van Salomo. HET SCHAAK-DUEL BURGERLIJKE STAND. Per vliegtuig, auto eri uitgeholden boomstam. Dat de vele talenten gouds, waarmede Salomo den tempel van Jeruzalem bouwde en versierde, uit Sumatra komen, staat meer en meer vast. Dat de bovenloop der Batang- Hari in die oude tijden wel de grootste schat ten heeft opgeleverd, wordt meer en meer waarschijnlijk, zooals wij later zullen zien en waarom die rijke mijnen vrijwel volkomen In de vergetelheid zijn geraakt, liet zich ver leden jaar makkelijker begrijpen dan thans om de doodeenvoudige reden dat de reisduur die voor een paar jaar nog minstens 6 weken bedroeg, thans tot enkele dagen is terugge bracht. Begin maar met het eerste traject Batavia—Djambi, vroeger een aardig maar smoorheet zeereisje van een week over Palem- bang en Singapore, thans een tochtje van een uur of vijf in een der snelle, koele gerieflijke vliegtuigen van onze Indische Luchtvaart Mij. En mooi is het reisje ook, over de duizend eilanden, langs Straat Soenda, over het schil derachtige Palembang, met de groote petro- leumrafinaderij van Pladjoe en dan over bosch en nog eens bosch. alleen onderbroken door breede strooken in rijen geplante rub ber en vruchtboomen langs de groote rivieren, die altijd zoo echt de toegangswegen tot het binnenland van Sumatra zijn geweest. Op 't vliegveld van Djambi natuurlijk weer goede Kennissen, een paar dagen in Badjoebang voor de noodige voorbereidingen en daar is weer heel wat te zien ook. Badjoebang is het voor naamste petroleumterrein van Sumatra op 't oogenblik. En gewerkt dat er wordt. Er is nu een pijpleiding, die zoowat 1200 ton ruwe olie per dag naar Pladjoe afvoert, maar er wordt hard gewerkt aan een tweede grootere. die de afvoermogelijklieid zal verdriedubbelen en nu verwacht men natuurlijk van den ter reinchef, dat zoodra het moeilijke werk aan de pijpleiding klaar is, dan ook het aantal putten zoo uitgebreid zal zijn, dat de pro ductie van het ter erin oogenblikkelijk kar- worden verdriedubbeld. De olïe zit acht -honderd meter diep, dus ge begrijpt, dat de terreinchef, die voor alles verantwoordelijk is, die voor wegen moet zor gen en voor de machines, die moeten worden aangevoerd, die een electrische centrale en een waterleiding moet bouwen en moet zorgen dat er werk genoeg is om dat alles te laten functioneeren, een belangrijk man is. En zoo iemand, die binnen tiwee jaar tijd de productie van Sumatra's groot ste terrein verdriedubbelt wordt soms nog slechter betaald dan een controleur die van 8 tot 1 op zijn stoeltje zit te wachten of de Resident wat voor hem te doen heeft en dan rustig gaat slapen. Er wordt veel geld ver diend in de olie, maar de verdeeling laat als overal, wel eens wat te wenschen over. En binnenlandsch bestuur doet ook prachtig werk hoor. Dat bewijst l\et volgende traject. De wegen van Sumatra zijn van ouds de groote rivieren en daardoor werd de behoefte aan verharde wegen niet zoo spoedig gevoeld als elders. Maar thans vraagt ook hier sneller verkeer de aandacht. Goederen en post wor den meer en meer per auto vervoerd. De Bestuursambtenaar moet zijn ressort beter, dus sneller, leeren kennen en het. wegennet breidt zich zienderoogen uit. En als de nieuwe weg, dwars door de oerwouden heen, die Djambi met Moeara-Tibo verbindt straks ook voor het publiek geopend zal zijn (thans is ze nog alleen toegankelijk voor zwer vers met extra permissie van den Resident) dan is de tweede verbinding tusschen Oost-, en Westkust van Sumatra gelegd en rijden we in 2 dagen van Djambi, spoedig ook van Palembang naar Fort de Koek en dus naar Padang. Nu nog een klein eindje in de Lampongs en wij rijden