BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
Tot mij'n spijt kon ik 1.1. Woensdagavond
de cluburen niet houden, 'k I-Ioop van harte
dat jullie allen tijdig m'n kennisgeving in de
courant hebben gelezen. In de a.s. Kerst-
vacantie houden we ons feestje en wordt dus
de schade dan ingehaald.
Lief ZONNESTRAALTJE. Je hebt een
heel goed raport, pracht cijfers. Je ouders zijn
er zeker heel blij mede niet? Ja, Woensdag
was ik verhinderd, 'k Vond het jammer voor
jullie maar niets aan te doen. Tot Woensdag.
Dag Zonnestraaltje.
Beste THIJS IJS. Wat hebben jullie een
mooie teekeningen voor me gemaakt. Ik ben
er heel blij mede en ik dank je wel. Zoo is je
juffrouw ziek en heb je nu reeds eenige dagen
geen school, 'k Hoop, dat de goede Sint je
wenschen kan vervullen. Maar dat zal wel
je bent nogal bescheiden. Dag Thijs IJs.
Lief KRULLENKOPJE. Meisjelief, wat heb
je het druk met de schoenzetterij. 'k Hoop,
dat Sint gelegenheid krijgt al je schoenen op
te zoeken. Of Sint ook bij mij komt? Ik weet
het niet, 't zal er aan liggen hoe hij over mij
denkt, 'k Weet niet of hij me wel erg lief
vindt, 'k Zal maar rustig af wachten. Dag
Krullenkopje.
Beste BEP. Wat een mooie teekeningen
mocht ik weer van je ontvangen. !k Dank je
er wel voor hoor. Heb je het even druk als
Krullenkopje of behoef jij niet op drie ver
schillende plaatsen je schoen te zetten? A.s.
Maandag wensch ik je een prettig dagje toe.
Dag Bep.
Dief BOSCHVIOOLTJE. Wat prettig dat
jè óp school St. Nicolaasfeest krijgt. Die feest
jes Zijn zoo echt fijn, vooral voor de kinde
ren die thuis geen feest krijgen. Een Micky
Mous film is echt grappig. Veel pleizier. Dag
Boschviooltje.
.Lief KEUKENPRINSESJE. Weet je nu al
dat je op school weer een schoolreisje krijgt?
Het is anders nog lang geen weer voor reis
jes. Maar jullie spaart er zeker nu reeds voor.
rDus nog een week of acht en dan is je zus
weer een jaar oud. Wat gaat alles toch vlug.
Het wordt zeker al een aardig bij de handje.
Veel pleizier met haar. Dag Keukenprinsesje.
Beste PIETJE PELLE. Wel vriend ben je
alweer ziek geweest? 'k Wist er niets van
maar vermoedde het wel. Prettig dat je nu
weer van alles mag eten. Je moet echter maar
voorzichtig aan doen. Gelukkig dat je nu lede
ren dag een beetje langer mag opblijven. Van
harte beterschap hoor. Het raadsel kan ik
niet oplossen. Dag Pietje Pelle.
Lief LACHEBEKJE. Zoo je wordt al een
flink handwerkstertje. Blijf maar goed je
best doen. Trijni was zeker erg blij met het
cadeau dat je haar gaf? Ik ben 11. Woensdag
Willie even gaan feliciteeren. Greet vond het
natuurlijk dol dat ik kwam, dat begrijp je.
'k Had echter maar heel even tijd. 'k Dank
je voor je goeden wensch. Dag Lachebekje.
Best KABOUTERTJE. Dat zal een pret
geweest 2ijn zeg, toen Sinterklaas in den
banketbakkerswinkel binnentrad. De pret
steeg natuurlijk ten top, toen hij echt ging
strooien. Heb je ook nog gegrabbeld? Er zijn
natuurlijk altijd bengels die trachten de boel
te bederven, maar aan zoo iets doe jij natuurlijk
niet mede. Daar ben je een veel te flinken
jongen voor. Dag Kaboutertje.
Best JULIAANTJE. Herman heeft me
alles reeds geschreven. Gelukkig dat hij weer
langzaam aan wat langer op mag blijven. Sint
is "weer goed op je geweest. Je kunt nu na
tuurlijk echt prettig spelen met al je moois.
