Tweede gewone zitting van 1935.
PROVINCIALE STATEN.
Mr. M. N. Stufkens benoemd tot Griffier.
Afscheid van
Mr. S. H. Vening Meinesz.
De scheidende Griffier benoemd tot
ridder in de orde van den
Nederl. Leeuw
HAARLEM Dinsdag.
Hedenmorgen half elf kwamen de Provin-
cale Staten van Noord-Holland voor de twee
de gewone zitting in openbare vergadering
bijeen.
Vijf pet. loonsverlaging.
Op voorstel van den Voorzitter wordt de
aanmaning van de Kroon, om de salarissen en
loonen van het Provinciale personeel met vijf
procent te verlagen, in handen van Ged. Sta
ten om praeadvies gesteld.
Deze aangelegenheid zal in de zitting van
28 Januari a.s. worden behandeld.
Wederom discussie over den
standplaatsaftrek.
De Staten verwerpen de voordracht
met 5020 stemmen.
In behandeling komt het bekende voorstel
naar aanleiding van het Koninklijk besluit
van 9 November 1935, waarbij de Staten wor
den aangemaand tot invoering van een stand
plaatsaftrek over te gaan.
Zooals onze lezers weten is in een vergade
ring van personeel, in dienst der Provincie
Noord-Holland, georganiseerd in den Ned.
Bond van personeel in Overheidsdienst een
motie aangenomen, waarin men zich uit
spreekt tegen invoering van een standplaats
aftrek, omdat de belangen van de provinciale
diensten en bedrijven en die van het perso
neel daardoor in ernstige mate worden ge
schaad.
De heer L u d e n (Chr. Hist.) ziet buitengewoon
weinig kans, om te probeeren, er nog wat te
gen te doen, nu de Kroon de Staten heeft aan
gemaand, aan haar wensch te voldoen. Er zal
niet aan te ontkomen zijn. Wel kan nog ge
tracht worden te probeeren, Bloemendaal er
buiten te houden. Hij dient mede namen,
eenige andere leden twee daartoe strekkende
amendementen in, om den maatregel, die on
vermijdelijk is, voor het in die gemeente wo
nende personeel zooveel mogelijk te ver
zachten.
De heer Pothuis (S.D.A.P.) wijst er op,
dat de Kroon geen argumenten bij haar aan
maning heeft gevoegd. Men wordt alleen voor
de keus gesteld: aanvaarden of verwerpen.
Spreker heeft in de stukken van Ged. Staten
niet kunnen lezen, of zij al of niet sympathiek
tegenover deze aanmaning staan. Zij hebben
om het maar eens huiselijk te zeggen
alleen maar de boodschap aan de Prov. Sta
ten over te brengen. Het gaat volgens spreker
niet aan, de provincie Noord-Holland te
dwingen tot standplaatsaftrek over te gaan,
omdat Zuid-Holland dien óók heeft. Hij hoopt,
dat de Prov. Staten met algemeene stemmen
het voorstel zullen verwerpen, want de demo
cratie mag ïiiet met zich laten sollen.
De heer Klaas de Vries (V.D.) zegt,
dat de Staten zich nu eenmaal hebben uitge
sproken en dat zij op dit standpunt moeten
blijven staan. Het is de vraag, of de belangen
van alle ambtenaren zullen worden gediend,
wanneer men het in Bloemendaal wonende
personeel in een uitzonderingspositie zou plaat
sen. Spreker is van oordeel, dat het voorstel
moet worden verworpen.
De heer Seegers (Comm.) is van oordeel,
dat Ged. Staten zich niet krachtig genoeg te
gen de Kroon verzet hebben. Met dezen stand
plaatsaftrek wordt geen enkel belang gediend
Het voorstel-Luden c.s. noemt spreker een
„vergulde pil". Het minder smakelijk recept,
dat Ged. Staten hebben aangeboden, wordt
er door het voorstel-Luden niet smakelijker
op. Hij hoopt, dat de Staten een zoo krachtig
mogelijke houding tegenover den stand
plaatsaftrek zullen aannemen.
De heer V u 1 i k (R.K.) zegt, dat de minis
ter de Staten met dit Koninklijk besluit heeft
overvallen. Spreker kan dezen standplaats
aftrek niet aanvaarden, maar zal het amen-
dement-Luden steunen.
