VOOR DE VROU
MODE-TIPS Nieuwe modellen voor 1936.
MET KERSTMIS IN HET VOORUITZICHT.
Uit de geschiedenis van de Handschoen.
Officieel is het winterseizoen nu geopend en
onder u zullen er ongetwijfeld velen zijn, die
zich in het bezit van een grooteren kennissen
kring verheugen. Invitaties komen binnen, een
bridgeavondje hier, een praatavondje daar, een
middag winkelen met een uwer vriendinnen,
een uitnoodiging om een kopje thee te komen
drinken bij een andere. Verjaardagen, concer
ten, schouwburgen, brrr, en we rillen bij de
gedachte in wat voor toiletten we dezen win
ter op al die festijnen te verschijnen hebben.
Het heeft natuurlijk zijn charme, gewapend
met een girorekening of een aantal bankbiljet
ten, een chic modehuis binnen te stappen, te
passen en die japonnen, mantels e.d. maar te
laten bezorgen, die ons staan en die we mooi
vinden. Maar we weten allemaal maar al te
goed, dat de vrouwen die zich iets dergelijks
permitteeren kunnen, reeds lang niet meer tot
het gros behooren.
Wij, in het algemeen willen niet al te veel
van onze beurs vergen en toch iets aparts heb
ben èn iets dat ons flatteert. Dat 'is natuurlijk
moeilijk te vinden in een winkel. Waarom dan
niet iets zelf maken? Of, als u niet zoo handig
bent met schaar, draad en naald, waarom het
dan niet laten maken? U spaart hierdoor aan
merkelijk en verkrijgt een kleedingstuk, waar
van er geen „twintig-in-elke-maat" voorhan
den zijn.
Laten we dan beginnen met het meer dage
lij ksch leven, in tegenstelling met de avond
japonnen, die we straks zullen bespreken.
U ziet op de groote illustraties een heel ge
zelschap jonge dames, allen eenvoudig, maar
toch vlot gekleed. Geheel links een aardig
sportief jurkje met stiksels, van warme wollen
stof, een prettige college jurk voor de studente;
de twee rechtsche zijn eveneens sportieve mo
delletjes.
Dit jaar draagt men voor den winter veel
mantelpakjes; (deze zijn vooral voor de jon
gere generatie aan te bevelen) ze zijn meestal
met een kleine col van bont. Heel gewild is op
het oogenblik een Russisch of een militair ac
cent aan de kleeding te geven en wel in den
vorm van brandebourgs, waar het jasje dan
van voren mee sluit; (eveneens op jurken ziet
men ze, hoewel het hier meer om het orna
ment dan om de sluiting te doen is); dit nu
nog gecompleteerd door een mutsje uit de
zelfde stof van het pakje of van het bont, dat
ter garneering diende en u hebt een allerliefst
en chic geheel.
Ook de kazaks, die verleden jaar zoo en
vogue waren doen weer mee in de moderevue
van 1936, zoowel in één kleur gehouden als in
contrasteerende kleuren; Daarbij is de kazak
practisch, daar ze te maken is van een niet
meer geheel nieuwe japon, waaraan u een
ander aspect wilt geven. U knipt er de rok
ongeveer ter hoogte van de knie af en zet er
een gladde strook aan met de japon harmo-
nieerende, liefst effen stof, zoo dat het lijkt
alsof de kazak er los over valt. Kleine en
eengszins „ronde" figuren zouden we een kazak
echter niet aanraden.
Nu volgen de avondjurken, de tweede maar
niet minder belangrijke afdeeling, integendeel!
Op de tweede illustratie is 't het aparte jasje
dat onze aandacht vraagt. Het is bedoeld van
wit satijn of velours chiffon en staat buiten
gewoon elegant op een fond van zwart velours
chiffon. Daarbij kan het dienst doen als los
avondjasje, dus over de japon heen, maar ook
als blouse op een lossen rok met kleine sleep.
