DE ZWALUW.
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
Het is alweer Donderdag. Een stapel brief
Jes ligt op beantwoording te wachten,
'k Begin met het bovenste briefje dat is
vanBoodschapstertje.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Met den inhoud
van je briefje ben ik zeer tevreden, 'k Vind
het heel erg prettig dat je het best maakt
en dus a.s. Woensdag weer op de club moogt
komen. Gezellig dat je thuis ook met een
kleedje bezig bent. De avonden zijn reeds zoo
lang en het is prettig een werkje onder han
den te hebben. Tot Woensdag. Dag Bood
schapstertje.
Best KRULLENKOPJE. Dat trof even prach
tig zeg. Juist lichtbeelden op een middag dat
ik verhinderd was club te houden, 'k Kan
begrijpen dat het erg vol in de zaal was. Alle
kinderen houden van vertellen bij lichtbeel
den. A.s. Woensdag is er weer club. Tot ziens.
Dag Krullekopje.
Beste BEP-. Jij bent ook al naar de licht
beelden geweest? Prettig zeg. Heb je je moe
der thuis verteld wat je gezien en gehoord
hebt of was je alles weer gauw vergeten?
Woensdag hoop ik je weer te zien. De groeten
aan je moeder. Dag Bep.
P.S. bedankt voor je mooie teekeningen. Wat
zijn het er veel. Dag.
Lief MEIKEVERTJE. Prettig dat je voortaan
een boek uit de schoolbibliotheek krijgt. Je
behoeft je dan 's avonds niet meer te ver
velen maar kunt fijn lezen. Tot wanneer ik
vacantie heb? A.s. Maandag moet ik weer naar
school. Ja de St. Nicolaasfeesten zijn weer
in aantocht. Tot- Woensdag. Dag Meikever
tje.
Best KLAVERTJEVIER. Je hebt dus huis
werk van school mede gekregen. Dat is prettig
vooral nu je na schooltijd toch niet buiten
kunt spelen. Doe er maar goed je best op. A.s.
Woensdag is er weer club en ben je natuurlijk
weer van de partij. Tot ziens. Dag Klavertje-
vier.
Beste DREUMES. Je hebt je Woensdagmid
dag dus prettig buiten spelend doorgebracht.
Had de smid nog een hoepel voor je? Wat
maken die ijzeren hoepels een lawaai op
straat. Maar daar geven jongens niet om, hoe
meer leven des te mooier vinden ze het, voor
al als het er nog stevig bij waait. Woensdag
kom je weer op de club? Dag Dreumes.
Lief ZONNESTRAALTJE. !k Dank ie voor
het mooie plaatje onder den brief. Of ik de
druiven heerlijk vind? Ja zeker, ze zijn fijn
Zeg, als je ze me weer doet toekomen, wil
je er dan om denken dat ik maar alleen ben?
Twee van die groote trossen, is heusch te veel
van het goede. Vier maal een negen voor je
schrijven vind ik prachtig. Breng je poësie-
aibum a.s. Woensdag maar mede. 'k Zal trach
ten een oogenblikje te vinden om er in te
schrijven. Dag Zonnestraaltje.
Lief MANESCHIJNTJE. Prettig dat je me'
het een en ander over je zus Neeltje geschre
ven hebt. Ze heeft jaren bij me op school ge
gaan en was toen een echt zwak kindje. Heer
lijk voor haar en voor je moeder dat ze nu
zoo flink is en zoo goed werken kan. Wil je
m'n groeten aan je moeder en Neeltje tgrug
doen? Tot Woensdag. Dag Maneschijntje.
Best BOSCHVIOÖLTJÉ. Je vriendinnetje,
Nelly P., mag Woenslag, 13 November komen,
tenminste als ze me voor dien tijd geschreven
heeft. Wat heb je toch weinig nieuws te ver
tellen. 'k Hoon volgende week een uitgebreider
briefje van je te ontvangen. Dag Bosch
viooltje.
'Beste KLEIN MAAR DAPPER. Fijn vriend,
dat je weer zoo ongeveer hersteld bent. Dus
Woensdag hoop je weer te kunnen komen?
'k Zal zorgen dat je werk klaar ligt. Gezel
lig als je moeder je weg brengt. Kleine
Gerard gaat dan natuurlijk ook mede. Tot
Woensdag. Dag Klein maar Dapper.