Veel pleizier op school. Dag Juliaantje.
Beste MOEDERS HULP. Ja in Haarlem
mag je maar niet fietsen waar je wil. Vele
straten zijn gedeelten van den dag voor rij
wielen verboden. Deze maatregelen moet men
wel nemen ter wille van de veiligheid De
Schachgelstraat weet ik niet. Was het prettig
iii het L. d. H. te Haarlem? Tot Woensdag.
Dag Moeders Hulp.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Wel hoe
gaat het sedert ik je gezien heb? Staat het
leven nog stevig met beide, beenen op den
grond? Hoe gaat het met Janni? Is ze nog
flink verkouden? 'k Hoop dat de Sint goed
aan je denkt.
Dag Boodschapstertje.
Best DOORNROOSJE. Neen hoor. ik had
geen briefje van je ontvangen. Is het neefje
nog steeds bij jullie thuis. Wel gezellig maar
toch ook druk. Wat zal het vanavond (5 Dec.)
een drukte bij jullie thuis zijn. Je zus zei „fijn
feest, 'k mag tot 12 uur opblijven, 'k hoef
heel niet naar bed", 'k Hoop dat je een pret-
tigen avond hebt gehad. Dag Doornroosje.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Prettig dat
ik nu we-av een briefje van je ontvangen
heb. Heb je je op school met Sint Nicolaas
nog al geamuseerd? Ik hoop voor je van wel.
In de Kerstvacontie zullen de rubriekertjes
een gezellig middagje hebben. Het programma
moet ik nog samenstellen. Tot Woensdag. Dag
Lelietje van Dalen.
Lief SPARRETJE. Eerst maak ik je m'n
compliment voor je keurig geschreven briefje.
Het schrift is dit keer al bijzonder netjes,
Flink zoo hoor. Prettig dat ik je nu weer
eens gezien en gesproken heb. Ben je al aan
het borduren gegaan? Nogmaals bedankt voor
de lieve attentie, 'k Vind het altijd heel
prettig andere menschen en kinderen ergens
mede te helpen of een genoegen te doen, maar
ik ben ook zelf zeer dankbaar en gevoelig voor
iedere blijk van sympathie, 'k Hoop dat je
weer gauw den dokter kunt missen. Dag Spar
retje.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
Bij den kapper.
Boertje: Nu heb ik al drie flesschen haar
water gebruikt en er komt nog geen haar
tje op mijn hoofd.
De kapper beweert, dat hij er toch al zooveel
succes mee heeft gehad, waarop 't boertje
antwoordt: „Geef me er dan maar een, maal
ais ik die heb leeggedronken, is 't ook subiet
de laatste".
Moeder: Jan, wat zie je er nu toch vuil uit!
JanDat komt moeder, omdat ik nu zoo in
het lichtzit.
ROBERT EN DE PAPEGAAI.
Robert van Hal was een aardige jongen van
10 jaar. Hij had echter een groote fout en dat
was, dat hij nooit goed zijn lessen leerde. Hij
probeerde het wel; we zouden moeten jokken
als we zeiden, dat dat niet het geval was;
maar hij besteedde er niet genoeg aandacht
aan.
En telkens als hij met een rapport
thuis, kwam, stond er op: „leert zijn lessen
niet goed!"
„Ik begrijp het niet", zei mijnheer van Hal,
tegen zijn vrouw. „Hoe zit dat dan? Studeert
hij niet? Maar hij gaat toch iederen avond
naar zijn kamer!"
,Ja" zei mevrouw, „en ik hoor hem duidelijk
zijn lessen opzeggen".
„Ik zal zelf eens de teeugels in handen
nemen", zei Roberts vader.
„Robert", zei hij, toen deze om 4 uur uit
school kwam, „vanavond zal ik je je lessen
eens overhooren. Dadelijk na het eten ga je
naar je kamer en dan kom ik een uur later bij
je en overhoor je".
„Ja vader", zei Robert gedwee, ofschoon
hij in dat in zijn hart heelemaal niet zoo
plezierig vond.
