Vi
Dr. Colijn verdedigt het standpunt
der regeering.
E- v- R-
Haarlems Kunstschatten.
EEN OPLOSSING?
WOENSDAG 13 NOVEMBER 1935
TWEEDE KAMER
Geen verhooging van de omzetbelasting?
H. Colijn (A.
Den Haag. Woensdag.
Voor de Premier aan het woord kwam. be
trad eerst Ir. Albarda (s.d.) het spreekge
stoelte, die de Vrijdag jl. door den President
voorgestelde en toen met één hamerslag als
aangenomen beschouwde rantsoeneering van
den spreektijd bij de afzonderlijke begroo-
tingshoofdstukken gaarne alsnog gewijzigd
wilde zien. Deze spreker zag tegen de proef
dier rantsoeneering tot dusverre sloeg het
besluit alleen op de hoofdstukken IV, V en
op de Postbegrooting wel heel erg op.
President Ruys wees er op. dat behalve de
begrooting nog een beele reeks belangrijke
wetsontwerpen vóór Kerstmis afgehandeld
moéten worden.
De voorzitter is bereid om Ibij andere
hoofdstukken te overwegen of er niet wat
ruimer spreektijd 'ka n worden toegekend,
door de replieken niet onder het rantsoen te
doen vallen, gelijk wèl het geval was in het
Vrijdag aangenomen voorstel. De s.d. woord
voerder verklaarde zich tenslotte bereid zich
bij de proef neer te leggen, hopende, dat de
voorzitter zoo het noodig mocht blijken, de
gelegenheid zou openen van de getroffen re
geling af te wijken.
Minister Colijn be
gon met de stelling
van het duo Lingbeek
—Kersten dat het ka
binet eigenlijk een
werktuig van Rome
is. te beantwoorden
door t.a.v. deze aan
gelegenheid over te
gaan tot de orde van
den dag. Deze en an
dere oude klanken
waren z.i. niet meer
waard. Met de voor
gerechten was de Pre
mier dus spoedig
klaar. En nu de hoofd
gerechten: de houding der Regeering tegen
over de N.S.B., de Grondwetsherziening
plannen, de economische politiek en 't plan
van den arbeid, de politieke toestand zooals
Mr. Aalberse dien besprak, terwijl Minister
Oud hoofdschotel, de Financiën, voor zijn
rekening zal nemen.
Tegenover Mr. Westerman (Nat. Hist.) die
het voor de N.S.B. als vaderlandslievende
partij had opgenomen, wees Minister Colijn
op het zeer onnationale van het streven dier
partij. Hij verklaarde zich er tegen, dat de
N.S.B. afgevoerd wordt van het lijstje van
hen. die geen ambtenaar kunnen zijn. En nu
Ir. Mussert's ontvangst door den G.-G. Hier
over is al te veel ophef gemaakt. Had de
heer Mussert achterwege gelaten belet te
vragen, dan zou dat eer bedenkelijk, want
een uiting eener opzettelijke demonstratie
geweest zijn. Als de G.-G. het eens^ nuttig
had geoordeeld den heer Mussert vóór zijn
„expeditie" door Indië het een en ander on
der het oog te brengen op wat deze politieke
leider, bij zijn campagne wel in acht moest
nemen, zou dan de ontvangst te Buitenzorg
niet heel verstandig zijn geweest? Wel
nu de eerste audiëntie heeft hiervoor inder
daad dienst gedaan. zooals ook voorgangers
van Excellentie de Jonge t.a.v. andere partij
leiders wel waarschuwende „gehooren" heb
ben verleend. Overigens kon de Minister
eenige voorbeelden aanvoeren die bewijzen,
dat men in Nederlandsch-Indië niet
schroomt tegen de N.S.B. op te treden, als
dat noodig is.
Intusschen wilde Dr, Colijn wel erkennen,
dat het toestaan der tweede audiëntie niet
zoo voor de hand had gelegen als de eerste,
doch voor scherpe afkeuring hiervan ziet
de Regeering geen reden.
