generaal van den Rijks waterstaat als opvolger van dr. ir. J. A. Ringers Minister-president dr. H. Colijn bracht Woensdag een bezoek aan de tentoonstelling .De Mensch" in de Apollo-hal. Dr. Colijn bezichtigt met zijn echtgenoote de expositie Het Permanent Hof van Internationale Justitie hield Woensdag zitting inzake het verzoek van den Volkenbond ter verkrijging van advies over de ver- eeniabaarheid van zekere wetsdecreten van Danzig met de grondwet dier vrije stad. Voor de tafel prof. dr. Gleisbach De inneming der heilige stad Aksoem door de Italianen. De troepen trekken de stad binnen om onmiddellijk de strategische punten te bezetten Teveel voor één doos op de kattententoonstel ling, welke deze week te Newbury (Eng.) werd gehouden Een Ethiopiër leert het gebruik van gasmaskers voor den strijd tegm Italië FEUILLETON Roman, door JOE LEDERER. Vertaling van ELSA KAISER. 23) Nu keerde hij haar eindelijk zijn gezicht i toe. Klein vrouwtje, in een grijs konijnen- ibontmanteltje. Hij staarde haar aan. Heur /haar was hel als versehe honing. „Mooi haar, wondermooi haar heb je!" „Oh", zeide het meisje, i *Hoe heet je?" „Otti, zeide zij. „Ottilie". Geel licht, groen licht. Zij reden door. Oti legde uit: „Ik ben in de derde acte bij het souper, de dames links beneden aan de tafel". „Trek het je niet aan" zeide Mathieu, iedereen moet zoo beginnen. Ik ben ook zoo begonnen. En dan Hij zag een limousine voor hem die hem stoorde. Hij gaf gas en suisde den anderen wagen voorbij. Toen bleef hij bij dit tempo, suisde woedend en zonder een woord, verder. „Wat denkt hij", peinsde Otti. „Waarom zegt hij niets? Waar gaat hij heen?" Haar hart klopte hevig. Zij keek heimelijk naar Corodi. Nog nooit was zijn gezicht zoo dichtbij geweest, hij had veel lichtere oogen dan zij gemeend had. Uit zijn jas steeg een wonderlijk onrustig makende geur van essence omhoog. Ottilie, Otti genaamd, kneep de dunner» handen krampachtig samen boven haar taschje. „Koud?" vroeg Mathieu plotseling. Hij legde beschermend zijn breede. gehandschoende Booten over haar bevende handen. Reedt zij niet als een groote dame door de drukke straten, den meest begeerden man naast zich? En als hij haar mocht vragen? „Waar woont u? vroeg Mathieu. Waar kan ik u afzetten?" Zij staarde hem aan. Plotseling schoten haar de tranen in de oogen. Moeizaam stamel de zij haar adres. Als hij tenminste maar langzaam reed, maar neen, er scheen hem veel aan gelegen den tocht te verkorten. Onverbiddelijk jaagde de auto door de straten. Otti dacht. Misschien zien zij mij voorrij den, een of andere kennis zal op straat zijn en mij zien als ik uitstap. Zelfs toen zij voor haar huis op straat stond en Corodi een hand gaf, gaf zij de hoop niet op. Misschien zou nu, juist nu. iemand uit een raam kijken en Corodi reed door. De straat was leeg. Alle ramen waren donker. Langzaam haalde Otti den sleutelring uit haar taschje en deed de deur open. Mathieu reed door. Steeds rechtuit. Plot seling, met één slag, was de stad geëindigd. Hij reed harder, de witte lichtkegels van de schijnwerpers joegen over den straatweg sprongen voorbij de gladde stammen der boomen. Om één uur was hij in Chorin. „Ik moet om- keeren", dacht hij. Maar hij was bang voor den nacht in zijn huis. Om twee uur bleef hij midden op den landweg staan en rookte een sigaret. Na drie uur kwam hij in Stettin aan. Voor één of ander hotel stopte hij en belde den portier naar buiten. Hij liet zich een kamer wijzen. Met zijn schoenen en zijn jas aan, wierp hij zich op het bed en sliep dadelijk in. dagen 4ater^j>P/J3 jJanuar^was de. laatste opvoering van „Caro As-z". tegelijker tijd meldden enkele kranten het binnenkort op handen zijnde huwelijk van Corodi. Harald las fronsend het tien regelig be richt. Nu was alles immers in orde! Maar hij had desondanks toch graag uit Jeannine's mond gehoord dat alles in orde was. Toen hij haar na het diner in de huize Maran, thuisgebracht had, warén zij beiden erg zwijgzaam geweest. Pas kort voordat de wagen stopte was hij met zijn vraag, die hem den geheelen tijd op de tong had gebrand, aangekomen: „Heb jij Ulla vroeger al eens gezien? Mij, bijvoor beeld, kwam dit gezicht bekend voorJou ook niet?" „Ik heb haar vandaag voor het eerst ge zien", had