Vi Dr. Colijn verdedigt het standpunt der regeering. E- v- R- Haarlems Kunstschatten. EEN OPLOSSING? WOENSDAG 13 NOVEMBER 1935 TWEEDE KAMER Geen verhooging van de omzetbelasting? H. Colijn (A. Den Haag. Woensdag. Voor de Premier aan het woord kwam. be trad eerst Ir. Albarda (s.d.) het spreekge stoelte, die de Vrijdag jl. door den President voorgestelde en toen met één hamerslag als aangenomen beschouwde rantsoeneering van den spreektijd bij de afzonderlijke begroo- tingshoofdstukken gaarne alsnog gewijzigd wilde zien. Deze spreker zag tegen de proef dier rantsoeneering tot dusverre sloeg het besluit alleen op de hoofdstukken IV, V en op de Postbegrooting wel heel erg op. President Ruys wees er op. dat behalve de begrooting nog een beele reeks belangrijke wetsontwerpen vóór Kerstmis afgehandeld moéten worden. De voorzitter is bereid om Ibij andere hoofdstukken te overwegen of er niet wat ruimer spreektijd 'ka n worden toegekend, door de replieken niet onder het rantsoen te doen vallen, gelijk wèl het geval was in het Vrijdag aangenomen voorstel. De s.d. woord voerder verklaarde zich tenslotte bereid zich bij de proef neer te leggen, hopende, dat de voorzitter zoo het noodig mocht blijken, de gelegenheid zou openen van de getroffen re geling af te wijken. Minister Colijn be gon met de stelling van het duo Lingbeek —Kersten dat het ka binet eigenlijk een werktuig van Rome is. te beantwoorden door t.a.v. deze aan gelegenheid over te gaan tot de orde van den dag. Deze en an dere oude klanken waren z.i. niet meer waard. Met de voor gerechten was de Pre mier dus spoedig klaar. En nu de hoofd gerechten: de houding der Regeering tegen over de N.S.B., de Grondwetsherziening plannen, de economische politiek en 't plan van den arbeid, de politieke toestand zooals Mr. Aalberse dien besprak, terwijl Minister Oud hoofdschotel, de Financiën, voor zijn rekening zal nemen. Tegenover Mr. Westerman (Nat. Hist.) die het voor de N.S.B. als vaderlandslievende partij had opgenomen, wees Minister Colijn op het zeer onnationale van het streven dier partij. Hij verklaarde zich er tegen, dat de N.S.B. afgevoerd wordt van het lijstje van hen. die geen ambtenaar kunnen zijn. En nu Ir. Mussert's ontvangst door den G.-G. Hier over is al te veel ophef gemaakt. Had de heer Mussert achterwege gelaten belet te vragen, dan zou dat eer bedenkelijk, want een uiting eener opzettelijke demonstratie geweest zijn. Als de G.-G. het eens^ nuttig had geoordeeld den heer Mussert vóór zijn „expeditie" door Indië het een en ander on der het oog te brengen op wat deze politieke leider, bij zijn campagne wel in acht moest nemen, zou dan de ontvangst te Buitenzorg niet heel verstandig zijn geweest? Wel nu de eerste audiëntie heeft hiervoor inder daad dienst gedaan. zooals ook voorgangers van Excellentie de Jonge t.a.v. andere partij leiders wel waarschuwende „gehooren" heb ben verleend. Overigens kon de Minister eenige voorbeelden aanvoeren die bewijzen, dat men in Nederlandsch-Indië niet schroomt tegen de N.S.B. op te treden, als dat noodig is. Intusschen wilde Dr, Colijn wel erkennen, dat het toestaan der tweede audiëntie niet zoo voor de hand had gelegen als de eerste, doch voor scherpe afkeuring hiervan ziet de Regeering geen reden. Op grond van het politie-rapport Lz. het voorgevallene in Duindorp (in Den Haag) meent de Premier, dat voorshands niet ge zegd kan worden dat in dit geval