DE ZWALUW. BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Het is alweer Donderdag. Een stapel brief Jes ligt op beantwoording te wachten, 'k Begin met het bovenste briefje dat is vanBoodschapstertje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Met den inhoud van je briefje ben ik zeer tevreden, 'k Vind het heel erg prettig dat je het best maakt en dus a.s. Woensdag weer op de club moogt komen. Gezellig dat je thuis ook met een kleedje bezig bent. De avonden zijn reeds zoo lang en het is prettig een werkje onder han den te hebben. Tot Woensdag. Dag Bood schapstertje. Best KRULLENKOPJE. Dat trof even prach tig zeg. Juist lichtbeelden op een middag dat ik verhinderd was club te houden, 'k Kan begrijpen dat het erg vol in de zaal was. Alle kinderen houden van vertellen bij lichtbeel den. A.s. Woensdag is er weer club. Tot ziens. Dag Krullekopje. Beste BEP-. Jij bent ook al naar de licht beelden geweest? Prettig zeg. Heb je je moe der thuis verteld wat je gezien en gehoord hebt of was je alles weer gauw vergeten? Woensdag hoop ik je weer te zien. De groeten aan je moeder. Dag Bep. P.S. bedankt voor je mooie teekeningen. Wat zijn het er veel. Dag. Lief MEIKEVERTJE. Prettig dat je voortaan een boek uit de schoolbibliotheek krijgt. Je behoeft je dan 's avonds niet meer te ver velen maar kunt fijn lezen. Tot wanneer ik vacantie heb? A.s. Maandag moet ik weer naar school. Ja de St. Nicolaasfeesten zijn weer in aantocht. Tot- Woensdag. Dag Meikever tje. Best KLAVERTJEVIER. Je hebt dus huis werk van school mede gekregen. Dat is prettig vooral nu je na schooltijd toch niet buiten kunt spelen. Doe er maar goed je best op. A.s. Woensdag is er weer club en ben je natuurlijk weer van de partij. Tot ziens. Dag Klavertje- vier. Beste DREUMES. Je hebt je Woensdagmid dag dus prettig buiten spelend doorgebracht. Had de smid nog een hoepel voor je? Wat maken die ijzeren hoepels een lawaai op straat. Maar daar geven jongens niet om, hoe meer leven des te mooier vinden ze het, voor al als het er nog stevig bij waait. Woensdag kom je weer op de club? Dag Dreumes. Lief ZONNESTRAALTJE. !k Dank ie voor het mooie plaatje onder den brief. Of ik de druiven heerlijk vind? Ja zeker, ze zijn fijn Zeg, als je ze me weer doet toekomen, wil je er dan om denken dat ik maar alleen ben? Twee van die groote trossen, is heusch te veel van het goede. Vier maal een negen voor je schrijven vind ik prachtig. Breng je poësie- aibum a.s. Woensdag maar mede. 'k Zal trach ten een oogenblikje te vinden om er in te schrijven. Dag Zonnestraaltje. Lief MANESCHIJNTJE. Prettig dat je me' het een en ander over je zus Neeltje geschre ven hebt. Ze heeft jaren bij me op school ge gaan en was toen een echt zwak kindje. Heer lijk voor haar en voor je moeder dat ze nu zoo flink is en zoo goed werken kan. Wil je m'n groeten aan je moeder en Neeltje tgrug doen? Tot Woensdag. Dag Maneschijntje. Best BOSCHVIOÖLTJÉ. Je vriendinnetje, Nelly P., mag Woenslag, 13 November komen, tenminste als ze me voor dien tijd geschreven heeft. Wat heb je toch weinig nieuws te ver tellen. 'k Hoon volgende week een uitgebreider briefje van je te ontvangen. Dag Bosch viooltje. 'Beste KLEIN MAAR DAPPER. Fijn vriend, dat je weer zoo ongeveer hersteld bent. Dus Woensdag hoop je weer te kunnen komen? 'k Zal zorgen dat je werk klaar ligt. Gezel lig als je moeder je weg brengt. Kleine Gerard gaat dan natuurlijk ook mede. Tot Woensdag. Dag Klein maar Dapper. Beste THIJS IJS. Je briefje heb ik ontvan gen. Je vindt het zoo heel erg jammer dat je van de club verzuimd hebt? Ja ik ook. Je kon er echter zelf niets aan doen. A.s. Woens dag hoop ik je weer te zien. 