BOND VAN R. K. TECHNICI
„ST. BERNULPHUS".
Lezing over Galleo Galleï.
De plaatselijke af deeling van den Neder-
landschen Bond voor R. K. Technici „St.-
Bernulphus" hield gisteravond een buitenge
wone vergadering in café „Bellevue".
"In zijn openingswoord gaf de voorzitter de
heer P. Kee zijn leedwezen te kennen over de
matige opkomst voor dezen avond daar juist
in dezen tijd van steeds toenemende werk
loosheid krachtige actie door den bond ge
voerd moet worden.
Vervolgens hield de bondsvoorzitter de
heer J. R. Reynart een propaganda rede. Spre
ker behandelde allereerst de vraag, waarom
technici georganiseerd behooren te zijn.
Naast verschillende geldelijke voordeelen be
oogt de vakbeweging te komen tot een maat
schappij waar ieder de plaats krijgt die hem
toekomt. De eenling kan zulks onmogelijk be
reiken. Organisatie is dus noodzakelijk. Na
een uitvoerige uiteenzetting over de geschie
denis der vakbeweging, gaf spreker tenslotte
een kort financieel overzicht van het werk
van den Bond.
Een groot voordeel ten aanzien van de
neutrale bonden noemde spreker het, dat ge
durende twee jaar steun verleend wordt zon
der dat hier tusschen een wex'ktijd behoeft
te zijn, terwijl bij andere organisaties met
een tusschenpoos van 6 maanden gewerkt
moet worden, wil men weer voor steun in aan
merking komen.
De heer Marx draaide hierna de film „Zuid
Amerika", waarbij de aanwezigen genoten
van de schitterende natuuropnamen.
Vervolgens hield kapelaan Ligthart een
causerie over „Galileo Gallileï".
Wanneer wij, aldus spreker, op dit onder
werp ingaan moeten wij eerst een goed inzicht
hebben in de onfeilbaarheid van den paus van
Rome. Het antwoord op de vraag „wanneer is
de paus onfeilbaar" geeft spreker met de
kathechismus: De paus is onfeilbaar, wan
neer hij als hoofd van de kerk een uitspraak
do,et over het geloof en zeden en alle christe
nen verplicht deze uitspraak aan te nemen.
Hierna ging spreker over tot de behande
ling van zijn onderwerp.
In 1613 verscheen een boek van Galileo
Gallilei, professor aan de universiteit van
Pisa, en een goed vriend van Maffeo Barbe
rini, de latere paus Unbanus VIII, die de
theorie van Copernicus openlijk en vurig ver
dedigde. Fel werd hij hierover bestreden door
verschillende geleerden maar even fel heeft
hij zich in zijn geschriften verweerd. De
kwestie Gallilei werd nu zij eenmaal aan den
gang was ter bestudeering aan een der con
sultoren van bet H. Officie gegeven. De con
clusie was: de stelling de Zon is het middel
punt van de wereld, dientengevolge onbe
wegelijk met een plaatselijke beweging is
wijsgeerig gesproken, dwaas en absurd en
formeel kettersch in zooverre zij in tegen
spraak is met de uitspraken van de H. Schrift.
De tweede stelling ,,De aarde is niet het mid
delpunt van de wereld en niet onbeweeglijk
maar beweegt zich ook in dagelijksche bewe
ging om zich zelf, is wijsgeerig dwaas en ab
surd en theologisch dwalend in het geloof.
Deze uitspraak werd op 19 Februari 1616 ge
geven. Dientengevolge werd Gallilei verplicht
een proces-verbaal te teekenen waarin hij
zijn meening opgaf. De zaak zou daarmede
af gelóppen zijn wanneer hij zijn belofte ge
houden had. Toen echter Urbanus VIII paus
werd, begon Gallilei zijn stellingen met nieu
we woede te verdedigen, niet 'het gevolg, 'dat
hij na een rechtzitting Veroordeeld werd tot
gevangenisstraf. In deze zitting zou het ge
weest zijn dat hij vlak na zijn afzwering zei:
„En toch beweegt zij". Als verblijfplaats ge
durende zijn straftijd wees de paus hem als
woning een paleis aan van de Midici in Ro
me. Later mocht hij naar zijn eigen woning
te Florence terugkeeren, onder die voorwaar
de, dai hij alleen vrienden en bloedverwanten
zou ontvangen. Hier heeft hij nog verschil
lende werken gepubliceerd. Hij stierf in vre
de met.de kerk, na den pauselijken zegen te
hebben ontvangen.
