EEN KWAJONGEN ALS
HUWELIJKSMAKELAAR.
De orders voor de komende feestdagen in de Marinierskazerne te Rotterdam ter
gelegenheid van het 270-jarig jubileum van het corps genieten veel belangstelling
De sprong naar den bal in den internationalen voetbalwedstrijd Ierland Neder
land te Dublin
Harrington, de lersche doelverdediger mist in Tengevolge van den mist strandde de Zweedsche houtboot .Diana ten Zuiden van Egmond.
den wedstrijd Ierland Nederland en ziet den |_jet sc|. in -n benarcje positie, waaruit het later weer vlot kwam
bal in het net verdwijnen
Twee staatslieden confereeren. - Laval met sir Samuel Hoare op het Quai d'Orsay te Parijs ter
gelegenheid van het onderhoud tusschen deze twee belangrijke figuren
Maandag is in de Locarno-zaal
van het Ministerie van Buiten-
landsche Zaken te Londen de
Vlootconferentie officieel door
den premier van Groot-Brit-
tanië, mr. Stanley Baldwin,
geopend
Prof. ir. J. Klopper, die
benoemd is tot lid van het
college van curatoren der
Technische Hoogeschool te
Delft
Sir Samuel Hoare verlaat het Quai
d'Orsay te Parijs na zijn onderhoud
met Laval
FEUILLETON
Naar het Engelseh
van
JEFFERY FARNOL,
26)
„Neen, ik ben het", antwoordde Ben. „Hij
2ei, dat ik u dat geven en Toeven en Dood"
zeggen moest". Met die woorden gaf hij mij
een rol papier, om het midden waarvan een
schoenveter gebonden was. Ik haalde die er
af, ontrolde het papier en las de volgende
met potlood gekrabbelde woorden.
„Haast je naar de Boasted Ooak en alles
zal vergeven zijn. Keer terug naqr je liefheb
bende vrienden en het verleden zal het ver
leden zijn. Kijk naar het gat in den stam.
„Geteeend
„Robin, Bandiet en Ridder.
„P.S. Ik bedoel waar ik haar kousen ver
stopt heb je weet wel".
Ik stond een tijd lang met dit inderdaad
geheimzinnig document in mijn hand, niet
wetend wat ik doen moest. Als ik ging was
de kans heel groot, dat ik den Imp zou zien,
wat een tweede afscheid noodig maken zou,
waar ik in den gemoedstoestand, waarin ik
toen verkeerde, maar weinig lust had. Maar
aan den anderen kant, er kon iets gebeurd
zijn, dat ik zou moeten weten.
Doch wat kon er gebeurd zijn? Lisbeth
had gekozen; mijn droom was voorbij, mor
gen zou ik naar Londen teruggaan dat
zou het einde van alles zijn; en toch
In d^eQ iajpjngrli^ken tweestrijd bleef ik
een tijd lang; maar tenslotte kregen nieuws
gierigheid en een flauwe hoop de overhand:
ik nam mijn pet en ging weg.
Het was, zooals Stevenson zeggen zou. een
prachtige sterrenavond, de lucht was vol
van hun zacht, trillend licht, want de maan
was laat en nog niet op. Toen ik het loge
ment uitging, begon iemand in de gelag
kamer met een ongeschoolde, maar niet on
muzikale stem „Tom Rowling" te zingen en
de klagende melodie scheen een deel van den
avond te worden.
Eindelijk kwam ik bij den „bloasted oak".
Naar het gat in den stam behoefde ik niet
lang te zoeken. Ik herinnerde het me heel
goed en ik stak er mijn hand in en haalde
er een gevouwen stuk papier uit. Ik hield het
vlak voor mijn oogen en met niet weinig
moeite slaagde ik er in het volgende te lezen:
„Ga niet, Oom Dick, want Tantie Lisbeth
houdt van je en ik ook. Ik heb het haar
tot zichzelf hooren zeggen in de bibliotheek
en zij huilde ook en zij heeft mij niet gezien,
maar ik was er toch. En ze zei: O, Dick ik
heb je zoo lief, hardop, omdat zij niet wist,
dat ik er was. En ik weet, dat zij huilde,
want ik heb de tranen gezien. En dat is op
mijn woord van eer waar.
„Geteekend
„Je trouwe vriend en Ridder,
„Reginald Augustus".
Onder het lezen greep er een plotselinge
ommekeer in mijn gevoelens plaats. O, als ik
slechts kon gelooven, dat zij zulke woorden
gezegd had mijn mooie, trotsche Lisbeth.
Helaas, beste Imp, hoe was het mogelijk
je te gelooven? En omdat ik wist. dat het
onmogelijk waar kon zijn en omdat ik mijn
leven gegeven zou hebben om te weten, dat
het waar was, begon ik het briefje nog eens
heelemaal over te lezen.
Plotseling schrok ik en keek ik rond; on
getwijfeld was dat een snik Maar de stralen
der maan, die inmiddels omgekomen was.
dienden slechts om de eenzaamheid om mij
heen duidelijk te laten zien. Het was na
tuurlijk maar verbeelding en toch had het
heel echt geklonken.
En zij zeide: „O, Diek, ik heb je zoo lief!"
De rivier kabbelde zacht tegen den oever
en ergens boven mijn hoofd ruischten de
bladeren.
„Lieve kleine Imp, als het maar waar was!"
Weer klonk het geluid in mijn ooren, zacht
en bedwongen, maar het was ongetwijfeld
een zucht.