'k Zal zorgen dat je werk klaar ligt en als je je best' doet, heb je de schade spoedig ingehaald. Dag Thijs IJs. Best VLIEGENIERTJE. Gelukkig dat je vriendje weer beter is. 'k Verwacht jullie a.s. Woensdag weer op de club. Wat zal die broer Anton sterk worden zeg. Kinderen die flink eten worden meestal flink. Eet jij ook zoo goed als je broertje? 'k Hoop van wel. Tot Woens dag. Dag Vliegeniertje. Lief RANONKELTJE. Jij bent dus gedu rende de Herfstvacantie fijn uitgeweest. Was het gezellig in Amsterdam? Dat je me ver geten hebt een ansicht te sturen, vind ik zoo erg niet. 't Gebeurt mij ook wel, dat ik zoo iets vergeet. A.s. Woensdag hoop ik je op de club weer te zien. Je werk zal ik klaar leggen. Dag Ranonkeltje. Beste ROBBEDOES. Vriend wat heb jij met de laatste vacantie fijn genoten. Je trof ook mooi weer met veel zon. Je moeder heeft mij deze week nog verwacht, maar heusch ik kon niet komen. Ik heb vacantie en desondanks nog veel drukker dan toen ik school had. Weken voor de vacantie reken ik er reeds op, dat ik dan veel voor elkander kan brengen. Bovendien moest ik juist deze week één dag naar Utrecht en één dag naar Den Haag. Dus je begrijpt het wel. Zeg maar aan je moeder dat ik a.s. week, misschien Dinsdagavond kom met een heele berg werk. Woensdag is er weer club. Dag Robbedoes. Lief BRUINTJE. Of ik, toen ik klein was ook. altijd van m'n moeder vroeg naar bed moest? Ja hoor. Zoolang ik voor school geen huiswerk moest maken, moest ik om zes uur al naar bed. Langzamerhand mocht ik wat langer opblijven. Èr weet je wanneer ik ook vroeg naar bed moest? Wanneer ik geen lust had iets te doen, b.v. te handwerken, te tee- aenen, te lezen enz. M'n ouders zeiden altijd ,,Wie op is moet werken. Heb je er geen lust in dan ben je vermoeid en moet je gaan rus ten, dus naar je bed". Dus beste vriend, je bent heusch niet het eenige jongetje dat vroeg naar bed moet. Alle ouders, die willen dat hun kinderen flink worden en op school goed op letten, zorgen er voor dat ze intijds te bed liggen. Toch geloof ik dat je, wanneer je een maal op bed ligt, ook heel blij bent en vlug Een verhaal van de zee Alle zeilen bij, stak het schip van wal. Het vertrok voor een heel, heel lange reis en de bemanning, die aan boord was. was met zorg uitgezocht, want ze moesten flink zijn en op alle gebeurtenissen voorbereid. Het weer was stralend en de zee was kalm. Op de brug stond de kapitein, een verre kijker in de hand, een glimlach om de lip pen; want het begin van de reis was voor spoedig De geheele bemanning trouwens voelde zich tevreden gestemd over dit vertrek naar on bekende oorden. Onbeweeglijk stond de roerganger; hij keek recht voor zich uit naar de verre horizon. Hij was bekend om zijn kundigheid; zijn naam was Matteo. Elf keer had hij reeds schipbreuk geleden; maar dank zij hem, was de beman ning telkens gered. Hij had een zwijgzamen aard en sprak slechts zelden; maar de kapi tein wist, dat hij een goed zeeman was en hij was blij hem op zijn schip te hebben. Het schip voer naar het Zuiden, een schui mend kielzog achter zich latend. Een weinig- overhellend door den wind, kliefde het een weg door de blauwe golven van de kalme on eindigheid, in de juiste richting gehouden door een ijzeren hand. Op de voorplecht stonden eenige matrozen bij elkaar en maakten plannen, als z-e weer thuis zouden zijn. Plotseling viel iets grijs hun voeten neer; iets grijs, dat spartelde en scherpe kreten slaakte. „Oh," zei een matroos, „maar dat is een zwaluw." En heel voorzichtig nam hij het kleine ge wonde vogeltje tusschen zijn eeltige vingers. Door* welk vreemd toeval was het