Binnen twaalf uur...
fW' f'jpxX-' WW nw "W -
FEUILLETON
Op de Noordzee zijn Maandag de manoeuvres Duizenden oud-strijders van vele natiën hebben in de nacht van Zondag op Maandag hulde
van onze vloot begonnen. Kijkje tijdens de gebracht aan de nagedachtenis van hun gevallen kameraden op het militaire kerkhof te
manoeuvres genomen van de .Gelderland" Douaumont nabij Verdun
voor de deelnemende renners van den Tour de France te Evian-les-Bains.
Een boottochtje is een welkome afleiding
de jaarlijksche regatta
L-e Havre
Leden der Eerste Kamer brachten
Maandag een bezoek aan het werk
verschaffingsobject van de N.V. Ont-
ginnings Mij. .Land van Vollenhove"
bij Giethoorn. Tijdens de bezichtiging,
Imks vooraan: minister mr. M. Slingen-
berg
Het noodweer in Savoie. Te Mont-de-Bellecombe werden ernstige verwoestingen
aangericht. Het vrijmaken der vernielde wegen
De Bruyn (Nederland) tijdens het
discuswerpen bij de A.A.A.-kampioen
schappen in White City te Londen
De haringweek is Maandag te den Haag ingeluid, bij welke plechtigheid ook minister mr.
Deckers van zijn belangstelling deed blijken
Naar het Engelsch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
21)
„Wat! Bedoel je, dat je met me mee wilt
gaan?"
„O, jawel", was het rustige bescheid.
„Spring er in, man, spring erin! barstte
Freddy uit, buiten zichzelf van verrukking,
dat hij zoo onverwacht een bondgenoot ge
kregen had." Misschien ben jij in staat om me
dat huis te helpen vinden!"
„We zullen het in elk geval probeeren, mijn
heer", zei de werkman, terwijl hij instapte. „U
gaat nu eerst een eind rechtuit. Ik zal u wel
zeggen waar u moet afslaan. Ik heb namelijk
in Holt gewoond."
„Waar woon je dan nu?" vroeg hij.
i „In Aylsham".
„Ik geloof, dat je een bovenste-beste kerel
bent" verklaarde Freddy.
De werkman liet een norsch-klinkend, on
verstaanbaar gemompel hooren en toen volg
de er een zwijgen, terwijl de Citroën tusschen
de donkere, druipende boomen doorgleed.
Verscheidene kilometers verder stoof een
andere auto over den glimmenden weg, een
donkerroode wagen.... een Armstrong Sid-
deleymet vijf menschen erin. De oogen
van vier van hen waren open, maar die van
de vijfde persoon gesloten. En ofschoon die
vijfde gekneveld was, een doek voor den
mond gebonden had, en handen noch voeten
kon bewegen, was in haar hart een wonder
baarlijke triomf. Spoedig zou ze daar zijn
waar ze boven alles zijn wilde, waarvoor ze
alles trotseerde om er te komen. En wat daar
na gebeurde, wel, dat verborg de toekomst in
haar schoot.
HOOFDSTUK XXEDI.
Het was precies middernacht, toen de Ci
troën zijn weg zocht door een afgelegen en
woest gedeelte van Holt.
Links van den kleinen wagen, terzijde van
den slikkerigen weg, teekende zich donker
geboomte af en daarachter het silhouet van
een gedeelte van een groot huis.
„Kan het dit zijn?" fluisterde Freddy.
„Ja, ik heb hier wel aan gedacht" gaf de
werkman toe. „Voor zoover ik weet staat het
al vijf jaar leeg."
Komende uit de richting Aylsham, waren ze
nog langs enkele andere onbewoonde, afzon
derlijk staande huizen gereden, maar die
bevonden zich alle veel dichter bij de kom van
het dorp en geen ervan had zoo'n spookachti-
gen indruk van sinistere verlatenheid op hen
gemaakt, als dit. Het lag voor de hand, dat
als er in de omgeving van Holt een eenzome
behuizing voor het uitvoeren van misdadige
plannen in aanmerking kwam, het deze moest
zijn.
Freddy kon dan ook de welkome gedachte
niet onderdrukken, dat zijn gelukster hem
goed had geleid.
Ik zal hier stilhouden", hernam hij, nog
steeds op fluistertoon, toen zij een boschje
dicht kreupelhout genaderd waren. „Ze moe
ten ons niet hooren aankomen."
Hij draaide van den weg af op het hobbeli
ge groen, en stuurde zoo behoedzaam moge
lijk naar de beschermende boschjes. Ze be
vonden zich links van den weg, waar ook het
huis lag, maar het struikgewas was dicht,
terwijl het huis een flink eind naar achteren
lag.
„Hier stappen we uit" besliste Freddy,
zijn lichten doovend. „Onthoud de plek ouwe
jongen. Als we terug komen konden we wel
eens haast hebben!"
Ze verlieten den wagen in de veilige be
schutting van het kreupelhout en begonnen
sluipend de ruige vlakte, die hen van het huis
scheidde, over te steken. Tusschen hard gras
en heidekruid verhieven zich onregelmatige
lage boschjes.
Het donkere huis was thans geen vijftig
meter meer verwijderd. Achter de beide man
nen, die het omzichtig naderden, lag de weg,
waarlangs zij gekomen waren, en aan hun
rechterhand bevond zich een smallere weg,
die een eind verder dan waar zij dien verlaten
hadden, op den hoofdweg uitkwam en recht
streeks naar het huis leidde.
