EEN KWAJONGEN ALS HUWELIJKSMAKELAAR. De Locarno-zaal in het Departement van Buitenlandsche Zaken te Londen gereed voor de vlootconferentie De aanvaring van den Nederlandschen torpedojager .Kortenaer" in de haven van Suez. Duidelijk onderscheidt men de beschadiging aan den voorsteven Boomen en water, water en boomen. Een beeld van de overstroormng door den hoogen waterstand van de Waal bij Nijmegen De wedstrijden om de Nederlandsche kampi oenschappen 2e klasse groot biljart zijn Vrij dagavond in de hoofdstad aangevangen. L Gehrels aan stoot De kraters der uitgedoofde vulcanen in den Ogaden-sector in Abessynië. Deze merk waardige foto werd gemaakt uit het vliegtuig, waarmede onlangs een journalist een tocht boven Abessynië maakte Even proeven. - Deskundig keurwerk bij de bereiding van de Kerst pudding voor de Engelsche troepen FEUILLETON Naar liet Engelsch van JEFFERT FARNOL. 24)' En het resultaat van mijn overpeinzingen was dit: Lisbeth had mij bedrogen; het uur van beproeving had haar zwak gevonden; mijn ideaal was per slot van rekening ge wone leem. En toch had zij slechts rijkdom boven betrekkelijke armoede gekozen, wat ongetwijfeld overeenkomstig alle regelen van het gezond verstand bewezen had, dat zij een wijsheid boven haar jaren bezat. En wie was ik, dat ik daar zoo om zat te treu ren? Onder dezelfde omstandigheden zouden negen-en-negentig van de honderd vrouwen hetzelfde gedaan hebben; maar Lisbeth had mij altijd de eenige uitzondering de honderdste vrouw toegeschenen; en boven dien er zijn tijden, dat de liefde, niet rede- neerend en onlogisch, oneindig veel mooier is dat dat veelgeroemde gezond verstand. Dit en vele andere dingen overwoog ik, terwijl ik met niets ziende oogen naar de rivier zat te staren. Mijn gedachten werden op dat oogenblik echter gestoord door iets, dat zacht tegen me aanstreek. Naar bene den kijkend zag ik Dorothy's donzig katje. Louise, die dadelijk op mijn knie Mom en in een snorrende sluimering viel. „Allo, Oom Dick! Pardon, ik bedoel Litlle- John!" riep een stem, en voorzichtig over mijn schouder kijkend, om het evenwicht van Louise niet te verstoren, zag ik den Imp. Ik behoefde slechts naar zijn. boog in zijn hand, de drie pijlen in zijn gordel en de veer op zijn pet te kijken, om te weten wien hij op dat oogenblik voorstelde. „Wat is er, Robin?" vroeg ik. „Ik ben een bitter teleurgesteld man, Oom Dick!" antwoordde hij, terwijl hij zijn hand in de hoogte stak om te voelen of zijn veer goed zat. „Ja?" „Ja, het boek zegt, dat Robin Hood bitter teleurgesteld was, en dat ben ik ook!" „Waarom?" De Imp sloeg zijn armen over elkaar en keek mij met een gefronst voorhoofd aan. ,üet is allemaal de schuld van Tantie Lisbeth!" zeide hij met een tragische stem. „Ga zitten, Imp, en vertel me alles!" „Nou", begon hij, terwijl hij zijn „beproefd zwaard" neerlegde en naast mij kwam zit ten, „zij is gisteren vreeselijk boos op mij geworden, vreeselijk boos en zij wilde lieele- maal niet met mij spelen; en toen ik vrien den met haar wilde zijn en haar vroeg te doen of zij een nijlpaard was, omdat ik een machtig jager was, zeide zij tegen me: „Re ginald, ga weg en verveel me niet". „Ik begrijp er niets van, Imp". „Maar dat is het ergste niet", ging hij voort, terwijl hij droevig zijn hoofd schudde, „zij is me niet komen toedekken en een nachtzoen geven zooals ze altijd doet. Ik heb uren en uren wakker op haar liggen wach ten; maar zij is niet gekomen en daarom heb ik haar verlaten!" „Haar verlaten!" herhaalde ik. .Voor eeuwig en altijd!" zeide hij ernstig. „Ik vermoed, dat zij er eenmaal vreeselijk berouw over zal hebben". „Maar waar wil je naar toe gaan?" „Ik denk over Perzië!" zeide hij somber. „Oh!" „Het is mooi daar en ik zou er misschien Aladin met zijn wonderlamp ontmoeten". „Dat zal niet gebeuren", zeide ik. „En bo vendien het zal heel, heel lang duren vóór je er bent. en waar wil je 's nachts slapen?" De Imp zette een nog ernstiger gezicht en staarde recht voor zich uit als iemand, die met een moeilijk probleem worstelt; dan trokken zijn rimpels weg en zeide hij: „Van dit oogenblik af aan, Oom Dick, zal mijn dak het wijde uitspansel des hemels zijn en en wacht even!" Hij hield op, dook iets op uit zijn zak, nam een verfom faaid boek in zijn hand (de boeken van den Imp zijn altijd verfomfaaid), sloeg vlug een paar bladzijden om en las dan: „Van stonde af aan, Oom Dick, zal mijn dak het wijde uitspansel des hemels zijn en zullen alle tyrannen sidderen bij mijn naam. Klinkt dat niet prachtig, Oom Dick? Ik heb geprobeerd Ben je weet wel, de jongen van den tuinman over te halen met mij in het