kleine vo geltje op dit schip in volle zee. gevallen? Nie mand kon het gissen. Het had een verscheurd en gebroken vleugeltje en zonder twijfel had het alle krachten ingespannen om het snel varende schip te bereiken, daar het anders in zee gevallen zou zijn. Zooals men wel zal begrijpen was het een onverwachte afleiding voor de bemanning en ieder haastte zich dan ook het gewonde vo geltje zoo goed mogelijk te verzorgen en te verplegen. De zwaluw sloeg niet meer met haar vleugeltjes, maar lag stil en keek met ronde verschrikte oogjes om zich heen, ter wijl de matrozen grinnikten en elkaar, als groote kinderen met de elleboogjes duwtjes gaven. Men haalde wat lapjes, wat strooi en maakte daar een nestje van, waar men de zwaluw voorzichtig inlegde. Vervolgens zette men een schoteltje water ernaast en in een lucifersdoosje een paar kor reltjes rijst en wat broodkruimpjes. Na ver loop van eenige dagen scheen de vogel weer op krachten te komen en durfde hij het wagen eenige stapjes te loopen op den grond, terwijl de matrozen verteederd en geamuseerd toe keken. Een week later kon men het zonder ling schouwspel zien, dat een vogel door het touwwerk van het zeilschip vloog. Het schip was veel te ver van de kust verwijderd, dat de zwaluw terug kon vliegen. Allen hielden van het aardige beestje. Alleen de roerganger Matteo was onverschillig en de matrozen be stempelden hem als harteloos en ruw. Op een ochtend echter, probeerde het vogeltje zich op zijn schouder te zetten, Matteo trok terug en maakte een dreigend gebaar. Maar de zwaluw begreep dat niet en vloog nader. Toen gebeurde iets verschrikke lijks. Met zijn pet sloeg Matteo naar het vo geltje, dat in zee viel De schuimende golven sloten zich over het grijze lichaampje. De matrozen, die toeval lig dit tafereeltje gezien hadden slaakten kreten van verontwaardiging en woede. De kapitein zelf was ook ontdaan over zooveel wreedheid en beval Matteo in de boeien te sluiten. Heel kalm gaf Matteo het roer aan een ander over. Maar degene, die hem verving kon het roer niet houden en geen van de anderen, evenmin als de kapitein. Tegen wil en dank bevrijdde hij dus Matteo en gaf hem het roer weer over. Maar bijna op datzelfde oogenblik veran derde het weer en de wind groeide aan tot een orkaan. Men moest de zeilen reven en probee- ren zoo snel mogelijk uit dezen storm weg te komen, die van minuut tot minuut in kracht toenam. Reusachtige golven met witte schuim koppen verhieven zich rondom het schip, en sloegen over het dek. Wel een verschil met de kalme blauwe golfjes van eenige uren ge leden. Doodelijk beangst verweten de matrozen Matteo dat het zijn schuld was, dat deze storm losgebroken was. Ook de kapitein was zijn angst niet meer meester. Vijftien dagen duur de deze storm; het schip werd heen en weer geslingerd en luisterde niet meer naar het roer, En nog steeds duurde de storm, steeds hef tiger en verschikkelijker. Soms scheen het, dat de golven tot den loodkleurigen hemel reik ten. Twintig keer scheelde het bijna niets of het schip werd er geheel onder bedolven. En gedurende deze verschikkelijke beproeving was Matteo op zijn post. Allen begrepen op het laatst, dat dit geen gewone storm was. „Dat is de zwaluw, die zich wreekt", zeiden de ongelukkigen en de kapitein begreep dat muiterij dreigde, omdat hij Matteo ge handhaafd had op zijn post. Dien nacht sloe gen er twee van de drie masten weg en de ruimen liepen zoo vol water, dat de toestand onhoudbaar werd. Met uitzondering van Mat teo liet de kapitein de heele bemanning voor zich treden. „Kapitein", schreeuwden de ongelukkigen, „roep de zwaluw te hulp". Begrijpend, dat