langs goede auto wegen van Telok-Betong naar Atjeh. Dat is dus weer een mooi stuk werk volbracht. Want het is verwonderlijk te zien, hoe de bevolking op zoo'n nieuwen verbindingsweg reageert. Overal verrijzen landangs, opengekapte stuk ken, waarop eerst rijst en mais en tapiocca, later misschien rubber, koffie of peper wordt geplant. Als de weg klaar is zullen de pro ducten reeds voor afvoer gereed zijn. Zoo rijden we dus thans in één dag 360 K.M. naar Soengei-Dareh, wat we vroeger per hskwieler. met de beruchte rivier-stoombooten dus, moes ten doen, wat vele dagen kostte, in de on dragelijke warmte van het kleine schip. Zoo ver zullen de oude Hollanders en Portugeezen en vóór hen de Indo-Chineezen enSa lomo met hun zeeschepen ook gekomen zijn. Die voeren immers drie weken ver. de rivier op, wat met de zeeschepen van 1 en 2 ton uit dien goeden ouden tijd natuurlijk makke lijk ging. In de tijden van Salomo hadden de schepen een mast en vierkant zeil om vóór de wind te varen en dan een twintigtal roeiers die wel het meeste werk zullen hebben moe ten doen. In den bijbel staat dat zoo'n reisje drie jaar duurde en in dien tijd was het met déze hulpmiddelen zeer goed te volbrengen. En de hoofdzaak is toch maar dat je er komt. En van Soengei-Daren af, waar het karakter der rivier verandert, doordat het heuvelland en dus de stroomversnellingen beginnen, moet ik de reis nog op dezelfde manier doen als de goudzoekers van Salomo. Als ge dezer dagen nogeens in de Egyptische Konings graven komt, let dan maar eens op de lange booten met iets verhoogde stevens, waarin men stond te boomen of te roeien, als de koning op jacht ging. Of neem den post zegelalbum van uw zoon en kijk bij Belgisch- Congo. Heeft hij die zegels niet, koop ze dan Voor hem want ze zijn leerzaam 'en wie weet waar hij terecht komt. In Soengei-Darei begint dus het interes santste deel van den tocht. De prauw ligt klaar alweer door de goede zorgen van den controleur. Het is een uitgeholde boomstam, de zijwand met één plank verhoogd. Een me ter of twaalf lang, 3/4 meter breed. Een bam boe vloertje om niet dadelijk een nat zitvlak ts krijgen en al gauw ben ik geïnstalleerd. IJzeren koffer in den rug, fotokoffer links, brieventasch rechts, op een matje, de regen jas in den rug, de kijker op de knieën, een Kain en een pajong bij de hand als de zon te sterk wordt en zoo ben i k klaar voor het ver trek. o ja, mijn Maleisch zakwoordenboek bgt ook klaar, want ik ken honderd woorden en die kerels antwoorden altijd met duizend andere. Maar ze hebben mooie bruine oogen en ze lachen graag en het lijken pootige jon gens, ik heb gezorgd dat om 6 uur al mijn rommel bij den steiger was. Nu varen we naar öen overkant om de bagage van den roer ganger te halen, dan terug voor die van den kapitein. Dan worden nog twee man ingela den, elk met hun matje, wat kleeren, een rijstpan enz. Eén brengt nog een geweer mee, een an der een lamp en zoo raken we met mijn in- koopen aardig vol. Een paar matten worden over alles lïeengesjord, zoodat mijn zitplaats vrij blijft, achter een halve meter voor den roerganger en vóór drie staanplaatsen voor de rest van de bemanning. Elk heeft een bamboestok van een meter of vijf met een punt van ijzerhout en daarmee wordt ge boomd, gestuurd, geroeid, tegengehouden, en 's avonds dienen ze als nokbalk voor een tentje, dat gemaakt wordt door de matten van weerskanten schuin tegen den nokbalk aan te zetten. Verder zijn er natuurlijk werpnetten aan boord endaar gaat hij dan. Met regelmatigen plons worden de drie boo men in het water gezet, afgeduwd en naar voren gezwaaid enz., maar dat duurt niet lang. De