van Salomo.
HET SCHAAK-DUEL
BURGERLIJKE STAND.
Per vliegtuig, auto eri uitgeholden boomstam.
Dat de vele talenten gouds, waarmede
Salomo den tempel van Jeruzalem bouwde
en versierde, uit Sumatra komen, staat meer
en meer vast. Dat de bovenloop der Batang-
Hari in die oude tijden wel de grootste schat
ten heeft opgeleverd, wordt meer en meer
waarschijnlijk, zooals wij later zullen zien
en waarom die rijke mijnen vrijwel volkomen
In de vergetelheid zijn geraakt, liet zich ver
leden jaar makkelijker begrijpen dan thans
om de doodeenvoudige reden dat de reisduur
die voor een paar jaar nog minstens 6 weken
bedroeg, thans tot enkele dagen is terugge
bracht. Begin maar met het eerste traject
Batavia—Djambi, vroeger een aardig maar
smoorheet zeereisje van een week over Palem-
bang en Singapore, thans een tochtje van een
uur of vijf in een der snelle, koele gerieflijke
vliegtuigen van onze Indische Luchtvaart Mij.
En mooi is het reisje ook, over de duizend
eilanden, langs Straat Soenda, over het schil
derachtige Palembang, met de groote petro-
leumrafinaderij van Pladjoe en dan over
bosch en nog eens bosch. alleen onderbroken
door breede strooken in rijen geplante rub
ber en vruchtboomen langs de groote rivieren,
die altijd zoo echt de toegangswegen tot het
binnenland van Sumatra zijn geweest. Op 't
vliegveld van Djambi natuurlijk weer goede
Kennissen, een paar dagen in Badjoebang voor
de noodige voorbereidingen en daar is weer
heel wat te zien ook. Badjoebang is het voor
naamste petroleumterrein van Sumatra op 't
oogenblik. En gewerkt dat er wordt. Er is
nu een pijpleiding, die zoowat 1200 ton ruwe
olie per dag naar Pladjoe afvoert, maar er
wordt hard gewerkt aan een tweede grootere.
die de afvoermogelijklieid zal verdriedubbelen
en nu verwacht men natuurlijk van den ter
reinchef, dat zoodra het moeilijke werk aan
de pijpleiding klaar is, dan ook het aantal
putten zoo uitgebreid zal zijn, dat de pro
ductie van het ter erin oogenblikkelijk kar-
worden verdriedubbeld.
De olïe zit acht -honderd meter diep, dus
ge begrijpt, dat de terreinchef, die voor alles
verantwoordelijk is, die voor wegen moet zor
gen en voor de machines, die moeten worden
aangevoerd, die een electrische centrale en
een waterleiding moet bouwen en moet zorgen
dat er werk genoeg is om dat alles te laten
functioneeren, een belangrijk man is.
En zoo iemand, die binnen tiwee jaar
tijd de productie van Sumatra's groot
ste terrein verdriedubbelt wordt soms nog
slechter betaald dan een controleur die van
8 tot 1 op zijn stoeltje zit te wachten of de
Resident wat voor hem te doen heeft en dan
rustig gaat slapen. Er wordt veel geld ver
diend in de olie, maar de verdeeling laat als
overal, wel eens wat te wenschen over. En
binnenlandsch bestuur doet ook prachtig
werk hoor. Dat bewijst l\et volgende traject.
De wegen van Sumatra zijn van ouds de
groote rivieren en daardoor werd de behoefte
aan verharde wegen niet zoo spoedig gevoeld
als elders. Maar thans vraagt ook hier sneller
verkeer de aandacht. Goederen en post wor
den meer en meer per auto vervoerd.
De Bestuursambtenaar moet zijn ressort
beter, dus sneller, leeren kennen en het.
wegennet breidt zich zienderoogen uit. En
als de nieuwe weg, dwars door de oerwouden
heen, die Djambi met Moeara-Tibo verbindt
straks ook voor het publiek geopend zal zijn
(thans is ze nog alleen toegankelijk voor zwer
vers met extra permissie van den Resident)
dan is de tweede verbinding tusschen Oost-,
en Westkust van Sumatra gelegd en rijden
we in 2 dagen van Djambi, spoedig ook van
Palembang naar Fort de Koek en dus naar
Padang. Nu nog een klein eindje in de
Lampongs en wij rijden langs goede auto
wegen van Telok-Betong naar Atjeh. Dat is
dus weer een mooi stuk werk volbracht. Want
het is verwonderlijk te zien, hoe de bevolking
op zoo'n nieuwen verbindingsweg reageert.