Beste THIJS IJS. Je briefje heb ik ontvan
gen. Je vindt het zoo heel erg jammer dat je
van de club verzuimd hebt? Ja ik ook. Je
kon er echter zelf niets aan doen. A.s. Woens
dag hoop ik je weer te zien. 'k Zal zorgen dat
je werk klaar ligt en als je je best' doet, heb
je de schade spoedig ingehaald. Dag Thijs
IJs.
Best VLIEGENIERTJE. Gelukkig dat je
vriendje weer beter is. 'k Verwacht jullie a.s.
Woensdag weer op de club. Wat zal die broer
Anton sterk worden zeg. Kinderen die flink
eten worden meestal flink. Eet jij ook zoo goed
als je broertje? 'k Hoop van wel. Tot Woens
dag. Dag Vliegeniertje.
Lief RANONKELTJE. Jij bent dus gedu
rende de Herfstvacantie fijn uitgeweest. Was
het gezellig in Amsterdam? Dat je me ver
geten hebt een ansicht te sturen, vind ik zoo
erg niet. 't Gebeurt mij ook wel, dat ik zoo
iets vergeet. A.s. Woensdag hoop ik je op de
club weer te zien. Je werk zal ik klaar leggen.
Dag Ranonkeltje.
Beste ROBBEDOES. Vriend wat heb jij met
de laatste vacantie fijn genoten. Je trof ook
mooi weer met veel zon. Je moeder heeft mij
deze week nog verwacht, maar heusch ik kon
niet komen. Ik heb vacantie en desondanks
nog veel drukker dan toen ik school had.
Weken voor de vacantie reken ik er reeds op,
dat ik dan veel voor elkander kan brengen.
Bovendien moest ik juist deze week één dag
naar Utrecht en één dag naar Den Haag. Dus
je begrijpt het wel. Zeg maar aan je moeder
dat ik a.s. week, misschien Dinsdagavond
kom met een heele berg werk. Woensdag is er
weer club. Dag Robbedoes.
Lief BRUINTJE. Of ik, toen ik klein was
ook. altijd van m'n moeder vroeg naar bed
moest? Ja hoor. Zoolang ik voor school geen
huiswerk moest maken, moest ik om zes uur
al naar bed. Langzamerhand mocht ik wat
langer opblijven. Èr weet je wanneer ik ook
vroeg naar bed moest? Wanneer ik geen lust
had iets te doen, b.v. te handwerken, te tee-
aenen, te lezen enz. M'n ouders zeiden altijd
,,Wie op is moet werken. Heb je er geen lust
in dan ben je vermoeid en moet je gaan rus
ten, dus naar je bed". Dus beste vriend, je
bent heusch niet het eenige jongetje dat vroeg
naar bed moet. Alle ouders, die willen dat hun
kinderen flink worden en op school goed op
letten, zorgen er voor dat ze intijds te bed
liggen. Toch geloof ik dat je, wanneer je een
maal op bed ligt, ook heel blij bent en vlug
Een verhaal van de zee
Alle zeilen bij, stak het schip van wal. Het
vertrok voor een heel, heel lange reis en de
bemanning, die aan boord was. was met zorg
uitgezocht, want ze moesten flink zijn en op
alle gebeurtenissen voorbereid.
Het weer was stralend en de zee was kalm.
Op de brug stond de kapitein, een verre
kijker in de hand, een glimlach om de lip
pen; want het begin van de reis was voor
spoedig
De geheele bemanning trouwens voelde zich
tevreden gestemd over dit vertrek naar on
bekende oorden.
Onbeweeglijk stond de roerganger; hij keek
recht voor zich uit naar de verre horizon. Hij
was bekend om zijn kundigheid; zijn naam
was Matteo. Elf keer had hij reeds schipbreuk
geleden; maar dank zij hem, was de beman
ning telkens gered. Hij had een zwijgzamen
aard en sprak slechts zelden; maar de kapi
tein wist, dat hij een goed zeeman was en hij
was blij hem op zijn schip te hebben.
Het schip voer naar het Zuiden, een schui
mend kielzog achter zich latend. Een weinig-
overhellend door den wind, kliefde het een
weg door de blauwe golven van de kalme on
eindigheid, in de juiste richting gehouden door
een ijzeren hand.
Op de voorplecht stonden eenige matrozen
bij elkaar en maakten plannen, als z-e weer
thuis zouden zijn. Plotseling viel iets grijs
hun voeten neer; iets grijs, dat spartelde en
scherpe kreten slaakte.
„Oh," zei een matroos, „maar dat is een
zwaluw."
En heel voorzichtig nam hij het kleine ge
wonde vogeltje tusschen zijn eeltige vingers.