Nu moet ik jullie eerst nog vertellen, dat
de familie van Hal een papegaai bezat, of
eigenlijk hij was van Robert. Deze had het
dier eens cadeau gekregen van zijn oom, den
zeekapitein. Lorre stond op Roberts kamer en
hij kon praten als de beste. Toen mijnheer
van Hal 's avonds om half acht op Roberts
kamer kwam, zat Lorre vol belangstelling te
kijken, naar wat er gebeuren ging.
Mijnheer van Hal ging zitten, nam het boek
van Robert en begon:
„Wamfeer was de tachtigjarige oorlog?"
Robert aarzelde even; maar toen klonk
Lorres stem triomfantelijk: „De tachtigjarige
ooriogde tachtigjarige oorlogwas
van.... was vaneh.... vantot
ach, ik weet het niet meer!"
Vol verbazing keek mijnheer van Hal van
Lorre naar Robert, die een vuurroode kleur
kreeg.
„Ah, ah," zei mijnheer van Hal, „nu begrijp
ik, dat moeder zegt, dat ze je altijd je lessen
op hoort zeggen en nu begrijp ik, waarom er
ondanks dat toch slechte aanteekeningen op
je rapport staan. Eigenlijk moest je je scha
menhier wond mijnheer van Hal zich
hoe langer hoe meer op. „Dus zoo goed leer
je je lessen, dat Lorre, een papagaai je precies
na kan stotteren. Want je wilt toch zeker niet
beweren, dat de papegaai dat uit zichzelf zegt'
Dat heeft hij natuurlijk wel honderden keeren
van jou gehoord. Welke flinke jongen van 10
jaar zegt er nu van een paar ongelukkige
KAMERVERSIERING.
Laatst was ik op visite bij een neef en
nichtje van me.
„Oom Kees", zei mijn kleine nicht opge
wonden, „nu moet u eens komen kijken, wat
Jan voor me gemaakt heeft".
Ze nam me bij mijn hand en trok me mee
naar haar kamertje. Daar stond ik werkelijk
een oogenblik verbaasd. Want op regelmatige
afstanden van elkaar waren op het behang
kleurige tafereeltjes te zien.
.Heeft Jan heelemaal alleen bedacht en
gemaakt", zei kleine zus trotsch. Ik deed een
stap dichterbij.
„Maar dat is werkelijk keurig", zei ik toen.
,Hoe ben je op het idee gekomen, Jan?"
Jan lachte bescheiden. „Ik weet het eigen
lijk niet; maar zusje zei op een keer, dat ze
zoo graag van dat leuke behang met poppetjes
zou willen hebben en toen bedacht ik opeens,
dat ik dat wel zou kunnen maken; dan had
ik ook nog plezier van 't zelf maken. Ik vroeg
toen aan moeder, of ik een vel dun, maar
stevig carton mocht koopen en dat mocht.
Daarop heb ik toen verschillende tafereeltjes
ge teekend, maar alles apart. Kijk, ik teekende
een palm en nog een palm en een krokodil, en
een negertje. Toen die naar mijn zin waren
uitgevallen, kleurde ik ze met waterverf en
knipte ze uit.
jaartalletjes: „ach ik weet het niet meer".
Boos klapte mijnheer van Hal het boek dicht.
„Maar ik zal je iets vertellen, als je volgen
den keer aanteekeningen op je rapport hebt,
gaat Lorre naar den dierentuin. Dan kan hij
daar misschien de menschen vermaken met
zijn jaartallen, die „hij niet meer weet". Dan
kunnen ze zeggen: „Je kunt wel hooren, dat
hij bij domme menschen is geweest".
Nooit had Robert zijn vader zoo boos gezien
In zijn hart zag hij ook wel in, dat vader
gelijk had en hij besloot daarom extra zijn
beste te doen in het vervolg.
Dat gebeurde dan ook.
Zoo was het dus .dank zij Lorre, dat in het
vervolg die leelijke "roode aanteekeningen van
Roberts rapport wegbleven.
RITA.
In 't museum.
Dame: Uit welken tijd zijn deze vreeselijke
martel werktuigen?
