Het Snelle Ding
Dl
Gladheid eischt
drie slachtoffers.
Tandheelkundig
Instituut
GEHEEL GEBIT
Zoo viert Den Haag
het einde van het jaar.
Het Kerstgeschenk van Dokter Wenden.
DINSDAG 24 DECEMBER 193!'
it* Auiaq-ta^it
IJzel.
Het is niet waar dat de auto den trein vol
komen vervangen kan. Hij kan dat niet bij
zwaren mist en als er ij zei op den weg zit. Hij
kan het zeker niet als het pas geregend heeft
en daarna gaat „opvriezen".
Ik heb daar vele herinneringen aan. Een
soort van nijdig doorzetten, ten onrechte door
mijzelf betiteld als sportiviteit, heeft mij ge
noopt tot volhouden op onberijdbaar-gladde
wegen. De gedachte, de auto ergens te laten
staan en zonder het ding thuis te komen leek
mij ook ondraaglijk. Vooral in den eersten
tijd, toen ik nog wennen moest aan de ge
dachte, een zoo kostbaar stuk bezit maar er
gens op straat te laten staan als ik gewoon
weg naar een vergadering ging. Daar mag een
ander nou 0111 lachen, maar is het zoo onver
klaarbaar? Als men van het weinige, dat men
in de wereld bezit, nimmer iets onbeheerd op
straat laat liggen, dan is het wel gek ineens
zoo'n groot duur ding te hebben dat zoomaar
in dien toestand komt te verkeeren. Al gaat
het dan zorgvuldig op slot
Zonder schaamte beken is. dat ik er niet toe
kon komen het ergens in een vreemde stad in
een vreemde garage te laten. Het moest
's avonds mee naar huis.
Nu, dit wanbegrip heeft mij heel wat ge
vaarlijke kapriolen gekost. Die eerste winter
was rijk aan bevroren wegen. En de eerste
maal dat ik er flink op remde leidde dit tot
een volkomen rechtsomkeert, waarna H, S. D.
zijn reis met beslistheid in de tegenovergestel
de richting voortzette.
Dit is een vreemde gewaarwording. Ik was
verbaasd, stopte met veel omzichtigheid en
gleed in zijaelingsche richting den weg af,
naar het voetpad. Ieder automobilist weet hoe
onaangenaam het is als zijn voertuig uitstap
jes in de breedte-richting gaat maken. Voor
dien dag had ik genoeg. Ruimschoots genoeg,
De volgende ervaring gold een klein oud
Citroëntje op den weg LeidenHaarlem,
's avonds laat. Er zat een heer in, die niet al
te nuchter scheen. De weg was spiegelglad, en
het Citroëntje pirouetteerde huiswaarts. Het
spoorde zeker ook niet erg zuiver meer; in elk
geval had het de heele wegbreedte noodig. En
de heele wegbreedte was spiegelglad.
Er is een speciale voorzienigheid, zeggen ze,
voor kinderen en dronkaards. Denkelijk be
staat er een extra-speciale voor 'n dronkaard
in een „kinderwagen". De heer zong en merkte
blijkbaar niets van het vreemde gedrag van
zijn tweezittertje. Het Citroëntje dartelde. Het
stoof vamrechts naar links en terug, het hupte
een brug op en nam hem onder een hoek van
vijfenveertig graden, het volbracht jolige steps
op de spiegelgladde tramrails en af en toe liet
het zijn achterwielen wild doorslaan.
Eerst reed ik er alleen achteraan, maar aan
gezien de gemiddelde snelheid van het jolige
dingske de twintig K.M. niet te boven ging
kwamen er al gauw anderen opdagen, die zich
bij mij aansloten. Ieder op zijn beurt kroop
af en toe eens uit den stoet, om het geval te
beschouwen en te taxeeren of hij er voorbij
kon. Maar niemand zag er kans toe. Eén voor
éen kwamen ze naast mijkeken, grinnikten en
zakten weer af naar. hun plaatsen in de colon
ne." Waint wie zich naast het Citroëntje zou
wagen en er een opstopper van krijgen zou
onherroepelijk den weg aftuimelen.
Drie of vier tegenliggers stopten alle eerbie
dig, toen het pretvoertuig op hen afkwam.
