In het voetspoor van Salomo's goudzoekers Midwoud heeft een mysterieuze begraafplaats. D' DINSDAG 12 NOV. 1935 Moeilijke tocht door het oerbosch Kamp aan de Batang Hari, bij Alei. e tweede dag op de rivier verliep al 1 vrijwel net zoo als de eerste. Boomen, duwen, meezwemmen, vuurtjestoken, rijstkoken, weer de boot enz. enz. Maar het landschap en de rivier worden steeds interessanter. Bijna alles is oerwoud, enkele nieuwe en enkele verlaten ladangs en vooral de laatste zitten vol apen, meest de ge wone grijze monjet, die in heel Indië in troe pen voorkomt. Veel kwikstaarten langs de ri vieren, Indische natuurlijk, lijstergroot en glanzend zwart met wat witte veeren in vleu gels en staart' Mooie dieren met een gezellig roodborstachtig liedje. De Engelschen noemen hem Magpierobin (Eksterroodborst)De oever wordt rotsachtig en dus treedt nog een oude vriend op, de oeverlooper, dien ik tot nu toe op al mijn zwerftochten door vier werelddee- len aantrof. Verder zijn er natuurlijk wat roofvogels, af en toe een boom waaraan honderden vruchten lijken te hangen, die door een steenworp weg vliegen, kalongs, vleermuizen met een meter vleugelwijdte! Altijd een prachtig gezicht zoo'n dooreendwarrelende zwerm van deze uitste kende vliegers. Maar ook de menschen trekken de aandacht. Ze schijnen nog wat anders te doen dan rijst planten. De huizen zien er wel varend uit. Mooie gebogen dakpunten van lee- lijk plaatijzer, aardig houtsnijwerk, en- dooi den kijker zie ik veel sieraden bij de overigens onooglijke blauwzwart (Indigo) gekleede vrou wen. De oorzaak van dien rijkdom komt uit de rivier. Nu het laag water is, zijn ze op menige zandbank aan het goudwasschen, met de ge bruikelijke ronde houten of ijzeren schotel, man, vrouw en kind en ze maken zoo vaak een paar kwartjes per persoon en per dag! Dat doen ze hier zeker ook al heel lang, want er zit veel goud onder de bevolking. Maar Salomo was evenmin met zoo'n klein beetje tevreden als de koningen van Sriwidjaja duizend jaar later, of wij tegenwoordig. Wij zoeken het hoogerop en de bevolking weet dat ook. Maar ze houden meer van de open rivier dan van het dichte bosch en al leen machtige koningen konden hun slaafsche onderdanen dwingen tot leven in de Groene Hel, zooals het oerwoud tegenwoordig vaak genoemd wordt; door menschen die het ïiiet kennen meestal! Tegen den namiddag passee- ren wij wel het schilderachtigste stuk van de rivier, huizenhooge rotsen aan weerskanten, een prachtige IJzeren poort. In het klein of in het groot? De rivier is smaller, maar zulk zwaar bosch komt in Europa niet voor. Beide gaan zien is het beste! Jammer dat het juist zoo onweerde en gietregende op dat pracht plekje en dat maakt het zitten in zoo'n prauw niet aangena mer, vooral als ge uw camera's droog wilt houden. Die regen duurde echter slechts twee uur en dus konden we droog ons tentje op slaan op een zandbank midden in den vloed, een eiland eigenlijk hoor, met veel hertenspo ren en natuurlijk varkens, apen en panthers, maar geen olifanten of tijgers. Dus kropen we rustig onder het muskietengaas na een lang gesprek met mijn mannetjes, dat met dit lage water de reis stroomop nog wel twee dagen zou duren. Maar dat zou hard meevallen. Ik vermoed dat zij mij hadden willen verlokken tot het uitloven van een premie, want dei vol gende morgen begon met een zeer zware stroomversnelling, waarbij ik eerst voorzichtig aan land gezet werd, maar later werd geroe pen om aan het boegtouw te helpen trekken, daar twee man trekkend en twee duwend de boot niet tegen het snel neerbruisende water op konden krijgen. Ik schatte