Het Snelle Ding Dl Gladheid eischt drie slachtoffers. Tandheelkundig Instituut GEHEEL GEBIT Zoo viert Den Haag het einde van het jaar. Het Kerstgeschenk van Dokter Wenden. DINSDAG 24 DECEMBER 193!' it* Auiaq-ta^it IJzel. Het is niet waar dat de auto den trein vol komen vervangen kan. Hij kan dat niet bij zwaren mist en als er ij zei op den weg zit. Hij kan het zeker niet als het pas geregend heeft en daarna gaat „opvriezen". Ik heb daar vele herinneringen aan. Een soort van nijdig doorzetten, ten onrechte door mijzelf betiteld als sportiviteit, heeft mij ge noopt tot volhouden op onberijdbaar-gladde wegen. De gedachte, de auto ergens te laten staan en zonder het ding thuis te komen leek mij ook ondraaglijk. Vooral in den eersten tijd, toen ik nog wennen moest aan de ge dachte, een zoo kostbaar stuk bezit maar er gens op straat te laten staan als ik gewoon weg naar een vergadering ging. Daar mag een ander nou 0111 lachen, maar is het zoo onver klaarbaar? Als men van het weinige, dat men in de wereld bezit, nimmer iets onbeheerd op straat laat liggen, dan is het wel gek ineens zoo'n groot duur ding te hebben dat zoomaar in dien toestand komt te verkeeren. Al gaat het dan zorgvuldig op slot Zonder schaamte beken is. dat ik er niet toe kon komen het ergens in een vreemde stad in een vreemde garage te laten. Het moest 's avonds mee naar huis. Nu, dit wanbegrip heeft mij heel wat ge vaarlijke kapriolen gekost. Die eerste winter was rijk aan bevroren wegen. En de eerste maal dat ik er flink op remde leidde dit tot een volkomen rechtsomkeert, waarna H, S. D. zijn reis met beslistheid in de tegenovergestel de richting voortzette. Dit is een vreemde gewaarwording. Ik was verbaasd, stopte met veel omzichtigheid en gleed in zijaelingsche richting den weg af, naar het voetpad. Ieder automobilist weet hoe onaangenaam het is als zijn voertuig uitstap jes in de breedte-richting gaat maken. Voor dien dag had ik genoeg. Ruimschoots genoeg, De volgende ervaring gold een klein oud Citroëntje op den weg LeidenHaarlem, 's avonds laat. Er zat een heer in, die niet al te nuchter scheen. De weg was spiegelglad, en het Citroëntje pirouetteerde huiswaarts. Het spoorde zeker ook niet erg zuiver meer; in elk geval had het de heele wegbreedte noodig. En de heele wegbreedte was spiegelglad. Er is een speciale voorzienigheid, zeggen ze, voor kinderen en dronkaards. Denkelijk be staat er een extra-speciale voor 'n dronkaard in een „kinderwagen". De heer zong en merkte blijkbaar niets van het vreemde gedrag van zijn tweezittertje. Het Citroëntje dartelde. Het stoof vamrechts naar links en terug, het hupte een brug op en nam hem onder een hoek van vijfenveertig graden, het volbracht jolige steps op de spiegelgladde tramrails en af en toe liet het zijn achterwielen wild doorslaan. Eerst reed ik er alleen achteraan, maar aan gezien de gemiddelde snelheid van het jolige dingske de twintig K.M. niet te boven ging kwamen er al gauw anderen opdagen, die zich bij mij aansloten. Ieder op zijn beurt kroop af en toe eens uit den stoet, om het geval te beschouwen en te taxeeren of hij er voorbij kon. Maar niemand zag er kans toe. Eén voor éen kwamen ze naast mijkeken, grinnikten en zakten weer af naar. hun plaatsen in de colon ne." Waint wie zich naast het Citroëntje zou wagen en er een opstopper van krijgen zou onherroepelijk den weg aftuimelen. Drie of vier tegenliggers stopten alle eerbie dig, toen het pretvoertuig op hen afkwam. Twee ervan miste het op het nippertje. Het sprong leutig verder, en de heer zette