dit het eenige middel was, om hen te kalmeeren. riep de kapitein: „Kleine zwaluw, onschuldig slachtoffer van wreedheid; als jij 't bent, die dezen storm over ons laat razen, vergeef ons dan en kom ons te hulp". Dadelijk-o-wonder, verscheen de zwaluw en zette zich op den schouder van den kapitein. „J", zei het diertje, „ik ben het, die dezen storm verwekt hebt. Maar gij zijt brave lie den en ik wil jullie niet meestraffen, omdat ik Matteo straf. Bovendien ben ik van meening veranderd: Matteo zal niet sterven. Maar iede- ren keer, als hij een schip bestuurt, zal het schipbreuk lijden en hij zal de eenige over levende zijn!" Dit gezegd hebbende verdween de zwaluw en als bij tooverslag bedaarde de storm. De kapitein gaf onmiddellijk order om terug te keeren. De thuisreis verliep zonder ongeval len; maar zoodra ze de haven binnengeloopen waren, werd Matteo weggejaagd. En nu is in die haven een zeeman met een witte baard, die wanhopig probeert, of hij als roerganger aangenomen kan worden. Maar geen enkele kapitein durft het aan; want er gaat een vreemde geschiedenis om hem en als hij in een klein café'tje een glas bier gaat drinken, bedient de waard hem met tegenzin én om hém h'eèn wórdt het leeg. Hij zegt niets en zijn gezicht is hard en wreed. Maar als hij een zwaluw ziet,' wordt hij razend; want dan wordt hij weer herinnerd aan het roer, dat hij in handen heeft gehad, iets dan nooit jneer het geval zal zijn LAM. Vervolg bovenaan 5de kolom. EEN PAPEGAAI VOOR HET GERECHT. Mevrouw Rosa Gallo, een Italiaansche, die te New York woonde, bezat een papegaai, die ze Cieille genoemd had en waarvan ze veel hield. Maar plotseling praatte Cieille niet meer en hij werd somber. Den geheelen da; zat hij in elkaar gedoken in zijn kooi en de lekkerste dingen, die zijn meesteres hem voor zette raakte hij niet aan. Mevrouw Rosa piekerde en piekerde wat toch wel de reden van Cicille's zwaarmoedig heid kon zijn en eindelijk dacht ze het te we ten. Cieille verveelde zich. Men moest hem een kameraadje geven. Zoo gedacht, zoo ge daan. Zijn meesteres kocht een nieuwe pape gaai. Cieille was en bleef treurig en ontstemd; als de nieuwe vogel in zijn nabijheid kwam. werd hij woedend en krijschte zoo erg, dat zijn meesteres haai" ooren dicht moest stoppen. En op een goeden dag was Cieille verdwenen. Trots alle nasporingen van zijn meesteres was en bleef Cieille weg. Een jaar later ontdekte mevrouw Gallo haar papegaai toevallig in de etalage van een die renhandel. Ze eischte van den bezitter, dat hij haar haar papegaai terug zou geven, maar deze weigerde beslist en verklaarde, dat hij Cieille van een familie gekocht had, die de papegaai al sinds jaren in het bezit had. Me vrouw Gallo w-as er echter van overtuigd, dat ze haar papegaai teruggevonden had en ze was vast besloten haar lieveling terug te krij gen. Ze klaagde den dierenhandelaar aan bij het gerecht. De rechter vond de zaak zeer ingewikkeld; nadat hij met het grootst mogelijk geduld me vrouw Callo en haar tegenstander aangehoord had, kreeg hij een goed idee. „De papegaai moet hier gebracht worden, beval de rechter. „Hij moet zelf beslissen van wie hij hoort." „Cicillo, Cicillo, povere piccolo mio! (Ci eille, mijn arme kleine) riep mevrouw Gallo op zachte lokkende toon. De papegaai bekeek haar een oogenblik met zijn ronde kraaloogen. Toen schreeuwde hij zoo hard hij kon: „Rosa, Rosa! Eella Donna!Cara mia!'' (Rosa, Rosd. mooie vrouw, lieveling!) Allen lachten en klapten in de handen en de rechter verborg met moeite een glimlach. Mevrouw Rosa ech ter triomfeerde. „Nu ziet U het. Edelachtbare, de papegaai is van mij. Hij heeft me meteen