De heer De Jong Schouwenburg
(Chr. Hist.) merkt op, dat thans het, spreek
woord dreigt bewaarheid te worden, dat wie
het onderste uit de kan wil hebben, net dek
sel op den neus krijgt. En dat vindt spreker
niet bevreemdend. Het gaat er nu om, te
trachten nog te redden wat er te redden valt.
Om dit te bereiken, is het wenschelijk, het
amendement-Luden aan te nemen. Hij be
treurt het, dat de meerderheid van de com
missie, die over dit voorstel rapport heeft uit
gebracht, zich er tegen heeft verklaard. Hij
hoopt, dat deze vergadering van een ruimer
inzicht blijk zal geven.
De heer Schurer (Chr. Dem.) verklaart
tegen de voordracht te zullen stemmen, o.a.
ook omdat het verschil tusschen ambtenaren
en arbeiders wederom wordt geaccentueerd.
Hij vindt het logisch, ook tegen het amende
ment-Luden te stemmen, want wie daarvoor
stemt, stemt ook voor de rest.
De heer Van Engelen (Kath. Dem.)' zegt
dat zich geen nieuwe gezichtspunten heb
ben geopend. Het eenige is het amendement-
Luden. Hij zal ook daar tegen stemmen, want
hij wil niet meedoen, om nu tegenover den
minister „brave zoete jongens" te spelen.
De heer L a m b o o y (R. K.) vindt het
heelemaal niet vreemd, als gepoogd wordt
een verzachting te verkrijgen, wat het amen
dement-Luden beoogt, want de Staten zijn
geen Eerste Kamer, die alleen maar recht van
verwerpen of aannemen heeft. Wat het amen
dement-Luden betreft, denkt spreker aan het
spreekwoord van het halve ei en den dop. Hij
zal dus voor dit amendement stemmen.
De heer Clijnk (R.K.) zal zijn stem aan
dit amendement niet geven, omdat dit voor
het overig gedeelte van het personeel on
rechtvaardig is.
De heer V1 e k k e (N.S.B.) ziet in dit amen
dement alleen een poging om een brug tus
schen Regeering en Staten te bouwen Hij zal
aan dien bouw niét meedoen.
De heer Sneevliet (Rev. Soc.) meent
dat er maar één antwoord mogelijk is; men
moet de opeenvolgende verslechteringen, door
de regeering opgedwongen afwijzen. Ook deze
spreker zal tegen het amendement-Luden
stemmen, want de Staten hebben bij de eerste
behandeling van deze aangelegenheid nieïs
verprutst. De Staten moeten zich zoo sterk
mogelijk kanten tegen deze eenzijdig en dwin
gend optredende regeering. Het is een ge
vaarlijke positie om „op den lijmstok van den
heer Luden te gaan zitten". Bij het aanne
men van het amendement-Luden glijdt men
steeds verder weg. Men moet niet voor moei
lijkheden uit den weg gaan.
Elke medeplichtigheid met deze regeering
acht hij uit den booze. Spreker vindt het
opmerkelijk, dat het weer Christelijke par
tijen zijn, die „de Staten trachten te mis
leiden". Zij zijn daarmee op den verkeerden
weg. Het amendement-Luden mag geen re
den tot frontverandering zijn. De Staten
moeten hun eens ingenomen standpunt
handhaven. De dwang van de regeering
ontneemt aan de ambtenaren allen lust om
te werken. Zij willen geen marionetten en
automaten zijn. Er blijven slechts caricaturen
van het locaal zelfbestuur over.
De heer Boissevain (VB.) bestrijdt de
rede van den heer Sneevliet. De regeering
kan het best den algemeenen financieelen
toestand van het land overzien. De regeering
wordt geleid door motieven, gebaseerd op het
landsbelang. De sociale taak van het pro
vinciaal bestuur zal door de regeering ge
naast worden, wanneer men zich tegen deze
aanmaning verzet.
De heer Wit tem an (Ged, Staten)
(R.-K.) beantwoordt de verschillende spre
kers. Het spijt Ged. Staten, dat zij hetzelfde
onaangename drankje weer aan de Prov.
Staten moeten aanbieden en nu nog wel met
drang. De zaak is volgens spreker heel een
voudig. De Kroon wenscht, dat de Staten, nu
een besluit nemen; daarom hebben Ged.
