BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES,
EEN PARIJSCH KOOPMAN.
LECPUZZLE.
DE GESTOLEN MELODIE.
ZATERDAG 19 SEPT. 1936
JAANTJES CADEAUTJE.
RAWEHAURHA EN DE
HAAIEN.
Hoewel het op het oogenblik nog steeds
prachtig weer is en jullie goed doet er maar
flink van te genieten, geloof ik toch dat wel
eenige minuten voor het oplossen van twee
raadsels gevonden kunnen worden.
Aan het oplossen mogen ook niet rubrie-
kertjes mededoen. Hun ouders moeten ech
ter op de IJm. Cour. geabonneerd zijn.
Er worden minstens twee prijsjes door mij
beschikbaar gesteld. Komen er echter zeer
veel goede oplossingen in, dan worden drie,
vier of meer prijsjes uitgereikt.
RAADSELS.
1. Welke plaats in Nederland kan men uit
onderstaande letters vormen?
n m d ij e u i
2. Welk spreekwoord kan men uit onder
staande letters maken?
rrssttueo
Aan de achterzijde van het blaadje moe
ten naam, eventueel schuilnaam en adres
geplaatst worden.
Allen aan het werk en veel succes.
Wie zullen de gelukkigen zijn?
Hoeveel prijsjes zal ik moeten uitreiken?
Oplossingen bezorgen Roggeveenstr. 27,
IJmuiden of aan het bureau van de courant,
Kennemerlaan, vóór of op Donderdag 24
Sept. a.s. vóór 2 uur 's namiddags.
Lief ROZEKNOPJE. Fijn dat je me weer
eens geschreven hebt. 'k Verlangde echt
naar eenige lettertjes van je. Vergeet je me
nu niet meer? Natuurlijk doe je ook aan de
raadseloplossingen mede. Wie weet of je niet
gelukkig bent Hoe gaat het op school? B'en
je overgegaan? In welke klas zit je nu? Dag
Rozeknopje.
Beste VERONIKA. Ik dacht wel dat de
inhoud van je beker goed van pas zou ko
men bij je thuis en dat ik niet mis gedacht
heb, lees ik in je briefje. Prettig zeg, dat ik
er weer een nieuw vriendinnetje bij krijg.
Zeg haar maar dat ze van harte welkom is
en help haar even bij haar eerste briefje.
Dat was zeker een groote klas, zeg, maar
voor een weekje kan men met een beetje
goeden wil, zich wel redden. Natuurlijk doe
je mede aan de raadseloplossingen. Moeilijk
zijn ze heusch niet. Veel succes. Dag Ve-
ronika.
Lief KRULLEKOPJE. Je bent zeker met
de vereeniging „Kleine Kracht" naar Am
sterdam gegaan. Hoe heb je alles gevonden?
Was je 's avonds erg vermoeid? Vertel me er
in je volgend briefje maar eens iets van. Be
waar de kindercourant goed, zoodat je aan
de raadseloplossing kunt mededoen. Dag
Krullekopje.
Beste BEP. Jij kon natuurlijk niet mede
naar Amsterdam, althans niet deelnemen
aan het défilé. Maar troost je maar. Over
eenige jaren ben je ook van de partij, ten
minste als je goed eet en in tijds naar bed
gaat. Anders kon je wel eens in plaats van
een stevig gezond meisje, een lang zwak kind
zijn en nergens aan mede kunnen doen.
Maar je zult wel verstandig zijn en naar
raad willen luisteren. Het beste hoor. Dag Bep
Beste POLLY. Je zult wel gedacht heb
ben, beter laat dan nooit, 'k Had je verjaar
dag echter niet vergeten, maar geen gelegen
heid de kaarten te koopen. Het was acht uur
dus winkelsluitingstijd voor ik er erg in had.
Jij en je broer hebben nu de kaarten natuur
lijk reeds lang ontvangen. Hoe vond je de
roode cijfers achter het adres? 'k Was jullie
huisnummer kwijt en heb toen op school
het telefoonboekje nageslagen en het num
mer met rood potlood er achter geschreven.
Nog van harte gelukgewenscht hoor. Hebben
de hondjes ook aan de verjaarpartij deelge
nomen? Het beste hoor. Dag Polly.