het hoogtever schil over 25 meter lengte op 2 meter en dan gaat het hard hoor! Daarbij kwam het verhaal van drie en der tig van zulke stroomversnellingen over 14 K.M. afstand, dus twee dagen. Wat doe je er aan. Rustig weer in de boot kruipen, kijken naar het voortkolkende water, naar de steenen en rotsen in de bedding, naar de steeds steiler wordende, altijd met zwaar oerwoud bedekte rotsen. Dan weer eens rustig rijst met visch eten, theezetten en weer rotsen en oerwoud en water. Tot om drie uur 's middags de prauw voerder zegt: „zoo toewan, daar staat de ka zerne van Alei", bedoeld wordt:* koelieloodsen van een vorigen tocht. We zijn er! De tocht stroomop is in 2V2 dag volbracht en de wan deling kan beginnen. Best! Wie weet ook weer den weg? Den weg? Het bosch in? Niemand, wel voor denJa Toewan, wij weten den weg langs de rivier! Maar niet in het bosch. Maar wij zullen uw bagage wel dragen! Nou mooi. Daar zit ik, zelfs niet met gebakken pe ren, alleen wat vruchten in blik. Gelukkig heb ik een kaart, maar daar staat de weg niet op en mijn terreinkennis komt van den anderen kant, van een vorig bezoek, van Padang van de Westkust uit! Maar ik weet dat 4 maanden geleden een twintigtal menschen het pad ge- loopen hebben en dat het eerst over de wa terscheiding loopt. Gauw eens kijken hoe de zaak er uit ziet. En terwijl mijn helpers het kamp klaar maken, wandel ik met bloote bee- nen in gummischoentjes het bosch in langs het duidelijk gekapte pad. Wel vijftig meter ver. Daar ligt de kruin van een flinken boom dwars over het pad heen. Dan maar met het kapmes er op af. Naar den stam toe, er over heen, dan nog wat takken en boompjes en oli fantsgras en daar is het spoor alweer. Wat platgeloopen, ma'ar toch alweer begroeid en nog al eens versperd. Maar zeker terug te vin den. Ik sta nog even in het reeds half duistere bosch te kijken. Reng-bons. Geen vijf meter van mij af plonst een groote roode aap neer op 't pad, maakt front, snauwt en gaat er op een draf van door. Daar' ploft er weer een neer en nog een en nog een. Een dozijn op den grond, een tweede dozijn in de lage tak ken. Ik had ze verrast in een grooten vrucht- dragenden vijgeboom, die even los stond van de gladde hooge stammen der andere oer woudreuzen, anders waren ze wel door de tak ken gevlucht. Ongezellig idee, zoo'n overval! Ik dus ook naar de rivier terug en als ik uit het groene halfduister weer in het licht van den rivieroever kom, voel ik juist een scher pen prik, kijk naar mijn knie en ontdek 14 bloedzuigers, die zich omhoog haasten langs enkels en beenen. De eerste zou zijn feestmaal net beginnen. Met het scherp van het kapmes afschuiven en dan doorhakken tegen een boomstammetje. Dat ken ik nog, maar toch een akelige, vieze vertooning. Dat belooft wat voor morgen. Maar op onzen zandigen oever komen ze niet en ik geniet van den prachtigen avond op mijn veldbed gezeten, maar de klamboe, het muskietengaas, is gelukkig nog niet noodig. De rivier bruist, maar krekels en dergelijke overstemmen hem, met een geluid als van een houtzaagmolen. Een hert blaft in de verte: de kwikstaart zingt, een andere vogel lacht schel en een enkele gibbon laat zijn gil lende tonen hooren en geruischloos stijgt een stroom van Kalongs (vliegende honden) op uit een grooten dooden boom aan de rivier. De eerste glimwormen schrijven hun vuurlijntje tegen den boschachtergrond en ik leg gauw de laatste hand aan het klaarmaken van de ba gage van den voettocht. Drie dagen voedsel per man, want ik weet niét, of ik de bewa kingspost der Boelangsi-concessie den eersten dag wel zal bereiken. Verder