Jeannine geantwoord. precies als jij. Wij hebben haar beiden voor het eerst gezien". Hij had het bevel begrepen. Maar sedert dien had hij tevergeefs getracht Jeannine te bereiken. Zij was merkwaardigerwijze altijd tien minuten geleden juist uitgegaan of een uur geleden uitgegaan, zij was naar de ten nisclub, naar een concert, bij de naaister. De portier gaf iederen keer zeer nauwkeu rige en fantastische inlichtingen. Harald gaf de verdenking niet op dat deze kerel van Jeannine opdracht kreeg en fooien, en dat zij in werkelijkheid sedert twee dagen in haar kamer zat en niets zien of hooren wilde. Harald wandelde onrustig door de stad Waarom was hij eigenlijk nog hier? Niemand bekommerde zich om hem, niemand riep hem. Maar men moest op de een of andere ma nier den tijd dooden. Door hel verlichte éta lages liet hij zich tot koopen verleiden. Hij kocht een handschoenendoos, een Chineesch schilderboek en een flesoh Jonny Wialker. Tenslotte veroverde hij in een lederwinkel een twee decimeter lange en opgevulde minia tuur krokodil. De handelaar zeide dat het een zeldzaaim yoorwerp^wa$ en geiuk bracht» Uit een automaat belde hij het Hotel Imperial op. Jeannine was, ter afwisseling, drie kwartier geleden uitgegaan. Hij kocht nog een bouquet lelies en liet het geheele pakket door den bloemenwinkel naar „Imperial" zenden. De verkoopster gaf hem een wit papier en hij schreef: „Zoo stapel ik gloeiende kolen op je hoofd". De verkoopster was in het geheel niet met Zelinda, de Florentijnsche prinses, te verge lijken, maar Harald vroeg uit melancholieke piëteit of zij voor den avond al een afspraak had. Ten eerste had zij geen afspraak en ten tweede was zij verloofd. Harald nam gekrenkt afscheid. Om zeven uur was hij, tot zijn verwondering weer in zijn hotelkamer. Waarom was hij in deze stad, waarom, waar Hij staarde uit het venster en dacht aan Jeannine. Hij dacht aan de zesjarige Jean nine die 's winters sneeuwballen had gegooid en in den zomer platte kiezelsteenen over het water had laten scheren. Zoete, teedere herinneringen. Uit duisternis verhief zich plotseling de silhout van zijn geboortstad, met tuinen en torens, ver als een droom. Hij zag de wirwar van oude straatjes, lanen en de ronding van de kerkkoepels. Hij zag het huis van zijn ouders. Toen hij zich de witte, breede kachel en de grijszijden gordij nen in de muziekkamer herinnerde, verliet hij verdrietig het venster. Een glas whisky, een sigaret. Harald dren telde door de kamer en verwenschte alle her inneringen. Qm half acht belde hij Imperial nog eenso op. Jeannine was nog niet thuis gekomen. Harald verkleedde zich en besloot uit te gaan. Hij had plotseling lust om de laatste opvoering van „Caro Asz" te zien. Toen fc'j witte- herim*ejsds-hji zich opnieuw de oude witte kachel. Hij liet zijn handen zinken en tuurde voor zich uit. Einde lijk vroeg hij een gesprek met Weenen aan. „Hallo, mummy!" riep Harald met manne lijke ontroering. Sedert maanden had hij zijn moeder niet gesproken. Van Parijs uit had hij haar een kaart gestuurd, of willen schrijven, maar het dan vergeten. „Munrmy, ik ben het, ja, natuurlijk.ik". Mummy, aan het andere einde van den kabel verstond §cgn woord. „Hallo? Wie spreekt daar? Hallo, Hallo? Wie?" „Harald!", riep hij zenuwachtig,. „Wie?" „Harald!" brulde hij. „Harald", werd er in Weenen gezegd. „Bubi,, dat is lief van je". „Is Toni thuis?" Toni, zijn vader was een schaduwachtige en vreemde grijsaard. Harald vroeg enkel uit verlegenheid naar hem. „Neen, zeide Mummy. Toni is in zijn club.. Natuurlijk, Toni is altijijd naar zijn club» „Voelt zich niet op zijn gemak thuis". „Neen, zeide Mummy, „voelt zich thuis niet op zijn gemak". I Harald staarde voor zich uit. „Ben je daar neg?" vroeg Mummy. „Ben er nog". Zij zwegen beiden. „Ik ga naar de comedie", vertelde Harald. na een poosje. Ik moet mij haasten"..Zij zeide „Veel genoegen, Bubi". „Danke". Zij zwegen weer. „Nu moet ik eindigen, mummy. Ja.... wat ik nog zeggen wilde: „één dezer dagen kom ik thuis. Goed idee, hè? Zal je nog telegra- feeren. Groet Toni, wat ik zeggen wil, ik zal niet teiegrafeeren. Ik vertrek morgenavond van hier, dus Dinsdag ben ik thuis. En jij mummy...." i XWordffc

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8