eerste versnelling nadert. Nu moet er in cadans gewerkt worden, zoodat altijd één de boot houdt, terwijl de anderen nieuw steunpunt zoeken in de rolkeienbedding. Dat gaat allemaal zoo onregelmatig mogelijk en voor de derde stroomversnelling gepasseerd is is de voorste al tweemaal uitgestapt om te helpen duwien en is de roerganger al languit in het water gevallen. Wat deze luidjes niets deert want ze zwemmen als ratten en gaan eiken dag tientallen keeren te water om te helpen duwen of trekken of te visschen of wat dan ook. Mijn voeten zijn helaas niet voldoende gehard om volop mee te doen. Daar moet je in Indië altijd erg voor oppassen, voor te vaak nat worden en weer opdrogen, dat geeft weeke voeten en narigheid tusschen de teenen en ik moet straks nog 65 K.M. loopen in twee dagen. Toch moet ik den eersten dan' al vier keer uitstappen om de boot door eev zware stroomversnelling heen te krijgen. Het water is buitengewoon laag en de stroom is op ondiepe plaatsen zeer snel wat nog wel eens last zou kunnen geven hoogerop. Nu zijn er telkens stukken van een paar honderd meter vrij kalm water. Wij komen nogal wat prauwen tegen, want de eerste paar uur va ren wij nog door pisang, koffie en rubber tuinen. Maar al spoedig treedt oerbosch op, al is het telkens onderbroken door ladangs. Op ons eerste etensplekje kruisen panterspo- ren die van de vele wilde varkens. Een hert graast op een grindbank, maar ontkomt den doodelijken kogel. En zoo is er altijd wat te zien, o.a. dat elk volgend huis meer het type van Minangkabau vertoont. Er staan zelfs in de arme kleine dorpen nog aardige mos keetjes. Zoo varen we den heelen dag en pas als de zon verdwenen is achter den boschrand wordt het kamp opgeslagen op een groote grindbank aan den oever der rivier. Mijn veldbed wordt opgezet, een paar matten schuin erboven, tegen een bamboestel met boombast aangebonden. Mijn roeiers slapen op hun matje zoomaar op de kinderhoofd groote keien. Maar als het net donker is wordt het weer licht. Een fel onweer nadert. Dan ook matten tegen den anderen kant van den driehoek en de matjes der Inlanders in sierlijke wanorde om mij heen. De eerste windvlaag nam alles mee, matten en Inlanders en mijn veldbed stond alleen in den slagre gen; maar tien seconden later waren de In landers met de matten terug en bet zaakje werd vastgebonden en ik zou dadelijk vast in geslapen zijn als niet een Inlander gesnurkt, de tweede den heelen nacht gehoest, de derde in zijn droom gepraat had en de vierde in zijn slaap geen bokspartij begonnen was met de pooten van mijn veldbed. Voeg daarbij af en toe een kleine lekkage, een buik vol half gare rijst met vischgraten, het bruisen van de stroomversnelling boven den klettersnden regen uit met de vrees voor bandjir of te wel overstrooming! Welnu, ik heb best geslapen. Dan moet mijn geweten toch wel prima in orde zijn. En na het morgenbad in de rivier, mijn laatste boterham met kaas en een kop gezellig roo- kerige thee gaat het weer verder, nieuwe avonturen tegemoet. DR. W. G. N. VAN DDR SLEEN. De belangstelling van schakers en leeken. Over de waarde van analyse. Koffiehuisschaak en klassiek spel. De koersveran dering van Aljechin, Wie heeft de beste kansen? door A. D. DE GROOT Het is opmerkelijk, zoo groot en zoo alge meen als de belangstelling van de zijde van het publiek is voor de groote schaakmatch, die op het oogenblik in vollen gang is. Tel kens weer leest men, dat het aantal toeschou wers alle verwachtngen heeft overtroffen, om maar niet eens te spreken van de ontelba re lieden, die den wedstrijd in de huiskamer op den voet volgen. Men kan werkelijk zeggen, dat een