herkend." „Wat heeft hij gezegd?" vroeg de rechter. De tolk vertaalde ijverig, wat de papegaai in het Italiaansche geroepen had. „De pape gaai is van U." zei de rechter, zich plechtig tot mevrouw Gallo wendend. Maar zijn mond-hoe ken trilden verraderlijk, bijna was hij in lachen uitgebarsten. Van vreugde stralend nam mevrouw Gallo de kooi met de papegaai in ontvangst en ver liet fier de rechtzaal. Toen de deur achter hen dichtsloeg hoorde men de papegaai roepen: „Rosa, Rosa! Bella Donna! Rosa mia!" R. G. DE ONVERMOEIBARE ZAGERS. Om deze zagertjes te maken, beste meisjes en jongens, heb je een klein beetje meer han digheid en geduld noodig, dan gewoonlijk noo- dig is, om de onder deze rubriek besproken speelgoederen te maken. Maar dat zullen jul lie wel niet erg vinden; want je zult zoo lang zamerhand wel weten, dat moeilijkheden er zijn om overwonnen te worden en dat je veel meer plezier hebt, van iets waar je een beetje moeite voor gedaan hebt, dan voor iets dat zon der moeite gemaakt wordt. De smaken verschillen. In de léde eeuw gold als lekkernij robbespek en walvischtong en het vleesch van reigers en pauwen. Op een plankje hout van eenige millimeters dikte teeken je de beide poppetjes, zooals je bij A ziet staan. Deze zaag je vervolgens uit met een figuurzaag. Uit een plankje hout, dat iets dikker is, zaag je vervolgens het voorwerp, dat je als B op de teekening ziet. Tusschen de uitsnijding wordt een rond stuk hout ge legd, dat een boomstam voor moet stellen. C. In deze boomstam maak je een inkeping, zoo als je bij D. ziet. In deze inkeping, gaat de zaag E. die van. heel dun ijzer is, heen en weer. Nu boor je in de beide mannetjes, die zullen gaan zagen een paar gaatjes, F en G, die moe ten correspondeeren met twee andere gaatjes in het blok hout en de zaag. Je moet ervoor zorgen, dat de afstand tus schen de beide gaten in de zaag dezelfde is, als die tusschen de beide gaatjes in het blok hout. Hoe j-e het geheel in elkaar moet zetten kun je duidelijk op de teekening zien. Je moet er echter voor zorgen, dat de plaats, waar je de zaag aan de beide „mannetjes" vastmaakt, beweeglijk blijft, hetzelfde geldt voor de plaats waar deze „mannetjes" aan het steun- blok bevestigd worden. Men kan dit met een ijzerdraad doen; dan blijft er altijd voldoende speling. Vervolgens maak je aan een der mannetjes een klein hefboompje, zooals je bij H. ziet. Als je dit van links naar rechts beweegt, zullen de beide aan elkaar verbonden mannetjes in beweging komen en het zal net lijken of ze verwoed aan het zagen zijn. Dat je alles aardig moet kleuren, spreekt vanzelf; ook dat alles netjes en nauwkeurij afgewerkt moet worden. OOM KEES. Waf ik op één dag zag. 6 uur op, dat is niet laat hè? Of soms wel? Nou, maar we moesten ook naar Epe. Epe ligt op de Veluwe, dicht bij Nunspeet. 7 uur waren we klaar. We zouden met de bus gaan. Maar plotseling zei mijn vader: een speciale bus staat voor. We keken naar buiten, en wat zagen weEen auto. Fijn hè? Toerl gingen we met den trein van Haar lem naar Amsterdam .Van daar moesten we met de boot. Het was op het Gentraal-station erg druk. Op de boot nog niet, maar het zou erg, heel erg druk worden. Kasteel Staverden, zoo heette de boot, stoomde naar Harderwijk. Onderweg zagen we heel wat vliegtuigen. Eerst de 2-motorigen PH-AED, in de loods van het watervliegkamp Schellingwoude, het kata pult-vliegtuig van de kruiser „Michiel A-dri- aansz. De Ruyter", met het cijfer en de letter W. 1. Daarna de PH-AEZ, Zwaluw, waarvan ik. al zeg ik het zelf, het eerst de letters las. Ook zagen we in de verte boven 't IJselmeer twee Junkers. In de haven van Harderwijk zagen we twee militaire watervliegtuigen, de L 3 en de L 4. Ook zagen wij ze opstijgen. Toen we eindelijk in de bus zaten, kregen we een prachtige tocht van Harderwijk naar Epe. 