Beste BERENMAN. Hoe staat het le
ven? Nog iets met beide beenen op den
grond? Ik reken er op dat jij en je broer aan
de raadseloplossingen mededoen en er voor
zorgen dat de oplossingen in tijds in m'n
bezit zijn. Weet je nog van den kleurwed-
strijd? Als je op tijd had ingezonden, was een
prijsje je deel geweest. Je werk was keurig
maar te laat om mede te dingen, 'k Wensch
je veel succes. Dag Berenman.
Lief PRINSESJE. Zeg meisjelief je bent
toch weer niet ziek? Krijg ik eens spoedig
weer een briefje van je? Nu ik niets van je
zie, word ik een beetje ongerust, 'k Hoop
echter dat ik me onnoodig verontrust en dat
je me door je spel vergeet. Als je niet ziek
bent, doe je dan ook aan de raadseloplossin
gen mede? Het beste hoor. Dag Prinsesje.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Je zus
schijnt het erg druk te hebben. Prettig voor
je moeder. Zij zal het door haar hulp nu
minder volhandig hebben. Je doet natuurlijk
aan de raadseloplossing mede. Wie weet of
je niet tot de gelukkigen gaat behooren. Veel
succes. Dag Lelietje van Dalen,
Best DOORNROOSJE. Heb je de raad
sels gelezen en tevens m'n raad opgevolgd?
Als je de kindercourant niet dadelijk op
bergt, gaat het net eender als de vorige maal.
Heb je het blad dan noodig om de oplossin
gen te maken, dan is het reeds verbruikt en
visch je met de prijsjes achter het net. Moei
lijk zijn ze niet, dus maar een kansje ge
waagd. Ga je al op naaien? Dag Doornroosje.
Lief SPARRETJE. Dol gezellig zeg, dat
je 1.1. Zaterdagavond ook mede hebt kunnen
doen met den lampionoptocht, 't Zal een al
leraardigst en fantastisch gezicht zijn ge
weest. Je zult wel denken, waar blijft het
geen afgesproken is, waar blijft het....? Ik
weet echter van je vader dat je naar het St.
Antonius Ziekenhuis geweest bent en dat
je 1.1. Vrijdag weer terug moest komen. Ik
vond het nu beter maar even te wachten,
tot je weer opgeknapt bent. Hetgeen we af
gesproken hebben komt klaar. Alleen is de
beschikbare tijd wat kort, dan bepalen we
ons tot een eenvoudige bewerking, 'k Wensch
innig voor je en je ouders, dat je spoedig
weer geheel beter zult zijn en je vatbaar
heid voor koude enz. veel geringer zal wor
den. Misschien wordt het dan ook mogelijk
door middel van de fiets iets te genieten. Lief
meisje, het beste hoor. Dag Sparretje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ik
begrijp dat het 1.1. Woensdag in Velserbeek
heel lekker was, Ja, de boomen gaan nu zoo
langzamerhand hun bladerentooi verliezen.
Èoch blijven ze dit jaar, door de vele regen-
MENEERTJE HUILT, MENEERTJE LACHT.
Dezen meneer, die achter 't stuur zit, kunnen
jullie blij en bedroefd laten kijken. Ook nog
zoo'n beetje tusschen beide in. Knip eerst
alle figuren maar eens netjes en precies uit.
Plak ze dan weer op een briefkaart en geef
alles een kleurtje. Vergeet vooral den hond
niet. Nu kun je de drie hoofden met een
postzegelstrookje bijeen binden, maar zoo,
dat je ze beurtelings op het nekje van den
meneer kunt krijgen. Het strookje zorgt er
dan voor, dat ze op zijn kruin blijven han
gen. Wil je hem in een andere gedaante la
ten zien, dan sla je het gezicht naar achter,
zoodat er een andere beeltenis te voorschijn
komt. Voor de stevigheid kun je de auto weer
in een gleuf van een cartonnen doos zetten
of op een blokje hout. Je kunt de gezichten
natuurlijk ook bevestigen met een speld,
maar dit is niet zoo solide door de gaatjes,
die ten slotte steeds grooter worden.