Overal verrijzen landangs, opengekapte stuk
ken, waarop eerst rijst en mais en tapiocca,
later misschien rubber, koffie of peper wordt
geplant. Als de weg klaar is zullen de pro
ducten reeds voor afvoer gereed zijn. Zoo
rijden we dus thans in één dag 360 K.M. naar
Soengei-Dareh, wat we vroeger per hskwieler.
met de beruchte rivier-stoombooten dus, moes
ten doen, wat vele dagen kostte, in de on
dragelijke warmte van het kleine schip. Zoo
ver zullen de oude Hollanders en Portugeezen
en vóór hen de Indo-Chineezen enSa
lomo met hun zeeschepen ook gekomen zijn.
Die voeren immers drie weken ver. de rivier
op, wat met de zeeschepen van 1 en 2 ton
uit dien goeden ouden tijd natuurlijk makke
lijk ging. In de tijden van Salomo hadden de
schepen een mast en vierkant zeil om vóór de
wind te varen en dan een twintigtal roeiers
die wel het meeste werk zullen hebben moe
ten doen. In den bijbel staat dat zoo'n reisje
drie jaar duurde en in dien tijd was het met
déze hulpmiddelen zeer goed te volbrengen.
En de hoofdzaak is toch maar dat je er komt.
En van Soengei-Daren af, waar het karakter
der rivier verandert, doordat het heuvelland
en dus de stroomversnellingen beginnen,
moet ik de reis nog op dezelfde manier doen
als de goudzoekers van Salomo. Als ge dezer
dagen nogeens in de Egyptische Konings
graven komt, let dan maar eens op de lange
booten met iets verhoogde stevens, waarin
men stond te boomen of te roeien, als de
koning op jacht ging. Of neem den post
zegelalbum van uw zoon en kijk bij Belgisch-
Congo. Heeft hij die zegels niet, koop ze dan
Voor hem want ze zijn leerzaam 'en wie weet
waar hij terecht komt.
In Soengei-Darei begint dus het interes
santste deel van den tocht. De prauw ligt
klaar alweer door de goede zorgen van den
controleur. Het is een uitgeholde boomstam,
de zijwand met één plank verhoogd. Een me
ter of twaalf lang, 3/4 meter breed. Een bam
boe vloertje om niet dadelijk een nat zitvlak
ts krijgen en al gauw ben ik geïnstalleerd.
IJzeren koffer in den rug, fotokoffer links,
brieventasch rechts, op een matje, de regen
jas in den rug, de kijker op de knieën, een
Kain en een pajong bij de hand als de zon te
sterk wordt en zoo ben i k klaar voor het ver
trek. o ja, mijn Maleisch zakwoordenboek
bgt ook klaar, want ik ken honderd woorden
en die kerels antwoorden altijd met duizend
andere. Maar ze hebben mooie bruine oogen
en ze lachen graag en het lijken pootige jon
gens, ik heb gezorgd dat om 6 uur al mijn
rommel bij den steiger was. Nu varen we naar
öen overkant om de bagage van den roer
ganger te halen, dan terug voor die van den
kapitein. Dan worden nog twee man ingela
den, elk met hun matje, wat kleeren, een
rijstpan enz.
Eén brengt nog een geweer mee, een an
der een lamp en zoo raken we met mijn in-
koopen aardig vol. Een paar matten worden
over alles lïeengesjord, zoodat mijn zitplaats
vrij blijft, achter een halve meter voor den
roerganger en vóór drie staanplaatsen voor
de rest van de bemanning. Elk heeft een
bamboestok van een meter of vijf met een
punt van ijzerhout en daarmee wordt ge
boomd, gestuurd, geroeid, tegengehouden, en
's avonds dienen ze als nokbalk voor een
tentje, dat gemaakt wordt door de matten
van weerskanten schuin tegen den nokbalk
aan te zetten. Verder zijn er natuurlijk
werpnetten aan boord endaar gaat hij
dan.