Staten deze voordracht ingediend. Deze be
oogt mede te helpen aan de uitvoering van
de landswetten. Volgens spreker kunnen de
Staten moeilijk volharden in hun houding.
Zij kunnen tegen stemmen, maar zij behoo-
ren het niet te doen. Het amendement-Lu
den c.s. achten Ged. Staten niet onaanne
melijk. Men moet zich nu maar niet verdie
pen in de vraag, hoe de Kroon daar tegen
over zal staan. Hij beveelt aanneming van de
voordracht van Ged. Staten aan.
Er wordt niet gerepliceerd.
Thans wordt tot stemming overgegaan.
De amendementen-Luden c.s. werden ver
worpen met 44 tegen 26 stemmen.
De voordracht van Ged. Staten wordt
daarna verworpen met 5020 stemmen.
Plassenverordening.
Ged. Staten stellen voor een verordening
in het leven te roepen, die beoogt bescherming
van de watergebieden in deze provincie, zoo
als ook in Zuid-Holland en Groningen het
geval is, en waarop ook door den A.N.W.B.
Toeristenbond voor Nederland en de Kon.
Verb. Nederlandsche Watersport Vereeniging
is aangedrongen.
Na een toelichting door den heer Kooiman
(Ged. St.) en een aanbevelend woord van
eenige leden wordt deze voordracht zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Aan de orde komt het voorstel tot wijziging
van het Algemeen Reglement op het bestuur
der Provinciale Ziekenhuizen.
De heer Ver ip e u 1 e n (A.-R.) acht deze.
voordracht zeker 'ten génoégé van de Staten.
De commissie van bestuur van tenminste .vijf
leden blijkt in de prac-tijk wel wat klein. Zij
bestaat uit een lid van Ged. Staten, twee
leden van de Prov. Staten en twee leden, die
daarbuiten staan. Spreker zou een commissie
van zeven leden wenschen, opdat de ver
schillende richtingen van de Staten er in
vertegenwoordigd kunnen worden. Gaarne
wenscht hij de toezegging te ontvangen, dat
het aantal niet beneden de zeven zal worden,
alvorens daarvan aan de Staten mededeeling f
is gedaan, opdat zij zich daarover nader'
hebben kunnen uitspreken. De taak der
commissie wordt belangrijker en verzwaard.
Bij verhindering van één der leden zijn er
geen plaatsvervangers.
De heer Mich els (Ged. Staten) (S.D.A.P.)
zegt, dat het de bedoeling is om de vergade
ringen der commissie van bestuur te beper
ken tot één in de twee weken. De commis
sieleden hebben niet alleen een zware taak,
maar ook de voorzitter heeft die. Het. is al
tijd veel gemakkelijker geweest, om met een
klein aantal te vergaderen, dan met een
groot. Met den wensch van den heer Ver
meulen zullen Ged. Staten rekening houden.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Het voorstel inzake het vestigen van een
erfdienstbaarheid op provinciaal terrein te
Castricum wordt op verzoek van den heer
Van Dam voor nadere bestudeering aange
houden.
Goedgekeurd wordt het voorstel tot het in
eigendom aanvaarden van grond te Bloe
mendaal.
Provinciale krankzinnigen
verpleging.
Aan de orde komt het door de heeren
H e ij ermans c.s. ingediende voorstel tot
wijziging van de regeling inzake het verlee-
nen van provinciale bijdragen in de kosten
van verpleging van armlastige krankzinni
gen.
De heer Gravest ei n (A.-R.) vraagt of
Ged. Staten nog eens willen onderzoeken, of
de gemeentebesturen niet de behulpzame
hand willen bieden en welke bedragen hier
voor noodig zijn.
De heer Droog (R.-K.) is van meening,
dat de medici niet alleen alles uit een me
disch oogpunt moeten bezien. Zij moeten ook
rekening houden met de financiën.
De heer He ij ermans (S.D.A.P.) verde
digt zijn voorstel. Hij zegt, dat de kosten niet
boven de f 25 000 zullen komen. Hij acht het
een groot belang voor de geestesziekten en
dient een motie in. waarin verklaard wordt,
dat het uit sociaal-medisch oogpunt ge-
wenscht is, dat de verpleegprijzen in alle in
richtingen gelijk gemaakt worden. Tevens
verzoekt hij, een onderzoek naar de kosten
in te stellen.