het optre den der politie verkeerd was geweest. Voor een algemeen colportage-verbod voel de Regeering niet, doch de plaatselijke autori teiten zullen eventueel dergelijke verboden moeten uitvaardigen. De Grondwetsherziening moet naar de meening der Regeering slechts partieel zijn, omdat een vaste aanduiding t.a.v. de koers, waarin men bij algemeene herziening zou moeten overgaan: de kompas-naald is in dit opzicht nog veel te onrustig. De inbeslagneming der drukpers, waarop het nummer van „Volk en Vaderland" was gedrukt, dat tot event, strafvervolging aan leiding had gegeven, was geheel en al in overeenstemming met Grondwet en wet. Spreker erkent den economise hen nood toestand waarin we verkeeren, doch voegde er meteen aan toe, dat hij geen land ter we reld kent, waar de arbeidende bevolking zich in een betere situatie bevindt dan hier. Ver der toonde de Minister met sprekende cijfers aan. dat men in het algemeen de plank mis sloeg door het voor te stellen alsof de meeste andere landen ons momenteel wat gunstigen economlschen toestand betreft een stuk overtreffen: de vooruitgang elders is heusch niet zoo veel grooter, met uitzondering dan echter van Zweden. Maar een vergelijking daarmee gaat niet op. Want daar te lande was vroeger aan woning bouw met overheidshulp zoo goed als niets gedaan, evenmin als aan publieke werken, Bovendien bedenke men, dat geen land ter wereld zoozeer als Nederland getroffen is door de moeilijkheden, die het „achterland" door maakt en door de algemeene inkrimping van het internationale goederenverkeer. Dr. Colijn constateerde, dat er eigenlijk omtrent dé doelstelling vrijwel geen meenings- verschil bestaat, n.l. aanpassen. Het verschil loopt alleen over de methoden om tot betere harmonie tusschen kost- en goederenprijzen te komen. De Regeering zegt: kostprijs verla gen. Mr. Teulings kwam op voor devaluatie, waartegen o.m. geldt, dat devaluatie zonder meer het probleem der vaste lasten niet op lost en tevens scherpe loonsverlaging veroor zaakt, terwijl bovendien de consument het gelag moet betalen. Daarom is dan ook van de Regeering niet te verwachten dat zij vrijwil lig tot devaluatie zal overgaan. Hierover te spreken leidt echter tot onrust, kapitaals- vlucht, algemeene verhooging van den rente voet, welke het bedrijfsleven weer oenadeelt, m. a. w. door over devaluatie te spreken bena deelt men 't bedrijfsleven. Spreken over devaluatie heeft geen zin, want wij de Regeering devalueeren toch niet. Het eenige verschilpunt van beteekenis in het economisch debat betrof volgens Dr. Co lijn het plan van den arbeid. De leeningsmo- gelijkheden voor de 600 millioen ten behoeve van openbare werken achtte de Premier be slist ongunstig: hij zag geen kans in drie jaar tijd iets dergelijks te doen ondernemen. Bo- i vendien moet men van heel wat werken de reëele economische waarde vooral niet te hoog aanslaan, wat evenzeer trouwens gold, naar de ervaring reeds geleerd heeft, t.a.v. uitbreiding der industrialisatie. Intusschen, het Plan van den Arbeid moge onuitvoerbaar zijn, er zitten wel eenige vruchtbare gedachten in en die zijn natuurlijk de overweging waard. Het kabinet hoopt en gelooft er met zijn methode te komen. Tot nu toe liet de Regee ring achterwege in de loonen in het vrije be drijf in te grijpen. Men moet nog meer gaan inzien hoezeer die loonen van invloed zijn op den kostprijs. Met betrekking tot de klacht over