's Middags hebben we de omgeving van ons pension eens opgenomen. We bemerkten dat Epe op de luchtlijn Amsterdam (Schiphol) Berlijn (Tempelhoff) lag. Na 's avonds gegeten te hebben gingen we naar bed en sliepen als rozen. V.I.D.D., oud 11 jaar. ZATERDAG 2 NOV. 1935 Dieren op wier hoofd een prijs gesteld is. De regeering in Canada betaalt 3 pond sterling voor eiken gedooden wolf, die van Australië keert voor eiken gedooden dingo 1 pond ster ling uit, terwijl die van Patagonië en Ar- entinië 10 dollar betalen voor eiken gedooden wilden hond. in slaapt. Wil je m'n groeten aan je,vader en moeder doen? Dag Bruintje. Lief REPELSTEELTJE. Je hebt goed gelezen Woensdag, 13 November mag je komen. Werk zal ik voor je klaar leggen. Hoe gaat het met je vader? Werkt hij weer? Brei maar flink thuis, des te eerder is het klee-dinsgtuk af. Het wordt er nu wel zoo langzamerhand tijd voor om het aan te trekken. Dag Repel steeltje. Best LACHEBEKJE. Fijn dat je me steeds een deel van het verhaal schrijft. Zonder de film gezien te hebben, ken ik over een poosje het verhaal toch. Je komt natuurlijk 13 Nov. met Repelsteeltje mede. Je krijgt ook werk! Dag Lachebekje. Best JULIAANTJE. Meisjelief a.s. Woens dag is er weer club. Het speet mij zelf ook, dat ik verhinderd was, maar heusch, ik kon er niets aan doen. Je ziet toch zeker ook geen kans tegelijk te Utrecht en te IJmuiden te vertoeven? Prettig dat je moeder je een beetje helpt met het opstellen van je briefje. Stel je voor dat ik, evenals jij, geen zin in schrijven zou hebben, 'k Weet zeker dat er dan heel wat werk ongedaan bleef. Ik denk altijd maar: weg met „geen zin". Het moet en vlug dus aangepakt. Dag Juliaantje. Beste ZUS. Als ik tijd had, zou ik je bekla gen, maar aangezien ik geen tijd heb, beklaag ik je niet. 't Is toch een verschrikkelijk karwei, het schrijven van een briefje. Je doet er, als ik me niet vergis, minstens anderhalf uur over en dat terwijl men steeds zegt „tijd is geld". Ja Zus, je een weinig plagen, moet ik nu eenmaal, daar ontkom je niet aan. Maar één ding is zeker. Je briefje is keurig geschre ven en het geheel ziet er wel verzorgd uit. Wil je je moeder namens mij feliciteeren. 'k Felici teer je ook en hoop dat je je moeder nog vele jaren mag behouden. Dag Zus. CLUBWERK. A.s. Woensdag is er weer club op de gewone uren. De kinderen die om 4.30 komen moeten een dikke stopnaald en een cent medebrengen. De meisje die om 5.45 komen moeten een grove maasnaald zonder punt en ook een cent medebrengen. Eenige meisjes moeten zorgen een schaar bij zich te hebben. Komt niet véél te vroeg, maar ook niet te laat. Dus, puscies op tijd. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. BLINDEMANNETJE. Blindeman, blindeman, Zeg, wie komt daar nu weer an? Is het Loes, of is het Piet? Blindemannetje weet het niet. Blindeman, blindeman, roept: „Piet komt er nu heusch an." Maar 't was Loes, Piet was het niet. Zooals je op het plaatje ziet. Blindeman, blindeman, Zeg, wie komt er nu weer an? Nu is "t Loes, of is het Piet? Blindemannetje weet het niet. Blindeman, blindeman, Ja, nu ging toch Loes er an, Daarna kwam ook onze Piet Verder ging het spelletje niet. W. B.—Z. WIE ZOEKT ER MEE? „Ik wou, dat ik mijn baas maar vond. Het is niets gezellig cm zoo in den regen te loopen. Als ik hem nu zag, konden we naar huis gaan. Het is me een raadsel, waar hij zoo gauw gebleven is!" TANTE TINE,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 10