groot deel van Nederland méélééft. Ieder doet dat zoo op zijn manier. De schaker speelt natuurlijk alle partijen getrouw na, en is zoo mogelijk zelfs op het terrein van den strijd aanwezig. De leek volgt de verslagen en is hèvig op de hand van Euwe; ook leest hij wel eens, wat de critici over den aard van de partij en en den stijl vande spelers schrijven, ook al be grijpt hij daar niet veel van. Wat tenslotte de geweldige categorie van een-klein-beetje-schakers, van half leeken, be treft, deze leven, zooals het hun betaamt, met den strijd mee op een manier, die tusschen de beide voorgaande in ligt. Ze zijn ook sterk op de hand van Euwe, spelen ook wel eens een partijtje uit de krant na, om zich dan on noemelijk te verbazen „dat hij nu al opgeeft", „dat hij dien pion niét neemt", „dat hij dat niet aandurft", enz. enz. Kortom, weinig zetten in de partij hadden zij ook zoo gespeeld, en ook zij verheugen zich kinderlijk erover, dat zij er zoo weinig van begrijpen! Al deze soorten van belangstelling zijn na tuurlijk alleen maar verhevigend; het is ver blijdend, dat men overal zoo meeleeft. Maar misschien zijn er toch wel enkele dingen, die voor leeken en half leeken aan belangwekkend heid zouden winnen, indien zij ze wél begre pen. Ik bedoel de meer algemeene kwesties, die bij een dergelijke match naar voren ko men, zooals de psychologische en de aesthe- tische zijde van de zaak en vooral de vraag, wat men nu eigenlijk van de schaakcritiek in de kranten moet denken. Deze vragen wil ik probeeren in het volgende op een voor leeken begrijpelijke manier te beantwoorden. Wat de schaakcritiek betreft: daarover valt inderdaad wel iets te zeggen. In de eerste plaats wel dit: dat zij er wel eens naast is! Ik zeg dit nu niet om de deskundigen van hun voetstuk te lichten ik zal de laatste zijn om te durven beweren, dat zij niet heel veel van het schaakspel zouden afweten maar een voudig, om te deen uitkomen, dat het becriti- seeren van een dergelijke match een uiterst moeilijk en gevaarlijk werk is. Tenslotte is dat ook heel begrijpelijk: het gaat om het we reldkampioenschap, dus men kan zeggen, dat de twee sterkste schakers ter wereld elkaar hier bekampen. Wie moet dat dan beoordee- len? Nu kan de critiek natuurlijk met „huis vlijt" (thuis analyseeren, voortzettingen p r o- b e e r e n, wat voor het bord natuurlijk niet mag) wel heel wat bereiken, maar het is toch niet zoo'n groote zeldzaamheid, dat de speler voor het bord méér gezien heeft dan de criti cus thuis. Vandaar, dat verschillende kran ten speciaal voor deze gelegenheid een groot meester als schaakmedewerker hebben ge ëngageerd. Maar ook dat sluit het maken van fouten in de critische analyse nog niet uit. Zoo schreef een krant na de eerste zitting van de vierde partij, dat Euwe nog remise kansen had, wat een geweldige enormiteit bleek te zijn: de partij was in 4(!) zetten uit. Na de twaalfde partij kon men ergens lezen: „Zoo mag een wereldkampioen niet spelen"!, en het blijkt, dat Aljechin 1 (zegge één) fout heeft gemaakt, die echter in het vervolg door Euwe zóó geniaal en onmeedoogend werd weerlegd, dat hij geen voet meer aan den grond heeft kunnen krijgen! En dat ook grootmeesters zich wel eens vergissen, bleek toen Flohr naar aanleiding van de zevende partij van „koffiehuisschaak" sprak en met eenige varianten aantoonde, hoe Euwe zijn tegenstander in groote moeilijkheden had kun nen brengen. Een paar dagen later kwam n.l. een analyse van Lasker en Aljechin samen los, waarin Flohr's varianten radicaal werden weerlegd: er bleek één voortzetting te zijn, waarbij Euwe misschièn remise had kunnen hóuden! Het beoordeelen