Spreker verdedigde naar aanleiding hier
van de z.g. dwaling, die de kerk na al die ja
ren nog steeds wordt verweten. Men heeft
zelfs beweerd dat de kerk de wetenschap be
nadeeld heeft door deze vergissing. Dit is na
tuurlijk onjuist omdat er aldus spreker, geen
enkel instituut zal zijn, dat over een tijdperk
van enkele honderden jaren, zijn stellingen
ongewijzigd zal blijven handhaven.
Daar van de gelegenheid tot vragen stellen
geen gebruik gemaakt werd sloot de voorzit
ter de bijeenkomst met een woord van dank
aan den heer Reynhart en kapelaan Ligthart
voor hun interessante uiteenzettingen.
DE NIEUWE BIOSCOOPPROGRAMMA'S.
„De Kruistochten" in Luxor.
Met „De Kruistochten" van Cecil B. de Mille
wordt een film aangeboden .die in meer dan
één opzicht een treffende en actueele betee-
kenis bezit. Niet alleen staan wij hier voor een
nieuwe, zij het fantastische en eenigszins sub
jectieve interpretatie van den grootsten dei-
Kruistochten die namelijk, waaraan de
moedige Engelsche koning Richard Leeuwen
hart deelnam, doch bovendien bevat de film
eenige tendenzen, die aan duidelijkheid niets
te wenschen overlaten en in dezen tijd van
barre geloofs- en rassenvervolging ongetwijfeld
zullen begrepen worden.
In een voorwoord schrijft C. B. de Mille
slechts een twintigtal regels, waarin hij de
aandacht van de wereld voor zijn jongste
film vraagt. Van deze twintig regels is de
helft besteed aan wat men een bekentenis zou
kunnen noemen. Hij wijst er op, hoe het
Christendom in de middeleeuwen voor het
eerst in de geschiedenis der menschen, allen
in één groote broederschap vereenigde; hoe
de Kruistochten van deze eenheid een groot-
sche manifestatie waren en hoe zij daarom
zullen blijven voortleven, juist in tijden, dat
de vervolging van religie en ras aan de orde
van den dag zijn.
Deze tendenzen, in enkele woorden geuit,
komen ook in de film tot hun recht en waar
heidsgetrouw mag men vaststellen, dat in het
werk van C. B. de Mille, tot dusver vooral be
kend om zijn praalzucht, een kentering is inge
treden, die zijn talent zeer sterk ten goede
komt. Reeds was deze kentering sterk zicht
baar in de film „This Day and Age", een film
die in Nederland niet vertoond werd, doch
waarin De Mille den strijd aanbond tegen de
Amerikaansche onderwereld op een wijze, die
aan duidelijkheid van bedoeling evenmin iets
te wenschen overliet.
Wanneer thans eenerzijds De Mille's hang
naar pracht en praal ook op zijn jongste
film „De Kruistochten" zijn stempel drukt,
valt anderzijds met blijde verrassing te con-
stateeren, dat „De Kruistochten" over het ge
heel een prachtige nobele strekking heeft, en
zeer zeker De Mille's meesterwerk te noe
men is.
Een onuitwischbaar zwak heeft De Mille
steeds gekoesterd voor grootsche momenten
in de menschelijke geschiedenis en de voort
varendheid. waarmede hij deze momenten in
zijn films trachtte te vertellen, heeft hem
meer dan eens meegesleept in de vaart van een
bhuisend en ongetemd verhaal.
Is het wonder, dat ook de Kruistochten hem
langen tijd bezig hielden? Hier lag een film
verhaal gereed, dat niet alleen uitmuntte door
grootschheid en kracht maar bovendien is
deze episode uit de christelijke geschiedenis
niet zoo helder bekend, dat aan de fantasie
van den regisseur niets kon worden overge
laten. Met de hem eigen gretigheid heeft De
Mille dan ook naar dit onderwerp gegrepen
en de leemten in de geschiedkundige feiten
voorzichtig aangevuld met de resultaten van
zijn fantasie
Kennemer Theater.