Dan is het aan te bevelen er een smalle cein
tuur van dezelfde stof op te dragen. De gar
neering bestaat uit vier simili knoopen.
We merken dit jaar bij veel avondjaponnen
een sportieve noot op, bijv. „bobbed-kraagjes".
Iets dergelijks vertoont ons de tweede manne
quin, n.l. een japon van kantstof met een effen
„Zweedschen kraag" met strikje. Het lijfje is
van voren gesierd met een rij glinsterende
knoopjes. De breede sjerp, die bestaat uit het
materiaal van de kraag eindigt van achteren
in een aantal groote lussen, die het feestelijke
karakter van dit model accentueeren. Nummer
drie is een gezellige avondjurk voor onze
jongedames. Bijzonder aardig werkt deze in
een lichte tint met scherp afstekende corsage;
deze twee groote bloemen, zoowel als de cein
tuur zijn van fluweel. Het schouder kraagje is
klokkend en maakt het geheel jeugdig.
Sieepen zijn dit jaar weer zeer in de mode.
Verleden jaar schenen ze er spoedig weer uit
te zullen gaan, maar dit seizoen presenteeren
ze zich weer opnieuw en veelvuldig. Niet
alleen het bescheiden korte sleepje, neen, ook
de statige lange sleep van vroeger jaren, u
weet het misschien nog wel. die men zoo gra
cieus over den arm kon nemen, vragen hun
plaats. Op de derde illustratie vertoonen wij
u drie van dergelijke japonnen voor groote
gelegenheden.
No. 1 draagt een vlug jasje van tafzij, waar
bij het shawlkraagje, eindigend in een groote
doorgehaalde lus, nieuw is. De middelste dame
is gekleed in een gewaad van zilverlamé, waar
van de losse valling van het rugdecolleté, de
groote zwart fluweelen bloem, waarmee de
ceintuur van achteren sluit en de sleep, de
elegance uitmaken. Het spreekt vanzelf dat
deze statige creatie alleen tot zijn recht komt,
wanneer een groote slanke verschijning haar
draagt; no. 3 zal een fraai effect maken in
fijn gestreepte tafzij. Interessant is hier de
gefronste rug en de aan een waterval herin
nerende sleep.
En nu hopen we maar, dat u voor de ko
mende gelegenheden een keus uit deze tips
kunt doen en dat u zult slagen.
WILD en GEVOGELTE
Bestelt nu reeds voor de KERSTDAGEN.
Voorkomt teleurstelling.
DE T O C Telef. 4867 Poelier.
Velserduinweg 90 IJmuiden-Oost.
(Adv. Ingez. Med.)
HET MENU VOOR DE HEELE WEEK
Zondag;
kerrysoep;
ossentong met madeirasaus. worteltjes, ge
kookte aardappelen;
chocoladepudding met room.
Maandag;
roastbeef, stamppot van savoyekool;
gestoofde peertjes.
Dinsdag:
kalfscoteletten, spercieboonen (bus), ge
bakken aardappelen;
fruit.
Woensdag:
huzarenslaatje;
runderrollade, andijvie gestampt met aard
appelen;
vanillevla.
Donderdag:
groentesoep;
runderlapjes, spruitjes, pommes frites;
fruit.
Vrij d ag:
stokvischschotel;
flensjes.
Zaterdag;
bruineboonensoep
drie in de pan.
DRIE RECEPTEN VAN PLUMPUDDING.