Op grond van het politie-rapport Lz. het
voorgevallene in Duindorp (in Den Haag)
meent de Premier, dat voorshands niet ge
zegd kan worden dat in dit geval het optre
den der politie verkeerd was geweest. Voor
een algemeen colportage-verbod voel de
Regeering niet, doch de plaatselijke autori
teiten zullen eventueel dergelijke verboden
moeten uitvaardigen.
De Grondwetsherziening moet naar de
meening der Regeering slechts partieel zijn,
omdat een vaste aanduiding t.a.v. de koers,
waarin men bij algemeene herziening zou
moeten overgaan: de kompas-naald is in dit
opzicht nog veel te onrustig.
De inbeslagneming der drukpers, waarop
het nummer van „Volk en Vaderland" was
gedrukt, dat tot event, strafvervolging aan
leiding had gegeven, was geheel en al in
overeenstemming met Grondwet en wet.
Spreker erkent den economise hen nood
toestand waarin we verkeeren, doch voegde
er meteen aan toe, dat hij geen land ter we
reld kent, waar de arbeidende bevolking zich
in een betere situatie bevindt dan hier. Ver
der toonde de Minister met sprekende cijfers
aan. dat men in het algemeen de plank mis
sloeg door het voor te stellen alsof de meeste
andere landen ons momenteel wat gunstigen
economlschen toestand betreft een stuk
overtreffen: de vooruitgang elders is heusch
niet zoo veel grooter, met uitzondering dan
echter van Zweden.
Maar een vergelijking daarmee gaat niet op.
Want daar te lande was vroeger aan woning
bouw met overheidshulp zoo goed als niets
gedaan, evenmin als aan publieke werken,
Bovendien bedenke men, dat geen land ter
wereld zoozeer als Nederland getroffen is door
de moeilijkheden, die het „achterland" door
maakt en door de algemeene inkrimping van
het internationale goederenverkeer.
Dr. Colijn constateerde, dat er eigenlijk
omtrent dé doelstelling vrijwel geen meenings-
verschil bestaat, n.l. aanpassen. Het verschil
loopt alleen over de methoden om tot betere
harmonie tusschen kost- en goederenprijzen
te komen. De Regeering zegt: kostprijs verla
gen. Mr. Teulings kwam op voor devaluatie,
waartegen o.m. geldt, dat devaluatie zonder
meer het probleem der vaste lasten niet op
lost en tevens scherpe loonsverlaging veroor
zaakt, terwijl bovendien de consument het
gelag moet betalen. Daarom is dan ook van de
Regeering niet te verwachten dat zij vrijwil
lig tot devaluatie zal overgaan. Hierover te
spreken leidt echter tot onrust, kapitaals-
vlucht, algemeene verhooging van den rente
voet, welke het bedrijfsleven weer oenadeelt,
m. a. w. door over devaluatie te spreken bena
deelt men 't bedrijfsleven.
Spreken over devaluatie heeft geen zin,
want wij de Regeering devalueeren toch
niet.
Het eenige verschilpunt van beteekenis in
het economisch debat betrof volgens Dr. Co
lijn het plan van den arbeid. De leeningsmo-
gelijkheden voor de 600 millioen ten behoeve
van openbare werken achtte de Premier be
slist ongunstig: hij zag geen kans in drie jaar
tijd iets dergelijks te doen ondernemen. Bo-
i vendien moet men van heel wat werken de
reëele economische waarde vooral niet te hoog
aanslaan, wat evenzeer trouwens gold, naar de
ervaring reeds geleerd heeft, t.a.v. uitbreiding
der industrialisatie. Intusschen, het Plan van
den Arbeid moge onuitvoerbaar zijn, er zitten
wel eenige vruchtbare gedachten in en die
zijn natuurlijk de overweging waard.
Het kabinet hoopt en gelooft er met zijn
methode te komen. Tot nu toe liet de Regee
ring achterwege in de loonen in het vrije be
drijf in te grijpen. Men moet nog meer gaan
inzien hoezeer die loonen van invloed zijn op
den kostprijs.