het dua listisch karakter van het Regeeringsbeleid wees de Premier er op, dat de steun veelal on ontbeerlijk is met het oog op de productie en deze op haar beurt van belang is in ver band met de werkgelegenheid. Steun leidt in tusschen ook tot prijsverhooging. Hieraan wijdt het kabinet voortdurend aandacht, spe ciaal ook wat den landbouw betreft. Daar heeft men eenerzijds 't bezwaar der tegen woordige straffe decentralisatie, waar tegen over staat het nadeel eener te slappe werking van decentralisatie. De Minister hoopte, dat de Kamer aan de nieuwe Regeeringsvoorstellen, die haar ten aanzien dezer materie wachten, den noodigen steun zullen verleenen. Tot besluit voerde de Minister-President den politieken toestand hier te lande aan. Ook hij betreurt het, dat nu al tien jaar lang de vor ming van een zuiver parlementair kabinet niet meer mogelijk was gebleken. Voor de verhouding tusschen Kamer en Kabinet, voor beider positie tevens, valt een dergelijke on mogelijkheid te betreuren. Ook in de toekomst acht spreker de kansen op herleving van par lementaire kabinetten niet gunstig. Vooral in de Evenredige Vertegenwoordiging, die de partij-splitsing bevordert, althans in de hand werkt, schuilt in dit opzicht een ernstige han dicap. Tot zoover hadden we den voorzitter van den Ministerraad hooren spreken. Doch nu kwam plots de heer Colijn-privé aan het woord. Want deze deelde, niet namens het kabinet, doch als zijn persoonlijke meening mede, dat hij het stelsel van E. V. verfoeit! Na dit eigenaardige, uit een staatsrechtelijk oogpunt zelfs nauwelijks toelaatbare, inter mezzo, zette de- Minister-President zijn rede voort met de slotopmerking, dat Regeering en Parlement onder deze omstandigheden goed zullen doen zich zooveel mogelijk naar elkaar te schikken, ten einde te voorkomen dat hier te lande toestanden ontstaan zooals zij elders zijn gaan heerscben. Eischt BOOG Azijn! Goedkoop, maar fijn! (Adv. lngez. Med.) kort nog weer grooter zal zijn dan men had gedacht. Als voor het Werkloosheidssubsidiefonds niet 14 millioen meer mocht noodig blijken, zal het Rijk toch zijn 7 millioen weer bijdragen en komt de meevaller dus geheel ten voor- deele der gemeenten. Uit de hoogere uitgaven voor verbetering van het weermachtmateriaal zullen op de Defensiebegrooting zelve geen hoogere pos ten voortvloeien. Die uitgaven zullen niet op den gewonen ciienst komen. Natuurlijk betreurt de Regeering de in het dekkingsplan opgenomen salarisverlaging, doch deze is onvermijdelijk. Het kabinet blijft natuurlijk op verdere be zuinigingen bedacht; dit maakt echter helaas het middel der belastingverhooging niet on ontbeerlijk. Intusschen bleek uit Minister Oud's rede, dat er op dit punt in zooverre aan de in de Kamer gekoesterde bezwaren tege moet gekomen zal worden, dat indien de Kamer met de verlaging van de accijnzen op bier en gedistilleerd liever wil wachten om zoodoende aan de op centen op de omzetbelasting te ont komen, de Regeering daartegen geen overwegend bezwaar heeft. Het is dus duidelijk: de verhooging der omzet belasting gaat derhalve niet door. Tegenover het denkbeeld eener belasting van Nederlanders in den vreemde stond de Minis ter niet volstrekt afwijzend, doch dan met behulp der successie-belasting. Na nog even den z.i. te luchthartigen finan- cieeien opzet van het plan van den arbeid be sproken te hebben, kwam Minister Oud tot zijn wel zeer sombere conclusie, dat de toe stand somber is en de vooruitzichten zoozeer in diepe duisternis gehuld zijn. dat de uitkijk van Oud-Columbus helaas nog geen land in het zicht kan ontdekken1. Van de replieken zij heden alleen vermeld, dat Ir. Albarda nog eens breedvoerig het plan van den arbeid in bescherming nam, Mr. Wes terman (Nat. Herst.) kapitterde. die al repli- ceerend de onhoudbare insinuatie verkocht had, dat de sociaal-democraten gaarne de N.S.B.