Twee ervan miste het op het nippertje. Het
sprong leutig verder, en de heer zette een
nieuw schorklinkend lied in, weergalmend in
de stilte des nachts.
Het onbegrijpelijke was dat het geval inder
daad het asphalt bij Bennebroek bereikte, en
daarmee de veiligheid. Meteen stoven wij het
in colonne voorbij. De dronken heer wuifde ons
hartelijk toe.
Twee dagen later gleed ik, bij het afrijden
van een pont, achterwaarts en lichtelijk-
scheef de „kluft" af en kwam gelukkig weer
op de pont terecht. Ook dat bleek niet zoo
prettig, maar het weerhield me nog steeds niet
van het doorzetten van zulke tochten.
De Waalbrug bij Zaltbommel, plus wat volg
de, werkte eindelijk genezend. Het had 's mor
gens geregend. Ik was in den regen gestart.
Het begon later te vriezen en dat feit drong
niet geheel tot mij door. Wel zei de veerman
op de Lek-pont: ,,'t Is glad in Culemborg",
maar dat viel erg mee en ik joeg voort via
Geldermalsen naar Zaltbommel zonder mij
ergens om te bekommeren. Pas later werd
duidelijk waarom er eerst een auto, daarna
een motorfiets naast den weg had gelegen en
waarom verscheidene menschen zulke arm
zwaaiende seinen hadden gegeven. Het snelle
ding kwam vrijwel geen rij Verkeer tegen en
rende zorgeloos verder. Had ik ook maar een
maal en maar even moeten remmen, het ein
de ware snel en onverbiddelijk geweest.
Vóór Zaltbommel ligt de groote Waalbrug. Er
is een scherpe bocht naar links. Ik liet den
wagen uitloopen en gleed in een mild gange
tje den breeden betonnen oprit op. Die glansde
nu toch verdacht, maar op hetzelfde moment
waarop ik dit besefte sloegen mijn achter
wielen al door, schoot ik naar links, daarna
naar rechts, maakte een halven slag rond en
kwam zonder remmen tot stilstand, na afslui
ting van contact.
Er stond een oude wegwerker, zwaar leunend
op een schop.
Haha! zei hij.
Het doet mij plezier dat u het grappig
vindt.
Nou, u bent al zoowat de tiende. U moet
met uw rechterwielen op die zandberm zien
te komen.
Dit was een goed idéé, en ik trachtte de
berm te bereiken, maar de auto ging achter
uit als ik op de vooruit inschakelde. Een po
ging in tegengestelden zin, inschakeling op de
achteruit dus, zette hem in zijwaartsche actie.
Het is niet prettig in een auto te zitten als
men machteloos staat tegenover zijn kapriolen.
Ik stapte uit, viel onmiddellijk, krabbelde weer
op en de wegwerker en ik vluchtten samen
voor een grooten vrachtwagen, die de brug
af kwam zeilen. Daarna strooiden wij zand,
en daarover bereikte ik die reddende berm,
hotste over groote aardkluiten naar de brug,
zwaaide die over, belandde in Zaltbommel en
was 's avonds nog dwaas genoeg om naar Den
Bosch te rijden.
Veertien kilometer in drie kwartier. Heele
einden langs het water, in een gesloten wagen,
met een slingerende autobus voor mij. Krijgs
raad met zes „collega's" voor de brug over de
Dieze, die in de diepte ligt. Helling af, bevroren
brugdek over, helling opSlechts, één was
er in de brugleuning blijven hangen.
In Den Bosch liet ik H. S. D. staan en ging
per trein naar huis.
U wordt wijzer! zei de Garage. Nie
mand hoorde te rijden als het zóó is
Waarachtig, de Garage heeft gelijk.
Twee kinderen bij autobotsing
gedood.
Vrouw bij hef waterscheppen
verdronken.
Ernstig auto-ongeval bij Gilze-Rijen.
Maandag reed op den Bredaschen
weg te Gilze Rijen een personenauto,
waarin behalve de chauffeur gezeten
waren ir. Los, uit Eindhoven, diens
echtgenoote en zes kinderen, die op
weg naar Leiden waren om aldaar
het Kerstfeest te vieren. Ter hoogte
van café „Planken Wammes" reed de
auto op een tractor met aanhang
wagen, die tengevolge van de glad
heid van den weg geslipt was en dwars
over den weg stond.