van -deze partijen is nu- eenmaal één van de moeilijkste dingen die er überhaupt bestaan. Wil men alles wat men schrijft kunnen verantwoorden, dan moet men vóór alles voorzichtigheid betrachten in zijn critiek en werken met „waarschijnlijk" en „misschien". Wat ik daarom den leek raad is, het hoofd koel te houden bij het lezen van al die verontrustende termen als „kof fiehuisschaak", „wild" spel en „bluf". Trouwens ook als zulke termen terecht ge bruikt worden, hebben zij vaak een verkeerde uitwerking, want zij verwekken bij den leek misverstand. Wat is eigenlijk zoo'n koffiehuisschaakpar tij? Dat is een partij, waarin het wild en onstuimig toegaat, en waarin beide spelers een zeer groot risico nemen, „er maar op los slaan" als het ware. Maar waarom gebruikt men daarvoor zoo'n smadelijk woord; het is toch heelemaal niet verachtelijk om veel risico te nemen? Waar om waardeert men een „klassieke" partij zoo veel hooger? is dat uit conventionaliteit of uit een afkeer van alle gevaar? Dat men een klassieke partij hooger aanslaat dan een „wilde", heeft wel degelijk een gegronde re den. In een solide opgezette partij kunnen de spelers meester van de situa tie blijven; men kan de partij strategisch leiden, terwijl dit in een wilde partij niet het geval is. Daar speelt het toeval een veel grootere rol; het gaat er maar om wie daarvan het beste gebruik kan maken, en veldheer-kunst, strategie komt er niet zoo veel aan te pas. En men voelt nu eenmaal meer voor voortreffelijk, leiderschap, dan voor geniaal „opportunisme". Vandaar dat smadelijke woord en die merkwaardige voor keur, die uit een volkomen zuiver schaak standpunt gezien, misschien niet te recht vaardigen is. Waaruit weer eens te meer blijkt, dat zelfs het zoo absoluut schijnende schaakspel niet vrij is van menschelijke factoren en waar den. Wie de beschrijvingen van den stijl dei- beide meesters gelezen heeft, die naar aan In de stroomversnellingen der Batang Hari. leiding van deze match in alle bladen gestaan hebben, heeft dat al eerder kunnen opmerken. Daar kon men lezen, dat naast zuiver cere brale kwaliteiten, ook andere, als wilskracht, fantasie, beweeglijkheid van geest een rol spelen. Vooral dit laatste: met starheid komt men n.l. niet ver in dit spel, want het vergt bij iederen zet een nieuwe „realiteits-aanpas- sing". Men leert er het moeilijkste, dat er op deze aarde bestaat: te zwichten voor de reali teit, een plan onderweg te laten varen! Dat is iets, dat de groote Napoleon b.v. wel eens niet gekund heeft; vandaar misschien dat hij nooit goed heeft leeren schaken! De kleine uitweiding over die twee catego rieën partijen, de wilde en de solide, brengt me op een ander onderwerp. Zooais de lezer waar schijnlijk wel weet heeft Aljechin voor het be gin van de elfde partij, die hij „kalm" met l.d4 opende, te kennen gegeven, een groote verandering in zijn tactiek te gaan brengen. Hij zei, van nu af aan zijn partijen degelijk en klassiek te willen gaan opzetten, zulks in schrille tegenstelling tot de voorgaande. U weet waarschijnlijk ook. dat Euwe hierover verheugd was, omdat het rustige speltype hem beter ligt dan het wilde. En u zult zich daar bij afgevraagd hebben, wat Aljechin, die dit toch ook weet, dan toch kan hebben bewogen, door een dergelijke verandering van tactiek in Euwe's kaart te spelen. Dit moet den leek vol slagen duister zijn; hij zal misschien denken, dat hij onzen kampioen wil sparen, of zoo! Maar dat is natuurlijk zeker niét het motief van zijn koersverandering: de ware reden is zonder twijfel, dat ook hij, als wij allen, een hoogere waardeering heeft voor een partij, oh door een strategische