weinig van tiles, want ik neem maar twee man mee en heb aan mijzelf genoeg te dragen. En dan gauw onder de klamboe, want de lamp brandt en dan be gint een ware insectenregen. Om 6 uur zijn wij marschvaardig. Khaki- hemd met lange mouwen, nauwsluitende rij broek, wollen kousen, wollen sokken, met een laag tabak tusschen beide tegen de bloedzui gers, en flinke spijkerschoenen. Een kapmesje: een doos cigaretten en een schaartje. Dit laat ste om bloedzuigers door te knippen, die beet hebben, de sigaretten om te pruimen en met tabaksvocht de vastgebeten bloedzuigers tot loslaten te dwingen. En toch tel ik na drie da gen in 't bosch een vijftigtal van die akelige wondjes, die na het gastmaal blijven door bloeden, dus vol haar van je kousen raken enz. Eén van die dingen die van een Groene Hel doen sprekenMaar wij trekken welge^ moed het bosch in, beginnen op een 250 meter hoogte en stijgen, stijgen. Na een half uur kletsnat, bewijs dat je gezond bent. Elk uur een paar minuten lucht happen en steeds langs het gekapte pad, door het zware bosch. Omhoog en omlaag, maar weer omhoog. Uit zicht is er weinig, af en toe tusschen de boomtoppen door naar een verren overkant van een rivierdal. Vóór ons steeds hoogere ge deelten. Totstop, stop, nu moeten we na. deren. Mijn kaart raadt aan, de waterschei ding te volgen tot 101)0 meter hoog. Dat is de gemiddelde hoogte der toppen in deze streek. En ik zie thans haast geen hoogere om mij heen. En nu moet ik rechts omlaag naar de Sapatvallei. Kan ik al 1000 meter hoog zijn? Ja 't is elf uur en tweehonderd meter per uur is in dit zwaar terrein al mooi. De barometer be vestigt het! Dus nu voorzichtig verder. Jawel, 500 meter verder.... een splitsing! Wat nu. Een pad naar rechts, dat kan kloppen, maar het tweede wijkt ook rechts van de water scheiding af en er staat geen A.N.W.B.-weg- wijzer! Beide paden een eind opgeloopen. Het verste lokt mij het meest aan, maar 't andere is veel meer betreden en breeder uitgehakt. Dus besluiten wij daartoe. Maar wat een af schuwelijke rotsweg! Het moet hier zwaar ge stormd hebben. Elke paar honderd meter moeten wij van het pad af om een boom heen. En prachtige bloedzuigers, groene met roode randjes, op je buik, op je armen, 0 neen, op de mijne, niet op de uwe: op mij n wang, in m ij n hals. Ellendig goed. Groene Hel! Wat? Wordt het al donker? Neen, 2 uur, wij dalen pas een paar uur, maar een felle don derslag verbreekt al gauw de stilte van het bosch! Even later raast de regen aan, maar het duurt wel een kwartier eer wij hem voelen ook, eer hij neerdruppelt door het bladerdek. Prettige afwassching, even lief nat van regen als nat van 't zweet. Verder maar, steeds om laag, zigzag, steil, steiler, steilst. Het wordt weer lichter. O neen, de plantengroei wordt anders, dunner. Daar, het geruisch van een beek. En even later dompel ik hoofd en ar men in het eerste water na 8 uur op marsch te zijn geweest. Maar welke beek is het? Het pad(??) gaat er dwars over en trekt weer heu vel op. Het oerbosch sluit zich weer om ons heen. Zouden we toch verkeerd zijn? Die el lendige twijfel! Daar omlaag gaat het weer. Een half uur, drie kwartier. Dan een vlakte? En nog een beek. Eneen rietbosch en daar die steen- dam. Die boomvarens? Die ken ik! Dat is de Sapat. Even hoogerop moet een brug zijn. Ja 4 jaar geleden een boomstam. Dan meer tot de knieën de rivier door en ja, daar is de groo te tunnel bij het rijkste deel van het goudrif, die ik 4 jaar geleden fotografeerde! Wij zijn op 't goede pad! Krijgsraad! Het is drie uur. Rijstkoken. Thee zetten, dan is het vier uur. En ik meen dat