Door* welk vreemd toeval was het kleine vo
geltje op dit schip in volle zee. gevallen? Nie
mand kon het gissen. Het had een verscheurd
en gebroken vleugeltje en zonder twijfel had
het alle krachten ingespannen om het snel
varende schip te bereiken, daar het anders in
zee gevallen zou zijn.
Zooals men wel zal begrijpen was het een
onverwachte afleiding voor de bemanning en
ieder haastte zich dan ook het gewonde vo
geltje zoo goed mogelijk te verzorgen en te
verplegen. De zwaluw sloeg niet meer met
haar vleugeltjes, maar lag stil en keek met
ronde verschrikte oogjes om zich heen, ter
wijl de matrozen grinnikten en elkaar, als
groote kinderen met de elleboogjes duwtjes
gaven. Men haalde wat lapjes, wat strooi en
maakte daar een nestje van, waar men de
zwaluw voorzichtig inlegde.
Vervolgens zette men een schoteltje water
ernaast en in een lucifersdoosje een paar kor
reltjes rijst en wat broodkruimpjes. Na ver
loop van eenige dagen scheen de vogel weer
op krachten te komen en durfde hij het wagen
eenige stapjes te loopen op den grond, terwijl
de matrozen verteederd en geamuseerd toe
keken. Een week later kon men het zonder
ling schouwspel zien, dat een vogel door het
touwwerk van het zeilschip vloog. Het schip
was veel te ver van de kust verwijderd, dat
de zwaluw terug kon vliegen. Allen hielden
van het aardige beestje. Alleen de roerganger
Matteo was onverschillig en de matrozen be
stempelden hem als harteloos en ruw. Op een
ochtend echter, probeerde het vogeltje zich op
zijn schouder te zetten,
Matteo trok terug en maakte een dreigend
gebaar. Maar de zwaluw begreep dat niet en
vloog nader. Toen gebeurde iets verschrikke
lijks. Met zijn pet sloeg Matteo naar het vo
geltje, dat in zee viel
De schuimende golven sloten zich over het
grijze lichaampje. De matrozen, die toeval
lig dit tafereeltje gezien hadden slaakten
kreten van verontwaardiging en woede. De
kapitein zelf was ook ontdaan over zooveel
wreedheid en beval Matteo in de boeien te
sluiten. Heel kalm gaf Matteo het roer aan
een ander over. Maar degene, die hem verving
kon het roer niet houden en geen van de
anderen, evenmin als de kapitein. Tegen wil
en dank bevrijdde hij dus Matteo en gaf hem
het roer weer over.
Maar bijna op datzelfde oogenblik veran
derde het weer en de wind groeide aan tot een
orkaan. Men moest de zeilen reven en probee-
ren zoo snel mogelijk uit dezen storm weg te
komen, die van minuut tot minuut in kracht
toenam. Reusachtige golven met witte schuim
koppen verhieven zich rondom het schip, en
sloegen over het dek. Wel een verschil met de
kalme blauwe golfjes van eenige uren ge
leden. Doodelijk beangst verweten de matrozen
Matteo dat het zijn schuld was, dat deze storm
losgebroken was. Ook de kapitein was zijn
angst niet meer meester. Vijftien dagen duur
de deze storm; het schip werd heen en weer
geslingerd en luisterde niet meer naar het roer,
En nog steeds duurde de storm, steeds hef
tiger en verschikkelijker. Soms scheen het,
dat de golven tot den loodkleurigen hemel reik
ten. Twintig keer scheelde het bijna niets of
het schip werd er geheel onder bedolven. En
gedurende deze verschikkelijke beproeving
was Matteo op zijn post. Allen begrepen op
het laatst, dat dit geen gewone storm was.
„Dat is de zwaluw, die zich wreekt", zeiden
de ongelukkigen en de kapitein begreep
dat muiterij dreigde, omdat hij Matteo ge
handhaafd had op zijn post. Dien nacht sloe
gen er twee van de drie masten weg en de
ruimen liepen zoo vol water, dat de toestand
onhoudbaar werd. Met uitzondering van Mat
teo liet de kapitein de heele bemanning voor
zich treden.
„Kapitein", schreeuwden de ongelukkigen,
„roep de zwaluw te hulp".
Begrijpend, dat dit het eenige middel was,
om hen te kalmeeren. riep de kapitein:
„Kleine zwaluw, onschuldig slachtoffer van
wreedheid; als jij 't bent, die dezen storm over
ons laat razen, vergeef ons dan en kom ons te
hulp".