De gevolgen van de aanrijding waren ont
zettend; de personenauto werd totaal ver
nield. Uit de brokstukken werden twee meisjes
van resp. 4 en 5 jaar in deerniswekkend en toe
stand te voorschijn gehaald. Een jongetje van
drie jaar bleek een armpje te hebben ge
broken, terwijl de chauffeur, ir. Los en diens
echtgenoote snijwonden en schrammen had
den opgeloopen. De overige drie kinderen
bleven ongedeerd.
Dr Hoek uit Gilze en Dr. Glabbeek uit Rijen
waren spoedig ter plaatse, verleenden eerste
hulp en brachten de slachtoffers naar het St.
Ignatiusziekenhuis te Breda. Bij aankomst
bleken de twee meisjes reeds te zijn over
leden. De toestand van de overige slachtoffers
is niet ernstig.
Bij het waterscheppen verdronken.
Maandag wilde de 64-jarige echtgenoote van
den fabrieksarbeider J. Tielman water schep
pen uit de put achter haar woning. Door de
gladheid kwam zij te vallen en viel voorover
in de put.
Toegeschoten hulp bracht de vrouw naar
boven. Ofschoon twee doctoren spoedig ter
plaatse waren mocht hulp niet meer baten.
Zonder tot het bewustzijn te zijn gekomen, is
de vrouw kor.t na het ongeval overleden.
Brandkast in postkantoor
opengescheurd.
Maandag ontdekte men, dat er was inge
broken in het postkantoor van den Westzee
dijk te Rotterdam. De eerste ambtenaar, die
op het kantoor kwam, zag, dat de brandkast
er niet meer was. Bij nader onderzoek bleek
deze naar een zijkamertje te zijn gesleept,
waar de kast ondersteboven was geworpen
en aan de achtei'zijde opengescheurd.
De ambtenaar heeft dadelijk de politie ge
waarschuwd. Bij onderzoek bleek voor een
groot bedrag aan zegels en een klein bedrag
aan geld uit de kast te zijn ontvreemd.
De dieven zijn door een raam naar binnen
gekomen, nadat zij eerst het zich daarvoor
bevindende ijzeren hek hadden weggebroken.
RIJKSSTRAATWEG 16
HAARLEM-N TELEF. 16 7 2 6
vanaf f ^5 - met garantle, pijn-
vanar r jj. 1oos trekken inbegr.
BESLIST PIJNLOOZE BEHANDELING.
Spreekuren alle werkdagen
van 912 en 14 uur. Zater. 912 uur
Avondspreekuren
Dinsd., Woensd. en Donderd. v. 79 u.
(Adv. Ingez. Med.)
Spoorlijn in particuliere
exploitatie?
Plannen voor de lijn AlfenUithoorn.
Naar wij vernemen worden door een com
binatie van particulieren pogingen in het
werk gesteld om de spoorlijn Alfen aan den
Rijn—Uithoorn, waarvan de exploitatie zoo
als bekend met ingang van 1 Januari door de
Ned. Spoorwegen zal worden stopgezet, zelf te
explolteeren. Naar ons van wel-ingelichte
zijde wordt medegedeeld zou dit plan, waar
voor al in de aan de op te heffen lijn gelegen
gemeenten als Aarlanderveen, Nieuwkoop en
Nieuwveen groote belangstelling bestaat, zeer
veel kans van slagen hebben. Het zou in de
bedoeling liggen op de lijn een motor tractie-
dienst in te voeren met goede aansluitingen
naar Haarlem en Amsterdam. Men kon ons
tenslotte nog mededeelen dat zeer waar
schijnlijk nog deze week beslissende bespre
kingen zullen worden gevoerd met de directie
van" de Ned. Spoorwegen, waarvan uiteraard
ook het benoodigde materiaal zal worden be
trokken.
TWEE LEDEN VAN DE OSSCHE BENDE
VOOR DE RECHTBANK TE
ROERMOND.
De Roermondsche rechtbank heeft twee
leden der Ossche misdadigersbende veroor
deeld.