Met regelmatigen plons worden de drie boo
men in het water gezet, afgeduwd en naar
voren gezwaaid enz., maar dat duurt niet
lang. De eerste versnelling nadert. Nu moet
er in cadans gewerkt worden, zoodat altijd
één de boot houdt, terwijl de anderen nieuw
steunpunt zoeken in de rolkeienbedding. Dat
gaat allemaal zoo onregelmatig mogelijk en
voor de derde stroomversnelling gepasseerd is
is de voorste al tweemaal uitgestapt om te
helpen duwien en is de roerganger al languit
in het water gevallen. Wat deze luidjes niets
deert want ze zwemmen als ratten en gaan
eiken dag tientallen keeren te water om te
helpen duwen of trekken of te visschen of
wat dan ook. Mijn voeten zijn helaas niet
voldoende gehard om volop mee te doen. Daar
moet je in Indië altijd erg voor oppassen, voor
te vaak nat worden en weer opdrogen, dat
geeft weeke voeten en narigheid tusschen de
teenen en ik moet straks nog 65 K.M. loopen
in twee dagen. Toch moet ik den eersten dan'
al vier keer uitstappen om de boot door eev
zware stroomversnelling heen te krijgen. Het
water is buitengewoon laag en de stroom is
op ondiepe plaatsen zeer snel wat nog wel
eens last zou kunnen geven hoogerop. Nu
zijn er telkens stukken van een paar honderd
meter vrij kalm water. Wij komen nogal wat
prauwen tegen, want de eerste paar uur va
ren wij nog door pisang, koffie en rubber
tuinen. Maar al spoedig treedt oerbosch op, al
is het telkens onderbroken door ladangs. Op
ons eerste etensplekje kruisen panterspo-
ren die van de vele wilde varkens. Een hert
graast op een grindbank, maar ontkomt den
doodelijken kogel. En zoo is er altijd wat te
zien, o.a. dat elk volgend huis meer het type
van Minangkabau vertoont. Er staan zelfs in
de arme kleine dorpen nog aardige mos
keetjes.
Zoo varen we den heelen dag en pas als de
zon verdwenen is achter den boschrand
wordt het kamp opgeslagen op een groote
grindbank aan den oever der rivier. Mijn
veldbed wordt opgezet, een paar matten
schuin erboven, tegen een bamboestel met
boombast aangebonden. Mijn roeiers slapen
op hun matje zoomaar op de kinderhoofd
groote keien. Maar als het net donker is
wordt het weer licht. Een fel onweer nadert.
Dan ook matten tegen den anderen kant van
den driehoek en de matjes der Inlanders in
sierlijke wanorde om mij heen. De eerste
windvlaag nam alles mee, matten en Inlanders
en mijn veldbed stond alleen in den slagre
gen; maar tien seconden later waren de In
landers met de matten terug en bet zaakje
werd vastgebonden en ik zou dadelijk vast in
geslapen zijn als niet een Inlander gesnurkt,
de tweede den heelen nacht gehoest, de derde
in zijn droom gepraat had en de vierde in zijn
slaap geen bokspartij begonnen was met de
pooten van mijn veldbed. Voeg daarbij af en
toe een kleine lekkage, een buik vol half gare
rijst met vischgraten, het bruisen van de
stroomversnelling boven den klettersnden
regen uit met de vrees voor bandjir of te wel
overstrooming!
Welnu, ik heb best geslapen. Dan moet
mijn geweten toch wel prima in orde zijn. En
na het morgenbad in de rivier, mijn laatste
boterham met kaas en een kop gezellig roo-
kerige thee gaat het weer verder, nieuwe
avonturen tegemoet.
DR. W. G. N. VAN DDR SLEEN.
De belangstelling van schakers en
leeken. Over de waarde van
analyse. Koffiehuisschaak en
klassiek spel. De koersveran
dering van Aljechin, Wie heeft
de beste kansen?
door A. D. DE GROOT
Het is opmerkelijk, zoo groot en zoo alge
meen als de belangstelling van de zijde van
het publiek is voor de groote schaakmatch,
die op het oogenblik in vollen gang is. Tel
kens weer leest men, dat het aantal toeschou
wers alle verwachtngen heeft overtroffen,
om maar niet eens te spreken van de ontelba
re lieden, die den wedstrijd in de huiskamer
op den voet volgen. Men kan werkelijk zeggen,
dat een groot deel van Nederland méélééft.
Ieder doet dat zoo op zijn manier.