Voor iedere Engelschman zijn Kerstmis en
plumpudding onafscheidbare begiüppen. De
toebereiding van deze pudding neemt weken
in beslag. Daarbij hangt niets van toevallig
heden af. Het meest gewone gemiddelde ge
wicht van een plumpudding varieert tusschen
V/2 en 2 kilogram. Een algemeen gebruikt
recept schrijft voor de bereiding het volgende
voor:
Men neemt 500 gram gedroogde Malaga-
en 500 gram gedroogde Smyrnadruiven, kleine
rozijnen, sinaasappelen, schijven citroen en
runderniervet. Daarbij komen ongeveer 400
gram gedroogde broodkorsten, evenveel meel
en bruine suiker, 250 gram pruimen. 170 gram
appelschijfjes, 14 gram geurige kruiden, een
eetlepel zout, 6 eieren, wat portwijn, een
glas rum en cognac, en een paar druppels
melk. Van belang is, dat het niervet heel
fijn gewreven wordt. De wijndruiven worden
gewasschen, de pitten eruit gehaald en dan
wordt de rest erbij gevoegd.
Het recept is, zooals men op zal merken
noch eenvoudig, noch goedkoop. Het koken
vereischt bijzondere zorg. Men gebruikt er
een, uitsluitend voor dit doel dienende, van
binnen dik met boter besmeerde vorm voor.
Dit kookproces gebeurt in een servet, dat het
deeg luchtdicht afsluit. Men kookt de pudding
in waterbad, het water mag echter niet door
het servet dringen. Na vijf uur koken, is de
pudding klaar; maar eerst weken later kan
men hem op tafel laten verschijnen, na nog
weer twee uur gekookt te zijn.
Bij het diner op eersten Kerstdag wordt bij
opgediend. Men steekt dan de rum, waarmee
hij gewoonlijk overgoten wordt, aan en bran
dend wordt hij binnen gebracht.
Een recept dat met het bovenstaande wel
wat overeenkomst vertoont is het navolgende:
500 gr. blauwe trosrozijnen.
500 gr. krenten.
500 gr. Sunmaid-rozijnen.
500 gr. kalfsniervet of boter
625 gr. suiker
250 gr. tarwebloem
375 gr. oud brood zonder korst
250 gr. gesnipperde zure appelen
100 gr. sucade
25 gr. snippers
125 gr. amandelen, waaronder liefst 1 a 2
bittere.
6 eieren.
Sap en geraspte schil van 2 citroenen.
V2 theelepel geurige kruiden
Wat zout,
2 dL. rhum.
Neem de pitten uit de groote rozijnen, haal
alle velletjes van het niervet af en hak kren
ten, rozijnen, suc&de, snippers, appelen, nier
vet en gepelde amandelen door elkaar.
Rasp de citroenschil, doe alles in een kom
met de droge ingrediënten erbij en roer het
goed door. Klop de eieren met de suiker, voeg
hierbij het andere vocht en eventueel ook
de gesmolten boter als deze het niervet moet
vervangen en vermeng alles goed met elkaar.
Besmeer een groote warme puddingvorm
dik met boter, vul hem met de massa en kook
de pudding ongeveer acht uur in een water
bad.
Bewaar de pudding goed koel in de vorm
tot dat het kerstmis is, en kook hem vóór het
gebruik opnieuw 2 a 3 uur. Breng de pud
ding over op een verwarmden schotel, ver
sier hem met wat hulst, overgiet hem met
rhum, die hiervoor speciaal te krijgen is en
breng hem brandende binnen.
Dit recept geeft een pudding, voldoende voor
10 a 12 personen
Het derde recept is kleiner van omvang en
ook wat eenvoudiger. Hiervoor is noodig:
150 gr. oud brood, zonder korst,
50 gr. bloem.
225 gr. Sumaid rozijnen,
225 gr. krenten
75 gr. sucade en snippers
125 gr. kalfsniervet of boter
5 eieren
100 gr. suiker
1 groote zure appel
1 volle theelepel gemberpoeder, kaneel en
nagelgruis samen.
2 dL. rhum.
Maak het recept op dezelfde wijze klaar
als in het vorige recept beschreven is, maar
roer de eidooiers met de suiker en meng ten
slotte het stijfgeklopte eiwit voorzichtig' door
de massa. Kook de pudding weer gedurende
Sinterklaas is pas achter den rug, zult u
zeggen; ik voel me nog heelemaal niet op
Kerstmis ingesteld, zoo vroeg begin ik daar
aan nog niet te denken.