Dadelijk-o-wonder, verscheen de zwaluw en
zette zich op den schouder van den kapitein.
„J", zei het diertje, „ik ben het, die dezen
storm verwekt hebt. Maar gij zijt brave lie
den en ik wil jullie niet meestraffen, omdat ik
Matteo straf. Bovendien ben ik van meening
veranderd: Matteo zal niet sterven. Maar iede-
ren keer, als hij een schip bestuurt, zal het
schipbreuk lijden en hij zal de eenige over
levende zijn!"
Dit gezegd hebbende verdween de zwaluw
en als bij tooverslag bedaarde de storm. De
kapitein gaf onmiddellijk order om terug te
keeren. De thuisreis verliep zonder ongeval
len; maar zoodra ze de haven binnengeloopen
waren, werd Matteo weggejaagd.
En nu is in die haven een zeeman met een
witte baard, die wanhopig probeert, of hij als
roerganger aangenomen kan worden. Maar
geen enkele kapitein durft het aan; want er
gaat een vreemde geschiedenis om hem en
als hij in een klein café'tje een glas bier gaat
drinken, bedient de waard hem met tegenzin
én om hém h'eèn wórdt het leeg. Hij zegt
niets en zijn gezicht is hard en wreed. Maar
als hij een zwaluw ziet,' wordt hij razend; want
dan wordt hij weer herinnerd aan het roer,
dat hij in handen heeft gehad, iets dan nooit
jneer het geval zal zijn
LAM.
Vervolg bovenaan 5de kolom.
EEN PAPEGAAI VOOR
HET GERECHT.
Mevrouw Rosa Gallo, een Italiaansche, die
te New York woonde, bezat een papegaai, die
ze Cieille genoemd had en waarvan ze veel
hield. Maar plotseling praatte Cieille niet
meer en hij werd somber. Den geheelen da;
zat hij in elkaar gedoken in zijn kooi en de
lekkerste dingen, die zijn meesteres hem voor
zette raakte hij niet aan.
Mevrouw Rosa piekerde en piekerde wat
toch wel de reden van Cicille's zwaarmoedig
heid kon zijn en eindelijk dacht ze het te we
ten. Cieille verveelde zich. Men moest hem
een kameraadje geven. Zoo gedacht, zoo ge
daan. Zijn meesteres kocht een nieuwe pape
gaai. Cieille was en bleef treurig en ontstemd;
als de nieuwe vogel in zijn nabijheid kwam.
werd hij woedend en krijschte zoo erg, dat
zijn meesteres haai" ooren dicht moest stoppen.
En op een goeden dag was Cieille verdwenen.
Trots alle nasporingen van zijn meesteres was
en bleef Cieille weg.
Een jaar later ontdekte mevrouw Gallo haar
papegaai toevallig in de etalage van een die
renhandel. Ze eischte van den bezitter, dat hij
haar haar papegaai terug zou geven, maar
deze weigerde beslist en verklaarde, dat hij
Cieille van een familie gekocht had, die de
papegaai al sinds jaren in het bezit had. Me
vrouw Gallo w-as er echter van overtuigd, dat
ze haar papegaai teruggevonden had en ze
was vast besloten haar lieveling terug te krij
gen. Ze klaagde den dierenhandelaar aan bij
het gerecht.
De rechter vond de zaak zeer ingewikkeld;
nadat hij met het grootst mogelijk geduld me
vrouw Callo en haar tegenstander aangehoord
had, kreeg hij een goed idee.
„De papegaai moet hier gebracht worden,
beval de rechter. „Hij moet zelf beslissen van
wie hij hoort."
„Cicillo, Cicillo, povere piccolo mio! (Ci
eille, mijn arme kleine) riep mevrouw Gallo
op zachte lokkende toon. De papegaai bekeek
haar een oogenblik met zijn ronde kraaloogen.
Toen schreeuwde hij zoo hard hij kon: „Rosa,
Rosa! Eella Donna!Cara mia!'' (Rosa, Rosd.
mooie vrouw, lieveling!) Allen lachten en
klapten in de handen en de rechter verborg
met moeite een glimlach. Mevrouw Rosa ech
ter triomfeerde.
„Nu ziet U het. Edelachtbare, de papegaai is
van mij. Hij heeft me meteen herkend."
„Wat heeft hij gezegd?" vroeg de rechter.