De schaker speelt natuurlijk alle partijen
getrouw na, en is zoo mogelijk zelfs op het
terrein van den strijd aanwezig.
De leek volgt de verslagen en is hèvig op
de hand van Euwe; ook leest hij wel eens, wat
de critici over den aard van de partij en en
den stijl vande spelers schrijven, ook al be
grijpt hij daar niet veel van.
Wat tenslotte de geweldige categorie van
een-klein-beetje-schakers, van half leeken, be
treft, deze leven, zooals het hun betaamt, met
den strijd mee op een manier, die tusschen de
beide voorgaande in ligt. Ze zijn ook sterk op
de hand van Euwe, spelen ook wel eens een
partijtje uit de krant na, om zich dan on
noemelijk te verbazen „dat hij nu al opgeeft",
„dat hij dien pion niét neemt", „dat hij dat
niet aandurft", enz. enz. Kortom, weinig zetten
in de partij hadden zij ook zoo gespeeld, en
ook zij verheugen zich kinderlijk erover, dat
zij er zoo weinig van begrijpen!
Al deze soorten van belangstelling zijn na
tuurlijk alleen maar verhevigend; het is ver
blijdend, dat men overal zoo meeleeft. Maar
misschien zijn er toch wel enkele dingen, die
voor leeken en half leeken aan belangwekkend
heid zouden winnen, indien zij ze wél begre
pen. Ik bedoel de meer algemeene kwesties,
die bij een dergelijke match naar voren ko
men, zooals de psychologische en de aesthe-
tische zijde van de zaak en vooral de vraag,
wat men nu eigenlijk van de schaakcritiek in
de kranten moet denken. Deze vragen wil ik
probeeren in het volgende op een voor leeken
begrijpelijke manier te beantwoorden.
Wat de schaakcritiek betreft: daarover valt
inderdaad wel iets te zeggen. In de eerste
plaats wel dit: dat zij er wel eens naast is! Ik
zeg dit nu niet om de deskundigen van hun
voetstuk te lichten ik zal de laatste zijn om
te durven beweren, dat zij niet heel veel van
het schaakspel zouden afweten maar een
voudig, om te deen uitkomen, dat het becriti-
seeren van een dergelijke match een uiterst
moeilijk en gevaarlijk werk is. Tenslotte is dat
ook heel begrijpelijk: het gaat om het we
reldkampioenschap, dus men kan zeggen, dat
de twee sterkste schakers ter wereld elkaar
hier bekampen. Wie moet dat dan beoordee-
len? Nu kan de critiek natuurlijk met „huis
vlijt" (thuis analyseeren, voortzettingen p r o-
b e e r e n, wat voor het bord natuurlijk niet
mag) wel heel wat bereiken, maar het is toch
niet zoo'n groote zeldzaamheid, dat de speler
voor het bord méér gezien heeft dan de criti
cus thuis. Vandaar, dat verschillende kran
ten speciaal voor deze gelegenheid een groot
meester als schaakmedewerker hebben ge
ëngageerd. Maar ook dat sluit het maken van
fouten in de critische analyse nog niet uit.
Zoo schreef een krant na de eerste zitting
van de vierde partij, dat Euwe nog remise
kansen had, wat een geweldige enormiteit
bleek te zijn: de partij was in 4(!) zetten uit.
Na de twaalfde partij kon men ergens lezen:
„Zoo mag een wereldkampioen niet spelen"!,
en het blijkt, dat Aljechin 1 (zegge één) fout
heeft gemaakt, die echter in het vervolg door
Euwe zóó geniaal en onmeedoogend werd
weerlegd, dat hij geen voet meer aan den
grond heeft kunnen krijgen! En dat ook
grootmeesters zich wel eens vergissen, bleek
toen Flohr naar aanleiding van de zevende
partij van „koffiehuisschaak" sprak en met
eenige varianten aantoonde, hoe Euwe zijn
tegenstander in groote moeilijkheden had kun
nen brengen. Een paar dagen later kwam n.l.
een analyse van Lasker en Aljechin samen
los, waarin Flohr's varianten radicaal werden
weerlegd: er bleek één voortzetting te zijn,
waarbij Euwe misschièn remise had kunnen
hóuden!