In het Kennemer Theater wordt als hoofd
film vertoond „Zij, die naar liefde dorsten".
Aan den inhoud ontleenen wij het volgende:
Karl's mooie jonge vrouw, Maria, heeft ge
noeg van de kleinburgerlijke omstandigheden
en viticht met Gordon, haar vriend. Dan dooft
al het licht in Karl's hart en het wordt donker
in hem.
Slechts een ding is er, dat hem nog aan 't
leven bindt: Dreamy zijn kleine jongen. Hij
zal het later beter moeten hebben dan zijn
vader. Avond aan avond gaat Karl daarom de
straat op en maakt, zijn treurig gezicht ver
bórgen onder het lachende masker van Men-
jou, een bord in zijn handen, reclame voor
een obscure bar. Dreamy echter moet alleen
blijven m de eenzame, koude woning, slechts
beschermd door zijn trouwen wolfshond Pal.
Op een avond, als Karl thuiskomt, vindt hij
Dreamy ernstig ziek. Hij snelt naar de apo
theek en wanneer hij terugkomt, staat in het
halfdonker van de kamer een jong, mooi
meisje en spreekt kalmeerend tegen Dreamy.
Het is Nita, die bij een door de politie in een
„pension" op een andere étage gehouden razzia
was gevlucht. Zij had, zonder te weten waar
zij terecht kwam, nadat zij haar betrekking
had verloren, daar een kamer gehuurd. Dank
zij Pal. die oudergewoonte bij het hooren van
stappen de deur had geopend, was het haar
gelukt te ontsnappen.
Plotseling eischte de politie toegang. Oogen
smeeken, de tijd dringt, vlug verstopt Karl het
meisje.
Dank zij de zorgvolle verpleging van Nita,
is Dreamy spoedig weer beter. Nita blijft en
Karl werkt weer met pleiziër voor zijn jongen
en voor Nita.
Maria is hevig teleurgesteld in het nieuwe
leven, dat zij leidt.
Gordon blijkt een speculant te zijn, die voor
geen inzet, zelfs niet een menschenleven, te-
VRTJDAG 22 N O V. 1935
Henry Wilcoxon, Jan Keith
en Loretta Young in
„Kruistochten".
rugdeinst. Steeds dichter trekt zich het net
om hem samen en de ontmakering dreigt. Zij
vluchten naar de stad, die Maria vrijwillig
heeft verlaten en nemen onder valschen naam
hun intrek in een derderangs-hotel.
Slechts voor één dag, want den volgenden
dag wil Gordon over den Oceaan vluchten.
Door verlangen naar haar kind gedreven,
gaat Maria naar Karl's woning en staat daar
tegenover Nita. Zij ziet in, dat zij geen recht
meer heeft, haar vroegere plaats in te nemen
en dat Dreamy een nieuwe moeder heeft ge
vonden. Zij vraagt Nita over haar komst te
zwijgen en neemt alleen Dreamy's teddybeer
mee, opdat deze haar zal herinneren aan dat
gene, wat zij voor eeuwig heeft verloren.
Intusschen wacht Gordon met koortsachtig
ongeduld; over een paar minuten gaat de trein.
Dan komt Maria binnen, zonder hem aandacht
te schenken.
Hij kijkt door het raam naar buiten en ziet
hoe juist een politie-auto voor de deur stil
houdt. Ontzetting verlamt hem, alles draait
voor zijn oogen.
Hij gelooft niet anders, dan dat Maria hem
heeft verraden.
Als een waanzinnige staat hij voor Maria;
een schot knalt
Het volgend oogenblik betreedt de politie de
kamer, te laat. Vast omklemmen Maria's vin
gers den teddybeer en met haar laatste krach
ten smeekt zij den zich over haar heenbuigen
den rechercheur den teddybeer naar haar
kleine terug te brengen.
Concert Mannenkoor
„Zanglust".
Het Mannenkoor „Zanglust" heeft Donder
dagavond in het Luxor Theater het eerste
winterconcert gegeven, dat, de zeer ongunstige
weersomstandigheden ten spijt door een tal
rijk publiek werd bijgewoond. Ook de be
schermheer der vereeniging Mr. A. Moens
heeft in gezelschap van zijn echtgenoote de
prestaties van „Zanglust" gevolgd.