De heer Mie hels (Ged. Staten) zegt, dat
het door den heer Heijermans genoemde be
drag van f 25.000 maar in de lucht hangt.
Met geen mogelijkheid is te zeggen, wat de
gevolgen in de toekomst voor de provincie
zullen zijn. De krankzinnigenverpleging
eischt een steeds grooter deel van de belas
tingopbrengst op. Noord-Holland doet op dit
gebied veel meer dan Zuid-Holland. Verdere
bemoeiing moeten Ged. Staten tot hun leed
wezen afwijzen. Ged. Staten zijn bereid, het
door den heer Heijermans gevraagde onder
zoek in te stellen; al zal dit heel moeilijk te
doen zijn.
Het voorstel-Heijermans wordt aangeno
men met 3530 stemmen.
Vrijwillige Verkeers-
inspectie.
Ged. Staten stellen voor, te besluiten, aan
de vereeniging Vrijwillige Verkeersinspectie
In Noord-Holland voor ieder der jaren 1936
en 1937 eene bijdrage te verleenen van f 360;
onder voorwaarde, dat over elk dier jaren
een verslag wordt ingezonden en de rekening
en verantwoording der Vereeniging de goed
keuring van Gedeputeerde Staten verkregen
heeft.
Wordt goedgekeurd.
Overdracht Waarderweg.
Goedgekeurd wordt het voorstel inzake
overdracht van den Waarderweg in den
Waarderpolder aan de gemeente Haarlem.
Subsidie voor het gebouw der
Ned. Herv. Kerk te Wijk aan Zee.
Ged, Staten stellen voor te besluiten;
a. ten behoeve van de restauratie van den
gemeentetoren te Wijk aan Zee aan de ge
meente Wijk aan Zee en Duin een subsidie
te- verleenen van 15 pet. der kosten met een
maximum van f 2250 onder voorwaarde, dat
voor hetzelfde doel door het Rijk 40 pet. dier
kosten, met een maximum van f 6000 be
schikbaar wordt gesteld en het overige door
de gemeente zelve zal worden gedragen
b. indien de onder a bedoelde restauratie
tot uitvoering komt, voor het herstel: van het
kerkgebouw der Ned. Herv. Gemeente te Wijk
aan Zee ter beschikking van Kerkvoogden te
stellen een subsidie van 15 pet. der kosten,
met een maximum van f 1200, onder voor
waarde. dat voor hetzelfde doel het Rijk 40
pet. dier kosten, met een maximum van
f 3200 en de gemeente Wijk aan Zee en Duin
15 pet. dier kosten, met eten maximum van
f 1200, zullen bijdragen en het verder be-
noodigde door de Ned, Herv. Gemeente te
Wijk aan Zee zal worden bijeen gebracht.
Wordt -goedgekeurd.
Benoeming van
een Griffier.
Thans komt aan de orde de benoeming van
een Griffier der Provinciale Staten ter voor
ziening in de vacature, ontstaan door het
aan Mr. S. H. Vening Meinesz verleend eer
vol ontslag.
De voordracht van Ged. Saben luidt als
volgt:
1. Mr, M. A. Stufkens, referendaris ter Pro
vinciale Griffie van Noord-Holland;
2. Mr. Dr. J. B. Sens, griffier ter gemeente
secretarie van Nijmegen;
3. Mr. J. A. Vaillant, referenda-ris ter pro
vinciale griffie van Noord-Holland.
Uitgebracht worden 67 stemmen.
Op den heer Stufkens worden uitgebracht
31 stemmen; op den heer Sens 14 en op den
heer Vaillant 22 stemmen.
Aangezien g-e emder eandiidaten de vol
strekte meerderheid heeft behaald, moet een
tweede vrije stemming plaats hebben.
Thans worden uitgebracht op den heer
Stufkens 31 stemmen, op den heer Sens 13 en
op den heer Vaillant 23 stemmen.
Wederom. is dus geen -meerderheid be
haald.
Herstemming moet nu plaats hebben tus
schen de heeren Stufkens en Vaillant.
Uitgebracht wonden 66 stemmen, namelijk
op den heer Stufkens 34 en op den heer Vail
lant 32 stemmen.
Gekozen is dus de heer Stufkens.
De voorzitter deelt mede dat den heer Stuf
kens van zijn benoeming kennis zal worden
gegeven.