W. B.—Z.
buien, lang groen. Zoo'n pinda-eterij onder
weg is zeker erg fijn? De meeste kinderen ne
men ze op de wandeling mede. Heb je in Vel
serbeek geen eikes en beukenootjes gezocht?
In Utrecht trok ik er vroeger met m'n klas
nog al eens op uit. We kwamen dan met een
rijken buit op school terug, waaronder veel
wilde kastanjes. De kastanjes gingen in een
kist. Na schooltijd boorde ik in iederen kas
tanje een gat en als alle kastanjes doorboord
waren, dan mochten de kinderen ze aan dun
touw of gordijnkoord rijgen. Zoo'n volgere
gen koord deed dienst als paardeleidsel. Van
de eikels en hun kapjes maakten we met
behulp van lucifershoutjes allerlei popjes,
dieren en pijpjes. De kinderen vonden het
dolgezellig en gingen verrukt met hun maak
sels naar huis. Als je weer naar Velserbeek
gaat, ga je ook maar op zoek. Denk je aan
de raadsels? Dag Zusjesbeschermstertje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Wel gefe
liciteerd met je oom Ger. Dat wordt een
feest zeg. 'k Geloof dat je aan het feesten
blijft, 'k Kan me begrijpen dat je zus jaloers
was Zeg, doe je mede aan het oplossen van
de raadsels? Ik reken er op. Dag Handwerk-
stertje.
Veel groeten van
MejE. VIJLBRIEF.
Een tweede Kenau Hasselaar. Dat was
Margaretha Sandra, die zich bij 't beleg van
Aardenburg in 1672 door de Franschen op
dezelfde wijze gedroeg als Kenau Hasselaar
bij 't beleg van Haarlem in 1573. Ook zij hielp
bij 't aandragen van verweermiddelen en bij
't versterken der wallen.
Oude munten. Honderd jaar geleden had
men gansch andere geldstukken dan tegen
woordig. Van de zilveren munten had men da n
b.v. 3, 2 en 1 guldensstukken. Bovendien had
men daalders van f 1.50 en heele, halve kwart
en achtste Zeeuwsche rijksdaalders van f 2.60
f 1.30, f 0.65 en f 0.32%; deze laatste noemde
men ook wel pietjes. Dan had men heele, hal
ve en kwart Hollandsche rijksdaalders van
f 2.50, f 1.25 en f 0.62%. Ook had men nog
heele en halve acht en twintigen van f 1.40
en f 0.70; heele en halve ducatons van f 3.15
en f 1.57%; schellingen, zesthalven, dubbeltjes
en stuivers van f 0.30, f 0.27y2, f 0.10 en f 0.05.
Daar men nog geen bankpapier had moesten
alle betalingen geschieden in klinkende munt.
„Nu hoe heb je het gehad? Was het fijn in
Parijs? Vertel eens wat!" met dergelijke vra
gen bestormden de jongens Herman van Baal,
toen hij de eerste dag op school kwam. Her
man lachte.
„Oh, het was fijn! Natuurlijk heb ik ge
noten. Parijs is een heel groote stad en zoo
druk!"
Daar kwam de leeraar al binnen. Hij hoor
de het lawaai, dat de jongens maakten en
vroeg belangstellend.
„En jongens, waarom schreeuwen jullie
zoo?"
„Herman is naar Parijs geweest, mijnheer!"
roepen een paar.
„Zoo, dat is leuk! En Herman, vertel eens;
wat is je wel het meest opgevallen?"
Herman lachte een beetje verlegen, zei
toen
„Och, het verkeer was er allemaal veel
drukker natuurlijk; maar dat me iets bijzon
ders vreemd voorkwam, nee dat niet. Of ja,
toch. De koopman in cocosmelk!"
„Wat is dat?" vroeg de leeraar nieuwsgierig.
„Zooals hier in de stad zoo veel ijskarretjes
staan, zoo loopen er in Parijs kooplieden rond,
die een bruine bus op hun rug hebben, waar
uit ze cocosmelk verkoopen. Ze hebben een
belletje om hun hals en daar kondigen ze zich
mee aan. Kijk hier, ik heb zoo'n mannetje ge
maakt." En uit zijn tasch haalde Herman een
figuurtje van triplex. Belangstellend bekeek
de leeraar het aardige figuurtje.