JDe 50-jarige rijwielhandelaar T. M. uit
Gemert werd veroordeeld tot 2Vz jaar gevan
genisstraf met aftrek van het voorarrest ter
zake dat hij in den nacht van 27 op 28 Maart
1934 op den uitkijk had gestaan, terwijl eenige
Ossenaren waaronder Toon de Soep, de Brok
en „De Klits" bij de gebroeders Van der Ven
te Gemert een inbraak pleegden.
M„ had hiervoor 100 belooning ontvangen.
De 39-jarige H. E., eveneens uit Gemert,
werd veroordeeld tot twee jaar gevangenis
straf, met aftrek van het voorarrest wegens
medeplichtigheid aan een inbraak op 3Maart
van dit jaar gepleegd bij den landbouwer ter
Hagen te Schijndel.
%\\Huiveriq!Opqepasl
1// U hebt kou gevat
U( neem dadelijk een
W KROONTJE
er
Van mondaniteit en nooddruft,
Vroomheid en inkeer,
Champagne en Wintersport.
(krooncachets)
t gevaar is bedwongen
(Adv. Ingez. Med.)
Al is den Haag niet verstoken van fabrie
ken, een industriestad is het niet. En al is het
geen industriestad, de werkloosheid en de
wangunst van den tijd laten er zich terdege
gevoelen. Vele groote fortuinen, waaraan onze
stad en hare randgemeenten, zoo rijk was in
dubbele beteekenis des woords, zijn tot zeer
bescheiden porporties of tot nauwelijks her
kenbare minima weggeslonken; alles wat hier
een goed leventje leidde van de suiker, de ta
bak, de rubber of de thee leeft in de meest be
krompen omstandigheden en wie van hun
pensioen moeten leven zijn er niet beter aan
toe. Zij, die geacht konden worden in het we-
reldsche leven der Hollandsche steden zoo
niet den toon aan te geven, maar dan toch een
factor te zijn: ambtenaren, officieren, leden
van de hofhouding en de rechterlijke macht,
moeten thans voor een groot gedeelte van hun
salaris leven. Ik ben de laatste om iemand te
beklagen die van den arbeid zijns hoofd en
zijner handen moet leven, doch men mag niet
temin vaststellen, dat er voor uitgangetjes in
die kringen bitter weinig gelegenheid meer
overblijft. Velen, de meesten, van die Haag-
sche menschen hadden tot voor eenige jaren
een vermogen dat hen in staat stelde een aan
genaam leven te leiden van de rente daarvan
mét hun honorarium. Die vermogens zijn ter
dege gehavend en het is te begrijpen dat een
rechter, een referendaris, een ritmeester, wier
salarissen om en bij de vijf mille 'sjaars
schommelen, mèt de noodzakelijkheid „hun
stand op te houden", nauwelijks of in het ge
heel niet in staat zijn zich een extraatje te
veroorloven. Het lidmaatschap van de Witte,
een abonnement op de Mengelbergconcerten,
dat is al de eenige weelde die over blijft
vraag niet hoeveel opofferingen aan andere
dingen, die vereisohen.
Natuurlijk drukt dit alles zéér duidelijk zijn
stempel op de laatste week van het jaar. De
uiterlijke glans van die dagen is er voor een
groot gedeelte af. De menschen, die de be
hoefte gevoelen met de Kerstdagen of met
Oudjaar, hun weemoedige of vreugdige stem
mingen wég te feesten of te stimuleoren aan
goedgedekte tafels met welvoorziene schotels
en aangename dranken, zijn nu voor een groot
gedeelte genoodzaakt thuis te blijven. Wan
neer dit het ergste gevolg van de slechte tij
den was, zou het wel te overkomen zijn. Men
gunt dezen lieden hun vermaak gaarne, doch
bijster belangwekkend is het allerminst, al
mag men anderzijds ook weer niet vergeten
hoevele middenstanders aan zulk vermaak
een extra-boterham plachten te verdienen en
hoezeer de restaurants op die dagen steunden.
Maar al is er een zeer duidelijke vermindering
van feestvieren te constateeren, niettemin
wordt er die dagen bij ons in de residentie nog
een flink sommetje opgegeten en -gedronken.
Zoo hoorde ik dat vele restaurants reeds „be
sproken-uitverkocht" zijn voor die avonden.