-colporteurs naar het ziekenhuis geran seld zagen en den Minister-President o.m. verweet zeer onvoldoende te hebben geant woord op wat er met betrekking tot de Haagsch-Duindorpsche relletjes was opge merkt. De feiten hadden volgens den s.d. woordvoerder aangetoond, dat in dezen door bepaalde politie-mannen ernstige fouten wa ren begaan, zoodat een beroep op 't politie rapport al zeer weinig waarde had. AVONDVERGADERING. dering verlangde: er moeten hiervan alge meene normen worden gesteld waaraan zich dan de plaatselijke autoriteiten zullen heb ben te houden. Mr. Westerman (Nat. Herst.) vond echter juist, dat de gemeentebesturen, die z.i. te kras optreden ter handhaving van de zedelijkheid op de vingers moeten worden getikt. Minister de Wilde gaf te kennen, dat de gemeentelijke overheid op het terrein der ze delijkheid zekere vrijheid dient te behandelen, al zal hij aan ook van zijn kant tegen excessen helpen waken. In zake de vlag schaarde hij zich aan de zijde van Mr. Wendelaar. Zoowel de begrafe niswet als de Zondagswet liggen te ver buiten de zgn. neutrale zóne om dit kabinet deze zaken te durven doen aanpakken. Wettelijke maatregelen tot afschaffing van den zomer tijd, verbod van bioscopen en dancings moet men evenmin van de Regeering verwachten. Bij de afdeeling Binnenlandsch Bestuur nam de heer Steinmetz (R.K.) het voor de z.i. door de Regeering veel te zeer belaagde en aange taste gemeentelijke zelfstandigheid op. Vooral de bemoeienis van den Haag t.a.v. de aanpas sing der loonen van het gemeente-personeel was hem al evenzeer als den heer Drees (s.d.) onwelgevallig. Mr. Wendelaar (lib.) dacht hierover juist heel anders. Deze afgevaardigde, die o.m. een aanval deed op het z.i. niet bil lijke kiesstelsel d' Hondt (de grootste over schotten-regeling) gaf te kennen, dat sociaal democraten best burgemeester kunnen worden als zij maar verklaren trouwe dienaren der Koningin te willen zijn en daarvan bij voor komende gelegenheden willen doen blijken. Ook de heer Drees (s.d.) sprak in dezelfde richting, naar aanleiding van het feit, dat Minister de Wilde op dit punt tot dusverre een afwijzende houding aanneemt. De heeren Groen (R.K.) en Bakker (C.H.) kwamen voor de kleine noodlijdende gemeenten op, de heer Smeenk (A.R.) verklaarde te begrijpen, dat onder de huidige financieele omstandigheden de Minister zich genoodzaakt ziet zoo nu en dan in de gemeentelijke autonomie in te grij pen. Over de rest morgen nog wat. Spoorwegpersoneel achter, gesteld bij Rijkspersoneel? Klachten over de voorgenomen wijziging der Pensioenwet-1925. Mr. P.J. Oud (V.D.) danig v-éi I Minister Oud gaf met betrekking tot de financieele vraagstuk ken te kennen, dat de Regeering haar uiter ste best zal doen om op het stuk van so ciale verzekeringen te behouden wat we ver overd hebben. In te genstelling met Mr. 