Gids: Uit den goeden, ouden tijd, mevrouw.
In 't hotel.
Gast tot piccolo: Welk weer krijgen we
vandaag.
Piccolo: Ik mag u niet inlichten meneer,
dat mag alleen de ober.
Aan boord.
Medelijdend vroeg men aan een zeezieke:
Heeft u al ontbeten?
Kreunend antwoordde de patient: Integen-
dee'
Toen was het verder een klein kunstje om
de poppetjes en figuurtjes in aardige volg
orde op het behang te plakken. En hier
ziet u het resultaat. Telkens krijgt zusje er
een stelletje bij. Op het oogenblik ben ik bezig
Roodkapje voor haar te teekenen".
„Maar", zei ik, „die figuurtjes kon je toch
niet op gekleurd behang plakken?"
„Nee", viel zus in de rede. „Vader heeft eerst
dit effen crème papier op den muur geplakt;
daar komen de poppetjes beter op uit.".
Ik vond het zoo'n aardig idee, dat ik mijn
neef en nicht beloofde het in den krant te
zetten. Misschien, dat er onder jullie ook
van die kleine teekenaars schuilen, die het
voorbeeld van Jan graag na zullen volgen.
OOM KEES
ARME JAN!
Jantje met zijn auto-ped,
Had den heelen morgen pret,
Hij rende 't straatje op en lieer,
Altijd weer en altijd weer.
't Ging zoo prettig, 't ging zoo fijn,
En al was Jan nog maar klein,
Hij kon sturen zoo als het moet,
Remde keurig met zijn voet.
Hij ging nog een eindje rond,
Moes zei: Buiten is 't gezond,
Rij maar baasje, rij maar vlug,
Maar kom straks bij moeder terug.
Op het lange, zwarte pad,
Lagen blaren dor en glad
Jantje slipte, slipte weer,
Jan viel naast de blaren neer.
Jantje heeft zich pijn gedaan,
Heeft geen zin om op te staan.
Kom nu jongen, rij nu vlug,
Naar je huis en moeder terug.
JW. Z.
NA SINT-NICOLAAS.
door W. B. Z,
„Moeder, 'k wil geen boterham",
Riep die kleine Piet.
„En die die groote beker rnelk
Lust ik ook heusch niet".
ZATERDAG 7 DEC. 1935
„Ik wou maar niet naar school toe.
Ik ben een beetje naar,
Het rommelt in mijn buikje,
'k Voel me toch zoo raar".
„Gisteren at je borstplaat,
En zooveel chocola,
Ook nog van die taaipop.
Die je kreeg van pa.
Wil ik je eens wat zeggen,
Kleine, domme Piet.
Je snoepte te veel lekkers,
Je maag verdroeg dat niet".
Zoo sprak Moes tot Pietje,
Ze bracht hem maar naar bed.
Hij deed toen rare dingen
En had niets geen pret.
Maar een dagje latei-
Was hij frisch en kwiek,
En zei tegen iedereen:
,,'k Word nu nooit meer ziek!"
Natuurlijk weten jullie allemaal, dat er
nog steeds die noodlottige oorlog woedt tus-
sclien Italië en Abessynië. Waarschijnlijk
wisten jullie alleen maar, waar Abessynië
ligt. Van hun dagelijksch leven hadden wij
eigenlijk maar heel weinig gehoord. Nu is
het heel moeilijk om iets te vertellen over
het volk van Abessynië, want in Abessynië
wonen zooveel verschillende volken. De naam
Abessynië beteekent dan ook: mengelmoes,
't Landschap zelf verschilt ook enorm. Er zijn
ontzaglijke bergketens, uitgestrekte hoog
vlakten, moerassen, meren en rivieren. Het
land is als 't ware in brokstukken verdeeld.
Ook het klimaat is verschillend. Een deel
leeft in de tropische streken, een ander deel
in de gematigde en er zijn ook vrij kouden
streken.
Dit hebben alle Abessyniërs gemeen: ze
leven heel eenvoudig en primitief. Er moet
gezorgd worden voor eten, drinken en kleeren,
dat is alles. Ze eten, wat het land verschaft.