idee gewonnen wordt dan voor een wilde: hij is i n n e r 1 ij k niet bevredigd door zijn prestaties, hoewel de punten hem tot dusverre in het ge lijk gesteld hadden. Men moet nooit uit het oog verliezen, dat een schaker, behalve spe ler. ook in zeker opzicht kunstenaar is, die aan zijn oeuvre a-esthetische eischen stelt. Natuurlijk is het succes óók wel een waarde meter hiervoor: een betere is eenter de inner lijke bevrediging. Deze heeft nu bij Aljechin ontbroken; en de critiek op zijn speelwijze speciaal een paar opmerkingen van den „grand old man", Dr. Lasker, die nog altijd een geweldige auto riteit heeft heeft dit waarschijnlijk nog eens extra tot hem doen doordringen. Intusschen was er inderdaad wel aanleiding voor hem om niet bevredigd te zijn door zijn prestaties. De innerlijke waarde, ook van zijn winstpartijen, was n.l. hierom niet zoo groot, doordat hij vooral psychologische wapens had gehanteerd. Hij had het met opzet ingewik keld gemaakt, een enkelen keer zetten gedaan die misschien wel „psychologisch sterk" maar zeker niet objectief sterk waren; en tenslotte had hij verschillende keeren gespeeld op tijd- noodfouten van Euwe (d.w.z. hij had in moei lijke stellingen zelf snel gespeeld om Euwe geen gelegenheid te geven „kosteloos" te denken een tactiek, die zich natuurlijk al leen de snellere denker kan veroorloven, maar dat is hij ook ongetwijfeld). Deze wapens zijn natuurlijk niet minderwaardig, maar de waarde van de p a r t ij e n lijdt onder zulk psychologisch spel. Speciaal verdient het opmerking, dat Alje chin nog geen één partij met zwart behoor lijk had weten op te zetten, wat tegen Euwe den grooten openingsvirtuoos, trouwens ook wel bijzonder moeilijk is. Maar dat besef, met zwart telkens weer in het nadeel te komen, werkt natuurlijk deprimeerend en geeft te denken temeer daar het Euwe reeds ver schillende keeren gelukt is met gelijk spel uit de opening te komen (met zwart)n.l. in .de 5de en de 11de partij, en nu weer in de 13de. Vandaar, dat Aljechin voor het begin van de twaalfde aan enkele collega's vertelde, dat hij dezen keer beter .dan ooit zou spelen, dat hij zich weer geheel fit voelde: hij had zich blijk baar speciaal, op deze (zwart!-)partij gepre pareerd. Men weet wat het resultaat is geweest: hij is eenvoudig door Euwe „van het bord ge veegd"! U -zult nu ook meteen begrijpen, dat deze partij in psychologisch opzicht enorm belangrijk is geweest: Euwe's papieren zijn plotseling met vele procenten gestegen! Nu de dertiende partij weer remise géwor den is, zal het voor Aljechin een enorme toer zijn zich van dezen psychischen klap te hér stellen!: 8 Hij moet nog altijd zijn eerste „behoorlijk" opgezette zwartpartij leveren. De 14e wist Euwe ook weer met wit te winnen. Het aspect van den strijd kan met iedere volgende partij veranderen, maar op het oogenblik is het een volkomen open vraag, wie van beiden het ten slotte zal winnen. DINSDAG S NOV. 1935 Geen politieke partijen meer in Griekenland. ATHENE, 4 November. De minister van binnenlandsche zaken kon gisteravond reeds voor enkele steden den officieelen uitslag van de volksstemming bekend maken. Te Athene waar het totaal aantal kiezers 141.457 bedroeg, hebben 138.785 voor de monarchie en 1930 voor de rpubliek gestemd. Te Piraeus stemden van de 52.858 kiezers 51.551 voor de monarchie en 1228 voor de republiek, Te Saloniki bedroeg het totaal aantal kiezers 68.343, waarvan 67.114 voor de monarchie stemden. De regent Kondylis heeft een oproep tot het Grieksche volk gericht, waar in hij erop wijst, dat koning George II van nu af heerscher over alle Grieken is. De oproep luidt: „Wij