Maar is het u dan ook nooit overkomen,
dat alle voorbereidingen tegelijk kwamen, en
dat u eigenlijk daardoor op de feestdagen
zelf zoo doodmoe was, dat u er weinig van
kon genieten? Er zijn werkjes genoeg, die
van tevoren gedaan kunnen worden, en voor
de huisvrouwen die met Kerstmis een Kerst
boom versieren willen, die gasten krijgen en
die bovendien voor de kinderen, nog wat aar
dige extra dingen willen bedenken, blijft er
op het laatste oogenblik heusch nog genoeg
te doen over.
Elders in dit blad vindt u recepten van
plumpudding; maar niet alleen voor den
maaltijd kunt u al zoo lang van tevoren
beginnen, ook voor de versieringen is het nu
de meest geschikte tijd om er mee te begin
nen.
De geijkte kleur met Kerstmis is rood, rood
In combinatie, met. het groen van dennen,
maretakken en hulst. Daarom wordt de ta
felversiering ook meest in rood en groen ge
houden, maar ik weet niet hoe het u gaat.
doch mij verveelt dat wel eens. Kunnen wij
nu eens niets anders bedenken om dat over
dadig zware rood en groen te temperen?
Daarmee bedoel ik niet om het geheel te la
ten verdwijnen: het donkere groen en het
felle rood zijn frissche accenten die voor den
donkersten tijd van het jaar uitstekend ge
schikt zijn. Maar de laatste jaren werden wij
er wel wat al te overvloedig mee bedacht, en
daarom willen wij nu wel eens wat anders.
Het wil mij voorkomen, dat goud maar
vooral zilverkleurige bijvoegingen een aller
aardigst effect zullen maken en dat vooral
het laatste het nieuwerwetsche aspect van de
versieringen zal verhoogen.
Voor tafelversiering bijvoorbeeld neemt u
reepen zilverpapier van ongeveer 3 c.M.
breedte en bestrooit die, al naar het uitkomt
met noppen roode en groene verf ter grootte
van een erwt. On dezelfde manier bewerkt u
zilvergrijs lint, Omstrikt hiermee de servet
ten en bindt de takjes groen straks op de
voor hen bestemde plaatsen. Past deze zilver-
kleur niet bij uw interieur of bij uw tafelser
vies. dan neemt u goudpapier en -lint.
Kaarsenhouders maakt u van zilver- of
goudpapier, met rood papier gevoerd en de
waxine-lichtjes die hier of daar een donker
hoekje moeten verlichten, zet u op een klein
met zilverpapier beplakt doosje, waarin
straks takjes hulst of dennegroen worden
gestoken.
Kaarsenringen die meestal hoog hangen
zijn altijd nog het aardigst in rood en groen,
maar voor de verandering zou het ook wel
eens aardig zijn om de ringen in zilverkleur
of wit te houden en er roode kaarsen in te
zetten.
Wie goed knippen kan, zal een aardig stel
letje kunnen maken voor een middenkleed
op de gedekte tafel met bijpassende vinger
komkleedjes in zilver- of goudkleur, en wie
ze kan beschilderen zal er niet minder suc
ces mee hebben.
Heeft u een mooie tafel, probeer het dan
eens op de Engelsche manier en dek de tafel
niet met een groot tafellaken maar met
kleine kleedjes, hetzij van fijn bewerkt,
smaakvol papier of van mooie kleedjes. Maar
dan mag u wel bedenken, dat iedere warme
schaal of ieder warm bord een extra onder-
leggertje vraagt teneinde de tafel tegen uit
gebeten plekken te behoeden. En met kinde
ren die morsen, is deze manier van dekken
natuurlijk ai te onpractisch.