'eulings' j.l. Vrijdag gemaakte opmerking, meende de Minister, dat -de toestand na September niet dus- dat het geraamde te Binnenlandsche Zaken. Het begon met het hijschen van de rood wit- en blauwe vlag. Mr. Wendelaar (lib.) die verder nog voor vrijheid van lijkverbranding pleitte, en het beschamend noemde, dat de Regeering bij de crematie van wijlen Loder zich niet had laten vertegenwoordigen, wilde deze kleuren officieel als de nationale kleuren vastgelegd zien. Strenge handhaving der Zondagswet ging de heeren Lingbeek, v. d. Zaal (a.r.) en Ir. v. Dis (Herv. Ger.) ter harte, terwijl laatstgenoemde lijnrecht tegen Mr. Wendelaar inging op het stuk der lijkverbranding, en voorts den zomer tijd al evenzeer uit den booze achtte als bios copen en openbare dansgelegenheden. Deze oorden des vermaaks, of der onzedelijkheid te sluiten ging den R.K. afgevaardigde Kamp- schoer te ver, wat niet wegnam, dat hij krach tige bestrijding der toenemende zedenverwil- De Personeelraad bij de Nederlandsche Spoorwegen heeft een adres gericht tot de Tweede Kamer met betrekking tot het wets ontwerp tot wijziging van de Pensioenwet voor de Spoorweg-ambtenaren 1925. De Raad spreekt hierin zijn diepe teleur stelling er over uit, dat de regeering blijkens dit wetsontwerp voornemens is het spoor wegpersoneel ten aanzien van zijn pensioens aanspraken nadeeliger te behandelen, dan haar eigen personeel. Hij verzoekt met aan drang om met deze wijziging* te wachten, tot dat de „Commissie-Palm" haar rapport zal hebben uitgebracht en naar aanleiding daar van de „Pensioenwet 1922" eventueel gewij zigd is. De Raad wijst tevens op het voornemen om het weduwen- en weezenpensioen, dat voor Rijksambtenaren ongewijzigd wordt gelaten, voor het spoorwegpersoneel niet onaange tast te laten. De Raad verzoekt de Kamer indien met de voorgestelde wijziging niet ge wacht kan worden het ontwerp zoo te wij zigen, dat vastgelegd worde, dat voor nog toe te kennen pensioenen de middelsom der grondslagen, naar welke de pensioenen be rekend worden, met geen grooter percentage dan 10 zal worden verlaagd, dat de weduwen- en weezenpensioen en van de verlaging vrij blijven en dat de korting op reeds toegekende pensioen ten hoogste tien procent zal bedra gen. Een vertrouwelijke mededeeling in Teyler's Museum, door Alexander Hugo Bakker Korff den Hollandschen Meissonnier kan men in Teyler een paneeltje vin den, nog kleiner dan de deksel van een sigarenkistje, doch waarop een wereld van knusse oude kletspraat met be wonderenswaardig technische verfijning en een zekeren aristocratischen humor tot beeld en kunst verwerkt is. Bakker Korff is van die geraffineerde anec- dote-schilders uit het midden der vorige eeuw misschien de een zijdigste, maar toch ook de keurigste geweest. Een David Bles moge meer snaren op zijn viool gehad hebben, meer gevoel van velerhande grapjes gekend en een gewaagdheidje nu en dan wel aangedurfd hebben, Bakker Korff blijft altijd meer heer in zijn humor, zoowel als in zijn wijze van schilderen. Er blijft in hem altijd de deftige Leidsche burger aan het woord, waar wij bij Bles steeds een weinig het frivole Haagje achter zijn vondsten bemerken. Wie geestiger teekenen kon van beiden is nog niet zoo gemakkelijk uit te maken, Bles bederft dik wijl zijn aardigste dingen door een te alle- daagsche kleur; dat zult ge van Bakker Korff nimmer kunnen zeggen, die juist daarin altijd met groote omzichtigheid te werk gaat en van een heel subtielen smaak blijk geeft. Maar beperkt in zijn onderwerpen blijft