een nieuw schorklinkend lied in, weergalmend in de stilte des nachts. Het onbegrijpelijke was dat het geval inder daad het asphalt bij Bennebroek bereikte, en daarmee de veiligheid. Meteen stoven wij het in colonne voorbij. De dronken heer wuifde ons hartelijk toe. Twee dagen later gleed ik, bij het afrijden van een pont, achterwaarts en lichtelijk- scheef de „kluft" af en kwam gelukkig weer op de pont terecht. Ook dat bleek niet zoo prettig, maar het weerhield me nog steeds niet van het doorzetten van zulke tochten. De Waalbrug bij Zaltbommel, plus wat volg de, werkte eindelijk genezend. Het had 's mor gens geregend. Ik was in den regen gestart. Het begon later te vriezen en dat feit drong niet geheel tot mij door. Wel zei de veerman op de Lek-pont: ,,'t Is glad in Culemborg", maar dat viel erg mee en ik joeg voort via Geldermalsen naar Zaltbommel zonder mij ergens om te bekommeren. Pas later werd duidelijk waarom er eerst een auto, daarna een motorfiets naast den weg had gelegen en waarom verscheidene menschen zulke arm zwaaiende seinen hadden gegeven. Het snelle ding kwam vrijwel geen rij Verkeer tegen en rende zorgeloos verder. Had ik ook maar een maal en maar even moeten remmen, het ein de ware snel en onverbiddelijk geweest. Vóór Zaltbommel ligt de groote Waalbrug. Er is een scherpe bocht naar links. Ik liet den wagen uitloopen en gleed in een mild gange tje den breeden betonnen oprit op. Die glansde nu toch verdacht, maar op hetzelfde moment waarop ik dit besefte sloegen mijn achter wielen al door, schoot ik naar links, daarna naar rechts, maakte een halven slag rond en kwam zonder remmen tot stilstand, na afslui ting van contact. Er stond een oude wegwerker, zwaar leunend op een schop. Haha! zei hij. Het doet mij plezier dat u het grappig vindt. Nou, u bent al zoowat de tiende. U moet met uw rechterwielen op die zandberm zien te komen. Dit was een goed idéé, en ik trachtte de berm te bereiken, maar de auto ging achter uit als ik op de vooruit inschakelde. Een po ging in tegengestelden zin, inschakeling op de achteruit dus, zette hem in zijwaartsche actie. Het is niet prettig in een auto te zitten als men machteloos staat tegenover zijn kapriolen. Ik stapte uit, viel onmiddellijk, krabbelde weer op en de wegwerker en ik vluchtten samen voor een grooten vrachtwagen, die de brug af kwam zeilen. Daarna strooiden wij zand, en daarover bereikte ik die reddende berm, hotste over groote aardkluiten naar de brug, zwaaide die over, belandde in Zaltbommel en was 's avonds nog dwaas genoeg om naar Den Bosch te rijden. Veertien kilometer in drie kwartier. Heele einden langs het water, in een gesloten wagen, met een slingerende autobus voor mij. Krijgs raad met zes „collega's" voor de brug over de Dieze, die in de diepte ligt. Helling af, bevroren brugdek over, helling opSlechts, één was er in de brugleuning blijven hangen. In Den Bosch liet ik H. S. D. staan en ging per trein naar huis. U wordt wijzer! zei de Garage. Nie mand hoorde te rijden als het zóó is Waarachtig, de Garage heeft gelijk. Twee kinderen bij autobotsing gedood. Vrouw bij hef waterscheppen verdronken. Ernstig auto-ongeval bij Gilze-Rijen. Maandag reed op den Bredaschen weg te Gilze Rijen een personenauto, waarin behalve de chauffeur gezeten waren ir. Los, uit Eindhoven, diens echtgenoote en zes kinderen, die op weg naar Leiden waren om aldaar het Kerstfeest te vieren. Ter hoogte van café „Planken Wammes" reed de auto op een tractor met aanhang wagen, die tengevolge van de glad heid van den weg geslipt