Een fleurige versiering, die ook nu al ver
vaardigd kan worden, maakt alleen den aan
schaf noodig van dun ijzerdraad, groen pa
pier en rood en zilvergrijs lint ter dikte van
ongeveer 2y2 tot 3 c.M.
Het dunne ijzerdraad wordt met groen
papieren reepen omwonden zoodat er van
het draad niets meer te zien is. Op regelma
tige afstanden worden er nu om en om stuk
jes rood en lichtgrijs lint omheen vastge
knoopt, en wel zoo dat er alleen twee fladde
rende eindjes van 8 a 10 c.M. ontstaan.
Hiervan kan nu van allerlei gemaakt wor
den. Om te beginnen ronde en ovale kransjes
die tegen Kerstmis met takken dennegroen
onderling worden verbonden. Of men maakt
er elegante slingers van. die boven de kachel
worden opgehangen, waardoor de eindjes
lint in beweging komen, wat een aardig ef
fect geeft. Ook kan men een ronden hoepel
op die manier maken, iets grooter dan de
lamp boven de tafel. Men bevestigt den hoepel
aan de lamp zoodat hij wat lager dan deze
komt te hangen en wanneer nu de Kersttafel
met kaarsen wordt verlicht, zal het lint weer
gaan wapperen.
Wie het nog mooier wil maken, kan aan
de lintjes klokjes of balletjes hangen.
Omdat lint natuurlijk altijd nog wel een
uitgave beteekent, kan het ook met dun ge
kleurd papier worden gedaan, maar dat valt
toch niet zoo soepel als het dunne lint.
Op deze versieringen kunnen ettelijke va
riaties worden bedacht.
Tenslotte kan men bij ontbijt en koffie
maal nog een gezellig, voor de gelegenheid
passend laken op tafel leggen, bijvoorbeeld
van lichtgroen crêpepapier, versierd met
dennegroen en hulst, welke takjes met zil
vergrijs lint aan elkaar zijn verbonden.
Of men maakt een precies passende be
dekking van wit en daaromheen een afhan
gende rand in kleuren. Deze kleuren moeten
natuurlijk gekozen worden bij de kleuren van
het servies, want niet alles verdraagt elkaar
in dat opzicht.
Zoo zijn oneindig veel afwisselingen te be
denken, maar begint er vooral tijdig mee,
want het betreft hier geen werkjes die roef
roef in een oogenblikje kunnen worden ge
maakt.
E. E. J.—P.
acht uur in een waterbad en behandel hem
verder geheel als die in het vorige recept
beschreven is.
De eigenlijke plumpuddingvorm die in
Engeland gebruikt wordt heeft geen deksel:
daarom moet men goedoppassen dat het
kokende water niet over de rand van den
vorm bobbelt, waardoor de pudding zou be
derven. Om dit te voorkomen legt men een
dik met bloem bestrooide theedoek opgevou
wen op de massa en sluit deze soms ten
overvloede nog met perkamentpapier af.
Veel practiseher zijn dan ook onze warme
puddingvormen met deksel en bajonetslui
ting: de middenpijp hoort, echter niet bij een
echt Engelsche plumpudding. E. E. J.P.
Ons Wekelijksch Knippatroon.
Nr. 595; aardige eenvoudige jcipon van klein-
geruite wollen stof. Kraagje en manchetjes
van donker fluweel; hiervan is ook.de ceintuur
vervaardigd. Benoodigd materiaal: 4 meter van
100 centimeter breedte; 50 centimeter fluweel.
Nr. 596aardige gekleeae japon van donkere
wollen crêpe of stof. Bijzonder geschikt model
voor namiddagjurk. Aardig zijn de geplisseerde
strooken aan mouw en rok. De gameering be
staat uit een paar corsages aan hals en cein
tuur. Benoodigd materiaal: 5 meter van 100
centimeter breedte.
Beide patronen zijn in alle maten tegen den
prijs van 56 ets. per stuk te verkrijgen bij het
bureau van dit blad.