Het beoordeelen van -deze partijen is nu-
eenmaal één van de moeilijkste dingen die er
überhaupt bestaan. Wil men alles wat men
schrijft kunnen verantwoorden, dan moet
men vóór alles voorzichtigheid betrachten in
zijn critiek en werken met „waarschijnlijk"
en „misschien". Wat ik daarom den leek raad
is, het hoofd koel te houden bij het lezen
van al die verontrustende termen als „kof
fiehuisschaak", „wild" spel en „bluf".
Trouwens ook als zulke termen terecht ge
bruikt worden, hebben zij vaak een verkeerde
uitwerking, want zij verwekken bij den leek
misverstand.
Wat is eigenlijk zoo'n koffiehuisschaakpar
tij? Dat is een partij, waarin het wild en
onstuimig toegaat, en waarin beide spelers
een zeer groot risico nemen, „er maar op los
slaan" als het ware.
Maar waarom gebruikt men daarvoor zoo'n
smadelijk woord; het is toch heelemaal niet
verachtelijk om veel risico te nemen? Waar
om waardeert men een „klassieke" partij zoo
veel hooger? is dat uit conventionaliteit of
uit een afkeer van alle gevaar? Dat men
een klassieke partij hooger aanslaat dan een
„wilde", heeft wel degelijk een gegronde re
den. In een solide opgezette partij kunnen de
spelers meester van de situa
tie blijven; men kan de partij strategisch
leiden, terwijl dit in een wilde partij
niet het geval is. Daar speelt het toeval
een veel grootere rol; het gaat er maar om
wie daarvan het beste gebruik kan maken, en
veldheer-kunst, strategie komt er niet zoo
veel aan te pas. En men voelt nu eenmaal
meer voor voortreffelijk, leiderschap, dan
voor geniaal „opportunisme". Vandaar dat
smadelijke woord en die merkwaardige voor
keur, die uit een volkomen zuiver schaak
standpunt gezien, misschien niet te recht
vaardigen is.
Waaruit weer eens te meer blijkt, dat zelfs
het zoo absoluut schijnende schaakspel niet
vrij is van menschelijke factoren en waar
den. Wie de beschrijvingen van den stijl dei-
beide meesters gelezen heeft, die naar aan
In de stroomversnellingen der Batang Hari.
leiding van deze match in alle bladen gestaan
hebben, heeft dat al eerder kunnen opmerken.
Daar kon men lezen, dat naast zuiver cere
brale kwaliteiten, ook andere, als wilskracht,
fantasie, beweeglijkheid van geest een rol
spelen. Vooral dit laatste: met starheid komt
men n.l. niet ver in dit spel, want het vergt
bij iederen zet een nieuwe „realiteits-aanpas-
sing". Men leert er het moeilijkste, dat er op
deze aarde bestaat: te zwichten voor de reali
teit, een plan onderweg te laten varen! Dat
is iets, dat de groote Napoleon b.v. wel eens
niet gekund heeft; vandaar misschien dat hij
nooit goed heeft leeren schaken!
De kleine uitweiding over die twee catego
rieën partijen, de wilde en de solide, brengt me
op een ander onderwerp. Zooais de lezer waar
schijnlijk wel weet heeft Aljechin voor het be
gin van de elfde partij, die hij „kalm" met
l.d4 opende, te kennen gegeven, een groote
verandering in zijn tactiek te gaan brengen.
Hij zei, van nu af aan zijn partijen degelijk
en klassiek te willen gaan opzetten, zulks in
schrille tegenstelling tot de voorgaande. U
weet waarschijnlijk ook. dat Euwe hierover
verheugd was, omdat het rustige speltype hem
beter ligt dan het wilde. En u zult zich daar
bij afgevraagd hebben, wat Aljechin, die dit
toch ook weet, dan toch kan hebben bewogen,
door een dergelijke verandering van tactiek in
Euwe's kaart te spelen. Dit moet den leek vol
slagen duister zijn; hij zal misschien denken,
dat hij onzen kampioen wil sparen, of zoo!
Maar dat is natuurlijk zeker niét het motief
van zijn koersverandering: de ware reden is
zonder twijfel, dat ook hij, als wij allen, een
hoogere waardeering heeft voor een partij, oh
door een strategische idee gewonnen wordt
dan voor een wilde: hij is i n n e r 1 ij k
niet bevredigd door zijn prestaties,
hoewel de punten hem tot dusverre in het ge
lijk gesteld hadden. Men moet nooit uit het
oog verliezen, dat een schaker, behalve spe
ler. ook in zeker opzicht kunstenaar is, die
aan zijn oeuvre a-esthetische eischen stelt.