Met betrekking tot de klacht over het dua
listisch karakter van het Regeeringsbeleid
wees de Premier er op, dat de steun veelal on
ontbeerlijk is met het oog op de productie
en deze op haar beurt van belang is in ver
band met de werkgelegenheid. Steun leidt in
tusschen ook tot prijsverhooging. Hieraan
wijdt het kabinet voortdurend aandacht, spe
ciaal ook wat den landbouw betreft. Daar
heeft men eenerzijds 't bezwaar der tegen
woordige straffe decentralisatie, waar tegen
over staat het nadeel eener te slappe werking
van decentralisatie. De Minister hoopte, dat de
Kamer aan de nieuwe Regeeringsvoorstellen,
die haar ten aanzien dezer materie wachten,
den noodigen steun zullen verleenen.
Tot besluit voerde de Minister-President den
politieken toestand hier te lande aan. Ook hij
betreurt het, dat nu al tien jaar lang de vor
ming van een zuiver parlementair kabinet
niet meer mogelijk was gebleken. Voor de
verhouding tusschen Kamer en Kabinet, voor
beider positie tevens, valt een dergelijke on
mogelijkheid te betreuren. Ook in de toekomst
acht spreker de kansen op herleving van par
lementaire kabinetten niet gunstig. Vooral in
de Evenredige Vertegenwoordiging, die de
partij-splitsing bevordert, althans in de hand
werkt, schuilt in dit opzicht een ernstige han
dicap. Tot zoover hadden we den voorzitter
van den Ministerraad hooren spreken. Doch
nu kwam plots de heer Colijn-privé aan het
woord. Want deze deelde, niet namens het
kabinet, doch als zijn persoonlijke meening
mede, dat hij het stelsel van E. V. verfoeit!
Na dit eigenaardige, uit een staatsrechtelijk
oogpunt zelfs nauwelijks toelaatbare, inter
mezzo, zette de- Minister-President zijn rede
voort met de slotopmerking, dat Regeering en
Parlement onder deze omstandigheden goed
zullen doen zich zooveel mogelijk naar elkaar
te schikken, ten einde te voorkomen dat hier
te lande toestanden ontstaan zooals zij elders
zijn gaan heerscben.
Eischt BOOG Azijn!
Goedkoop, maar fijn!
(Adv. lngez. Med.)
kort nog weer grooter zal zijn dan men had
gedacht.
Als voor het Werkloosheidssubsidiefonds niet
14 millioen meer mocht noodig blijken, zal
het Rijk toch zijn 7 millioen weer bijdragen
en komt de meevaller dus geheel ten voor-
deele der gemeenten.
Uit de hoogere uitgaven voor verbetering
van het weermachtmateriaal zullen op de
Defensiebegrooting zelve geen hoogere pos
ten voortvloeien. Die uitgaven zullen niet op
den gewonen ciienst komen.
Natuurlijk betreurt de Regeering de in het
dekkingsplan opgenomen salarisverlaging,
doch deze is onvermijdelijk.
Het kabinet blijft natuurlijk op verdere be
zuinigingen bedacht; dit maakt echter helaas
het middel der belastingverhooging niet on
ontbeerlijk. Intusschen bleek uit Minister
Oud's rede, dat er op dit punt in zooverre aan
de in de Kamer gekoesterde bezwaren tege
moet gekomen zal worden, dat indien
de Kamer met de verlaging van de
accijnzen op bier en gedistilleerd liever
wil wachten om zoodoende aan de op
centen op de omzetbelasting te ont
komen, de Regeering daartegen geen
overwegend bezwaar heeft. Het is dus
duidelijk: de verhooging der omzet
belasting gaat derhalve niet door.
Tegenover het denkbeeld eener belasting van
Nederlanders in den vreemde stond de Minis
ter niet volstrekt afwijzend, doch dan met
behulp der successie-belasting.
Na nog even den z.i. te luchthartigen finan-
cieeien opzet van het plan van den arbeid be
sproken te hebben, kwam Minister Oud tot
zijn wel zeer sombere conclusie, dat de toe
stand somber is en de vooruitzichten zoozeer
in diepe duisternis gehuld zijn. dat de uitkijk
van Oud-Columbus helaas nog geen land in
het zicht kan ontdekken1.