was en dwars over den weg stond. De gevolgen van de aanrijding waren ont zettend; de personenauto werd totaal ver nield. Uit de brokstukken werden twee meisjes van resp. 4 en 5 jaar in deerniswekkend en toe stand te voorschijn gehaald. Een jongetje van drie jaar bleek een armpje te hebben ge broken, terwijl de chauffeur, ir. Los en diens echtgenoote snijwonden en schrammen had den opgeloopen. De overige drie kinderen bleven ongedeerd. Dr Hoek uit Gilze en Dr. Glabbeek uit Rijen waren spoedig ter plaatse, verleenden eerste hulp en brachten de slachtoffers naar het St. Ignatiusziekenhuis te Breda. Bij aankomst bleken de twee meisjes reeds te zijn over leden. De toestand van de overige slachtoffers is niet ernstig. Bij het waterscheppen verdronken. Maandag wilde de 64-jarige echtgenoote van den fabrieksarbeider J. Tielman water schep pen uit de put achter haar woning. Door de gladheid kwam zij te vallen en viel voorover in de put. Toegeschoten hulp bracht de vrouw naar boven. Ofschoon twee doctoren spoedig ter plaatse waren mocht hulp niet meer baten. Zonder tot het bewustzijn te zijn gekomen, is de vrouw kor.t na het ongeval overleden. Brandkast in postkantoor opengescheurd. Maandag ontdekte men, dat er was inge broken in het postkantoor van den Westzee dijk te Rotterdam. De eerste ambtenaar, die op het kantoor kwam, zag, dat de brandkast er niet meer was. Bij nader onderzoek bleek deze naar een zijkamertje te zijn gesleept, waar de kast ondersteboven was geworpen en aan de achtei'zijde opengescheurd. De ambtenaar heeft dadelijk de politie ge waarschuwd. Bij onderzoek bleek voor een groot bedrag aan zegels en een klein bedrag aan geld uit de kast te zijn ontvreemd. De dieven zijn door een raam naar binnen gekomen, nadat zij eerst het zich daarvoor bevindende ijzeren hek hadden weggebroken. RIJKSSTRAATWEG 16 HAARLEM-N TELEF. 16 7 2 6 vanaf f ^5 - met garantle, pijn- vanar r jj. 1oos trekken inbegr. BESLIST PIJNLOOZE BEHANDELING. Spreekuren alle werkdagen van 912 en 14 uur. Zater. 912 uur Avondspreekuren Dinsd., Woensd. en Donderd. v. 79 u. (Adv. Ingez. Med.) Spoorlijn in particuliere exploitatie? Plannen voor de lijn AlfenUithoorn. Naar wij vernemen worden door een com binatie van particulieren pogingen in het werk gesteld om de spoorlijn Alfen aan den Rijn—Uithoorn, waarvan de exploitatie zoo als bekend met ingang van 1 Januari door de Ned. Spoorwegen zal worden stopgezet, zelf te explolteeren. Naar ons van wel-ingelichte zijde wordt medegedeeld zou dit plan, waar voor al in de aan de op te heffen lijn gelegen gemeenten als Aarlanderveen, Nieuwkoop en Nieuwveen groote belangstelling bestaat, zeer veel kans van slagen hebben. Het zou in de bedoeling liggen op de lijn een motor tractie- dienst in te voeren met goede aansluitingen naar Haarlem en Amsterdam. Men kon ons tenslotte nog mededeelen dat zeer waar schijnlijk nog deze week beslissende bespre kingen zullen worden gevoerd met de directie van" de Ned. Spoorwegen, waarvan uiteraard ook het benoodigde materiaal zal worden be trokken. TWEE LEDEN VAN DE OSSCHE BENDE VOOR DE RECHTBANK TE ROERMOND. De Roermondsche rechtbank heeft twee leden der Ossche misdadigersbende veroor deeld. JDe 50-jarige rijwielhandelaar T. M. uit Gemert werd veroordeeld tot 2Vz jaar gevan genisstraf met aftrek van het voorarrest ter zake dat hij in den nacht van 27 op 28 Maart 1934 op den uitkijk had gestaan, terwijl eenige Ossenaren waaronder Toon de Soep, de Brok en „De Klits" bij de gebroeders Van der Ven te Gemert een inbraak pleegden. M„ had