Het koor heeft dezen avond zeer goed ge
zongen. Er was voor de liefhebbers van den
sonoren mannenzang zeer veel te genieten.
„Zanglust" opende met een compositie van
Grétry „De Nachtegaal", aangenaam om te
hooren en muzikaal voorgedragen. De tekst
doet voor onze ooren wel vreemd aan. De ver
taler stond ongetwijfeld voor moeilijkheden,
maar het was toch onnoodig om in die mate
tegen de scandeering te zondigen. Vooral de
beide eerste strophen leden onder 't euvel van
een foutieve ligging der accenten. Dan was
„De Broederschap" van Wierts. op tekst van
Bernard Verhoeven wel volop -Nederlandseh.
Deze mooie compositie liet dirigent H. van
Dijk alle recht wedervaren. De zangers zin
gen in dit theater blijkbaar zeer licht en ge
makkelijk, want in enkele liederen „dreef"
de toon een weinig.
Prachtig om te hooren en ook om te zingen
blijven toch altijd de toonwerken van Neu
mann. „Abendfriede am Rhein" van dezen
componist ligt dit koor uitstekend. Wij hoor
den dit opus van „Zanglust" reeds vele malen,'
maar toch blijft 't altijd boeien. De heer v.Dijk
voelt dezen stijl zeer goed aan.' Het werd mu
zikaal en gesoigneerd gezongen.
Het „Hauridim-ballet" maakte bij „Zang-
lust" zijn debuut en onze plaatselijke danse
ressen hebben geen klagen gehad over het
succes. De costumeering was goedverzorgd
en ook de voorbereiding bleek wel serieus te
zijn opgevat. Er waren natuurlijk de onver
mijdelijke première-foutjes en men zou zich
alles nog soepeler wenschen, met meer uit
drukking vooral in plastiek, maar voor een
debuut was het gepresteerde zeer zeker het
aanzien volkomen waard.
De beide Strauss-walsen eischten veel van
het uithoudingsvermogen aan beide zijden
van het voetlicht, de wals van Chopin daar
entegen en zeer zeker de mooie menuet uit de
Arlesienne van Bizet voldeden uitstekend.
Mej. H. van Drlel, de leidster van het ballet
danste heel fraai „de Geketende" op de mu
ziek van Rachmaninoff. De begeleiding van
de heeren A. Roemer (piano) en L. Verhoef
(viool) was in orde. Het publiek toonde zich
opgetogen over de prestaties van het dans
ensemble, dat een ware ovatie in ontvangst
had te nemen.
Onder daverende bijvalsbetuigingen werden
bloemen aangedragen en aan de danseressen
uitgereikt.
De heer L. Blaauw, voorzitter van „Zang-
lust", sprak welgemeende dankwoorden, waar
in de ballet-groep zeker een aansporing heeft
mogen vinden, dat het op den ingeslagen weg
rustig moet blijven voortgaan.
„Zanglust" besloot het programma met „Das
Abendglocklein ruft" waarin de heer J. van
Heek de tenorsolo zong en met de groote com
positie „Les Martyrs aux Arènes" van Lau
rent de Rillé. „Zanglust" kon zich hier in alle
registers laten gelden. In de forti ontwikkelde
het koor een zeer omvangrijk klankvolume.
Nochtans kon men ook genieten van fijne
pianissimo's. Van Dijk liet het groote werk
streng rythmisch zingen met goede fraseering.
De uitspraak van het Fransch was niet on
bevredigend en dwong ondanks de onvermij
delijke tekortkomingen ten aanzien van den
tongval voornamelijk, toch wel respect af.
Aan het slot bleven de toejuichingen zoo lang
aanhouden, dat de heer Van Dijk zich genood
zaakt zag het laatste deel te doen herhalen.
De compositie „Herfst" van Verhoef zal
„Zanglust" op het repertoir kunnen houden.
Zij voldeed wel in de concertzaal, al is het
opmerkelijk, dat het publiek aan iets nieuws
toch altijd moet gewennen. Ook hier viel de
goede fraseering op.
Als geheel kon dus ons plaatselijk Mannen
koor op een goed geslaagd concert terugzien.
Het was een genotvolle avond met verdienste
lijke prestaties van zang en dans.