Van de replieken zij heden alleen vermeld,
dat Ir. Albarda nog eens breedvoerig het plan
van den arbeid in bescherming nam, Mr. Wes
terman (Nat. Herst.) kapitterde. die al repli-
ceerend de onhoudbare insinuatie verkocht
had, dat de sociaal-democraten gaarne de
N.S.B.-colporteurs naar het ziekenhuis geran
seld zagen en den Minister-President o.m.
verweet zeer onvoldoende te hebben geant
woord op wat er met betrekking tot de
Haagsch-Duindorpsche relletjes was opge
merkt. De feiten hadden volgens den s.d.
woordvoerder aangetoond, dat in dezen door
bepaalde politie-mannen ernstige fouten wa
ren begaan, zoodat een beroep op 't politie
rapport al zeer weinig waarde had.
AVONDVERGADERING.
dering verlangde: er moeten hiervan alge
meene normen worden gesteld waaraan zich
dan de plaatselijke autoriteiten zullen heb
ben te houden. Mr. Westerman (Nat. Herst.)
vond echter juist, dat de gemeentebesturen,
die z.i. te kras optreden ter handhaving van
de zedelijkheid op de vingers moeten worden
getikt.
Minister de Wilde gaf te kennen, dat de
gemeentelijke overheid op het terrein der ze
delijkheid zekere vrijheid dient te behandelen,
al zal hij aan ook van zijn kant tegen excessen
helpen waken.
In zake de vlag schaarde hij zich aan de
zijde van Mr. Wendelaar. Zoowel de begrafe
niswet als de Zondagswet liggen te ver buiten
de zgn. neutrale zóne om dit kabinet deze
zaken te durven doen aanpakken. Wettelijke
maatregelen tot afschaffing van den zomer
tijd, verbod van bioscopen en dancings moet
men evenmin van de Regeering verwachten.
Bij de afdeeling Binnenlandsch Bestuur nam
de heer Steinmetz (R.K.) het voor de z.i. door
de Regeering veel te zeer belaagde en aange
taste gemeentelijke zelfstandigheid op. Vooral
de bemoeienis van den Haag t.a.v. de aanpas
sing der loonen van het gemeente-personeel
was hem al evenzeer als den heer Drees (s.d.)
onwelgevallig. Mr. Wendelaar (lib.) dacht
hierover juist heel anders. Deze afgevaardigde,
die o.m. een aanval deed op het z.i. niet bil
lijke kiesstelsel d' Hondt (de grootste over
schotten-regeling) gaf te kennen, dat sociaal
democraten best burgemeester kunnen worden
als zij maar verklaren trouwe dienaren der
Koningin te willen zijn en daarvan bij voor
komende gelegenheden willen doen blijken.
Ook de heer Drees (s.d.) sprak in dezelfde
richting, naar aanleiding van het feit, dat
Minister de Wilde op dit punt tot dusverre
een afwijzende houding aanneemt. De heeren
Groen (R.K.) en Bakker (C.H.) kwamen voor
de kleine noodlijdende gemeenten op, de heer
Smeenk (A.R.) verklaarde te begrijpen, dat
onder de huidige financieele omstandigheden
de Minister zich genoodzaakt ziet zoo nu en
dan in de gemeentelijke autonomie in te grij
pen. Over de rest morgen nog wat.
Spoorwegpersoneel achter,
gesteld bij Rijkspersoneel?
Klachten over de voorgenomen wijziging der
Pensioenwet-1925.
Mr. P.J. Oud (V.D.)
danig v-éi I
Minister Oud gaf
met betrekking tot de
financieele vraagstuk
ken te kennen, dat de
Regeering haar uiter
ste best zal doen om
op het stuk van so
ciale verzekeringen te
behouden wat we ver
overd hebben. In te
genstelling met Mr.
'eulings' j.l. Vrijdag
gemaakte opmerking,
meende de Minister,
dat -de toestand na
September niet dus-
dat het geraamde te
Binnenlandsche Zaken.
Het begon met het hijschen van de rood
wit- en blauwe vlag. Mr. Wendelaar (lib.) die
verder nog voor vrijheid van lijkverbranding
pleitte, en het beschamend noemde, dat de
Regeering bij de crematie van wijlen Loder
zich niet had laten vertegenwoordigen, wilde
deze kleuren officieel als de nationale kleuren
vastgelegd zien.