hiervoor 100 belooning ontvangen. De 39-jarige H. E., eveneens uit Gemert, werd veroordeeld tot twee jaar gevangenis straf, met aftrek van het voorarrest wegens medeplichtigheid aan een inbraak op 3Maart van dit jaar gepleegd bij den landbouwer ter Hagen te Schijndel. %\\Huiveriq!Opqepasl 1// U hebt kou gevat U( neem dadelijk een W KROONTJE er Van mondaniteit en nooddruft, Vroomheid en inkeer, Champagne en Wintersport. (krooncachets) t gevaar is bedwongen (Adv. Ingez. Med.) Al is den Haag niet verstoken van fabrie ken, een industriestad is het niet. En al is het geen industriestad, de werkloosheid en de wangunst van den tijd laten er zich terdege gevoelen. Vele groote fortuinen, waaraan onze stad en hare randgemeenten, zoo rijk was in dubbele beteekenis des woords, zijn tot zeer bescheiden porporties of tot nauwelijks her kenbare minima weggeslonken; alles wat hier een goed leventje leidde van de suiker, de ta bak, de rubber of de thee leeft in de meest be krompen omstandigheden en wie van hun pensioen moeten leven zijn er niet beter aan toe. Zij, die geacht konden worden in het we- reldsche leven der Hollandsche steden zoo niet den toon aan te geven, maar dan toch een factor te zijn: ambtenaren, officieren, leden van de hofhouding en de rechterlijke macht, moeten thans voor een groot gedeelte van hun salaris leven. Ik ben de laatste om iemand te beklagen die van den arbeid zijns hoofd en zijner handen moet leven, doch men mag niet temin vaststellen, dat er voor uitgangetjes in die kringen bitter weinig gelegenheid meer overblijft. Velen, de meesten, van die Haag- sche menschen hadden tot voor eenige jaren een vermogen dat hen in staat stelde een aan genaam leven te leiden van de rente daarvan mét hun honorarium. Die vermogens zijn ter dege gehavend en het is te begrijpen dat een rechter, een referendaris, een ritmeester, wier salarissen om en bij de vijf mille 'sjaars schommelen, mèt de noodzakelijkheid „hun stand op te houden", nauwelijks of in het ge heel niet in staat zijn zich een extraatje te veroorloven. Het lidmaatschap van de Witte, een abonnement op de Mengelbergconcerten, dat is al de eenige weelde die over blijft vraag niet hoeveel opofferingen aan andere dingen, die vereisohen. Natuurlijk drukt dit alles zéér duidelijk zijn stempel op de laatste week van het jaar. De uiterlijke glans van die dagen is er voor een groot gedeelte af. De menschen, die de be hoefte gevoelen met de Kerstdagen of met Oudjaar, hun weemoedige of vreugdige stem mingen wég te feesten of te stimuleoren aan goedgedekte tafels met welvoorziene schotels en aangename dranken, zijn nu voor een groot gedeelte genoodzaakt thuis te blijven. Wan neer dit het ergste gevolg van de slechte tij den was, zou het wel te overkomen zijn. Men gunt dezen lieden hun vermaak gaarne, doch bijster belangwekkend is het allerminst, al mag men anderzijds ook weer niet vergeten hoevele middenstanders aan zulk vermaak een extra-boterham plachten te verdienen en hoezeer de restaurants op die dagen steunden. Maar al is er een zeer duidelijke vermindering van feestvieren te constateeren, niettemin wordt er die dagen bij ons in de residentie nog een flink sommetje opgegeten en -gedronken. Zoo hoorde ik dat vele restaurants reeds „be sproken-uitverkocht" zijn voor die avonden. De grootste feestvreugde concentreert zich in de zoogeheeten „mondaine" eetgelegenheden: het Hotel des Indes, de Wittebrug, Central met the House of Lords en Royal. De exploi tanten van die huizen beijveren zich hun gas ten zéér lange en voor die lengte zeer goed- koope menu's voor te zetten, zóó lang en zóó goedkoop, dat men er nieuwsgierig naar mag zijn eens een blik op de wijn- en champagne- kaarten te werpen. De voortreffelijke restau- Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1885. 