De tolk vertaalde ijverig, wat de papegaai
in het Italiaansche geroepen had. „De pape
gaai is van U." zei de rechter, zich plechtig tot
mevrouw Gallo wendend. Maar zijn mond-hoe
ken trilden verraderlijk, bijna was hij in
lachen uitgebarsten.
Van vreugde stralend nam mevrouw Gallo
de kooi met de papegaai in ontvangst en ver
liet fier de rechtzaal. Toen de deur achter
hen dichtsloeg hoorde men de papegaai
roepen:
„Rosa, Rosa! Bella Donna! Rosa mia!"
R. G.
DE ONVERMOEIBARE ZAGERS.
Om deze zagertjes te maken, beste meisjes
en jongens, heb je een klein beetje meer han
digheid en geduld noodig, dan gewoonlijk noo-
dig is, om de onder deze rubriek besproken
speelgoederen te maken. Maar dat zullen jul
lie wel niet erg vinden; want je zult zoo lang
zamerhand wel weten, dat moeilijkheden er
zijn om overwonnen te worden en dat je veel
meer plezier hebt, van iets waar je een beetje
moeite voor gedaan hebt, dan voor iets dat zon
der moeite gemaakt wordt.
De smaken verschillen. In de léde eeuw
gold als lekkernij robbespek en walvischtong
en het vleesch van reigers en pauwen.
Op een plankje hout van eenige millimeters
dikte teeken je de beide poppetjes, zooals je
bij A ziet staan. Deze zaag je vervolgens uit
met een figuurzaag. Uit een plankje hout, dat
iets dikker is, zaag je vervolgens het voorwerp,
dat je als B op de teekening ziet. Tusschen
de uitsnijding wordt een rond stuk hout ge
legd, dat een boomstam voor moet stellen. C.
In deze boomstam maak je een inkeping, zoo
als je bij D. ziet. In deze inkeping, gaat de zaag
E. die van. heel dun ijzer is, heen en weer.
Nu boor je in de beide mannetjes, die zullen
gaan zagen een paar gaatjes, F en G, die moe
ten correspondeeren met twee andere gaatjes
in het blok hout en de zaag.
Je moet ervoor zorgen, dat de afstand tus
schen de beide gaten in de zaag dezelfde is,
als die tusschen de beide gaatjes in het blok
hout.
Hoe j-e het geheel in elkaar moet zetten
kun je duidelijk op de teekening zien. Je moet
er echter voor zorgen, dat de plaats, waar je
de zaag aan de beide „mannetjes" vastmaakt,
beweeglijk blijft, hetzelfde geldt voor de
plaats waar deze „mannetjes" aan het steun-
blok bevestigd worden. Men kan dit met een
ijzerdraad doen; dan blijft er altijd voldoende
speling.
Vervolgens maak je aan een der mannetjes
een klein hefboompje, zooals je bij H. ziet. Als
je dit van links naar rechts beweegt, zullen de
beide aan elkaar verbonden mannetjes in
beweging komen en het zal net lijken of ze
verwoed aan het zagen zijn.
Dat je alles aardig moet kleuren, spreekt
vanzelf; ook dat alles netjes en nauwkeurij
afgewerkt moet worden.
OOM KEES.
Waf ik op één dag zag.
6 uur op, dat is niet laat hè? Of soms wel?
Nou, maar we moesten ook naar Epe. Epe
ligt op de Veluwe, dicht bij Nunspeet.
7 uur waren we klaar. We zouden met de
bus gaan. Maar plotseling zei mijn vader:
een speciale bus staat voor. We keken naar
buiten, en wat zagen weEen auto. Fijn
hè?
Toerl gingen we met den trein van Haar
lem naar Amsterdam .Van daar moesten we
met de boot. Het was op het Gentraal-station
erg druk. Op de boot nog niet, maar het
zou erg, heel erg druk worden.
Kasteel Staverden, zoo heette de boot,
stoomde naar Harderwijk.
Onderweg zagen we heel wat vliegtuigen.
Eerst de 2-motorigen PH-AED, in de loods van
het watervliegkamp Schellingwoude, het kata
pult-vliegtuig van de kruiser „Michiel A-dri-
aansz. De Ruyter", met het cijfer en de letter
W. 1.
Daarna de PH-AEZ, Zwaluw, waarvan ik. al
zeg ik het zelf, het eerst de letters las. Ook
zagen we in de verte boven 't IJselmeer twee
Junkers. In de haven van Harderwijk zagen
we twee militaire watervliegtuigen, de L 3 en
de L 4. Ook zagen wij ze opstijgen.