In het Kennemer Hotel werd een gezellig
samenzijn gehouden.
De Productie van het Boek.
De vermaarde Spaansche philosoof prof.
José Ortega y Gasset, wiens werken met
name zijn „Opstand der Horden" de aan
dacht der gansche wereld hebben getrokken,
heeft zich in den laatsten tijd laten verleiden
tot uitstapjes op practisch maatschappelijk
gebied. Hij toont zich daarop oorspronkelijk
maar heel wat minder gefundeerd dan in zijn
beschouwend, analyseerend werk. Het is ge
vaarlijk voor een man-van-de-studeerkamer,
het terrein dier maatschappelijke practijk te
betreden. „De Kern'1 publiceert nu een rede
getiteld „De Bibliothecaris" door Ortega te Ma
drid gehouden, waarin hij eerst de wording
van het Boek als hulpmiddel der Idee schetst
en dan tot de conclusie komt dat ieder werk-
tiiig, door den menseh uitgevonden, zich ten
slotte tegen hem keert Dat is met het Boek
ook gebeurd. Het is op hol geslagen, „razend"
geworden.
Merkwaardig hoe tot zoover Ortega's in
zicht overeenstemt met dat van prof. Huizin-
ga, die dergelijke critiek uit. Maar de Spaan
sche geleerde gaat verder dan de Nederland-
sche als hij therapeutische adviezen geeft in
dezen trant:
„Maar bovendien geloof ik dat het geen
utopie is, als ik mij voorstel, dat de maat
schappij in een niet verre toekomst den bi
bliothecaris de taak zal toevertrouwen de
productie van het boek te regelen, opdat het
ter perse geven van onnoodige werken wordt
vermeden en anderzijds niet die werken onge
drukt blijven, welke voor de oplossing der in i
een bepaald tijdsgewricht op den voorgrond
tredende problemen noodig zijn. Alle mensche-
lijke verrichtingen worden eerst naar vrije
aandrift en ongecontroleerd uitgeoefend, maar
als de veelheid verwarring wekt, komen ze ook
alie in het stadium van onderwerping aan een
organisatie. Ik geloof, dat de tijd is gekomen,
waarin de productie van het boek collectief
moet worden geregeld. Dit is voor het boek zelf
een kwestie van leven of dood.
Men kome nu niet met het dwaze bezwaar,
dat zulk een organisatie een aanslag is op de
vrijheid. De vrijheid is niet in de wereld ge
komen om het gezonde menschenverstand den
nek te breken. Omdat men haar hiervoor heeft
misbruikt, omdat men haar wilde maken tot
het machtige werktuig van het onverstand,
gaat het de vrijheid thans zoo slecht op aarde.
Met het groote probleem van de vrijheid heeft
het collectieve toezicht op de boekenproductie
even weinig te maken als de verkeersregeling,
die in de groote steden noodig is geworden.
Bovendien zou zulk een organisatie voor het
bemoeilijken van de publicatie van onnoodige
of domme boeken, en ter aanmoediging van
het schrijven van boeken, die niet gemist mo
gen worden, geen autoritair karakter hebben,
maar ongeveer functionneeren als het werk van
een goede wetenschappelijke academie.
Verder moet de bibliothecaris der toekomst
de lectuur der lezers, leiden. Onze toestand is
in dit opzicht heel anders dan in 1800. Men
leest thans teveel; door het gemak, waarmede
hij toegang kan krijgen tot de tallooze in boe-
ken bijeengebrachte gedachten, heeft de ge
middelde mensch verleerd voor eigen rekening
te denken, of althans na te denken over het
gelezene, de eenige manier om het zich waar
lijk toe te eigenen. Een groot deel van de pro
blemen,. die zich thans aan ons opdringen, is
ontstaan, doordat de gemiddelde hersenen zijn
volgepropt met denkbeelden, die in traagheid
werden opgevangen en dus ^halfbegrepen zijn,
zoodat zij geen nuttig effect opleveren. De toe
komstige bibliothecaris zal een filter moeten
zijn, die geplaatst is tusschen den mensch en
den boekenstroom. Zijn taak zal niet enkel
bestaan in het hoeden van een ding, dat boek
heet, maar in het regelen der levensfunctie,
welke het boek vervult."
