De geheimzinnige Gastheer
wm
FEUILLETON
v.s;
s S
H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard zijn Vrijdag uit den Haag naar 't Loo vertrokken. Bij het vertrek van het vorstelijk
paar aan de achterzijde van het paleis NoordeimJe
Snapshot van de
groote leger-ma-
noeuvres in Noord
Brabant gehouden
waarbij aan de
Zuid-Willemsvaart
tusschenVeghelen
Heeswijk'n .zware
slag" geleverd
werd
In de Berlijnsche Philharmonie wordt
een orgel gedemonstreerd, dat geen
pijpen heeft en volgens het geluidsfilm-
systeem gebouwd is. Het wordt langs
electrisch-optischen weg bediend
V
De burgeroorlog in Spanje. De uitwerking van een
bom-explosie in een schoolgebouw te Burgos
De bekende zwemster Tmi Wagner even voor den start voor haar aanval
op het wereldrecord 1500 meter vrije slag, waarbij zij de beide Ned. records
over 1000 meter en 1500 meter vrije slag wist te verbeteren
Jeugdige belangstelling voor het mitrailleur-geschut, dat te Veghel staan opgesteld tijdens
de groote legermanoeuvres, die in Noord-Brabant gehouden worden
De stranding van de .Sirenes" voor Callantsoog. Twee
sleepbooten spannen alle krachten in, om den achtersteven
naar zee te trekken
5)
door
ELSA KAISER.
De oude heer trilde nu werkelijk, met
bevende lippen zeide hij zacht. „Weet je dan
niet dat zulk een waakhond de menschen
letterlijk uit elkaar scheurt, daar zijn ze op
gedresseerd".
„Nu, en wat zou dat?" vroeg William koud.
In spanning luisterde Lutton. Hij hoorde
duidelijk dat beiden iets voor elkander ver
borgen en dat zij tevens op hun hoede waren
voor den vreemde die in de kamer was. Onder
jandere omstandigheden zou Lutton eenvoudig
de kamer hebben verlaten maar nu, na alles
■wat William hem had verteld, bleef hij. Hij
had gezworen zijn jongen vriend te helpen
en hier gebeurde iets, iets geheimzinnigs
„Beloof mij in ieder geval", smeekte de
vader, „dat je dit ongure beest den eersten
nacht niet vrij zult laten rondloopen?"
„Nu goed dan, dat beloof ik u", gaf William
toe en verliet de kamer.
Dit gesprek scheen den ouden heer plotse
ling ontstemd te hebben, want hij sprak geen
woord meer en toen zijn zoon terug kwam
wenschte hij kort „gouden nacht" en verdween
naar zijn slaapvertrek.
„Ik dacht dat hij hier sliep", zeide Lutton en
wees op het scherm.
„Ja soms", bevestigde William. „Vader is
vreemd geworden en erg nerveus, hij kan niet
meer geregeld in één kamer slapen, dikwijls
staat hij 's nachts op en gaat hier op den
rustbank liggen. Zijn toestand maakt mij
angstig en het wordt hoe langer hoe erger".
„Is dit allang zoo?"
„Sedert een half jaar", was het antwoord.
Lutton zweeg en William nam de kandelaar
op. „Ju zult wel moe zijn", zeide hij, „Ik zal
je naar je kamer brengen".
Zij gingen een lange gang door langs een rij
kleine kamers en bestegen toen een breede
eikenhouten trap in den anderen vleugel van 't
huis.
De kamer die men voor Lutton in orde had
gebracht was een groot, donker vertrek met
eiken betimmering en zware balken in de zol
dering. Een groot bed stond er tegen den
eenen wand en was hoog met kussens en
dekbedden opgestapeld. Er brandde een heer
lijk open houtvuur, maar het rook naar stof,
oude meubelen en vocht.
„Dit huis is zeker al oud?" vroeg Lutton,
„maar het is mooi".
„Ja", vertelde William, „ik meen dat het
meer dan twee honderd jaar is. Vader wil er
niets aan laten veranderen, ik zou graag elec-
trisch licht en een huistelefoon laten aanleg
gen, maar vader is er, om de een of andere
duistere reden, tegen. Misschien als ik ge
trouwd zal zijnwie weet".
Beide mannen stonden voor het venster.
„Waarom was je vader toch zoo tegen den
aankoop van een waakhond?" begon Lutton
voorzichtig. „Houdt hij niet van honden?"
„Hij schijnt in den laatsten tijd plotseling
iets tegen honden te hebben".
„Waarom koop jij er dan één?"
„Omdat ik vind dat er bij zulk een eenzaam
gelegen huis wel degelijk een hond hoort",
klonk het kort.
Lutton lachte. „Nu, je moet mij morgen
maar eens alles vertellen", zeide hij.