Strenge handhaving der Zondagswet ging de
heeren Lingbeek, v. d. Zaal (a.r.) en Ir. v. Dis
(Herv. Ger.) ter harte, terwijl laatstgenoemde
lijnrecht tegen Mr. Wendelaar inging op het
stuk der lijkverbranding, en voorts den zomer
tijd al evenzeer uit den booze achtte als bios
copen en openbare dansgelegenheden. Deze
oorden des vermaaks, of der onzedelijkheid
te sluiten ging den R.K. afgevaardigde Kamp-
schoer te ver, wat niet wegnam, dat hij krach
tige bestrijding der toenemende zedenverwil-
De Personeelraad bij de Nederlandsche
Spoorwegen heeft een adres gericht tot de
Tweede Kamer met betrekking tot het wets
ontwerp tot wijziging van de Pensioenwet
voor de Spoorweg-ambtenaren 1925.
De Raad spreekt hierin zijn diepe teleur
stelling er over uit, dat de regeering blijkens
dit wetsontwerp voornemens is het spoor
wegpersoneel ten aanzien van zijn pensioens
aanspraken nadeeliger te behandelen, dan
haar eigen personeel. Hij verzoekt met aan
drang om met deze wijziging* te wachten, tot
dat de „Commissie-Palm" haar rapport zal
hebben uitgebracht en naar aanleiding daar
van de „Pensioenwet 1922" eventueel gewij
zigd is.
De Raad wijst tevens op het voornemen om
het weduwen- en weezenpensioen, dat voor
Rijksambtenaren ongewijzigd wordt gelaten,
voor het spoorwegpersoneel niet onaange
tast te laten. De Raad verzoekt de Kamer
indien met de voorgestelde wijziging niet ge
wacht kan worden het ontwerp zoo te wij
zigen, dat vastgelegd worde, dat voor nog
toe te kennen pensioenen de middelsom der
grondslagen, naar welke de pensioenen be
rekend worden, met geen grooter percentage
dan 10 zal worden verlaagd, dat de weduwen-
en weezenpensioen en van de verlaging vrij
blijven en dat de korting op reeds toegekende
pensioen ten hoogste tien procent zal bedra
gen.
Een vertrouwelijke mededeeling
in Teyler's Museum, door
Alexander Hugo Bakker Korff
den Hollandschen Meissonnier
kan men in Teyler een paneeltje vin
den, nog kleiner dan de deksel van
een sigarenkistje, doch waarop een
wereld van knusse oude kletspraat met be
wonderenswaardig technische verfijning en
een zekeren aristocratischen humor tot beeld
en kunst verwerkt is.
Bakker Korff is van die geraffineerde anec-
dote-schilders uit het midden der vorige
eeuw misschien de een zijdigste, maar toch ook
de keurigste geweest. Een David Bles moge
meer snaren op zijn viool gehad hebben, meer
gevoel van velerhande grapjes gekend en een
gewaagdheidje nu en dan wel aangedurfd
hebben, Bakker Korff blijft altijd meer heer
in zijn humor, zoowel als in zijn wijze van
schilderen. Er blijft in hem altijd de deftige
Leidsche burger aan het woord, waar wij bij
Bles steeds een weinig het frivole Haagje
achter zijn vondsten bemerken. Wie geestiger
teekenen kon van beiden is nog niet zoo
gemakkelijk uit te maken, Bles bederft dik
wijl zijn aardigste dingen door een te alle-
daagsche kleur; dat zult ge van Bakker Korff
nimmer kunnen zeggen, die juist daarin altijd
met groote omzichtigheid te werk gaat en van
een heel subtielen smaak blijk geeft.