het naar de volgende vallei, de Pantoean, waar bewakers wonen, twee uur is. Dat kan net. Dus rusten! En dan verder. Ja, maar ik had niet met onze vermoeidheid en mijn oude beenen gerekend. Een frjssche jonge boschbewoner kan het in twee uur doen, maar wij deden 2V2 uur over de 600 meter stij ging naar den 1000 meter hoogen bergrug, wat eigenlijk nog heusch niet veel is en toen, om half zeven, toen het werkelijk donker was, moesten wij nog 600 meter dalen! Ik had een zaklantaarn en mijn dragers een petroleum lamp. En ik ben er gekomen met struikelen en vallen en weer opstaan, met kleerscheu ren en doorens en schrammen overal. Om half negen 's avonds. En die arme kerels om half tien. Maar toen stond hun thee klaar en was hun bedje gespreid. Ik ben geloof ik nog nooit zoo moe geweest. En zóó uitge droogd. Nooit zoo vaak gevallen, zoo gemeen uitgegleden, maar eigenlijk altijd zoo goed te recht gekomen als in die paar uur. E11 als ze mij nóg eens zeggen: dat loopt u makkelijk in één dagdan neem ik er twee voor! Dr. w. G. N. VAN DER SLEEN De stoffelijke resten kunnen er niet vergaan. Drama voor de Iersche kust. Zeilboot met seizoenarbeiders omgeslagen; achttien slachtoffers. DONEGAL, 11,November (A. N P.) Een zeilboot, op weg van Burton Port' naar het eiland Aran is gisteravond in den mist op een rots geloopen en omgeslagen. Achttien personen ver dronken, onder wie de eigenaar van de boot met zijn zes kinderen. Nader wordt uit Londen gemeld: Negentien mannen en vrouwen, allen land bouwers, die als seizoenarbeiders naar Schot land waren geweest en naar het eiland Aran terugkeerden, bevonden zich in een open zeil boot, welke zij, om den weg te bekorten, door een gebied stuurden, dat rijk was aan klip pen. In den dikken mist stiet de boot op een rots en sloeg om. Zeventien personen verdron ken. De twee overlevenden klampten zich aan de boot vast, en werden aldus vijftien uur rondgedreven. Toen de boot op de kust werd geworpen, stierf een van de twee overlevenden van uitputting. De andere is er slecht aan toe. Onder de slachtoffers bevinden zich acht le den van eenzelfde familie. Een andere fami lie verloor drie leden bij het ongeval. Zondag avond waren negen lijken geborgen. Het on geval moet Zaterdagavond hebben plaats ge- had. Fransch vliegtuig neergestort, MARSEILLE, 11 November (Reuter). Het vliegtuig van de lijn MarseilleBarcelona, aan boord waarvan zich drie personen bevon den, is vanmorgen om half zes bij Istres neer gestort. De drie inzittenden werden gedood, terwijl het toestel volkomen vernield werd. Eigenaardige gebeurtenis, die tot overdenking leidt. Op de Midwoudschfi begraafplaats is de dood onmachtig een einde te ma ken aan het "stoffelijke bestaan Voor welk een raadsel men in dit kleine plaatsje tusschen Hoorn en Medemblik staat, is nog onbekend, maar een raadsel, een onaangenaam mysterie is het zeker dat de stoffelij ke resten der overledenen niet kun nen verterenEr ligt een geheim over de kleine begraafplaats, waar on geveer zestig graven zijn. Midwoud is een stip op de kaart, maar als men er doorheen moet loopen is het eeuwig ver! Een deel van de gemeente heet Oostwoud en hier is de plaats van de eigenaardige ge beurtenis. Een lange straat met hier en daar een bocht leidt naar de oude kerk, die niet al te groot is. Links en rechts staan de typische Noord-Hollandsche boerenhoeven, met een stroodak, waarin figuren van dakpannen zijn uitgespaard. Soms, maar dat is slechts een hoogst enkele keer, ziet men een huis dat in een moderne stadswijk zou kunnen staan, Achter alle ramen, van oude en nieuwe hui zen, worden de