Hoe meer de afstand naar het huis vermin
derde, hoe hooger de omringende boomen wei
den. Een ijzeren poorthek sloeg een gat in het
geboomte en door die opening werd het la
gere gedeelte van het gebouw thans zicht
baar.
„Er is hier een auto langs gereden, mijnheer"
deelde de werkman plotseling mede.
Hij had op den zijweg naar aanwijzingen
gezocht. Maar Freddy gaf geen antwoord. Hij
had zijn aandacht gewijd aan de poort en iets
veel belangrijkers dan autosporen had zijn
oog getroffen. Iets kleins en wits, een stukje
verfrommeld en doorweekt linnen leek het,
dat wenkte uit een greppel naast een dei-
poortstijlen.
Hij glipte er heen en bukte. Daar had hij
de kleine, witte prop in zijn hand en zijn hart
klopte in zijn keel. Want die prop was een
dameszakdoekje, en toen hij het uit elkaar
haalde, vond hijeen stukje papier.
Gretig zochten zijn oogen naar schrift.
Geen spoor ervan te ontdekkenTeleurstelling
haalde een streep door de aanvankelijke
vreugde.
De teleurstelling duurde echter slechts een
oogenblik. Er mocht dan niets op het papier
geschreven staan hij kende dat papier! Het
was dezelfde soort als dat, wat zij op den weg
naar Aylsham gevonden hadden en dat hem
de te volgen route had aangewezen. Om ze
ker te zijn haalde hij dat stukje papier uit
zijn zak. Ja! Elke twijfel was uitgesloten.
Toen begon zijn hart opnieuw heftig te bon
zen. Beide stukken hadden een afgescheur-
den kant en toen hij ze tegen eikaar hield,
vormden ze één geheel
„Hé, er is hier een auto langs gegaan", waar
schuwde de werkman opnieuw. „Ziet u die
sporen?"
„Je hebt gelijk", bevestigde Freddy. „Hier is
een auto gepasseerdde auto, waarom het
ons te doen is".
„Hoe weet u dat zoo zeker?" informeerde
de werkman.
„Kijk!" luidde het wederwoord.
De werkman keek.
„Wel verdraaid!" viel hij uit, „dat meisje
is ook een bij-de-handje!"
„Ze is meer dan bij-de-hand", protesteerde
Freddy, „ze is wonderbaarlijk!"
De werkman dwong den enthousiasten
Freddy zich weer te concentreeren op de
practische eischen van het oogenblik.
„En wat gaat er nu gebeuren?" vroeg
zakelijk.
„Trachten in huis te komen", was het
derwoord. „Dat spreekt nogal vanzelf!"
„Zeker. Maar hoe?"
Freddy tuurde een moment peinzend voor
zich uit.
„Om te beginnen, hoe zit het met die
poort?"
De werkman probeerde het hek en kwam
tot de ontdekking, dat het niet gesloten was.
Achter de poort lag een verwaarloosde, door
onkruid en struiken overwoekerde oprijlaan,
die naar een even verwaarloosde en dichtbe
groeid portiek leidde.
„Kom mee", commandeerde Freddy op ge-
dempten toon.
Niet alleen dat de ijzeren poort hun zonder
moeite toegang verleende, maar zij deed dit
zonder knarsende geluiden, die hen hadden
kunnen verraden en zij sloot zich weer zonder
klip of klap. In den verwilderden
tuin van het buitenhuis gekomen, hielden
zij in. De voorkant van het gebouw lag in
het duister. Uit geen enkel "enster viel ook
maar een glimpje licht.
we-
Freddy trok zijn begeleider bij den arm en
trok hem naar den kant van de oprijlaan. Be
schut door struikgewas kropen zij verder in
de richting van het huis. Tenslotte waren zij
aan het eind van het beschermend gebladerte
en lag het gebouw voor hen.
„Blijf hier even wachten" vermaande
Freddy zacht.
Hij glipte snel naar de portiek, maar het
duurde niet lang of hij kwam terug.
„De deur is potdicht en open ramen zijn er
aan deze zijde ook niet", luidde zijn bericht.
„Laten we aan den achterkant een kijkje ne
men".
„Dat is goed", stemde de werkman toe. „Als
er tenminste geen hond is."
Er was geen hond en gedurende de volgend*
minuten voltooiden zij hun onderzoekings
tocht rondom het huis. Het leek een onneem
bare vesting. Een zwak licht scheen in een
der achterramen, hoog boven hun hoofden en
een gootpijp bood mogelijkheden. Maar een
reis langs deze waterbuis zou eindigen bij
een klein onverlicht venster, dat, naar het
zich liet aanzien, stijf gesloten moest zijn.
„Als dat raam nu maar open was", zuchtt*
Freddy.
Het was Freddy aan te zien, dat zijn her
sens koortsachtig werkten, om een andere
oplossing te vinden. Eindelijk verhelderde
zijn gezicht. Hij scheen een idee te hebben.
„Ik zie maar één kans", begon hij lang
zaam. „We zullen een uitvlucht moeten be
denken om aan te bellen, dat is het eenige
wat er op zit. De moeilijkheid is, dat ze mij
gezien hebben en me zouden herkennen
„Maar mij hebben ze niet gezien", viel de
werkman prompt in. „Wat zou u ervan zeg
gen als ik brutaalweg aanbel, vertel dat ik
verdwaald ben en onderdak vraag voor den
nacht?"
„Dat is een koninklijke inval", prees
Freddy. „Ze hebben geen reden om argwaan
tegen jou te koesteren, behalve dan", voegde
hij er bedachtzaam bij, „dat ze geneigd zullen
zijn iedereen te wantrouwen".
.(Wordt vervolgd).