In. Duitschland heeft men de verwording
van een zoo groot deel der litteratuur aan
de Joden toegeschreven een dom en be
krompen standpunt, op de bekende verwer
pelijke rassentheorie en op demagogisch op
portunisme gegrond. Men heeft hun boeken
verbrand. Ortega en ook prof. Huizinga
rechtvaardigen duidelijk de Joden, als zij
deze verwording tot een algemeen-mensche-
lijk verschijnsel uitbreiden, waarip.ee ieder
objectief-denkend mensch het eens zal zijn.
Maar Ortega's geneesmethode, die hij be
lichamen wil in de tot dusverre zoo onschul-
dige en rustige figuur van den bibliothecaris
de arme man! is niets anders dan cen
suur
Hij zet wel een gewrongen redeneering in
elkaar, om een vergelijking met verkeersre
gelingen te kunnen maken, maar dié is ge
zocht, en een man van zoo groot verstand iet
wat onwaardig. Het is gemakkelijk vergelij
kingen te trekken, die „het op het eerste ge
SCHEEPVAARTBERICHTEN.
HOLLAND—AMERIKA LIJN.
Nogoya, 20 van Barry naar Vancouver.
Damsterdijk, Vancouver naar Rotterdam
20 te Southampton.
Nariva, Vancouver n. Londen 19 te Balboa.
Blommersdijk, Quebec naar N.-Orleans 19
te Port Arthur.
HOLLAND—OOST-AZIë LIJN
Serooskerk, 21 van Antwerpen te Hamburg
HOLLAND—AUSTRALIë LIJN.
Aagtekerk (thuisr.) 21 van Adelaide.
HOLLAND—AFRIKA LIJN.
Randfontein (uitr.) 20 van Lorenzo Marq.
Meliskerk 20 van Rotterdam te Hamburg.
Jagersfontein 20 v. Rott. te Hamburg.
Holland, 20 van Beira te Port Natal.
HOLLAND -WEST-'" FPTA LIJ!
Helder (uitreis) 20 van Las Palmas.
KON. NED STOOMBOOT MIJ.
Mars, 21 van Setubal te Lissabon.
Bacchus, 21 van Danzig te Kopenhagen.
Rhea 21 van Algiers te Barcelona.
Orestes, 21 van Rotterdam te Alexandrië
Agamemnon, 21 van Amsterdam te Lissa
bon.
zicht wel doen", maar zij moeten den toets der
overweging kunnen doorstaan om waarde te
hebben. Verkeersregelingen dienen tot prac-
tische handhaving van de orde op straat en
tot bescherming van het menschelijk leven. Zij
worden bij algemeen goedvinden toegepast en
met algemeene medewerking van het publiek
gehandhaafd. Zij zijn „een technisch hulp
middel", en nog jong, zoodat er voorshands
geen gevaar bestaat dat zij zich tegen den
mensch zullen keer en.
Censuur op de productie van het Boek is
een geheel andere zaak. Het is een dwang
middel, dat niet op algemeen goedvinden en
algemeene medewerking zou kunnen rekenen,
omdat men de bevoegheid der censureerende
Instanties niet aanvaarden zou. De verkeers
agent wordt wèl aanvaard. Hij heeft een
schoon enerveerende duidelijk omschreven
taak, die hij beheerscht. In vele gevallen kan
men die taak zelfs door automaten laten toe
passen.
De censor op de Productie van het Boek zou
volgens prof. Ortega de verschijning van
domme en onnoodige boeken moeten tegen
gaan. Met welke bovenmenschelijke onpartij
digheid en kennis zou deze man uitgerust
moeten zijn? En hoeveel dergelijke super -
menschen zou men dan wel in ieder land
noodig hebben?
Er is geen denken aan. Prof. Ortega be
hoeft heusch den armen bibliothecaris niet
met zulk een vooruitzicht aan het schrikken
te maken. Het zou neerkomen op een dom-
werkend officieel bureau, dat zonder eenige
litteraire kennis zou beslissen, dat over woor
den en uitdrukkingen en de uitbeelding van
bepaalde situaties zou vallen, en de ergste
dingen ongetwijfeld doorlaten omdat die al
leen maar „een sfeer" schiepen. Censuur-nor-
men voelen geen sfeer aan. Men zou bepaalde
auteurs kunnen verbieden hun werk te publi-
ceeren, en dat zou een 'willekeur worden, ge
lijkend op de Duitsche. Men zou nooit het
werk zelf naar waarde kunnen schiften. En,
zooals het altijd onder iedere censuur gegaan
is: de wegen tot ontduiking zouden tegelijk
met de censuur ontstaan.