24 December: In het „Nederlandsche Panopticum" Amsterdam is een tentoonstelling ge- louden van ongeveer driehonderd ge- achten uit Nederland. Zonder zich te /ermoeien kan men dus ons geheele .aderland doorreizen, Dit geschiedt Joor middel van een instrument, onlangs ,e Parijs uitgevonden, dat wij niet beter .runnen vergelijken dan bij een groote jarapluie, die van binnen verlicht, door eenkolossaal uurwerk 'in' beweging .vordt gebracht. Iedere machine bevat twee en dertig iezichten. Wij zagen o.a. afbeeldingen an de Kalverstraat, den Dam, van Scheveningen, Zandvoort, Rotterdam, Groningen, Leeuwarden enz. en daar de >hotografieën onverwacht zijn genomen, behoeft het niemand te verwonderen, lat hij of zichzelf, of een zijner vrien den ontmoet, daar de afbeeldingen aan duidelijkheid niets te wenschen over laten. De „Vereeniging van het Vreemdelin genverkeer" heeft 200.000 exemplaren naar alle werelddeelen verzonden, om den vreemdeling op te wekken, met het eigenaardig schoon van ons land te komen kennis maken. Deze nieuwe collectie is. een groote aanwinst voor het „Panopticum". door ELSA KAISER. okter Wenden stampte de sneeuw van ijn zware laarzen en schudde zijn latte jas zóó hevig dat het water in tallooze drupels rondspatte, daarna hing hij haar op den kapstok en wreef zijn ijskoude handen. Ziezoo, zijn visites waren afgeloopen, nu kon hij rustig Kerstmis vieren. De oude dok ter stapte zijn huiskamer binnen. Het was al schemerdonker, hoewel het nog niet zoo erg laat was. Hij keek rond en zag tegen den hel deren achtergrond van het venster de silhouet van een kerstboom oprijzen. Zooals elk jaar had juffrouw Jeanne den kerstboom versierd en was daarna naar haar familie gegaan om den avond te vieren. Onder den boom, die tot aan het plafond reikte, lagen een paar zelf gebreide wollen sokken en een kistje zware sigaren, de kerst geschenken van juffrouw Jeanne voor haar meester. Daarnaast stond de flesch wijn die de dokter zelf had gekocht. Dit was het kerst feest van den ouden dokter. Het was behagelijk warm in de kamer en de dokter kwam inderdaad een beetje bij. Toch bleef zijn stemming zwaarmoedig, hij had het. gevoel dat hij het liefste zichzelf zou willen ofitvluchten. Niemand kende dokter Wenden anders dan een beetje knorrig en stug en men was dit langzamerhand gewed geraakt, want er was toch dikwijls nog iets van humor in zijn knor rige woorden die iemand later, wanneer hij over een gesprek met den dokter nadacht, de den lachen. Vanavond was hij echter beslist ongenietbaar en dat was de schuld van het Kerstfeest. Want dokter Wenden had een he kel aan het Kerstfeest, dan voelde hij zijn een zaamheid eerst goed, hoewel hij daar toch langzamerhand aan gewend moest zijn, want het was al sedert jaren hetzelfde. Maar al zijn brommen en mopperen hielp niets, hij kon zijn verlangend hart toch het zwijgen niet opleggen en evenmin kon hij herinneringen aan vroegere prettige kerst-feestvieringen ver drijven. De dokter trok zijn wenkbrauwen op en bromde: „Weg met die herinneringen, kom neem een glas wijn en een sigaar en ga eens vroeg naar bed!" De dokter had de gewoonte aangenomen met zichzelf te praten en zich zelf raad te geven, een gewoonte die bijna alle eenzame menschen op den duur aannemen. Juist wilde hij zijn dikke