Afscheid Mr. S. H. Vening
Meinesz.
Terwijl alle leden zich van hun zetels ver
heffen, spreekt de' Commissaris van de Ko
ningin de yolgende rede uit:
„Met de benoeriiing van den nieuwen
Griffier der Staten zijn de agendapunten voor
deze vergadering afgehandeld en gaan wij
weder voor zes weken uiteen.
Als wij op 28 Januari opnieuw samen
komen, zullen de Staten echter hun ge
trouwen medewerker missen, die gedurende
meer dan twintig jaren zijn zetel aan de zijde
van den Commissaris der Koningin heef''
ingenomen en op dien zetel zoo uitnemend
op zijn plaats was.
Zoo is dan voor u. mijnheer de Griffier, het
oogenbli'k aangebroken, waarop gij van de
Provinciale iStaten van Noord-Holland of
ficieel afscheid moet -nemen
Gij hebt in die twintig jaren in hun ver
gaderingen een zwijgende rol vervuld, maai
de ruim tweehonderd leden, die ge hebt zien
komen en zien gaan van de 77, d'ie er bij
uw optreden waren, hebben er nog slechts
zes in de Staten zitting hebben zich reken
schap kunnen geven van al het werk, dat
verbonden was aan de voorbereiding van de
stukken, die de Staten ter behandeling kre
gen, van de kennis en de bekwaamheid, die
voor deze voorbereiding werden gevorderd.
Hartelijk hebben opvolgende Statenver
gaderingen uw belangrijk aandeel In die
voorbereidimig gewaardeerd, en al wil ik niet
vooruitl-o-open op de woorden van d-anik, die
u uit den boezem der vergadering zuilen wor
den toegesproken, ik gevoel toch ook persoon
lijk de behoefte u in deze openbare zitting a-ls
voorzitter van het Provinciaal bestuur de
verzekering te geven, hoezeer dit uw heen
gaan betreurt en met hoeveel erkentelijkheid
het uwe langjarige toewijding aan de belan
gen van liet gewest zal gedenken.
Ik weet van nabij, dank zij het wederzij-dsch
■ertrouwen en de vriendschappelijke geznd-
heid, die onze ambtelijke verhouding ge
durende al die jaren heeft gekenmerkt, hoe
veel moeite het u heeft gekost te scheiden
uit het ambt, dat u dierbaar was en waarvoor
een twaalfjarige werkzaamheid in alle rangen
aan de provinciale griffie u zoo uitnemend
had voorbereid.
Ik kan mij dus voorstellen welke gevoelens
u thans bezielen en welke herinneringen in
u opkomen en uw brein doorkruisen. Zij zul
len blijde en droeve gedachten bij u opwek
ken.
WOENSDAG 18 DEC. 1935
Mr. S. H. Vening Meinesz.
Maar overheerschend moet toch het gevoel
zijn van groote dankbaarheid, dat ge uw ge
wichtig en veelzijdig ambt in goede gezond
heid opgewekt en krachtig, gedurende zoo
langen tijd hebt mogen vervullen en dat ge
dat neerlegt, niet versleten en niet verouderd,
maar in het volle bezit van de vermogens, die
u in staat zullen stellen op velerlei gebied nog
nuttig werkzaam te zijn.
De Staten wenschen u toe, dat dit nog vele
jaren zoo moge blijven. Zij danken u oprecht
en welgemeend voor al hetgeen gij voor de
provincie Noordholland zijt geweest en hebt
gedaan, voor de medewerking hun betoond
en voor de diensten hun bewezen. Uw per
soon en uw werk zullen bij hen steeds in
dankbare en vrienschappelijke herinnering
blijven voortleven.
Koninklijke onderscheiding.
Ik heb tenslotte nog een verblijdende me
dedeeling te doen. Het heeft H. M. de Ko
ningin behaagd, u bij besluit van 9 Decem
ber te benoemen tot Ridder in de Orde van
den Nederlandschen Leeuw; de minister van
Binnenlandsche Zaken heeft mij uitgenoodigd
u heden, bij uw afscheid, met het verleenen
van deze eervolle onderscheiding in kennis te
stellen. (Applaus).
Ik wensch u daarmede ook, namens de Sta
ten, van harte geluk. Ge moogt daarin het
bewijs zien, dat uwe verdiensten ook bij de
regeering erkenning hebben gevonden.