Natuurlijk is het succes óók wel een waarde
meter hiervoor: een betere is eenter de inner
lijke bevrediging.
Deze heeft nu bij Aljechin ontbroken; en
de critiek op zijn speelwijze speciaal een
paar opmerkingen van den „grand old man",
Dr. Lasker, die nog altijd een geweldige auto
riteit heeft heeft dit waarschijnlijk nog
eens extra tot hem doen doordringen.
Intusschen was er inderdaad wel aanleiding
voor hem om niet bevredigd te zijn door zijn
prestaties. De innerlijke waarde, ook van zijn
winstpartijen, was n.l. hierom niet zoo groot,
doordat hij vooral psychologische wapens had
gehanteerd. Hij had het met opzet ingewik
keld gemaakt, een enkelen keer zetten gedaan
die misschien wel „psychologisch sterk" maar
zeker niet objectief sterk waren; en tenslotte
had hij verschillende keeren gespeeld op tijd-
noodfouten van Euwe (d.w.z. hij had in moei
lijke stellingen zelf snel gespeeld om Euwe
geen gelegenheid te geven „kosteloos" te
denken een tactiek, die zich natuurlijk al
leen de snellere denker kan veroorloven, maar
dat is hij ook ongetwijfeld). Deze wapens
zijn natuurlijk niet minderwaardig, maar de
waarde van de p a r t ij e n lijdt onder zulk
psychologisch spel.
Speciaal verdient het opmerking, dat Alje
chin nog geen één partij met zwart behoor
lijk had weten op te zetten, wat tegen Euwe
den grooten openingsvirtuoos, trouwens ook
wel bijzonder moeilijk is. Maar dat besef, met
zwart telkens weer in het nadeel te komen,
werkt natuurlijk deprimeerend en geeft te
denken temeer daar het Euwe reeds ver
schillende keeren gelukt is met gelijk spel uit
de opening te komen (met zwart)n.l. in .de
5de en de 11de partij, en nu weer in de 13de.
Vandaar, dat Aljechin voor het begin van de
twaalfde aan enkele collega's vertelde, dat hij
dezen keer beter .dan ooit zou spelen, dat hij
zich weer geheel fit voelde: hij had zich blijk
baar speciaal, op deze (zwart!-)partij gepre
pareerd.
Men weet wat het resultaat is geweest: hij
is eenvoudig door Euwe „van het bord ge
veegd"! U -zult nu ook meteen begrijpen, dat
deze partij in psychologisch opzicht enorm
belangrijk is geweest: Euwe's papieren zijn
plotseling met vele procenten gestegen!
Nu de dertiende partij weer remise géwor
den is, zal het voor Aljechin een enorme toer
zijn zich van dezen psychischen klap te hér
stellen!: 8
Hij moet nog altijd zijn eerste „behoorlijk"
opgezette zwartpartij leveren. De 14e wist
Euwe ook weer met wit te winnen. Het aspect
van den strijd kan met iedere volgende partij
veranderen, maar op het oogenblik is het een
volkomen open vraag, wie van beiden het ten
slotte zal winnen.
DINSDAG S NOV. 1935
Geen politieke partijen meer in
Griekenland.
ATHENE, 4 November. De minister van
binnenlandsche zaken kon gisteravond reeds
voor enkele steden den officieelen uitslag van
de volksstemming bekend maken. Te Athene
waar het totaal aantal kiezers 141.457 bedroeg,
hebben 138.785 voor de monarchie en 1930 voor
de rpubliek gestemd. Te Piraeus stemden van
de 52.858 kiezers 51.551 voor de monarchie en
1228 voor de republiek, Te Saloniki bedroeg
het totaal aantal kiezers 68.343, waarvan 67.114
voor de monarchie stemden.