Maar beperkt in zijn onderwerpen blijft hij,
uit vrije verkiezing. Hij is al over de dertig als
hij zijn eigen specialiteit ontdekt: het schil
deren van oude dametjes uit den tijd van
Willem I, met al hun knusse attribuutjes:
theestoof, neepjesmuts en reticules, de sitsen
rokken en de groene parapluie, de zijden
fichu, de kom met goudvisschen, Lorre de
papegaai en de palm in een potje. En hij
heeft wonderlijk goed geobserveerd hoe die
dametjes zich gedragen, hun houdinkjes, be
weginkjes, expressies zijn altijd prachtig ver
antwoord. Kleinmalerei zoo ge wilt, maar dan
toch meesterlijk uitgevoerd, blijft de kunst
van een Bakker Korff ons ook nu nog in
teresseeren, om de picturale hoedanigheden.
Men kan die in het Teyler-schilderijtje stuk
voor stuk opmerken en waardeeren: de knap
heid in de stofexpressie der wijdgeplooide
rokken, de voornaamheid van het kleur-
ensemble, de geestigheid waarmede naar
elkaar toegebogen bovenlichamen geteekend
zijn, dat alles is niet alleen virtuoos, maar
doorleefd artistiek en echt.
Hoe is Bakker Korff tot zijn specialiteit ge
komen? Het heet dat zijn beide oudere zus
ters altijd voor hem poseerden toen hij een
maal zijn weg naar dat soort onderwerpen
gevonden had. Maar daarvóór had hij bij C.
Kruseman op zolder, waar deze tal van leer-
lingen had, heel ijverig naar model geteekend
later op de Haagsche Academie onder Van
den Berg die studies voortgezet en op die van
Antwerpen onder Wappers en De Keizer groote
verwachtingen als historieschilder opgewekt
Hoe is hij tot zijn genre geraakt, waarin hij
de onbetwiste matador zou worden? Men zegt
dat David Bles op een der gecostumeerde bals
van Pulchri, waarvoor een aantal leden de
costuums uit de garderobe van den Haag-
schen Schouwburg geleend had, tot de ont
dekking kwam dat die 18e eeuwsche kleedij
bijzonder teekenachtig was. En zoo moet Bak
ker Korff iets dergelijks ervaren hebben bij
het terug zien van oude familiebezittingen
uit kleerkast en rommelkamer. Hoe het zij.
hij heeft er zich een eigen arbeidsveld mee
geschapen en er buitengewoon veel succes
mee geoogst, want die jaren tusschen 1860
en 1870 waren juist de tijd waarin de lief
hebbers op die miniatuurschildering verzot
waren en ze met een vergrootglas plachten te
bekijken om er het ware van te genieten.
Het heeft wel zoo moeten zijn, want de
historieschildering en de geheele kunstbe
oefening trok hem per slot op zeker oogen-
blik zoo weinig meer aan dat hij er den brui
aan gaf en in de buurt van Noordwijk aard
appeltjes ging telen. Hij had met zijn ouders
in Oegstgeest gewoond (hij was Hagenaar van
geboorte) en afwisselend in Den Haag en
Leiden verblijf gehouden. En in 1856 keert
hij voor goed naar Leiden terug en laat zijn
aardappeltjes in den steek. Hij is dan 32
jaar en vindt dan het onderwerp waarop hij
dóór zal gaan en dat hem beroemd zal maken.
Zes jaar later krijgt hij, tegelijk met Allebé.
De Haas, Tetat van Elven en nog een paar
anderen, de gouden medaille op Arti en te
hunner sere wordt 'n feestmaaltijd aangericht
waarbij 't gebruik wilde dat ieder der feest
varkens met een gedicht door den tafelpre
sident werd ontvangen. Als wij dit vers hier
overschrijven, gaat het niet om de litteraire
waarde ervaneen P. C. Boutens zou het
thans allicht anders zeggen, maar om de ge
zellige gemoedelijkheid te vertoonen die bij
zulke gelegenheden moest voorzitten. Het is
inderdaad eenigszins in den stijl der komende
Sinterklaaspoëzie als Bakker Korff als volgt
wordt toegesproken:
Op Kruseman's zolder, zeg, zijt gij 't
vergeten,
Daar zaten wij vaak van benauwdheid te
zweeten
Totdat ge mismoedig van 't aardappelveld
Weer optradt als meester, ja! meester en
held.