laarzen verwisse len voor zijn warme vilten pantoffels, toen er gebeld werd. Hij opende het venster en keek uit in de stille straat. Midden op den be- sneeuwden weg stond een klein figuurtje met een dun manteltje aan, een meisje. Het smalle gezicht was omhoog geheven en leek geheel wit in het koude maanlicht. De blonde haren waren onbedekt. „Wie is daar?" riep de dokter van boven af. Het meisje rekte zich op haar teenen en riep met haar fijn, nauwelijks verstaanbaar stemmetje. „Ik ben het, Liesje Keuling. Of u dadelijk bij moeder wil komen, moeder is hee- lemaal niet goed!" „Ik kom!" riep dokter Wenden met zijn stem als een trompet. Hij rende de gang in en rukte zijn pels van den kapstok, ging naar be neden en zocht in het onderhuis naar zijn motorfiets. Hij wist, als vrouw Keuling hem liet roepen dan was het erg Liesje, die nog altijd geduldig stond te wachten, moest achter op de motorfiets klim men en den dokter stijf bij den lederen gor del, dien hij voor dit geval had omgedaan, vasthouden. „Houdt je heel stevig vast, wat er ook gebeurt!" waarschuwde hij. „Ik zal hard rijden en kan daarbij niet op jou letten, dus vasthouden, begrepen?" Liesje knikte en toen ging het met een vaartje door de besneeuwde straten naar het kleine huisje van vrouw Keuling. Dokter Wenden had zich niet vergist. Hij zag dadelijk, toen hij het armelijke kamertje der weduwe binnenkwam, dat hier niets meer te helpen viel Vrouw Keuling scheen echter geen rust te kunnen vinden, zij kreunde en zuchtte voort durend en mompelde onverstaanbare woorden voor zich heen. De dokter boog zich over het bed en luis terde en toen verstond hij de woorden. „Wat moet er van mijn Liesje worden, zij is toch pas acht jaar?" De dokter legde zijn groote hand bescher mend op de handen van vrouw Keuling. „Maak je daarover geen kopzorgen, zeide hij, ik zal voor Liesje zorgen!" Een glimlachje gleed over het stervend ge laat. De oogen van de zieke keken hem nog eenmaal aan, bedanken kon zij niet meer, maar over haar vermoeid gezicht viel de rust. „Nu zal ik het kind maar meenemen", zuchtte een buurvrouw, die toevallig bin nenliep om eens te kijken hoe het vrouw Keuling ging. „Niks d'r van", weerde dokter Wenden af. „Liesje komt bij mij!" De vrouw trok een verwonderd gezicht maar zweeg, als de dokter sprak, wisten de dorpelingen, dan hoefde je niet tegen te spreken! En nu gingen de twee weder door de koude straten, de oude dokter en het kind. De sterren schitterden met een metalen glans aan den donkeren hemel en de hard bevroren sneeuw kneterde onder de wielen van de motorfiets. De vensters der huizen die zij voorbij kwa men. waren bijna alle verlicht en overal stonden kerstboomen voor- de ramen. Men vierde het Kerstfeest, de straten waren als uitgestorven. Toen zij thuis kwamen nam de dokter het kleine meisje op den arm en droeg haar naai de huiskamer waar hij haar in den grooten leunstoel bij de kachel neerzette. Aldoor zweeg Liesje, ook toen hij haar onhandig uit haar manteltje hielp Het kind begreep niet dat haar moeder gestorven was, zij meende dat zij een poosje bij den dokter naar den Kerstboom mocht kijken. Moeder sliep nu, als zij wakker werd zou Liesje weer bij haar zijn. Met groote glanzende oogen keek zij er naar hoe de dokter de lichtjes in den Kerst boom ontstak. Nu werd het mooi ln de eenzame kamer van den ouden dokter, hij zou een mensch gelukkig maken! „En nou zal ik eerst eens wat te eten ha len.,, bromde de dokter, „kijken wat juffrouw Jeanne voor ons heeft overgelaten. We heb ben toch alle twee honger, wat