De grootste feestvreugde concentreert zich in
de zoogeheeten „mondaine" eetgelegenheden:
het Hotel des Indes, de Wittebrug, Central
met the House of Lords en Royal. De exploi
tanten van die huizen beijveren zich hun gas
ten zéér lange en voor die lengte zeer goed-
koope menu's voor te zetten, zóó lang en zóó
goedkoop, dat men er nieuwsgierig naar mag
zijn eens een blik op de wijn- en champagne-
kaarten te werpen. De voortreffelijke restau-
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1885.
24 December:
In het „Nederlandsche Panopticum"
Amsterdam is een tentoonstelling ge-
louden van ongeveer driehonderd ge-
achten uit Nederland. Zonder zich te
/ermoeien kan men dus ons geheele
.aderland doorreizen, Dit geschiedt
Joor middel van een instrument, onlangs
,e Parijs uitgevonden, dat wij niet beter
.runnen vergelijken dan bij een groote
jarapluie, die van binnen verlicht, door
eenkolossaal uurwerk 'in' beweging
.vordt gebracht.
Iedere machine bevat twee en dertig
iezichten. Wij zagen o.a. afbeeldingen
an de Kalverstraat, den Dam, van
Scheveningen, Zandvoort, Rotterdam,
Groningen, Leeuwarden enz. en daar de
>hotografieën onverwacht zijn genomen,
behoeft het niemand te verwonderen,
lat hij of zichzelf, of een zijner vrien
den ontmoet, daar de afbeeldingen aan
duidelijkheid niets te wenschen over
laten.
De „Vereeniging van het Vreemdelin
genverkeer" heeft 200.000 exemplaren
naar alle werelddeelen verzonden, om
den vreemdeling op te wekken, met het
eigenaardig schoon van ons land te
komen kennis maken.
Deze nieuwe collectie is. een groote
aanwinst voor het „Panopticum".
door ELSA KAISER.
okter Wenden stampte de sneeuw van
ijn zware laarzen en schudde zijn
latte jas zóó hevig dat het water in
tallooze drupels rondspatte, daarna
hing hij haar op den kapstok en wreef zijn
ijskoude handen.
Ziezoo, zijn visites waren afgeloopen, nu
kon hij rustig Kerstmis vieren. De oude dok
ter stapte zijn huiskamer binnen. Het was al
schemerdonker, hoewel het nog niet zoo erg
laat was. Hij keek rond en zag tegen den hel
deren achtergrond van het venster de silhouet
van een kerstboom oprijzen.
Zooals elk jaar had juffrouw Jeanne den
kerstboom versierd en was daarna naar haar
familie gegaan om den avond te vieren.
Onder den boom, die tot aan het plafond
reikte, lagen een paar zelf gebreide wollen
sokken en een kistje zware sigaren, de kerst
geschenken van juffrouw Jeanne voor haar
meester. Daarnaast stond de flesch wijn die
de dokter zelf had gekocht. Dit was het kerst
feest van den ouden dokter.
Het was behagelijk warm in de kamer en
de dokter kwam inderdaad een beetje bij.
Toch bleef zijn stemming zwaarmoedig, hij
had het. gevoel dat hij het liefste zichzelf zou
willen ofitvluchten.
Niemand kende dokter Wenden anders dan
een beetje knorrig en stug en men was dit
langzamerhand gewed geraakt, want er was
toch dikwijls nog iets van humor in zijn knor
rige woorden die iemand later, wanneer hij
over een gesprek met den dokter nadacht, de
den lachen. Vanavond was hij echter beslist
ongenietbaar en dat was de schuld van het
Kerstfeest. Want dokter Wenden had een he
kel aan het Kerstfeest, dan voelde hij zijn een
zaamheid eerst goed, hoewel hij daar toch
langzamerhand aan gewend moest zijn, want
het was al sedert jaren hetzelfde. Maar al
zijn brommen en mopperen hielp niets, hij kon
zijn verlangend hart toch het zwijgen niet
opleggen en evenmin kon hij herinneringen
aan vroegere prettige kerst-feestvieringen ver
drijven.
De dokter trok zijn wenkbrauwen op en
bromde: „Weg met die herinneringen, kom
neem een glas wijn en een sigaar en ga eens
vroeg naar bed!" De dokter had de gewoonte
aangenomen met zichzelf te praten en zich
zelf raad te geven, een gewoonte die bijna alle
eenzame menschen op den duur aannemen.