Want heldenmoed is het de ploeg en 't
houweel
Te ruilen eensklaps voor palet en
penseel.
Het valt moeilijk zich den precieusen mi
niaturist van de Vertrouwelijke Mededeeling
met een ploeg en een houweel wat deed
hij met een houweel bij zijn aardappelen!
voor te stellen. En wij kunnen er slechts blij
om zijn dat een ruil tot stand kwam waardoor
de Hollandsche Kunst der vorige eeuw ook
op het gebied der novellistische schilderij
een representant verkreeg, die met de beste
buitenlanders in zijn
kunstsoort kon wed
ijveren, al zou dan ook
niet geheel opgaan
wat Carel Vosmaer bij
zijn dood aan hem
schreef: dat zijn roem
de eeuwen zou trot-
seeren. Daarvoor is al
le roem te betrekkelijk
en gaat de tijd te snel
en met dezen de in
zichten die den roem
verwekken. Bakker
Korff zelf heeft er een
twintigtal jaren van
genoten maar zonder
uitbundigheidjHij hield
van de stilte om zich
heen, in zijn oude huis
te Leiden en vermeed
alle luidruchtigheid om
zijn werk. Hij was ge
heel wat de jongelui
van tegenwoordig, een
fijne kerel zouden noe
men en als zoodanig
zien ook wij hem als
kunstenaar. Hij werd
nog geen zestig jaar
oud, stierf te Leiden in
1882 en werd in het
familiegraf in Oegst
geest begraven. Van
de eeuwen weten wij
niets, maar tot op van
daag wordt een goed
specimen van zijn
zerk nog altijd waar
deerbaar bezit geacht
J. H. DE BOLS.
„EEN ONBEWAAKTE OVERWEG;
EEN DOOD'LIJK ONGELUK!"
Weer nieuwe stof voor ridders van
Het ingezonden stuk.
Critiek is er, méér dan genoeg.
De Spoorweg antwoordt, stug:
„Er is geen gèld voor boomen!".... maar
De Dood geeft niets terug....
Zoovele menschen loop en leeg:
Ze zijn gezond en sterk;
Ze kennen grondig hun bedrijf..
Er is géén kans op werk
Een enkele is slim, en schept
Zichzelf een werkobject:
Hij neemt een schild, en zet erop:
„Uw spatbord wit?"Het trekt!
Zou ook zoo'n overweg niets zijn
Voor zulk een handig man,
Waarmee hij voor zichzelf misschien
Iets bijverdienen kan?
Hij zet een loodsje in elkaar;
Plaatst 't bij de spoorwegbaan
En teekent alle treinen op.
Die langs zijn „blokhuis" gaan
Een seinvlag fabriceert hij dan;
Een bord komt ook erbij;
Daarop: ,,'k Zorg voor UW veiligheid,
Heeft U soms iets voor MIJ?
Dit plan klinkt wel fantastisch, maar
Wanneer men 't werklijk doet
Behoudt de een zijn LEVEN; d' an
dere zijn LEVENSMOED.
A. J. D.
Weer goudaanwas bij de
Ned. Bank.
Volgens de jongste weekstaat der Nederland
sche Bank is de goudvoorraad weer toegeno
men. Zij bedroeg volgens de vorige opgave
f 606.4 millioen en thans f 613.1 millioen, een
vermeerdering met f 6.7 millioen dus. Het be
drag aan beleeningen is met f 16.2 millioen
gedaald.
Nu de beurt aan Losser?
Onderzoek naar brandstichtingen.
Zooals we enkele weken geleden hebben ge
meld. waren er eenige marechaussees te Losser
gedetacheerd, welk feit zeer vermoedelijk ver
band hield met de talrijke branden, die den
Iaatsten tijd in die gemeente en in Overdinkel
hebben gewoed. Er werd zelfs van een com
petitie tusschen beide plaatsen gesproken.
Thans schijnt ook in deze zaak licht te komen.
De marechaussee heeft n.l. 2 mannen ge
arresteerd, zekere Sch. en A. P., die verdacht
worden bij de branden betrokken te zijn. Vol
gens geruchten wordt naar de gedragingen
van een 80-tal personen een onderzoek inge
steld. Merkwaardig is, dat na de detacheering
der marechaussees het aantal branden belang
rijk is gedaald.