hij, uit vrije verkiezing. Hij is al over de dertig als hij zijn eigen specialiteit ontdekt: het schil deren van oude dametjes uit den tijd van Willem I, met al hun knusse attribuutjes: theestoof, neepjesmuts en reticules, de sitsen rokken en de groene parapluie, de zijden fichu, de kom met goudvisschen, Lorre de papegaai en de palm in een potje. En hij heeft wonderlijk goed geobserveerd hoe die dametjes zich gedragen, hun houdinkjes, be weginkjes, expressies zijn altijd prachtig ver antwoord. Kleinmalerei zoo ge wilt, maar dan toch meesterlijk uitgevoerd, blijft de kunst van een Bakker Korff ons ook nu nog in teresseeren, om de picturale hoedanigheden. Men kan die in het Teyler-schilderijtje stuk voor stuk opmerken en waardeeren: de knap heid in de stofexpressie der wijdgeplooide rokken, de voornaamheid van het kleur- ensemble, de geestigheid waarmede naar elkaar toegebogen bovenlichamen geteekend zijn, dat alles is niet alleen virtuoos, maar doorleefd artistiek en echt. Hoe is Bakker Korff tot zijn specialiteit ge komen? Het heet dat zijn beide oudere zus ters altijd voor hem poseerden toen hij een maal zijn weg naar dat soort onderwerpen gevonden had. Maar daarvóór had hij bij C. Kruseman op zolder, waar deze tal van leer- lingen had, heel ijverig naar model geteekend later op de Haagsche Academie onder Van den Berg die studies voortgezet en op die van Antwerpen onder Wappers en De Keizer groote verwachtingen als historieschilder opgewekt Hoe is hij tot zijn genre geraakt, waarin hij de onbetwiste matador zou worden? Men zegt dat David Bles op een der gecostumeerde bals van Pulchri, waarvoor een aantal leden de costuums uit de garderobe van den Haag- schen Schouwburg geleend had, tot de ont dekking kwam dat die 18e eeuwsche kleedij bijzonder teekenachtig was. En zoo moet Bak ker Korff iets dergelijks ervaren hebben bij het terug zien van oude familiebezittingen uit kleerkast en rommelkamer. Hoe het zij. hij heeft er zich een eigen arbeidsveld mee geschapen en er buitengewoon veel succes mee geoogst, want die jaren tusschen 1860 en 1870 waren juist de tijd waarin de lief hebbers op die miniatuurschildering verzot waren en ze met een vergrootglas plachten te bekijken om er het ware van te genieten. Het heeft wel zoo moeten zijn, want de historieschildering en de geheele kunstbe oefening trok hem per slot op zeker oogen- blik zoo weinig meer aan dat hij er den brui aan gaf en in de buurt van Noordwijk aard appeltjes ging telen. Hij had met zijn ouders in Oegstgeest gewoond (hij was Hagenaar van geboorte) en afwisselend in Den Haag en Leiden verblijf gehouden. En in 1856 keert hij voor goed naar Leiden terug en laat zijn aardappeltjes in den steek. Hij is dan 32 jaar en vindt dan het onderwerp waarop hij dóór zal gaan en dat hem beroemd zal maken. Zes jaar later krijgt hij, tegelijk met Allebé. De Haas, Tetat van Elven en nog een paar anderen, de gouden medaille op Arti en te hunner sere wordt 'n feestmaaltijd aangericht waarbij 't gebruik wilde dat ieder der feest varkens met een gedicht door den tafelpre sident werd ontvangen. Als wij dit vers hier overschrijven, gaat het niet om de litteraire waarde ervaneen P. C. Boutens zou het thans allicht anders zeggen, maar om de ge zellige gemoedelijkheid te vertoonen die bij zulke gelegenheden moest voorzitten. Het is inderdaad eenigszins in den stijl der komende Sinterklaaspoëzie als Bakker Korff