Juist wilde hij zijn dikke laarzen verwisse
len voor zijn warme vilten pantoffels, toen er
gebeld werd. Hij opende het venster en keek
uit in de stille straat. Midden op den be-
sneeuwden weg stond een klein figuurtje met
een dun manteltje aan, een meisje. Het smalle
gezicht was omhoog geheven en leek geheel
wit in het koude maanlicht. De blonde haren
waren onbedekt.
„Wie is daar?" riep de dokter van boven af.
Het meisje rekte zich op haar teenen en
riep met haar fijn, nauwelijks verstaanbaar
stemmetje. „Ik ben het, Liesje Keuling. Of u
dadelijk bij moeder wil komen, moeder is hee-
lemaal niet goed!"
„Ik kom!" riep dokter Wenden met zijn
stem als een trompet. Hij rende de gang in en
rukte zijn pels van den kapstok, ging naar be
neden en zocht in het onderhuis naar zijn
motorfiets. Hij wist, als vrouw Keuling hem
liet roepen dan was het erg
Liesje, die nog altijd geduldig stond te
wachten, moest achter op de motorfiets klim
men en den dokter stijf bij den lederen gor
del, dien hij voor dit geval had omgedaan,
vasthouden. „Houdt je heel stevig vast, wat
er ook gebeurt!" waarschuwde hij. „Ik zal
hard rijden en kan daarbij niet op jou letten,
dus vasthouden, begrepen?"
Liesje knikte en toen ging het met een
vaartje door de besneeuwde straten naar het
kleine huisje van vrouw Keuling.
Dokter Wenden had zich niet vergist. Hij
zag dadelijk, toen hij het armelijke kamertje
der weduwe binnenkwam, dat hier niets meer
te helpen viel
Vrouw Keuling scheen echter geen rust te
kunnen vinden, zij kreunde en zuchtte voort
durend en mompelde onverstaanbare woorden
voor zich heen.
De dokter boog zich over het bed en luis
terde en toen verstond hij de woorden. „Wat
moet er van mijn Liesje worden, zij is toch pas
acht jaar?"
De dokter legde zijn groote hand bescher
mend op de handen van vrouw Keuling.
„Maak je daarover geen kopzorgen, zeide hij,
ik zal voor Liesje zorgen!"
Een glimlachje gleed over het stervend ge
laat. De oogen van de zieke keken hem nog
eenmaal aan, bedanken kon zij niet meer,
maar over haar vermoeid gezicht viel de rust.
„Nu zal ik het kind maar meenemen",
zuchtte een buurvrouw, die toevallig bin
nenliep om eens te kijken hoe het vrouw
Keuling ging.
„Niks d'r van", weerde dokter Wenden af.
„Liesje komt bij mij!"
De vrouw trok een verwonderd gezicht
maar zweeg, als de dokter sprak, wisten de
dorpelingen, dan hoefde je niet tegen te
spreken!
En nu gingen de twee weder door de koude
straten, de oude dokter en het kind.
De sterren schitterden met een metalen
glans aan den donkeren hemel en de hard
bevroren sneeuw kneterde onder de wielen
van de motorfiets.
De vensters der huizen die zij voorbij kwa
men. waren bijna alle verlicht en overal
stonden kerstboomen voor- de ramen. Men
vierde het Kerstfeest, de straten waren als
uitgestorven.
Toen zij thuis kwamen nam de dokter het
kleine meisje op den arm en droeg haar naai
de huiskamer waar hij haar in den grooten
leunstoel bij de kachel neerzette. Aldoor
zweeg Liesje, ook toen hij haar onhandig uit
haar manteltje hielp Het kind begreep niet
dat haar moeder gestorven was, zij meende
dat zij een poosje bij den dokter naar den
Kerstboom mocht kijken. Moeder sliep nu,
als zij wakker werd zou Liesje weer bij haar
zijn. Met groote glanzende oogen keek zij er
naar hoe de dokter de lichtjes in den Kerst
boom ontstak.
Nu werd het mooi ln de eenzame kamer
van den ouden dokter, hij zou een mensch
gelukkig maken!