bosch te komen wonen en mij te helpen om de tyrannen te laten beven, maar hij zei, dat hij bang was, dat zijn moeder hem vin den zou, en daarom wou hij niet, zoodat ik nu alleen de tyrannen zal laten beven, be halve natuurlijk als jij Little-John wilt zijn net als vroeger". Vóór ik antwoorden kon, hoorde ik voet stappen; ik keek op; mijn hart sprong op, want Lisbeth kwam het pad af. Zij liepen met gebogen hoofd en heel luste loos. En terwijl ik keek, vergat ik alles, be halve dat zij droevig keek en dat zij mooier was dan ooit en dat ik haar liefhad. Werk tuigelijk stond ik op en nam mijn pet af. Zij schrok en gedurende een onderdeel van een seconde keken haar oogen in de mijne; dan liep zij kalm verder. Naast elkaar staande, keken de Imp en ik haar na, tot de laatste glans van haar witten rok in het groen verdwenen was. Dan sloeg hij zijn armen over elkaar en wendde zich tot mij. „Zoo zij het!" zeide hij ernstig. „En zeg me nu eens wat een „bloasted oak" is!" „Een „bloasted oak"? herhaalde ik. „Ja „Nu, dat is een door den bliksem getroffen eik". .Net een als die met de uitstekende tak ken, waarin ik Tantie Lis haar kousen verstopt heb". Ik knikte, ging weer zitten en begon mijn hengel en verder vischtuig bij elkaar te zoe ken. „Dat doet me veel plezier", ging de Imp peinzend voort. „Robin Hood zei altijd: „Spoed je om middernacht naar den bloasted oak!" En het is dus heel prettig er een in de buurt te hebben". Ik zeide slechts „Ja" en zuchtte. „Vanwaar dat sombere gezucht, Oom Dick ik bedoel Little-Jo'hn. Is Tantie op jou ook boos?" „Ja", antwoordde ik en weer zuchtte ik. „O", zeide de Imp, „en voel je je nu ook als als wacht eventjes en nogmaals haalde hij het verfomfaaide boek te voor schijn „voel je je alsof je je zelf aan je gordel in gindsolien boom ophing?" „'Daar heeft het veel van, ja!" „Of of, alsof je slingert van den top van gindsche hooge klip?" „Ja, Imp; hoe hooger hoe beter". „Dus je bent echt verliefd op mijn Tantie Lis?" „Ja". „En is zij daarom zoo boos op je?" „Waarschijnlijk". De Imp zeide niets en was blijkbaar weer in diep gepeins verzonken. „Ik ben bang, dat er iets aan haar man keert", zeide hij eindelijk, „zij wordt altijd boos om iets op iedereen op jou en op mij en op Mr. Selwyn „Mr. Selwyn!" riep ik uit. „Imp, wat be doel je?" „Wel, ze werd eerst boos op mij en dan nog wel over zoo'n kleinigheidje. We waren in de boomgaard en ik morste wat limo nade op haar japon ongeveer een half glas, en toen zij het af wilde vegen, had zij geen zakdoek en ik natuurlijk ook niet. Zij zei, dat ik er een moest gaan halen en juist toen ik wilde gaan., kwam Mr Selwyn, en ik zei: „Wilt u Tantie Lisbeth een zakdoek lee- nen, want zij wil haar japon afvegen?" En hij zei: „Met alle plezierI" Toen keek Tantie boos naar mij en schudde haar hoofd, toen hij niét keek. Maar Mir. Selwyn nam zijn zakdoek uit zijn zak, ging op zijn knieën lig gen en begon haar japon af te vegen, ter wijl hij iets zei over zijn hart, en dat hij wou, dat hij, eeuwig aan haar voeten knie len mocht. Tantie kreeg een vreeselijke Meur en zei, dat hij op moest staan, maar hij wou niet. Zij keek toen zóó vreeselijk boos naar mij, dat ik het maar beter vond om weg te gaan. Ik heb haar nog hooren zeggen: „Sta op, Mr, Selwyn!" En ik kan je wel zeggen, dat zij verschrikkelijk boos was op Mr. Sel wyn en dat is alles!" Ik ging op mijn knieën liggen en pakte den Imp bij zijn schouder. „Imp", riep ik, „weet je zeker heel zeker dat zij gisterochtend boos op Mr. Selwyn was?" „Natuurlijk. Ik weet altijd wanneer Tantie Lisbeth boos is. En laten we nu rooverbje gaan spelen!" ,^lles wat je maar wilt, Imp, als we haar maar vinden", i „Je vergeet je hengel en je „Die hengel kan mij niets schelen!" riep ik uit, terwijl ik hard in de richting liep, die Lisbeth ingeslagen had. De Imp liep naast mij, telkens weer strui kelend over zijn beproefd zwaard en met een heesche, woeste stem tallooze commando's schreeuwend naaT een imaginairen „troep bandieten". Wat mij betreft, ik schreed zon der op iets te letten voort, want mijn geest was vervuld met een steeds sterker wordend vermoeden, dat ik Lisbeth te haastig be oordeeld had. Op die wijze doorzochten wij den omtrek zeer zorgvuldig, maar zonder succes. Toch bleven wij met even grooten ijver verder zoeken -= langs het rivierpad naar de aan legplaats en vandaar door den tuin naar de boomgaard; doch nergens een spoor van Lisbeth. We vroegen Peter of hij ook wist waar zij was en hij antwoordde, dat ..Mis Elizabeth uit was met Miss Dorothy". (Wordt vervolgd), l.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 8