De regent Kondylis heeft een oproep
tot het Grieksche volk gericht, waar
in hij erop wijst, dat koning George II
van nu af heerscher over alle Grieken
is. De oproep luidt: „Wij kunnen niet
weten hoe Zijne Majesteit de politieke
situatie zal regelen, doch wij kunnen
verzekeren, dat George II als koning
aller Grieken komt. Hij kent noch par
tijen, noch politieke standpunten, hij
kent slechts Grieken, wien hij onbe
perkte gerechtigheid en gelijkheid wil
waarborgen. Overigens houden heden
de politieke partijen gelukkig op te be
staan. Het Grieksche volk, dat gedu
rende de volksstemming één blok
vormde, heeft ze verpletterd. Op 3 No
vember begint een nieuw tijdperk voor
ons Griekenland".
Van welingelichte zijde verluidt, dat koning
George heden een proclamatie tot het Griek
sche volk zal richten, waarin hij mededeelt,
dat hij overeenkomstig den wil van het volk
zijn plichten als koning van Griekenland weer
op zich zal nemen en op den troon zal terug-
keeren.
Leger en vloot zullen Woensdag 6 November
a.s. te Athene den eed van trouw aan den ko
ning afleggen. Na afloop van de plechtigheid,
die in het stadion zal plaats vinden,'zal een
groote parade worden gehouden. De regent,
generaal Kondylis, zal den koning telegrafisch
op de hoogte stellen van het resultaat van de
volksstemming.
Waarschijnlijk zullen Donderdag a.s. de mi
nister van oorlog, de minister voor verkeers
wezen en de president der Nationale Vergade
ring naar Londen vertrekken om tezamen met
koning George naar Griekenland terug te kee
ren. Ook een delegatie van het leger, de ma
rine en de luchtvaart, alsmede een vertegen
woordiger van de stad Athene zullen zich naar
Londen begeven.
In tegenstelling met ditbericht verneemt
het A. N. P. uit Londen, dat koning George
pas 16 November te Londen zou terugkeeren
teneinde den troon te bestijgen.
Koning George, die te Londen het resultaat
van de volksstemming heeft afgewacht, ver
klaarde aan zijn vrienden zeer verrast te zijn
over de overweldigende meerderheid waarmee
het Grieksche volk zich voor zijn terugkeer
heeft uitgesproken.
Verdere berechting van Ossche
misdaden.
Weer een straf van tien jaar tegen
moordenaar geëischt.
DEN BOSCH, 4 November (A.N.P.) He
denmorgen heeft de Bossche rechtbank de
zesde zitting ter berechting van de Ossche
misdrijven aangevangen. Eerst staat terecht
de arbeider J. J. v. B., wien ten laste is ge
legd dat hij op 11 December 1929 te Oss
opzettelijk G. v. G. van het leven heeft beroofd
door hem met een mes een steek in den
rug toe te brengen. Subsidiair is hem mis
handeling met doodelijk gevolg ten laste ge
legd.
De officier van justitie, mr. Van Everdingen
requireert tegen hem een gevange
nisstraf van tien jaar met aftrek van het
voorarrest.
Vervolgens wordt behandeld den in den
nacht van 30 op 31 Mei 1932 t-e Lith ge
pleegde roofoverval in de woning van de ge
zusters Van E. die door de daders op erger
lijke wijze zijn mishandeld. De buit bestond
uit een bedrag van ongeveer tien gulden aan
geld en een paar medailles, sigaren en siga
retten en een pot met sterke drank. Ver
dachten in deze zaak zijn de 36-jarige arbei
der J. J. van G. en de 32 jarige arbeider
J. A. van den A. Verd. Van G. legt een vol
ledige bekentenis af en zegt dat hij met
„Dikken Toon de Soep", Bijs de Sijp" en Van
den A. naar Lith is gegaan. Hij vertelt hoe
de roofoverval is geschied.
Van den A. geeft toe met. drie andere per
sonen te hebben afgesproken te gaan in
breken. Zelf heeft hij slechts op den uitkijk
gestaan. Verdachte weet niet meer of hij
geld of sigaren heeft ontvangen. De officier
van justitie achtte het aan beide verdachten
ten laste gelegde bewezen. Beiden staan on
gunstig bekend. De verdachte van G. heeft
reeds acht jaar in de gevangenis doorgebracht
Beitien moet een zware straf worden opge
legd en daarom eischte spr. tegen van G.
een gevangenisstraf van negen jaar zonder
aftrek van voorarrest en tegen van den A.
een gevangenisstraf van zes jaar.
TOESTAND VAN MR. LODER ZORG
WEKKEND.
DEN HAAG, 4 November (A. N. P.) Naar
wij vernemen is de toestand van mr. B. C. J.