gordijntjes drie centimeter opzij geschoven en turen verbaasde oogen naar den vreemden bezoeker-op-Zondag, die „natuurlijk om de lijken komt Achter de kerk ligt het weiland, waarop de koeien in de Zondagsrust van den zomerschen herfstdag zichtbaar het herkauwd gras genie ten. De staarten hangen werkeloos naar be- nee; overal is volmaakte vree. Tusschen de kerk en de weide ligt het kerkhof en daar is het nu gebeurd. Er moest een graf worden geruimd, hetgeen zeggen wil dat 'er een ten minste tien jaar oud graf werd opengemaakt, met het doel het inmiddels tot geraamte verteerde stoffelijke overschot te verwijderen. Daarvoor bestaat op vele kerkhoven een knekelput, waarin dan de bleeke beenderen verdwijnen. De man, die daarmee is belast, een oud- Haarlemmer, oefent in Midwoud het beroep van kapper, sigarenverkooper, koster en dood graver uit en is dus een ter zake kundig iemand. Graf nummer twee en zestig werd opengemaakt,de kist was nagenoeg niet .vermolmd,de lugubere inhoud was... NIET VERTEERD. De doodgraver is niet geschrokken, zooals men zou meenen, want reeds jaren geleden was men tot de ontdekking gekomen dat er iets bijzonders aan de hand was met de Oost- woudsche begraafplaats. Ook toen heeft men ontdekt dat lang niet alle lijken vergaan, roo- als het behoort, doch dat er ettelijke bij zijn die blijven zooals zij waren op den dag der teraardebestelling. Voor de zekerheid zijn er toen, wat men noemen kan, draineeringsbuizen in den grond gelegd, in de hoop dat een beetje luchtigheid zou kunnen bijdragen tot de bespoediging van het ontbindingsproces. Doch zooals zoa_vaak, ook hier faalde de menachelijke berekening. De lichamen bleven volkomen gaaf, zélfs na dertig jaren in den grond te hebben gelegen. De begraafplaats wordt langzamerhand een beetje te klein en wanneer aan de geheimzin nige machten niets kan worden veranderd, zou men naar een nieuwe begraafplaats moeten omzien, die niet zulke lastig-lugubere aspira ties heeft. Het gat van nummer twee en zestig is dicht gemaakt, want wanneer een lichaam niet is vergaan kan men het toch niet in de knekel put onderbrengen! Dat zou met alle gevoel van piëteit en waardigheid in strijd zijn. Bo vendien staat het geval van nummer twee en zestig niet op zichzelf. Natuurlijk is de grond de schuld van de onaangename geschiedenis Van deskundige zijde is dan ook met een onderzoek naar de bodemgesteldheid begonnen. Maar daarmee is het voor de Midwouders toch uitermate zonderlinge feit niet uit den weg geruimd. Er zijn inwoners, wien deze ge schiedenis volkomen onverschillig 'is, maar er zijn er ook, vooral onder de oudéren, die het voorval met de terughoudendheid der geheim zinnigheid bespreken. Dit is wel begrijpelijk. Alles wat abnormaal is maakt een bijzonderen indruk, wat met den dood te maken heeft in het bijzonder. De geloovigen onder hen hebben er veelal een zeer aparte meening over, om maar niet te spre ken van de bij geloovigen, De gemeente Midwoud is één groote familie van ongeveer zevenhonderd leden met ver- eenigingen, die doen denken aan de ouder- wetsche rederijkerskamers en de echte fami lieavonden. De gebeurtenis maakt natuurlijk een groot deel uit van de gezamenlijke belang stelling, ofschoon men aan den anderen kant de belangrijkheid niet moet overschatten. Want de bevolking is er in de week hard aan het werk. De streek heeft het, zooals over al in den land- en tuinbouw, evenals bij de veeteelt, niet makkelijk en veel tijd voor plui zen is er niet. De meesten vinden het feit geheimzinnig, schrijven het toe aan een bijzonderheid van den bodem, en laten het erbij. De