Ik hoop van harte, dat de u toegekende Ko
ninklijke onderscheiding er mede toe moge
bijdragen om u steeds met voldoening op de
beste jaren van uw leven te doen terugzien."
(Applaus)
De heer De Jong Schouwenburg
(Chr.-Hist.) spreekt een gevoelvol afscheids
woord namens alle Statenleden. Hartelijk
deelen wij allen in de vreugde over de u ver
leende Koninklijke onderscheiding, maar
daarbij komt een gevoel van leedwezen, nu
het oogenblik gekomen is, dat gij uw hoogst
gewichtige betrekking gaat neerleggen. Het
wekt bij ons een gevoel van weemoed, u voor
de laatste maal aan de tafel der Gedeputeer
den te zien zitten en niet meer het voorrecht
mogen hebben, met u samen te werken. Wij
zijn er allen van overtuigd, dat gij een onmis
bare schakel zijt geweest bij de voorbereiding
van alle zaken, die aan de Staten 'ter beoor
deeling worden gegeven. Wij hebben gewaar
deerd de stille kracht, die van u uitging. En
alle besluiten van de Staten hebt ge met tact
en met vaste hand uitgevoerd. Het is aan den
heer Pothuis en mij gegeven geweest, niet al
leen uw heele loopbaan als Griffier te mo
gen meemaken, maar u ook te kunnen verge
lijken met uw twee voorgangers. Het is ons
allen bekend, dat wie ook om inlichtingen bij
u kwam, altijd met de meeste bereidwilligheid
en groote vriendelijkheid geholpen werd. Vele
veranderingen hebben tijdens uw ambtspe
riode plaats gegrepen, o.a. een wijziging van
de Grondwet, die de evenredige vertegen
woordiging bracht, waardoor ook het aspect
van deze Statenvergaderingen zoo gansch en
al veranderd werd. Maar gij bleef dezelfde
waardige griffier. Onder uw Griffierschap
zijn de provinciale bedrijven tot -grooten bloei
gekomen. E!en overstroo-ming in Noord-Hol-
iand was oorzaak van een groote omkeering
op waterstaatkundig gebied, waarin gij ook
een groot aandeel hebt gehad. Ook voor den
Raad van Toezicht op de bedrijven is uw
heengaan een groot gemis. De tijd van uw
griffierschap is voor de provincie van groote
beteekenis geweest. Wij betuigen u daarvoor
onze hartelijk gemeende waardeering en ho
pen dat de nieuwe levensperiode voor u alles
zins gelukkig mag zijn. Het was een behoefte
van de Statenleden, u ter herinnering een
stoifelijk blijk van onze dankbaarheid aan te
bieden. Daaraan hebben alle Statenleden en
op een enkele uitzondering na alle fracties
meegedaan. Wij bieden u dan voor uw nieuwe
woning een fauteuil aan en hopen dat u nog
dikwijls aan ons zult willen denken. De Sta
tenvergadering vergeet griffier Vening Mei
nesz niet; nu niet en nooit!" (Applaus).
De heer Vening Meinesz krijgt daar
na het woord. „Mijnheer de Voorzitter, u wilt
me zeker wel veroorloven, dat ik voor de eer
ste maal de aandacht van de Staten vraag.
Ik beloof u, dat het ook de laatste maal zal
zijn. U zult het willen billijken, dat ik uiting
wil geven aan mijn dankbaarheid voor de
vriendelijke woorden van u en van den heer
De Jong Schouwenburg en voor den bijval
van de Staten. Ik breng mijn eerbiedigen
dank aan H, M. de Koningin voor de aan mij
verleende onderscheiding en ik dank hen, die
mij daarvoor hebben voorgedragen. Ik dank
de Staten ook voor het mooie geschenk, dat
ik zie als een bewijs van waardeering en.