kunnen niet weten hoe Zijne Majesteit de politieke situatie zal regelen, doch wij kunnen verzekeren, dat George II als koning aller Grieken komt. Hij kent noch par tijen, noch politieke standpunten, hij kent slechts Grieken, wien hij onbe perkte gerechtigheid en gelijkheid wil waarborgen. Overigens houden heden de politieke partijen gelukkig op te be staan. Het Grieksche volk, dat gedu rende de volksstemming één blok vormde, heeft ze verpletterd. Op 3 No vember begint een nieuw tijdperk voor ons Griekenland". Van welingelichte zijde verluidt, dat koning George heden een proclamatie tot het Griek sche volk zal richten, waarin hij mededeelt, dat hij overeenkomstig den wil van het volk zijn plichten als koning van Griekenland weer op zich zal nemen en op den troon zal terug- keeren. Leger en vloot zullen Woensdag 6 November a.s. te Athene den eed van trouw aan den ko ning afleggen. Na afloop van de plechtigheid, die in het stadion zal plaats vinden,'zal een groote parade worden gehouden. De regent, generaal Kondylis, zal den koning telegrafisch op de hoogte stellen van het resultaat van de volksstemming. Waarschijnlijk zullen Donderdag a.s. de mi nister van oorlog, de minister voor verkeers wezen en de president der Nationale Vergade ring naar Londen vertrekken om tezamen met koning George naar Griekenland terug te kee ren. Ook een delegatie van het leger, de ma rine en de luchtvaart, alsmede een vertegen woordiger van de stad Athene zullen zich naar Londen begeven. In tegenstelling met ditbericht verneemt het A. N. P. uit Londen, dat koning George pas 16 November te Londen zou terugkeeren teneinde den troon te bestijgen. Koning George, die te Londen het resultaat van de volksstemming heeft afgewacht, ver klaarde aan zijn vrienden zeer verrast te zijn over de overweldigende meerderheid waarmee het Grieksche volk zich voor zijn terugkeer heeft uitgesproken. Verdere berechting van Ossche misdaden. Weer een straf van tien jaar tegen moordenaar geëischt. DEN BOSCH, 4 November (A.N.P.) He denmorgen heeft de Bossche rechtbank de zesde zitting ter berechting van de Ossche misdrijven aangevangen. Eerst staat terecht de arbeider J. J. v. B., wien ten laste is ge legd dat hij op 11 December 1929 te Oss opzettelijk G. v. G. van het leven heeft beroofd door hem met een mes een steek in den rug toe te brengen. Subsidiair is hem mis handeling met doodelijk gevolg ten laste ge legd. De officier van justitie, mr. Van Everdingen requireert tegen hem een gevange nisstraf van tien jaar met aftrek van het voorarrest. Vervolgens wordt behandeld den in den nacht van 30 op 31 Mei 1932 t-e Lith ge pleegde roofoverval in de woning van de ge zusters Van E. die door de daders op erger lijke wijze zijn mishandeld. De buit bestond uit een bedrag van ongeveer tien gulden aan geld en een paar medailles, sigaren en siga retten en een pot met sterke drank. Ver dachten in deze zaak zijn de 36-jarige arbei der J. J. van G. en de 32 jarige arbeider J. A. van den A. Verd. Van G. legt een vol ledige bekentenis af en zegt dat hij met „Dikken Toon de Soep", Bijs de Sijp" en Van den A. naar Lith is gegaan. Hij vertelt hoe de roofoverval is geschied. Van den A. geeft toe met. drie andere per sonen te hebben afgesproken te gaan in breken. Zelf heeft hij slechts op den uitkijk gestaan. Verdachte weet niet meer of hij geld of sigaren heeft ontvangen. De officier van justitie achtte het aan beide verdachten ten laste gelegde bewezen. Beiden staan on gunstig bekend. De verdachte van G. heeft reeds acht jaar in de gevangenis doorgebracht Beitien moet een zware straf worden opge legd en daarom eischte spr. tegen