als volgt wordt toegesproken: Op Kruseman's zolder, zeg, zijt gij 't vergeten, Daar zaten wij vaak van benauwdheid te zweeten Totdat ge mismoedig van 't aardappelveld Weer optradt als meester, ja! meester en held. Want heldenmoed is het de ploeg en 't houweel Te ruilen eensklaps voor palet en penseel. Het valt moeilijk zich den precieusen mi niaturist van de Vertrouwelijke Mededeeling met een ploeg en een houweel wat deed hij met een houweel bij zijn aardappelen! voor te stellen. En wij kunnen er slechts blij om zijn dat een ruil tot stand kwam waardoor de Hollandsche Kunst der vorige eeuw ook op het gebied der novellistische schilderij een representant verkreeg, die met de beste buitenlanders in zijn kunstsoort kon wed ijveren, al zou dan ook niet geheel opgaan wat Carel Vosmaer bij zijn dood aan hem schreef: dat zijn roem de eeuwen zou trot- seeren. Daarvoor is al le roem te betrekkelijk en gaat de tijd te snel en met dezen de in zichten die den roem verwekken. Bakker Korff zelf heeft er een twintigtal jaren van genoten maar zonder uitbundigheidjHij hield van de stilte om zich heen, in zijn oude huis te Leiden en vermeed alle luidruchtigheid om zijn werk. Hij was ge heel wat de jongelui van tegenwoordig, een fijne kerel zouden noe men en als zoodanig zien ook wij hem als kunstenaar. Hij werd nog geen zestig jaar oud, stierf te Leiden in 1882 en werd in het familiegraf in Oegst geest begraven. Van de eeuwen weten wij niets, maar tot op van daag wordt een goed specimen van zijn zerk nog altijd waar deerbaar bezit geacht J. H. DE BOLS. „EEN ONBEWAAKTE OVERWEG; EEN DOOD'LIJK ONGELUK!" Weer nieuwe stof voor ridders van Het ingezonden stuk. Critiek is er, méér dan genoeg. De Spoorweg antwoordt, stug: „Er is geen gèld voor boomen!".... maar De Dood geeft niets terug.... Zoovele menschen loop en leeg: Ze zijn gezond en sterk; Ze kennen grondig hun bedrijf.. Er is géén kans op werk Een enkele is slim, en schept Zichzelf een werkobject: Hij neemt een schild, en zet erop: „Uw spatbord wit?"Het trekt! Zou ook zoo'n overweg niets zijn Voor zulk een handig man, Waarmee hij voor zichzelf misschien Iets bijverdienen kan? Hij zet een loodsje in elkaar; Plaatst 't bij de spoorwegbaan En teekent alle treinen op. Die langs zijn „blokhuis" gaan Een seinvlag fabriceert hij dan; Een bord komt ook erbij; Daarop: ,,'k Zorg voor UW veiligheid, Heeft U soms iets voor MIJ? Dit plan klinkt wel fantastisch, maar Wanneer men 't werklijk doet Behoudt de een zijn LEVEN; d' an dere zijn LEVENSMOED. A. J. D. Weer goudaanwas bij de Ned. Bank. Volgens de jongste weekstaat der Nederland sche Bank is de goudvoorraad weer toegeno men. Zij bedroeg volgens de vorige opgave f 606.4 millioen en thans f 613.1 millioen, een vermeerdering met f 6.7 millioen dus. Het be drag aan beleeningen is met f 16.2 millioen gedaald. Nu de beurt aan Losser? Onderzoek naar brandstichtingen. Zooals we enkele weken geleden hebben ge meld. waren er eenige marechaussees te Losser gedetacheerd, welk feit zeer vermoedelijk ver band hield met de talrijke branden, die den Iaatsten tijd in die gemeente en in Overdinkel hebben gewoed. Er werd zelfs van een com petitie tusschen beide plaatsen gesproken. Thans schijnt ook in deze zaak licht te komen. De marechaussee heeft n.l. 2 mannen ge arresteerd, zekere Sch. en A. P., die verdacht worden bij de branden betrokken te zijn. Vol gens geruchten wordt naar