„Marchand de coco!" zei Herman meteen.
„Prachtig, ik zie, dat je je ook bekwaamd
hebt in het Fransch. En nu stel ik voor, dat
alle jongens uit de klas thuis zoo'n zelfde fi
guurtje zullen maken. Je kunt het van triplex
maken zooals Herman gedaan heeft; maar je
kunt natuurlijk ook carton gebruiken.
Degeen, die het aardigste figuurtje mee
brengt, krijgt van mij een belooning."
Dat dit voorstel van den leeraar met vreug
de begroet werd, begrijpen jullie wel. Ik hoorde
van een van de jongens dit aardige plan en
liet daarom de nevenstaande teekening ma
ken, zoodat jullie ook de koopman in cocos
melk kunnen maken. Dus maar goed je best
doen, hoorl
OOM KEES
In een huisje in een der buitenwijken van
een groote stad woonden twee componisten.
Jullie weet allemaal, wat componisten zijn,
dat zijn menschen, die mooie melodieën ma
ken. Deze beide componisten dan waren heel
verschillend van karakter.
De eene, die beneden woonde, had een
vriendelijk karakter en schepje prachtige me
lodieën; terwijl de ander, die boven woonde
een onvriendelijk mensch was, die niets deed
dan wachten op de inspiratie, die niet kwam.
Iederen avond ging hij bij het venster zit
ten en luisterde naar de wondermooie melo
dieën, die zijn benedenbuurman op de piano
speelde. En iederen avond werd zijn jaloezie
en zijn haat tegen den ander feller en groo
ter. Want hij begreep, dat zijn buurman, hard
werker als hij was, op een dag beroemd zou
worden.
De beide componisten kenden elkander niet.
Ze groetten ook nooit, wanneer ze elkaar op
de trap tegenkwamen.
Op zekeren nacht werd de componist, die
boven woonde wakker, doordat klanken van
pianospel tot hem doordrongen, van beneden
af. Zijn buurman werkte dus nogPlotse
ling weerklonk een melodie zoo mooi en aan
grijpend als de ander nog nooit gehoord had.
Hier volgt een aardig tijdverdrijf, voor een
regenachtige middag, wanneer je je erg ver
veelt.
Knip de stukjes die je hiernaast afgebeeld
ziet, uit en plak ze dan, op de juiste manier,
netjes op. Je Krijgt dan de voorstelling van
een heel bekende geschiedenis uit het Oude
Testament. Heel nauwkeurig en Precies wer
ken, hoor!
Hij luisterde ingespannen om geen noot van
dit heerlijke muziekstuk te missen. Toen het
laatste accoord weggestorven was, merkte hij
dat er een traan langs zijn wangen liep. Toen
begreep hij, dat de inspiratie, waar hij zoo
lang op gewacht had, eindelijk gekomen was.
Hij stak het licht aan, nam een vel papier voor
zich en begon ijverig te schrijven. De eene
noot na de andere gooide hij op het papier
en toen hij eindelijk klaar was voelde hij zich
geheel uitgeput. Hoe laat zou het zijn? Hij
wist het niet; maar hij zette zich aan de
piano om te probeer en of zijn werk geslaagd
was! Wederom klonk de zoete melodie door
den nacht, tot ze met 'n snerpenden roon af
brak
Verschrikt keerde de componist zich om.
Hij had het gevoel, dat iemand achter hem
stond, die hem met verwijtende blikken aan
zag. Toch was er niemand in het vertrek.
Toen gebeurde er iets zonderlings; 't muziek
stuk, dat op de piano stond werd door een on
zichtbare hand verscheurd en viel in snippers
op den grond.
„Dief," zei een stem. „Ik ben de geest van
het genie; ik zou je geholpen hebben bij het
scheppen van melodieën; maar nu je het werk
van een ander overgenomen hebt, verlaat ik
je voor altijd."
En zoo was het ook; hoe hij ook probeerde
en probeerde; nooit gelukte het den compo
nist meer een mooie melodie te scheppen.
Op een middag kwam Jaantje opgewonden
uit school.