jij?" Liesje knikte „Jawel dokter", zei ze ge hoorzaam en keek naar den Kerstboom. Zij durfde niets te vragen en vooral niet wan neer zij weer naar moeder toe zou gaan. Ze was een beetje bang voor den dokter, maar moeder had altijd gezegd, dat hij een goed mensch was. Nu ja, en moeder kon dit we ten, want moeder wist alles. Dokter Wenden maakte heel wat drukte in de keuken, hij zocht bij elkaar wat hij kon vinden ep nam zoowaar het groote stuk gebraden vleesch, dat in de keukenkast stond. Toen hij de kamer weer binnen kwam, zat Liesje nog altijd braaf in den veel te groo ten leunstoel, maar haar hoofdje hing op- zijde en haar borstje hief zich rustig op en neer onder de regelmatige ademhaling. Zij was in slaap gevallen. Een poosje stond dokter Wenden besluite loos naar het kind te kijken, in zijn hand hield hij de schaal met het groote stuk vleesch. Plotseling zette hij de schaal op tafel en boog zich over het kleintje heen. nam haar op en droeg haar naar zijn slaap kamer. Daar legde hij haar op het bed en trok voorzichtig haar oude schoentjes uit, dekte haar toe en ging terug naar de huis kamer. Hij liet de deur openstaan zoodat hij het kind kon hooren als zij wakker werd. De lichtjes in den boom brandden nog. Dokter Wenden schonk zichzelf een glas wijn in en ging in den grooten leunstoel zitten, terwijl bij omstandig, zijn laarzen uittrok. Het rook in de kamer naar dennennaalden, gebraden appelen en koek. De oude dokter schuurde zijn rug tegen de leuning en een glimlach vloog over zijn norsch gezicht. „Wet zal juffrouw Jeanne wel zeggen?" öachi hij en glimlachte nog eens. „Morgen moet er speelgoed komen". Hi.i keek naar den Kerstboom en dacht. „Ik heb opeens een levend Kerstgeschenk gekregen, een klein meisje dat mij is nage laten als een kostbaar bezit. Ik moet er Iets goeds van maken, van dit geschenk, ik moet tw"°n dat ik het waard ben". Hij knikte en voelde zich plotseling niet eenzaam meer, heelemaal niet, ofschoon het toch Kerstmis was.... rateuï Kemper, die niettemin in weinig flo rissante materieele omstandigheden overle den is, placht te zeggen „Ze eten me arm, maar ze drinken me rijk". Aan die keuken- maxime mag men denken, wanneer men de ellenlange menu's ziet die de Haagsche restau rant voor de Kerstdagen aankondigen en den prijs daarvan vergelijkt met wat men. voorge zet zal krijgen. Men begrijpt dat er die dagen althans more el e wijn- en zelfs champagne- dwang bestaat. En men bedenkt dat er bij die restaurants eenige zijn, die op door-de-week- sche dagen voor een flesch je minir aalwater f 1,50 a f2 vragenEnfin, wie het er voor betalen wil, hij betale en geniete daarvoor van spijs en drank, van muziek en dans en van de kostbare cabaretnummers, die dit alles boven dien nog zullen opluisteren. Den Haag is nu eenmaal een mondaine stad en dus ook een stad van contrasten. Zijn er honderden, die honderden zullen uit geven om zulke wereldsche gebeurtenissen mee te maken, er zijn ook tienduizenden, die niet weten hoe zij zelfs met de Kerstda gen iets extra's zullen kunnen bekostigen. Tienduizenden, die maanden lang rekenen en zich kleine genotmiddelen ontzeggen om althans op die hoogtijdagen van het jaar een schamel kerstboompje in hun huiskamer te hebben en een stukje vleesch of een pud dinkje op hun tafel. En hög armer en, voor wie de weldadige stadgenooten en vereeni- gingen plegen te zorgen. Wie hier de aan kondigingen van de feestelijkheden in de dure restaurants ziet en daar de ijzeren pot ten van het Leger des Heils ziet staan om den armsten der