Loder, oud-president van het permanente hof
van internationale justitie, die reeds gerui-
men tijd ongesteld was, in de laatste dagen
zeer verergerd. Mede met het oog op den
hoogen leeftijd van mr. Loder is de toestand
thans zeer zorgwekkend.
De opmarsch der Italianen.
Troepenbeweging aan het Somalifront.
ASMARA, 4 Nov. (A.N.P.) Een gisteravond
uitgegeven officieel communiqué bevestigt de
hervatting van den opmarsch aan het Noor
delijk front en kondigt tegelijkertijd aan, dat
ook de troepen aan het Somalifront weer op
rukken.
Volgens Italiaansche berichten zouden de
troepen bij hun opmarsch door de nog niet
bezette dorpen met vreugde door de bevolking
worden begroet. Generaal De Bono begaf zich
met zijn staf naar het gebied ten Zuiden van
Adigrat om den opmarsch gade te slaan. De
Abessynische strijdkrachten, die zich bij het
naderen der Italianen hebben teruggetrokken
schijnen zich thans ten Zuiden van Makalle
te verzamelen. Italiaansche verkenningsvlieg
tuigen hebben in het gebied van Amba Alatsji
teii Zuiden van Makalle Abessynische troepen
waargenomen; die Noordwaarts trokken en
wier sterkte op 10000 man worden geschat.
Tegenaanval bij de Setit.
Het is opgevallen, dat de Italianen in den
sector van de Setit, die den toegang naar
Gondar en het Tsana-meer vormt, voorloopig
nog een afwachtende houding schijnen aan
te nemen. Naar verluidt zouden zich in dezen
sector sterke Abessynische afdeellngen ge
concentreerd hebben. Waarschijnlijk verwacht
men op het oogenblik aan Italiaansche zijde
in dit gebied een krachtigen Abessynischen
tegenaanval, 'tegelijkertijd met een tegenaan
val der Abessyniers in de richting van Makalle.
Ongerustheid over R.as Kassa.
ADDIS ABEBA, 4 Nov. (A.N.P.) Hier
lieerscht ongerustheid over Ras Kassa,
den Abessynischen legeraanvoerder aan 't
Noordelijk front, over wien allerlei ge
ruchten de ronde doen. Toen het bericht
van den Italiaanschen aanval bekend
werd. hoorde men tevens geruchten over
Ras Kassa, die gevangen genomen, gedood
of gedeserteerd zou zijn. Het gerucht zou
zijn ontstaan, doordat Ras Kassa zich zou
bevinden buiten het gebied, dat met de
hoofdstad telegrafische verbindingen
heeft. De herinnering aan Ras Koeksa
wekt bezorgheid omtrent Ras Kassa.
Geen prijs op het hoofd van
Ras Koeksa.
ADDIS ABEBA, 4 Nov. (Reuter). De waar
nemende gouverneur van Tigre ontkent, dat
een geldelijke belooning is uitgeloofd voor de
gevangenneming van Ras Koeksa, die naar
de Italianen is overgeloopen.
Men verklaart te Asmara, dat de Italianen
aan het zuidelijk front het offensief hebben
ingezet, doch bijzonderheden ontbreken nog,
Lidsj Jassoe naar Addis Abeba?
ASMARA 4/11 D.N.B. Naar uit Dzjiboeti
wordt gemeld, zou de in 1916 afgezette Negus
Lidsj Jassoe, die tot nu toe gevangen gehou
den werd in de streek van Harar onder sterke
bewaking naar Addis Abeba zijn overgebracht.
Men meent hier ook te weten, dat in het
Keizerlijk Paleis te Addis Abeba een complot
tegen den Negus werd ontdekt.
HAARLEM, 4 November.
Bevallen 31 October: C. H Brugman-—Bul-
terman, z.; 1 No'-'^mb^xF. Warmerdam—Hil-
terman, d.
Overleden 1 November: J. M. Meijer
Janszen, 79 j., Engelszstraat; J. J. van Harts-
kamp, 55 j., Frederikspark; A Verleur. 65 j.,
Schoterboschstraat; W. Rip, 40 j.,- Kamper
laan; C. Pater, 66 j., Colensostraat; H. M. A.
Blommaert—Wassenaar, 57 j„ Gen. Joubert-
straat.