„En nou zal ik eerst eens wat te eten ha
len.,, bromde de dokter, „kijken wat juffrouw
Jeanne voor ons heeft overgelaten. We heb
ben toch alle twee honger, wat jij?"
Liesje knikte „Jawel dokter", zei ze ge
hoorzaam en keek naar den Kerstboom. Zij
durfde niets te vragen en vooral niet wan
neer zij weer naar moeder toe zou gaan. Ze
was een beetje bang voor den dokter, maar
moeder had altijd gezegd, dat hij een goed
mensch was. Nu ja, en moeder kon dit we
ten, want moeder wist alles.
Dokter Wenden maakte heel wat drukte
in de keuken, hij zocht bij elkaar wat hij
kon vinden ep nam zoowaar het groote stuk
gebraden vleesch, dat in de keukenkast
stond.
Toen hij de kamer weer binnen kwam, zat
Liesje nog altijd braaf in den veel te groo
ten leunstoel, maar haar hoofdje hing op-
zijde en haar borstje hief zich rustig op en
neer onder de regelmatige ademhaling. Zij
was in slaap gevallen.
Een poosje stond dokter Wenden besluite
loos naar het kind te kijken, in zijn hand
hield hij de schaal met het groote stuk
vleesch. Plotseling zette hij de schaal op
tafel en boog zich over het kleintje heen.
nam haar op en droeg haar naar zijn slaap
kamer. Daar legde hij haar op het bed en
trok voorzichtig haar oude schoentjes uit,
dekte haar toe en ging terug naar de huis
kamer. Hij liet de deur openstaan zoodat hij
het kind kon hooren als zij wakker werd.
De lichtjes in den boom brandden nog.
Dokter Wenden schonk zichzelf een glas wijn
in en ging in den grooten leunstoel zitten,
terwijl bij omstandig, zijn laarzen uittrok.
Het rook in de kamer naar dennennaalden,
gebraden appelen en koek. De oude dokter
schuurde zijn rug tegen de leuning en een
glimlach vloog over zijn norsch gezicht. „Wet
zal juffrouw Jeanne wel zeggen?" öachi hij
en glimlachte nog eens. „Morgen moet er
speelgoed komen".
Hi.i keek naar den Kerstboom en dacht.
„Ik heb opeens een levend Kerstgeschenk
gekregen, een klein meisje dat mij is nage
laten als een kostbaar bezit. Ik moet er Iets
goeds van maken, van dit geschenk, ik moet
tw"°n dat ik het waard ben".
Hij knikte en voelde zich plotseling niet
eenzaam meer, heelemaal niet, ofschoon het
toch Kerstmis was....
rateuï Kemper, die niettemin in weinig flo
rissante materieele omstandigheden overle
den is, placht te zeggen „Ze eten me arm,
maar ze drinken me rijk". Aan die keuken-
maxime mag men denken, wanneer men de
ellenlange menu's ziet die de Haagsche restau
rant voor de Kerstdagen aankondigen en den
prijs daarvan vergelijkt met wat men. voorge
zet zal krijgen. Men begrijpt dat er die dagen
althans more el e wijn- en zelfs champagne-
dwang bestaat. En men bedenkt dat er bij die
restaurants eenige zijn, die op door-de-week-
sche dagen voor een flesch je minir aalwater
f 1,50 a f2 vragenEnfin, wie het er voor
betalen wil, hij betale en geniete daarvoor van
spijs en drank, van muziek en dans en van de
kostbare cabaretnummers, die dit alles boven
dien nog zullen opluisteren.
Den Haag is nu eenmaal een mondaine
stad en dus ook een stad van contrasten.
Zijn er honderden, die honderden zullen uit
geven om zulke wereldsche gebeurtenissen
mee te maken, er zijn ook tienduizenden,
die niet weten hoe zij zelfs met de Kerstda
gen iets extra's zullen kunnen bekostigen.
Tienduizenden, die maanden lang rekenen
en zich kleine genotmiddelen ontzeggen om
althans op die hoogtijdagen van het jaar
een schamel kerstboompje in hun huiskamer
te hebben en een stukje vleesch of een pud
dinkje op hun tafel. En hög armer en, voor
wie de weldadige stadgenooten en vereeni-
gingen plegen te zorgen. Wie hier de aan
kondigingen van de feestelijkheden in de
dure restaurants ziet en daar de ijzeren pot
ten van het Leger des Heils ziet staan om
den armsten der armen althans eens één
maal in het jaar iets pleizierigs te bereiden,
voelt schrijnend de tegenstellingen der men
schen maatschappij. die zich juist in.de groo
te steden op zoo pijnlijke wijze openbaren.