armen althans eens één maal in het jaar iets pleizierigs te bereiden, voelt schrijnend de tegenstellingen der men schen maatschappij. die zich juist in.de groo te steden op zoo pijnlijke wijze openbaren. Er zijn óók de talrijken, die naar goed-Hol- landsche gewoonte, ook al zou een maaltijd in een groot, rijk-verlicht restaurant hen allerminst dérangeeren, juist, die hoogtijda- een des .iaars bij den huiselijken haard wil len doorbrengen: die devoot ter kerke gaan en met hun gezin deze dagen in het eigen huis in aangename, vriendelijke stemming doorbrengen. Zóó zijn er en de briefschrijver wiens taak het is het leven in den Haag getrouwe lijk te noteeren en niet te moraliseeren, zou bijna geschreven hebben: „gelukkig" zóó zijn er velen. Velen, die er niet aan zouden denken met Kerstmis of op Oudejaarsavond buitenshuis door te brengen, velen die juist op die avonden-van-inkeer en terugzien op wat onherroepelijk voorbij is .temidden van wie hun lief en dierbaar zijn willen doorbrengen, zonder vreemden, zonder jazz-muziek en zonder champagne desnoods. En weet ge, dan Is er nog een nieuw, een tijdsverschijnsel. Dat zijn de duizenden die gedurende hun Kerstvacantie buitenslands gaan om win tersport te beoefenen. Vroeger waren het de materieel-bevoorrechten, die in Zwitserland, Noorwegen of Beieren de ski's gingen aan binden en de zuivere versterkende lucht in hun longen zuigen. Vroeger waren het alleen de gefortuneerden, die ook wel eens zeiden „naar de wintersport" te gaan, doch eigen lijk niet anders deden dan de hotel-halls van St. Moritz. Kitzbühl of Molde al bridgend to bevolken. Die zijn er nu nóg wel. Doch een typisch tijdsverschijnsel Is het te zien hoe vele eenvoudige menschen voor zéér een voudige prijzen een da"- of veertien de zuivere sneeuw gaan opzoeken. Groote gezelschappen met kleine beurzen vertrekken per derde klasse trein naar het buitenland, om daar voor enkele tientallen guldens de stof der kantoren te vervangen door den ozon van het hooggebergte, Dat. is een geheel nieuw Kerstmis-aspect. Menige kantoorklerk, on derwijzer, boekhouder of handelsreiziger heeft het geheele jaar gespaard om dit feest voor geest en gemoed te kunnen vieren. Voor honderd a honderdvijftig gulden kan men een verrukkelijke Kerstvacantie in een heer lijke omgeving doorbrengen. Wie vroeger, ge durende deze dagen van café naar café, van dancing naar dancing liepen en zich loom verveelden in het geroezemoes dier overvul- de lokaliteiten, die suizen nu op de lange lat ten de berghellingen af en spannen hun veer krachtige jonge lichamen in de tintelende weelde van Europa's sneeuwgebieden. En zóó gaat nu de residentie, dit wonder lijke 's-Gravenhage, dat zoovele zijden van menschelijke samenleving en menschelijke levenswijzen openbaart, de laatste week van het jaar in. Alle tegenstellingen van de groote stad zijn in den Haag te zamen. De man met 't pijpje in hemdsmouwen bij het raam; de grande dame in avondtoilet in des Indes of de Witte brug; het meisje dat óók wel eens „voor één dag dame" zijn wil en zich verbeeldt mondain te zijn; het rustige gezin in de warme huiskamer; de bedelaars en spiritusdrinkers bij het eenige warme maal in de Metropool of bij het Leger des Heils; de vrome kerkgangers; de stille wan delaars langs de zee en door de duinen: de feestvierders en de fuif hummers; de wee- moedigen en de ernstigen; de werkloozen en de wintersporters. Zóó viert den Haag de laatste dagen van het jaar. Mr. E. ELLAS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1935 | | pagina 5