Er is een andere en betere wijze van bestrij
ding van het verworden litteraire werk. Dat
is het brandmerk, dat het oordeel eener her
levende cultuur, onder leiding van zulke
mannen als Huizinga en Ortega y Gasset, erop
drukt. Dat is de hulp die de critiek hun zal
geven. Dat is het verzet dat vanzelf ontstaat
tegenover een periodieke verwording. Men moet
niet van het zwartgallig standpunt van Os
wald Spengler's „Ondergang van het Avond
land" oordeelen. Dat is alleen maar een moe
deloos opgeven. Men moet veeleer beseffen dat
de wereld vroegere perioden van inzinking
gekend heeft en ze te boven is gekomen!
R. P.
BEVERWIJK
MINISTERIEEL BEZOEK.
Zooals wij reeds gisteren berichtten bracht
de minister van landbouw, mr. dr. L. Deckers
Donderdagmorgen een bezoek aan onze ge
meente, teneinde zich te laten voorlichten
omtrent den toestand in den tuinbouw, in Ken-
nemerland. Ten stadhuize heeft de minister
besprekingen gevoerd met de leidende perso
nen uit het tuinbouw- en bloemboJlenbedrijf.
De conferentie heeft geruimen tijd geduurd.
Na afloop bezocht de minister de veiling „Ken-
nemerland, waarbij de heeren W. de Groot en
J. P. Nijssen hem van voorlichting dienden.
Daarna heeft hij nog een korte tocht ge
maakt o.m. langs de haven, om vervolgens
naar Heemskerk te rijden, eveneens met het
doel zich volledig omtrent den noodtoestand
in het tuinbouwgebied Kennemerland op de
hoogte te stellen.
OPENBARE VERKOOPING.
In het Veilingsgebouw „Centrum" werd
Donderdagmiddag in het openbaar verkocht
ten overstaan van notaris Mr. A. Moens:
1. Een woonhuis met grond enz. aan de1 Mee-
rensteinstraat no. 18, groot 1.47 A.
Kooper J. van Hilten qq., alhier voor f 2450.
2. Een werkplaats, waarin smederij en
wagenmakerij aan de Meerstraat no. 122
124, groot 2 A 44 c.A.
Opgehouden voor f 8000.
Beide perceelen werden eigendom van den
heer B. Brinkhorst.
3. Tuingrond met woonhuis aan de Tul
penlaan te Wijk aan Duin, groot 59 A. 56 c.A.
Eigendom van den heer G. Steyn. Hoogste bod
f3150.
Kooper voor f 3155 de heer W. Hilbers te
Wijk aan Duin.
4. Een perceel weiland, genaamd „De Kleine
Oude Ven" gelegen aan den Zuidermaatweg te
Heemskerk groot 3 H.A., 8 A. en 7 c.A. Hoog
ste bieder: F. Ph. P. Braun, alhier voor f 3000.
Kooper voor f3030 de heer R. Kaptein te Wijk
aan Duin.
Oberon, 21 van Malta naar Valencia.
Trajanus, 21 van Amsterdam naar Ham
burg
Alkmaar, Amsterdam naar Chili, 21 van
IJmuiden.
Aurora, 20 van Genua te Savona,
Boskoop, Amsterdam naar Chili 20 van
Cristobal.
Deucalion, 20 van Amsterdam te Hamburg
Venezuela, Barbados naar Amsterdam 20
van Ponta Delgada.
Vulcanus. Venetië naar Amsterdam pass.
20 (9.15 n.m.) Lydd.
Luna, 19 van West-Indië te New-York.
HALCYON LIJN.
Stad Dordrecht, Seriphos naar Emden 20
(11.23 v.m.) 30 mijl ZW. van Niton.
KON HOLLANDSHHE LLOYD
Amstelland (thuisreis) 20 van Santos.
ROTTERDAMSCHE LLOYD.
Kota Agoeng (thuisreis) pass, 21 Sagres.
Tapanoeli, 21 van Batavia te Rotterdam.
ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA LIJN.
Aldab-i (thuisr.) 20 van Victoria (Braz.)
STOOMVAART MIJ """"MN
Perseus, Rotterdam naar Japan 21 van
Shanghai.
Beurinnes, Kohsichang n. Rotterdam op
20 Perim.
Glengarry, Dairen naar Rotterdam. 21 van
Antwerpen en pass. Vlissingen.
Melampus, 21 van Batavia te Amsterdam.
Hector, Japan, naar Rotterdam 20 van
Hongkong.
Peisander, Tsingtao naar Rotterdam 20 v.
Aden.
Myrmidon, Batavia naar Amsterdam 19 v.
Singapore.
Glenamoy, Dairen naar Rotterdam 20 te
Taku Bar.
Clytoneus, Batavia naar Amsterdam p. 19
Gibraltar.
Titan, Rotterdam naar Japan 19 (7.57 n.m.)
100 mijl Z.O. van Land's End.
Polydorus, Amsterdam naar Java 21 te
Port Said.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND
Poelau Bras (thuisreis) 21 te Suez.
Sembilan, 21 van Amsterdam te Batavia.
Poelau Tello (uitr.) 20 te Sabang.
Loelau Laut, 20 van Amsterdam te Ham
burg.
Chr. Huygens (uitr.) 21 te Southampton.
Engga.no, (thuisr.) 19 van Padang.
Tarakan (thuisr.) via Liverpool 20 (8.49
v.m.) 60 mijl Z.W. van Land's End.
Japansche scheepvaart.
Een statistiek van de Japansche koop
vaardijvloot vermeldt dat op 1 Juli van dit
jaar 1756 schepen van 20 tot 100 ton draag
vermogen waren ingeschreven. Hierop volg
den 455 schepen met een inhoud van 100 tot
300 ton. Er waren slechts 19 schepen boven de
10.000 ton.
Tegenover den stand op 1 Januari van dit
jaar is er geen noemenswaardige verandering
ingetreden ten opzichte van het aantal sche
pen en den inhoud. Het mag evenwel niet
worden vergeten dat Japan tegenwoordig zijn
oude schepen door modern ingerichte nieuwe
schepen vervangt, zoodat het gehalte van de
vloot beter wordt.
In verband hiermede wijst een Japansch
krantenbericht er op dat op het oogenblik nog
500.000 ton vreemde scheepsruim-te in huur van
Japansche reederijen is, waarmede jaarlijks
een som van 50 millioen Yen gemoeid is.
Stukgoed gelost.
Het van West Indië komend Duitsche mo
torschip Patricia heeft in de Buitenhaven al
hier de voor Amsterdam bestemde kleine partij
stukgoederen gelost en zette daarna de reis
naar Bremen voort.
Groote diepgangen.
Het naar Ned. Indië bestemd passagiers
schip Christiaan Huygens en het naar Buenos
Aires bestemde Nede/rlandsche stoomschip
Eemland passeerden het Noordzeekanaal uit
gaand met een diepgang van resp. 8,6 en 8
meter.
Invoer cellulose.
Het van SÖderhamn en Hudiksvall komend
Zweedsche stoomschip Vega bracht voor de
papierfabriek te Velsen eenpartij cellulose
mede en ging, na deze te hebben gelost, ver
der naar Amsterdam.
Winterbetonning gelegd.
Volgens mededeeling van het Loodswezen is
in het derde district de winterbetonning uit
gelegd.
AANGEKOMEN.
20 November:
Mary m.s. Hamburg
Vega s.s. Hudiksvall
Juno s.s. Rotterdam
Absalon s.s. Leningrad
21 November:
Melampus s.s. Ned. Indië
Patricia m.s. West Indië
Vulcanus s.s. Midd. Zee
Hébé s.s. Caen
Dorine s.s. Casablanca
VERTROKKEN.
20 November:
Chr. Huygens m.s. Ned. Indië
Rhein s.s. Hamburg
Perseus s.s. Kopenhagen
Trito s.s. Rotterdam
Eemland s.s. Buenos Aires
21 November:
Alkmaar s.s. Chili
Patricia m.s. Bremen
Energie s.s. Rotterdam
Felix s.s. Sunderland
P. L. H, 27 s.s. Duinkerken.