Aan den anderen kant van den grooten
boom zag ik iemand half zitten en half lig
gen. De schaduw was hier diep, maar toen
ik mij voorover boog, zond de vriendelijke
maan een zilveren lichtstraal naar beneden
en ik zag een mooi gezicht met groote en
door tranen omrande oogen.
„Lisbeth!" riep ik uit en dan keek ik. ge
dreven door een plotseling opkomende ge
dachte, vlug rond.
„Maar hier en op zoo'n uur!" sta
melde ik schaapachtig. Zij scheen met één
beweging te staan en keek mij met schit
terende oogen aan.
„Ik kwam hier den Imp zoeken. Ik heb dit
op zijn kussen gevonden. Kan jij het mis
schien uitleggen?" En zij gaf mij een ver
frommeld stuk papier. Ik las:
„Lieve Tantie Lisbeth, Oom Dick gaat
weg, omdat hij verliefd op je is en .iij hoos
op hem bent. Wil je om negen uur bij den
Bloasted Oak komen, waar oik je kousen
verstopt heb, als je me een zoen geven en
weer lief tegen mij zijn wilt. Kom, want ik
moet iemand hebben, die lief voor mij is,
nu hij weg is.
„Je liefhebbende, bedroefde Imp.
„P.S. Hij heeft gezegd, dat hij zich aan
zijn gordel aan den kant van gindschen
boom wou ophangen en zich van den hoog-
sten top wilde gooien, daarom weet ik, dat
hij verliefd op je is".
„O. gezegende Imp!"
„Ep. 'waar is lyj nu?" vroe^
„Ik weet het niet, Lisbeth!"
„Weet je het niet? Maar waarom ben je
dan hier?"
Ten antwoord gaf ik haar den brief, dien
ik gevonden had, en terwijl zij de woorden
las, die ik niet gelooven kon, nam ik haar
goed op.
Haar hoed had zij afgezet en de maan
maakte prachtige lichteffecten in de vlech
ten van haar zwart haar. Zij droeg een huis
japon van een dunne stof, die nauw om haar
lichaam sloot en de sierlijke lijnen van haar
soepel figuurtje goed liet uitkomen. In het
tooverachtige licht der maan leek zij een
jonge godin der bosschen groot en mooi en
sterk, maar toch echt vrouwelijk.
Toen zij klaar was met lezen, citeerde ik.
„En zij zeide: „O, Dick, ik heb je zoo lief!"
„Oh", prevelde Lisbeth.
„Lisbeth. is het waar?"
Zij stond met afgewend gelaat den brief
in haar vingers te verfrommelen.
„Lisbeth!" zeide ik en ik deed een stap
naar haar toe. Nog zeide zij niets, maar haar
handenstrekten zich met een vlug, harts
tochtelijk gebaar naar mij uit en haar oogen
keken in de mijne. En op dat oogenblik wer
den Twijfel en Vrees weggenomen in een
groote vreugde en ik vergat alles behalve dat
Lisbeth voor mij stond en dat ik haar lief
had.
De maan had vlak voor ons een breed
zilveren pad over de donkere rivier gemaakt
en ik herinnerde me hoe de Imp mij eens
verteld had, dat het was voor de maanfeeën
om naar beneden te komen, wanneer zij ons
gelukkige droomen brengen. O zeker, dien
avond was de lucht vol maanfeeën.
„O, Imp, driemaal gezegende Imp!"
..Maar maar Selwyn?" kreunde ik ein-
I el ijk.
„Ja?"
„Als je hem lief hebt r—
„Maar ik heb hem niet lief!"
„Maar als je met hem trouwen gaat
„Maar dat doe ik niet. Ik wou je dat gis
teren in de boomgaard zeggen, maar je ga1
er mij geen gelegenheid toe; je raadde liever
en natuurlijk raadde je verkeerd. Ik wist,
dat het je ongelukkig maakte, en ik was
daar blij om en wilde het je nog een langen,
langen tijd laten; maar toen ik opkeek en
je daar zoo heel, heel ongelukkig zag staan,
Dick, kon ik het niet langer volhouden, om
dat ik zelf ook zoo vreesëïijk ongelukkig
was".
„Kan je het me vergeven?"
,yDat hangt er van af, Dick!"-
„Waarvan?"
Lisbeth bukte zich, raapte haar hoed op
en begon dien op te zetten.
„Waarvan?" herhaalde ik.
Zij had haar hoed nu op, maar een tijd
lang zeide zij niets, doch staarde op het
feeënpad". Toen zij eindelijk sprak, was
haar stem heel zacht en teeder.
„Niet ver van het dorpje Down in Kent
staat een huis", begon zij, „een heel oud huis
met puntgevels en met paneelen voorziene
kamers, maar leeg vanavond en eenzaam. Je
ziet, dat ik het me goed herinner".
„Ja, je herinnert je het goed", herhaalde
ik verbaasd.
„Dick ik ik wou, dat je me daarheen
meenam. Ik heb er zoo dikwijls aan ge
dacht. Neem me er mee naar toe, Dick!"
„Lisbeth, meen je dat?"
„Het is al den heelen tijd de droom van
mijn leven geweest daar voor je te werken,
Dick, en voor je te zorgen en daar met je
te wandelen in den rozentuin; maar ik ben
nu arm, zie je, ofschoon me dat niets kan
schelen, als jij van me houdt, Dick".
„Van je houden?" riep ik en ik drukte
haar tegen me aan en kuste haar.
Dan plotseling in den boom boven ons een
vreeselijk gekraak van takken.
„In orde hoor, Oom Dick!" riep een stem,
„Het is de tak maar, maak je niet ongerust".
„Imp!" riep ik uit,
(Wordt vervoled)^1