gemeente raad kan er echter niet zoo over denken en de vroede vaderen van Midwoud zullen er ze ker wel menig woordje over spreken. Want een dergelijk iets is nog zelden vertoond en men wenscht niets liever dan een spoedige normalisatie in de begrafenisgewoonten Eigenaardig is wel dat zich op de naburige begraafplaatsen, die niet zoover van het mysterieuze kerkhof zijn verwijderd, niet zul ke afwijkingen voordoen. Wanneer het hek met een onsympathiek geknars wordt gesloten glijden de eerste maanstralen tegelijk met de laatste zonne stralen over de grijze liggende en staande steenen. Het lijkt of de kille sfeer van deze begraafplaats nog kouder wordt en de vraag komt op: v. „Wat is toch de beteekenis van dit en van zooveel! W. SCH. De Provinciale Begrooting. Aan de Soengei Sapat„Hier ben ik meer geweest 1" Het algemeen verslag der afdeelingen van de Staten. Aan het algemeen verslag der afdeelingen van Prov. Staten van Noord-Holland om trent de begrooting der provinciale inkom sten en uitgaven voor het dienstjaar 1936, is het volgende ontleend. Verscheidene leden spraken hun tevreden heid uit over het voorzichtig beleid van Ged, Staten. Ondanks de nog steeds moeilijke tijds omstandigheden vertoonen de provinciale financiën nog een vrij bevredigend beeld. Gaarne zou men gespecificeerd zien, van welken invloed de salarisverlaging geweest is, zoowel op de provinciale begrooting als zoo danig, als op die van elk der provinciale ge stichten en bedrijven afzonderlijk. Door sommige leden werd, onder verwijzing naar het aanzienlijke batig saldo van den dienst 1933, gevraagd, of Ged. Staten niet den tijd gekomen achten om tot belasting verlaging over te gaan. Deze gedachte werd anderzijds bestreden op grond van de over weging, dat bij vermindering der provin ciale inkomsten, de Provincie niet meer in staat zal zijn op sociaal terrein op te treden zooals zij thans doet. Op krachtige bestrijding der toenemende werkloosheid werd aangedrongen, met name werd hierbij gedacht aan uitbreiding van den wegenaanleg in de duinen, uitbreiding der bebossching en van het waterleidingnet. Voor al jeugdige arbeidskrachten zullen onder be hoorlijke voorwaarden tewerk moeten worden gesteld. Sommige leden drongen aan op verlaging van de opcenten der inkomstenbelasting, bij voorbeeld tot 16, al moesten zij tot hun leed wezen daarbij de verlaging der opcenten op de vermogensbelasting op den koop toe nemen. Ten aanzien van de werkverruiming waren deze leden in het bijzonder van oordeel, dat veel meer kon worden gedaan en dat Ged. Staten met concrete voorstellen moesten ko men, bij voorbeeld tot verbetering der ter tiaire wegen en 'verdediging van de Noord- hollandsche kust tegen de zee. Zijn hiervoor geen middelen beschikbaar, dan moet er ge leend, of ruimer uit de reserve worden ge put. Eenige leden drongen aan op bestrijding van het fascisme; anderen waren van oordeel dat bedwingen alleen mogelijk zou zijn,, in dien de landspolitiek geheel van karakter ging veranderen; „eenheidsfronten" zouden niets geven, indien de wanhoopsstemming niet kan worden bestreden. Deze leden vroegen ook een tariefsverlaging bij de bedrijven. Anderen oordeelden dat zulk een vlotte leeningspolitiek als was aangeprezen door eenige leden, niet tot verlichting maar tot verzwaring van lasten zou leiden. Enkele leden misten bij Ged. Staten het streven om tot verlaging van bepaalde uitgaven te komen. In dit verband werd o.a. gewezen op de bedragen aan jaarwedden van de amb tenaren en bedienden bij de provinciale griffie, waar de raming voor 1935 en 1936 f 290.000 bedraagt. Tal van posten