van G. een gevangenisstraf van negen jaar zonder aftrek van voorarrest en tegen van den A. een gevangenisstraf van zes jaar. TOESTAND VAN MR. LODER ZORG WEKKEND. DEN HAAG, 4 November (A. N. P.) Naar wij vernemen is de toestand van mr. B. C. J. Loder, oud-president van het permanente hof van internationale justitie, die reeds gerui- men tijd ongesteld was, in de laatste dagen zeer verergerd. Mede met het oog op den hoogen leeftijd van mr. Loder is de toestand thans zeer zorgwekkend. De opmarsch der Italianen. Troepenbeweging aan het Somalifront. ASMARA, 4 Nov. (A.N.P.) Een gisteravond uitgegeven officieel communiqué bevestigt de hervatting van den opmarsch aan het Noor delijk front en kondigt tegelijkertijd aan, dat ook de troepen aan het Somalifront weer op rukken. Volgens Italiaansche berichten zouden de troepen bij hun opmarsch door de nog niet bezette dorpen met vreugde door de bevolking worden begroet. Generaal De Bono begaf zich met zijn staf naar het gebied ten Zuiden van Adigrat om den opmarsch gade te slaan. De Abessynische strijdkrachten, die zich bij het naderen der Italianen hebben teruggetrokken schijnen zich thans ten Zuiden van Makalle te verzamelen. Italiaansche verkenningsvlieg tuigen hebben in het gebied van Amba Alatsji teii Zuiden van Makalle Abessynische troepen waargenomen; die Noordwaarts trokken en wier sterkte op 10000 man worden geschat. Tegenaanval bij de Setit. Het is opgevallen, dat de Italianen in den sector van de Setit, die den toegang naar Gondar en het Tsana-meer vormt, voorloopig nog een afwachtende houding schijnen aan te nemen. Naar verluidt zouden zich in dezen sector sterke Abessynische afdeellngen ge concentreerd hebben. Waarschijnlijk verwacht men op het oogenblik aan Italiaansche zijde in dit gebied een krachtigen Abessynischen tegenaanval, 'tegelijkertijd met een tegenaan val der Abessyniers in de richting van Makalle. Ongerustheid over R.as Kassa. ADDIS ABEBA, 4 Nov. (A.N.P.) Hier lieerscht ongerustheid over Ras Kassa, den Abessynischen legeraanvoerder aan 't Noordelijk front, over wien allerlei ge ruchten de ronde doen. Toen het bericht van den Italiaanschen aanval bekend werd. hoorde men tevens geruchten over Ras Kassa, die gevangen genomen, gedood of gedeserteerd zou zijn. Het gerucht zou zijn ontstaan, doordat Ras Kassa zich zou bevinden buiten het gebied, dat met de hoofdstad telegrafische verbindingen heeft. De herinnering aan Ras Koeksa wekt bezorgheid omtrent Ras Kassa. Geen prijs op het hoofd van Ras Koeksa. ADDIS ABEBA, 4 Nov. (Reuter). De waar nemende gouverneur van Tigre ontkent, dat een geldelijke belooning is uitgeloofd voor de gevangenneming van Ras Koeksa, die naar de Italianen is overgeloopen. Men verklaart te Asmara, dat de Italianen aan het zuidelijk front het offensief hebben ingezet, doch bijzonderheden ontbreken nog, Lidsj Jassoe naar Addis Abeba? ASMARA 4/11 D.N.B. Naar uit Dzjiboeti wordt gemeld, zou de in 1916 afgezette Negus Lidsj Jassoe, die tot nu toe gevangen gehou den werd in de streek van Harar onder sterke bewaking naar Addis Abeba zijn overgebracht. Men meent hier ook te weten, dat in het Keizerlijk Paleis te Addis Abeba een complot tegen den Negus werd ontdekt. HAARLEM, 4 November. Bevallen 31 October: C. H Brugman-—Bul- terman, z.; 1 No'-'^mb^xF. Warmerdam—Hil- terman, d. Overleden 1 November: J. M. Meijer Janszen, 79 j., Engelszstraat; J. J. van Harts- kamp, 55 j., Frederikspark; A Verleur. 65 j., Schoterboschstraat; W. Rip, 40 j.,- Kamper laan; C. Pater, 66 j., Colensostraat; H. M. A. Blommaert—Wassenaar, 57 j„ Gen. Joubert- straat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7