Goed-Haagsche zorg
voor de jeugd-
Het bakkeleien van Klaas
en tegen Klaas beperkt.
Wie nog aanmerkingen meent te moeten
maken op de zorg die de overheid aan hare
werknemers en werkgevers, de burgers, besteedt
moet maar eens overwegen, welk een besluit
van tact en fijngevoeligheid getuigend het is,
dat de Haagsche gemeenteraad genomen
heeft; een besluit beoogend den vloed der
Sinterklazen te stuiten, zijnde deze verwar
rend voor het kinderlijk gemoed, en ook wel
eens voor de Klazen in kwestie zelve, wanneer
deze, al te zeer in geestdrift aan Bacchus ge
offerd hebbende, elkaar ten blanken baarde
grepen.
Ofschoon ik zelve mij den tijd niet herinne
ren kan, dat ik in Sint en tegen-Sint niet den
ijsco- en den kolenman herkende, daar schrij
ver dezes nog nauwelijks a-a-p aap en
n-o-o-t noot kunnende lezen, een onpaeda-
gogische schooljuffrouw heeft gehad, die deze
illusie qualitate qua aan het kinderlijk gemoed
ontroofde en hij reeds op 6-jarigen leeftijd de
tact heeft gehad zijn lieve ouders in de waan
te laten, dat Nicolaas het marsepeinen speen
varken in zijn schoentje had gedeponeerd
ofschoon ik zelve dus bij mijn weten nimmer
aan dezen goeden man van Mira geloofd heb
(hij was de éérste man aan wien ik het geloof
opzegae; sindsdien zijn eenige tienduizenden
den Sint in dezen opgevolgd) begrijp ik niet
temin. dat minder intelligente kleuters zeer
pijnlijk getroffen moeten zijn, wanneer zij
een rauwe-taal-uitbrakend heer met witte
plukjes aan den kin een anderen witgebaarden
goed-heiligen man voor onwelriekende visch
en anderszins hooren uitmaken.
Ik herinner mij nog goed de van smart en
ontgoocheling pijnlijk-vertrokken gelaatjes
der straatjeugd, toen ik zelve, student zijnde,
nog drie dagen na den 5den December, met
afgezakt kinbedeksel en ingedeukte mijter, af
geknotte staf en opgeknoopte roode pij, eenigs
zins luidruchtig voor een café aan de hoofd
straat van de stad mijner inwoning, een pinte
gerstenat dronk. Het schaamrood ware mij
bij die gelegenheid naar de kaken gestegen,
indien deze niet bedekt waren geweest door
wapperend-watten bakkebaarden.
Hoe dit ook zij, in Den Haag zijn zulke
mensch- en jeugd-onteerende dingen niet
meer mogelijk. Niet* iederen, naar eerwaar
digheid en goedheid van uiterlijk snakkende
staatsburger zal het veroorloofd zijn zich Mira
culeus voor te doen en druk-behaard neutjes
te verschalken.' Niet zal de jeugd de afschu
welijke ontgoocheling wachten, hem. op wien
zij geheel haar eerbiedigheid gevestigd heeft,
woorden te hooren zeggen, die thuis in de
huiskamer stormen van verontwaardiging en
boosheid zouden ontketenen.
Het kind van 1935 "te 's Gravenhage mag zijn
illusie b 1 ij v e n koesteren. Alleen nette, drank-
vrije en gecultiveerde Klazen en mede-Klazen
zullen geroepen worden hun lichtende, stra
lende aanwezigheid op dit lieve ondermaan-
sche te demonstreeren.
Gelukkige jeugd!
Doch overigens: gisteren kwam mijn neefje
Janneman bij me. Zeven jaar.
,Om", zei-ie. „wanneer de Negus Hailé Se
lassie en Sinterklaas een partijtje billard spe
len, wie wint er dan?"
,Dat weet ik niet, Janneman
,De Negus natuurlijk, oom, want Sinterklaas
bestaat niet
En dat was een désillusie voor mij.
Mr. E. ELIAS.