Toen we eindelijk in de bus zaten, kregen
we een prachtige tocht van Harderwijk naar
Epe.
's Middags hebben we de omgeving van ons
pension eens opgenomen. We bemerkten dat
Epe op de luchtlijn Amsterdam (Schiphol)
Berlijn (Tempelhoff) lag. Na 's avonds gegeten
te hebben gingen we naar bed en sliepen als
rozen.
V.I.D.D., oud 11 jaar.
ZATERDAG 2 NOV. 1935
Dieren op wier hoofd een prijs gesteld is.
De regeering in Canada betaalt 3 pond sterling
voor eiken gedooden wolf, die van Australië
keert voor eiken gedooden dingo 1 pond ster
ling uit, terwijl die van Patagonië en Ar-
entinië 10 dollar betalen voor eiken gedooden
wilden hond.
in slaapt. Wil je m'n groeten aan je,vader
en moeder doen? Dag Bruintje.
Lief REPELSTEELTJE. Je hebt goed gelezen
Woensdag, 13 November mag je komen. Werk
zal ik voor je klaar leggen. Hoe gaat het met
je vader? Werkt hij weer? Brei maar flink
thuis, des te eerder is het klee-dinsgtuk af.
Het wordt er nu wel zoo langzamerhand tijd
voor om het aan te trekken. Dag Repel
steeltje.
Best LACHEBEKJE. Fijn dat je me steeds
een deel van het verhaal schrijft. Zonder de
film gezien te hebben, ken ik over een poosje
het verhaal toch. Je komt natuurlijk 13 Nov.
met Repelsteeltje mede. Je krijgt ook werk!
Dag Lachebekje.
Best JULIAANTJE. Meisjelief a.s. Woens
dag is er weer club. Het speet mij zelf ook, dat
ik verhinderd was, maar heusch, ik kon er
niets aan doen. Je ziet toch zeker ook geen
kans tegelijk te Utrecht en te IJmuiden te
vertoeven? Prettig dat je moeder je een
beetje helpt met het opstellen van je briefje.
Stel je voor dat ik, evenals jij, geen zin in
schrijven zou hebben, 'k Weet zeker dat er dan
heel wat werk ongedaan bleef. Ik denk altijd
maar: weg met „geen zin". Het moet en
vlug dus aangepakt. Dag Juliaantje.
Beste ZUS. Als ik tijd had, zou ik je bekla
gen, maar aangezien ik geen tijd heb, beklaag
ik je niet. 't Is toch een verschrikkelijk karwei,
het schrijven van een briefje. Je doet er, als
ik me niet vergis, minstens anderhalf uur
over en dat terwijl men steeds zegt „tijd is
geld". Ja Zus, je een weinig plagen, moet ik
nu eenmaal, daar ontkom je niet aan. Maar
één ding is zeker. Je briefje is keurig geschre
ven en het geheel ziet er wel verzorgd uit. Wil
je je moeder namens mij feliciteeren. 'k Felici
teer je ook en hoop dat je je moeder nog vele
jaren mag behouden. Dag Zus.
CLUBWERK.
A.s. Woensdag is er weer club op de gewone
uren. De kinderen die om 4.30 komen moeten
een dikke stopnaald en een cent medebrengen.
De meisje die om 5.45 komen moeten een
grove maasnaald zonder punt en ook een cent
medebrengen.
Eenige meisjes moeten zorgen een schaar bij
zich te hebben.
Komt niet véél te vroeg, maar ook niet te
laat. Dus, puscies op tijd.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
BLINDEMANNETJE.
Blindeman, blindeman,
Zeg, wie komt daar nu weer an?
Is het Loes, of is het Piet?
Blindemannetje weet het niet.
Blindeman, blindeman,
roept: „Piet komt er nu heusch an."
Maar 't was Loes, Piet was het niet.
Zooals je op het plaatje ziet.
Blindeman, blindeman,
Zeg, wie komt er nu weer an?
Nu is "t Loes, of is het Piet?
Blindemannetje weet het niet.
Blindeman, blindeman,
Ja, nu ging toch Loes er an,
Daarna kwam ook onze Piet
Verder ging het spelletje niet.
W. B.—Z.
WIE ZOEKT ER MEE?
„Ik wou, dat ik mijn baas maar vond. Het is
niets gezellig cm zoo in den regen te loopen.
Als ik hem nu zag, konden we naar huis
gaan. Het is me een raadsel, waar hij zoo
gauw gebleven is!"
TANTE TINE,