„Mams, volgende week is Tine jarig en nu
ben ik uitgenoodigd om op haar verjaardag
te komen. Mag ik Mams?"
„Natuurlijk kind; dat is erg leuk voor je."
„Mams, wat zal ik haar geven?"
„Dat is een moeilijker geval, Jaantje. Had
je zelf al iets bedacht?"
Jaantje schudde het hoofd.
„Nee, eigenlijk niet. En Tine heeft al zoo
veel van allerlei dingen, dat ik het heel moei
lijk vind iets te bedenken."
„Wat heeft ze voor haar verjaardag aan
haar ouders gevraagd?"
„Ik geloof een nieuwe tasch", antwoordde
Jaantje.
„Nu, dan weet ik een aardig cadeautje voor
je om haar te geven. Geef haar een heel mooi
geborduurd zakdoekje om in die tasch te
doen."
„Zou ze dat aardig vinden, mams?" vroeg
Jaantje twijfelend.
„Zeker," zei haar moeder beslist; „maar dan
moet je het zelf maken en.... heel mooi
maken."
Samen gingen ze aan den slag. Moeder had
nog een mooi lapje wit batist. Dit werd vier
kant geknipt met zijden van 24 centimeter.
De geheele rand werd omgefestonneerd met
kringetjes, die in het midden open waren. Voor
deze kringetjes werd een randje van opgevul
de stippels gemaakt. En tenslotte maakte
Jaantje in een der hoekjes een aardig bou-
quetje.
Toen het zakdoekje Maar was en opgeistreken,
was het zoo mooi, dat Jaantje besloot er voor
haar zelf ook een te maken.
En Tine, die het doekje op haar verjaar
dag kreeg, was er ook erg mee ingenomen,
dat kan ik jullie verzekeren.
TANTE TINE.
Indische vertelling.
De toovenaar Abina had een zoon, die Ra-
wehaurha heette. Omdat hij flinker en moe
diger was dan alle andere jongens, leerde zijn
vader hem de taal der visschen. Op zekeren
dag klom hij op een koraalrif, om van daaruit
naar oesters te duiken. Het water was helder
en diep; hij kon tot op den bodem zien.
Hij zag een heeleboel oesters liggen; wel
veertig kon hij er tellen. Blij over deze ont
dekking wilde hij juist naar beneden duiken,
toen hij stemmengeluid uit de diepte hoorde.
Hij boog zich over het water en luisterde. Het
was een troep van wel twintig haaien, die
daar bij elkander waren en beraadslaagden.
„Kijk eens naar boven, daar komt een
mensch aan," zei een van hen. „Ik zag hem
naar beneden kijken. Let op, kameraden."
Rawehaurha bedacht zich een oogenblik.
Toen greep hij een stuk koraalsteen en terwijl
hij in de visschen taal riep:
„Let op, de haai met de langste staart, is
mijn vriend," smeet hij het stuk rots ver weg
in 't water om zelf dan precies naar den an
deren kant, het water in te duiken. Een paar
minuten later kwam hij weer boven, terwijl
hij in iedere hand een oester had,
Toen hij op het strand stoen luisterde hij
weer. Van beneden of klonk een woedend ge
kibbel. Alle haaien waren naar het stuk steen
gezwommen, hadden zich in wilde woede
daarop geworpen en, inplaats van in zacht
menschenvleesch te bijten; hadden ze een
hard stuk steen tusschen hun tonden.
„Ik hoorde een stem, die riep: let op,
de haai met de langste staart is mijn vriend,"
zei een ander.
„Dan is dat dus de verrader," riep een derde
„Wie van ons heeft de langste staart?"
Toen dit gebeurd was, wierp Rawehaurha
opnieuw een stuk koraalrif in het water met
de kreet „Opgelet, de haai met de langste
staart is mijn vriend,' en hij dook weer in het
water, maar aan den anderen kant, dan waar
hij de steen gegooid had. Toen Rawehaurha
weer bovenkwam, had hij opnieuw een oester
in iedere hand en de haaien waren opnieuw
aan het kibbelen.
Zoo ging Rawehaurha door tot er tenslotte
nog maar een haai over was en die was veel
te moe om Rawehaurha aan te vallen.