de gedragingen van een 80-tal personen een onderzoek inge steld. Merkwaardig is, dat na de detacheering der marechaussees het aantal branden belang rijk is gedaald. Goed-Haagsche zorg voor de jeugd- Het bakkeleien van Klaas en tegen Klaas beperkt. Wie nog aanmerkingen meent te moeten maken op de zorg die de overheid aan hare werknemers en werkgevers, de burgers, besteedt moet maar eens overwegen, welk een besluit van tact en fijngevoeligheid getuigend het is, dat de Haagsche gemeenteraad genomen heeft; een besluit beoogend den vloed der Sinterklazen te stuiten, zijnde deze verwar rend voor het kinderlijk gemoed, en ook wel eens voor de Klazen in kwestie zelve, wanneer deze, al te zeer in geestdrift aan Bacchus ge offerd hebbende, elkaar ten blanken baarde grepen. Ofschoon ik zelve mij den tijd niet herinne ren kan, dat ik in Sint en tegen-Sint niet den ijsco- en den kolenman herkende, daar schrij ver dezes nog nauwelijks a-a-p aap en n-o-o-t noot kunnende lezen, een onpaeda- gogische schooljuffrouw heeft gehad, die deze illusie qualitate qua aan het kinderlijk gemoed ontroofde en hij reeds op 6-jarigen leeftijd de tact heeft gehad zijn lieve ouders in de waan te laten, dat Nicolaas het marsepeinen speen varken in zijn schoentje had gedeponeerd ofschoon ik zelve dus bij mijn weten nimmer aan dezen goeden man van Mira geloofd heb (hij was de éérste man aan wien ik het geloof opzegae; sindsdien zijn eenige tienduizenden den Sint in dezen opgevolgd) begrijp ik niet temin. dat minder intelligente kleuters zeer pijnlijk getroffen moeten zijn, wanneer zij een rauwe-taal-uitbrakend heer met witte plukjes aan den kin een anderen witgebaarden goed-heiligen man voor onwelriekende visch en anderszins hooren uitmaken. Ik herinner mij nog goed de van smart en ontgoocheling pijnlijk-vertrokken gelaatjes der straatjeugd, toen ik zelve, student zijnde, nog drie dagen na den 5den December, met afgezakt kinbedeksel en ingedeukte mijter, af geknotte staf en opgeknoopte roode pij, eenigs zins luidruchtig voor een café aan de hoofd straat van de stad mijner inwoning, een pinte gerstenat dronk. Het schaamrood ware mij bij die gelegenheid naar de kaken gestegen, indien deze niet bedekt waren geweest door wapperend-watten bakkebaarden. Hoe dit ook zij, in Den Haag zijn zulke mensch- en jeugd-onteerende dingen niet meer mogelijk. Niet* iederen, naar eerwaar digheid en goedheid van uiterlijk snakkende staatsburger zal het veroorloofd zijn zich Mira culeus voor te doen en druk-behaard neutjes te verschalken.' Niet zal de jeugd de afschu welijke ontgoocheling wachten, hem. op wien zij geheel haar eerbiedigheid gevestigd heeft, woorden te hooren zeggen, die thuis in de huiskamer stormen van verontwaardiging en boosheid zouden ontketenen. Het kind van 1935 "te 's Gravenhage mag zijn illusie b 1 ij v e n koesteren. Alleen nette, drank- vrije en gecultiveerde Klazen en mede-Klazen zullen geroepen worden hun lichtende, stra lende aanwezigheid op dit lieve ondermaan- sche te demonstreeren. Gelukkige jeugd! Doch overigens: gisteren kwam mijn neefje Janneman bij me. Zeven jaar. ,Om", zei-ie. „wanneer de Negus Hailé Se lassie en Sinterklaas een partijtje billard spe len, wie wint er dan?" ,Dat weet ik niet, Janneman ,De Negus natuurlijk, oom, want Sinterklaas bestaat niet En dat was een désillusie voor mij. Mr. E. ELIAS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 2