In den drogen tijd vereischt waterhalen een
heele zorg. Met leege benzineblikken trekken
ze dan naar de lage streken. Hun kleeding
bestaat meestal uit een lap witte katoen, waar
ze gewoon ingewikkeld zijn. De meer gegoeden
dragen witte pakken. Als regenmantel dragen
ze een donkere zak, waar het hoofd door
komt.
Addis Abeba is de hoofdstad van dit zwarte
Keizerrijk. Addis Abeba beteekent: nieuwe
bloem. Hier treft men tenminste eenige luxe
aan. Toch zouden wij den neus optrekken
voor de winkelstraat, die eigenlijk bestaat
uit een rij hutten, van gegolfd ijzeren platen
vervaardigd. De straten zijn niet geplaveid.
EEN NACHTHEMD VOOR TONY
Ik ben bezig geweest om te bedenken, waar
ik mijn kleine nicht- Louki een plezier mee
kan doen. Nu weten jullie ook allemaal, dat
Louki een uitstekend klein poppenmoedertje
is en waar zou ik haar dus grooter genoegen
meer doen, dan een geschenk voor haar lieve
lingspop Tony!?
Maar wat moest het worden? Tony be
zit een uitgebreide garderobe; daar zorgt
moeder Louk goed voor. Mantels, jurkjes,
mutsjes heeft het poppenkind in overvloed.
Maar wat dan? Tot me iets te binnen schoot'
Ik zou een nachthemd voor Tony maken
ik weet bijna zeker, dat ik Louk daar een
groot plezier mee doe; dat heeft Tony n.I
nog niet. Zoo gezegd, zoo gedaan.
In mijn lappenmand vond ik een stuk rose
batist, dat net groot genoeg is. Dat vouw ik
dubbel en knip het dan op de manier, zooals
ik voor jullie geteekend heb. Je ziet, dat het
model zeer eenvoudig is: alleen de zijnaden
moeten dichtgestikt wordt. De vleugelmouw
tjes geven het nachtponnetje iets heel aar
digs. De halsopening is klein en rond; de
sluiting bestaat uit drie knoopjes op den rug.
De garneering is van smalle valencienne-
kant, die langs hals, mouwen en zoom gezet
wordt. Deze had ik eerst ingerimpeld om de
ruimte gelijkmatig te verdeelen.
Daarna reeg ik ze vast om het ponnetje
en festonneerde ze toen netjes vast. Hoe dat
precies gebeurde, kun je op de teekening
zien. Toen borduurde ik nog een aardig mo
tiefje op de voorzijde en zette een paar
lintjes met- drukkertjes aan de zijkanten om
het ponnetje te sluiten.
Toen streek ik het op en nu ligt het klaar
om naar Louki te gaan. Denken jullie, dat ze
het leuk zal vinden?
TANTE TINE.
AAN ALLEN!
WIE ZOEKT ER MEE?
Je zoudt denken, dat deze troubadour
een lied zingt voor de vogeltjes in de lucht,
hè? Maar als je goed zoekt, zul je zien, dat
ook de SiOovrouwe luistert nuar wao zingt.
Wie ziet haar?
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
Deze les zullen we besteden aan teekenen
van bergachtige streken en rotsbeelden.
Onder I zie je een rotsachtige streek, zoo
als we die weliswaar niet in ons landje
kennen, maar die bijv. wel voorkomen in
Bretagne. II. Hooge bergen. De toppen zijn
met sneeuw bedekt. Zie je hoe eenvoudig dat
geteekend wordt!?
III. Waterval. Ook heel eenvoudig en toch
sprekend voorgesteld. Je ziet, dat je met
enkele lijnen nog heel wat kunt bereiken. En
onder IV zie je tenslotte een voorbeeld van
krijtrotsen, zooals die aan de kusten van
Engeland en Frankrijk voorkomen. Zie je hoe
steil zulke krijtrotsen uit zee opkomen?
En nu maar weer gauw aan den slag, jon
gelui. Als je goed oefent, kun je ten slotte
heel mooie teekeningen zelf maken. Onze
illustraties geven eenige voorbeelden.