werden voor 1936 op het zelfde bedrag als voor 1935 geraamd terwijl sommige posten hooger werden, uitgetrok ken. Het uitvoerig verslag met betrekking tot de werkverschaffing, door Ged. Staten uitgebracht en bij destukken overgelegd, had de aandacht van vele leden getrokken, allereerst wel met be trekking tot hetgeen over het tijdvak van 1 Januari 1934 tot 1 October 1935 is verricht door de N.V. Ontginning-Maatschappij „Noord holland". Men betreurde het, dat er geen balans en exploitatie-rekening van bedoelde maatschap pij waren overgelegd, terwijl, nu alleen wat betreft den aanleg van een wandelweg en de bebossching van de duinterreinen te Heems kerk is vermeld, hoe, door wie en naar welke verhouding de kosten hiervan zouden worden gedragen, men ook ten aanzien van de overige werken gaarne zou vernemen, hoe groot het aandeel der Provincie in de daarvoor gemaak te of geraamde kosten is geweest. Uit het verslag blijkt niet of de daarbij ge specificeerde 37 werkobjecten, die door de Rijks-commissie voor advies van werkverschaf fing in ons Gewest zijn behandeld en waarbij de verlooning op meer dan f 1.000.000 is ge raamd, reeds alle in uitvoering zijn, of althans, dat deze uitvoering verzekerd is. Men wènschte hieromtrent nader te worden ingelicht. Het voorstel, f 250.000 aan het Reservefonds te onttrekken, tot reserveering van batige saldi, vond geen bestrijding. Intusschen werd bewondering uitgesproken over het feit, dat ook reeds overleg met de Regeering gepleegd was over de verdere liquidatie van bedoeld Fonds in de volgende 3 jaren. Men zag hierin een noodeloos vooruitloopen op de behoeften, die zich in de toekomst zouden voordoen. Het voorstel tot aankoop van een complex gronden, groot rond 243 H.A., gelegen ten Zuiden van den Rijksstraatweg Amsterdam- Haarlem, teneinde, door droogmaking en ont ginning daarvan, een belangrijke gelegenheid tot werkverruiming in het leven te roepen, vond algemeene instemming. Den prijs van f 900 per H.A. voor aankoop van de terreinen bij Halfweg van de Veenderij- Mij. ,De Eendracht" achtten enkele leden veel te hoog. Eenige leden stelden de vraag, of ook aan de nooden van land- en tuinbouw voldoende aandacht geschonken werd. Men vroeg, of het niet op den weg der Pro vincie zou Jiggen, in overeenstemming met het rapport-MÏnderhoud, de exportmogelijkheid van tuinbouwproducten naar de Scandinavi sche landen en Finland te versterken en te vens om bij de Regeering aan te dringen, dat bij de clearingregelingen ten volle met de tuinbouwbelangen rekening worde gehouden. GRAFMONUMENT VOOR FRANSCHE VLUCHTELINGEN ONTHULD. Te Soesterberg en Weert is Zondagmiddag het monument onthuld, dat is opgericht op de beide gemeenschappelijke graven van een aan tal tijdens den wereldoorlog naar ons land ge vluchte en hier overleden Franschen. Te Soesterberg werd o.m. het woord gevoerd door den heer Judas, consul van Frankrijk te Amsterdam en te Weert door den heer R. Binet, consul-generaal van Frankrijk, te Rotterdam. Nederlandsch schip dreigde op klippen te loopen. Met defecten motor nabij de Mexicaansche kust. NEW YORK, 11 November (A. N. P.) Volgens hier ontvangen berichten heeft het Nederlandsche schip „Semiramis", op iVeg van Britsch Honduras naar Florida, in de Golf van Mexico met moeilijkheden te kampen gehad. Het schip heeft eenigen tijd met onklaren motor rondgedreven ter hoogte van Yucatan en ernstig gevaar geloopen op de klippen te loopen. Ofschoon geen nadere bijzonderhe den worden gemeld, moet volgens de be richten het gevaar reeds zijn opgeheven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 7