vriendschappelijke verhouding, die waarlyk
niet van één kant kwamen. Ik zal den tijd,
dien ik hier heb doorgebracht, ook zonder een
stoffelijk blijk van waardeering, dikwijls ge
denken, maar ik wil uw geschenk toch dank
baar aanvaarden. Alleen vraag ik mij af, of
ik al die loftuitingen wel verdiend heb. Zou ik
mijn plicht niet verzaakt hebben, wanneer ik
aan u de hulp had onthouden, die de wet van
mij eischte? Ik heb het voorrecht gehad,
hoofd te hebben mogen zijn van een groot
ambtenarencorps. Aan hen komt die dank
veel meer toe, dan aan mij. Gaarne grijp ik de
gelegenheid aan, hen in het openbaar te dan
ken voor de wijze waarop ze mij het werken
gemakkelijk hebben gemaakt. Ik ben de Sta-
ten er ook dank voor verschuldigd, dat ze mij
32Vb jaar geleden tot adjunct-commies en op
24 Februari 1915 tot griffier benoemd heb
ben. Ik betuig ook mijn dank aan Ged. Sta
ten voor de hoogstaangename samenwerking,
en tenslotte aan den Voorzitter, met wien ik
mijn heele loopbaan als griffier heb samen
gewerkt en die mij zijn volle vertrouwen en
vriendschap heeft geschonken. Ik heb de pro
vincie mogen dienen in een belangrijk tijds
gewricht en veel mooi en zegenrijk werk mo
gen helpen voorbereden. Daarvoor kan ik niet
genoeg dankbaar zijn. De geschiedenis heeft
geleerd, dat elke economische crisis voorbij
gaat; en ook de huidige crisis, die een toene
mende neging tot centralisatie in het lands
bestuur in het leven heeft geroepen, zal voor
bij gaan". Die centralisatie beschouwt spre
ker als een zaad van vreemden bodem en die
acht hij nog gevaarlijker dan de economische
crisis. De heer Vening Meinesz eindigde zijn
rede aldus: ,,Ik hoop dat er spoedig een kente-
ring mag komen, die in de goede richting
■gaat. Nogmaals dank ik allen, die mijn leven
in dienst van de provincie zoo mooi hebben
gemaakt. Dat het de provincie wel moge
gaan!" (Applaus).
De vergadering werd te zes uur gesloten.
Met een handdruk namen alle leden af
scheid van Mi*. Vening Meinesz.
Mr. M. A. Stufkens griffier
van de Provinciale Staten.
Bijzonderheden uit zijn leven.
Engelsche bombardeervliegtuigen
boven Cairo. Op den achtergrond
een moskee met minarets.
Mr. M. A. Stufkens.
Mi'. M. A. Stufkens werd in 1891 te Gorin-
chem geboren. Na de lagere school bezocht hij
het Gymnasium. Daarna studeerde hij aan de
Universiteit te Amsterdam.
In 1917 promoveerde hij aldaar in de rech
ten.
Zijn loopbaan heeft verschillende stand
plaatsen gekend: eerst was hij gedurende een
jaar tijdelijk inspecteur van de directe be
lastingen in de inspectie Winschoten.
Gedurende drie jaren ongeveer oefende hij
de advocatuur uit te Middelburg.
Ongeveer acht jaren is hij toen afdeelings-
chef geweest bij de Provinciale Griffie van
Overijsel, in welken tijd hij te Zwolle woon
achtig was.
Sinds November 1929 is Mr. Stufkens
referendaris aan de Provinciale Griffie van
Noord-Holland en tevens bekleedt hij de semi-
officieele positie van secretaris-penningmees
ter van de Ontginningsmaatschappij „Noord-
Holland".
Behalve deze functies is Mr. M. A. Stufkens,
die nu te Heemstede woont, lid van de Rijks
commissie van advies voor werkverschaffing
en werkverruiming in Noord Holland, secre
taris van den raad van advies voor den eco-
nomisch-technologischen dienst, bestuurslid
van de Protest. Christelijke scholen in Heem
stede en mede-redacteur van Hartman's tijd
schrift voor administratief recht.
CORRESPONDENT VAN DEENSCH BLAD
UIT DUITSCHLAND UITGEWEZEN.
De Berlijnsehe correspondent van het Ko-
penhaagsche dagblad „Politiken", Thorwald
Steinthal, heeft aanzegging gekregen, dat hij
op korten termijn het Duitsch Rijksgebied
moet verlaten. De officieele motiveering van
dit besluit zegt, dat hij door „voortdurende
onware en hatelijke berichtgeving aan zijn
blad de belangen van het Duit-sche Rijk her
haaldelijk ernstig heeft geschaad en de ver
plichtingen van het gastrecht, dat hem in
Duitschland sedert jaren is verleend, op grove
wijze heeft geschonden". (A.N.P.)