Er zijn óók de talrijken, die naar goed-Hol-
landsche gewoonte, ook al zou een maaltijd
in een groot, rijk-verlicht restaurant hen
allerminst dérangeeren, juist, die hoogtijda-
een des .iaars bij den huiselijken haard wil
len doorbrengen: die devoot ter kerke gaan
en met hun gezin deze dagen in het eigen
huis in aangename, vriendelijke stemming
doorbrengen.
Zóó zijn er en de briefschrijver wiens
taak het is het leven in den Haag getrouwe
lijk te noteeren en niet te moraliseeren, zou
bijna geschreven hebben: „gelukkig" zóó
zijn er velen. Velen, die er niet aan zouden
denken met Kerstmis of op Oudejaarsavond
buitenshuis door te brengen, velen die juist
op die avonden-van-inkeer en terugzien op
wat onherroepelijk voorbij is .temidden van wie
hun lief en dierbaar zijn willen doorbrengen,
zonder vreemden, zonder jazz-muziek en
zonder champagne desnoods.
En weet ge, dan Is er nog een nieuw, een
tijdsverschijnsel.
Dat zijn de duizenden die gedurende hun
Kerstvacantie buitenslands gaan om win
tersport te beoefenen. Vroeger waren het de
materieel-bevoorrechten, die in Zwitserland,
Noorwegen of Beieren de ski's gingen aan
binden en de zuivere versterkende lucht in
hun longen zuigen. Vroeger waren het alleen
de gefortuneerden, die ook wel eens zeiden
„naar de wintersport" te gaan, doch eigen
lijk niet anders deden dan de hotel-halls van
St. Moritz. Kitzbühl of Molde al bridgend to
bevolken. Die zijn er nu nóg wel. Doch een
typisch tijdsverschijnsel Is het te zien hoe
vele eenvoudige menschen voor zéér een
voudige prijzen een da"- of veertien de zuivere
sneeuw gaan opzoeken. Groote gezelschappen
met kleine beurzen vertrekken per derde
klasse trein naar het buitenland, om daar
voor enkele tientallen guldens de stof der
kantoren te vervangen door den ozon van
het hooggebergte, Dat. is een geheel nieuw
Kerstmis-aspect. Menige kantoorklerk, on
derwijzer, boekhouder of handelsreiziger
heeft het geheele jaar gespaard om dit feest
voor geest en gemoed te kunnen vieren. Voor
honderd a honderdvijftig gulden kan men
een verrukkelijke Kerstvacantie in een heer
lijke omgeving doorbrengen. Wie vroeger, ge
durende deze dagen van café naar café, van
dancing naar dancing liepen en zich loom
verveelden in het geroezemoes dier overvul-
de lokaliteiten, die suizen nu op de lange lat
ten de berghellingen af en spannen hun veer
krachtige jonge lichamen in de tintelende
weelde van Europa's sneeuwgebieden.
En zóó gaat nu de residentie, dit wonder
lijke 's-Gravenhage, dat zoovele zijden van
menschelijke samenleving en menschelijke
levenswijzen openbaart, de laatste week van
het jaar in. Alle tegenstellingen van de
groote stad zijn in den Haag te zamen. De
man met 't pijpje in hemdsmouwen bij het
raam; de grande dame in avondtoilet in des
Indes of de Witte brug; het meisje dat óók
wel eens „voor één dag dame" zijn wil en
zich verbeeldt mondain te zijn; het rustige
gezin in de warme huiskamer; de bedelaars
en spiritusdrinkers bij het eenige warme
maal in de Metropool of bij het Leger des
Heils; de vrome kerkgangers; de stille wan
delaars langs de zee en door de duinen: de
feestvierders en de fuif hummers; de wee-
moedigen en de ernstigen; de werkloozen en
de wintersporters.
Zóó viert den Haag de laatste dagen van
het jaar.
Mr. E. ELLAS.