Tot 1685 was de vervaardiging van hand
schoenen een uitsluitend Franschmonopolie.
Vele eeuwen lang beheerschten .de hand
schoenmakers. „gantiers", eerst in het Zuid-
Fransche plaatsje Annonay, later in Grenoble
de wereldmarkt en niemand probeerde hen
concurrentie aan te doen, tot de 'onverdraag
zaamheid der burgers onderling, bekwame
vakmenschen het land deed verlaten. In den
vreemde namen ze dan hun gewone, handwerk
weer op.
Wie de eerste handschoen gemaakt en in de
mode gebracht heeft, is niet bekend.
Aan pronk en coquetterie zullen de eerste
dragers van de handschoenen echter wel niet
gedacht hebben; ze hebben hem gebruikt
tegen de koude en om hun handen te bescher
men. In de Oudheid had men handschoenen
tegen de koude; ter bescherming bij tuin- en
veldarbeid en tenslotte bij het eten, omdat men
nog met de vingers at en men de handen ge
makkelijk kon branden aan de heete spijzen.
Ten tijde van Karei de Kale, in de vroege
Middeieeuwen dus, was het de geestelijkheid,
die de handschoenen overbracht uit de Oud
heid; men wist toen reeds van zomer- en win
terhandschoenen.
Macht en stand van de dragers drukten de
handschoenen uit. Geschenken aan vorsten
bestonden meest uit handschoenen, die rijk
versierd, meestal nog met juweelen bezet
waren.
In het bloeitijdperk der Middeleeuwen, de
hoofsche tijd, werd de handschoen, die tot nog
toe alleen maar door mannen gedragen werd,
ook door de vrouwen overgenomen. De ridder
wierp niet alleen de handschoen voor de voe
ten van zijn tegenstander, maar hij droeg ook
de handschoen van zijn dame aan zijn helm,
wanneer hij ten strijde trok.
De uit kostbare stoffen vervaardigde pries
terhandschoenen uit den Karolingschen tijd,
die alleen in rijkdom overtroffen werden door
de kroningshandschoenen der Duitsche kei
zers, zijn de voorloopers der handschoenmode
aan het einde der 16de en het begin der 17de
eeuw, die zoo luxueus was, dat volgens een
mode-regel drie koninkrijken meegewerkt
moesten hebben aan de vervaardiging: Spanje
zorgde voor de verwerking van het materiaal;
Frankrijk voor het knippen en Engeland voor
het naaien.
Handschoenen zijn van oudsher een geliefd
geschenk geweest. Ten tijde van Elisabeth was
het gewoonte, dat wanneer men een smeek
schrift overhandigde, daarbij een paar hand
schoenen gevoegd waren. De afzender vulde
deze dikwijls met goud; een discrete wijze van
steekpenningen geven, die meestal doel be
reikte.
De handschoen diende echter ook vaak als
bemiddeling voor slechte doeleindenmen
gebruikte hem om een vijand of medeminnaar
te vergiftigen. Maria de Medicis bracht deze
manier van moorden uit het, in deze kunst
zeer bedreven Italië, naar Frankrijk.
Toen de galante rococotijd voorbij was en
daarmee de ver over de hand vallende kanten
manchet, duurde het geruimen tijd, voor de
handschoen zich weer opnieuw inburgerde bij
het sterke geslacht. Dit heeft Napoleon klaar
gespeeld. Volgens sommigen versleet hij per
jaar 250 paar handschoenen; want hij was
zeer trotsch op zijn kleine handen en benutte
iedere gelegenheid om ze te laten zien.
Hoe veelvuldig de veranderingen ook zijn,
die de handschoen in den loop van zijn lange
geschiedenis heeft ondergaan, de grondvorm
bleef dezelfde en het is verwonderlijk, hoe
zeer „nieuwe creaties" soms lijken op oude
voorbeelden.