„Er is niets te vertellen", weerde William
stug af.
Lutton glimlachte nog steeds toen hij zei:
„Denk er aan mijn waarde, welk een op
luchting het soms kan zijn een oud vriend
te raadplegen".
„Goeden nacht", antwoordde William droog.
Lutton luisterde naar de wegstervende voet
stappen. Het werd doodstil, het geheele huis
scheen te slapen. Voorzichtig opende Lutton
het venster en keek naar buiten.
Een volle maan stond aan den
hemel en verlichtte den omtrek met een ge-
heimzinnigen blauwen glans. Doodsche stilte
heerschte overal, zelfs de boomkruinen ston
den onbewegelijk alsof zij naar iets luister
den
Uit zijn venster kon Lutton den anderen
vleugel van het huis zien. Twee ramen waren
verlicht, overigens lag alles in duisternis ge
huld.
Daar Lutton gewend was heel laat naar
bed te gaan kon hij nu nog niet slapen,
hij begon zijn valies uit te pakken en zijn
eigendommen in een kast te bergen. Het won
derlijke gesprek tusschen vader en zoon liet
hem echter niet met rust. Waarom wilde de
oude man geen hond? Wat was daar tegen?
En op welk een vreemde wijze had hij zich
verzet. Hij had er beslist angstig uitgezien,
juist alsof hij bang was voor zijn zoon
nog meer dan voor den hond. Er moest be
paald iets zijn, anders zou William toch niet
zeggen dat hij een einde wenschte aan die
nachtelijke vreemde dingen. Het werd Lutton
in de doodelijke stilte vreemd te moede en
hij verlangde plotseling, met een hem zelf
komiek voorkomende hevigheid naar het ge
luid van een autoclaxon of het kalmeerend
gefluit van een trein. Maar er was niets, niets
dan een geheimzinnige stilte, een stilte die
vol was van iets beangstigends, iets als een
naderend, onbekend gevaar
Lutton ontkleedde zich langzaam en be
gon toen de kussens en dekbedden van het
ledikant te sleepen. „Ik kan onder zoo'n over
macht niet slapen", bromde hij, ,ik ben geen
eskimo!" Toen hij eindelijk in bed lag merkte
hij dat het koud was. Hij stond weer op om
het openstaande venster te sluiten, onwille
keurig bleef hij een poos naar buiten staan
kijken Juist ging het licht in den anderen
vleugel uit. „De oude heer gaat ook laat naar
bed", dacht Lutton.
Op de binnenplaats ging eep sc^uw heen
en weer, de hond. Zacht schuurde de ketting
over de steenen. Het was een pracht hond,
een reus, zoo één die Inbrekers niet graag al
leen ontmoeten zouden. Juist toen Lutton het
venster wilde sluiten hoorde hij een licht
gerucht, ongeveer alsof er voorzichtig een
deur werd geopend. De schaduw op het bin
nenplein hield stil, men hoorde de ketting
niet meer. De hond luisterde. Opeens zag Lut
ton dat er inderdaad een deur werd geopend
en een gestalte zichtbaar werd. Het maan
licht viel precies op dat deel van het binnen
plein zoodat Lutton van uit zijn venster dui
delijk kon zien wat er gebeurde. Een groep
boomen wierp een schaduw midden op het
plein. De gestalte sloop naar deze schaduw en
verdween in het duister. Maar Lutton had
genoeg gezien. De gestalte was die van den
ouden heer Kings.
„Nu ben ik toch nieuwsgierig wat er zal
gaan gebeuren", dacht Lutton, „de hond kent
hem natuurlijk niet en zal hem aanvliegen".
De hond begon zacht te grommen maar op
een wijze alsof hij "niet recht wist wat hij
moest doen. Plotseling echter hief hij een
woedend gehuil aan dat daarna in een soort
kreunen veranderde, dan opeens werd het
stil, doodstil!
Wat was er gebeurd? Lutton boog zich uit
het venster. „Wat was het dat ik hoorde",
dacht hij onzeker, „het was net alsof er iets
door de lucht suisde. Zou er toch wind zijn,
een zuchtje door de boomkruinen? Aha",
mompelde hij zacht en keek vol spanning naar
de binnenplaats. Een gestalte verscheen uit
de schaduw in het volle maanlicht en Lutton
kon nu zelfs het gelaat duidelijk zien. Het
was de oude heer Kings, hij droeg een sjam-
berloek die hem tot de voeten reikte. Hij
opende voorzichtig de terrasdeuren en op
hetzelfde oogenblik werden zijn vensters ver
licht. Lutton bleef kijken maar hij zag niets
anders meer dan een schaduw die achter de
gesloten gordijnen heen en weer ging, het
leek alsof de oude man rusteloos op en neer
stapte,t
Lutton verwonderde er zich echter het
meeste over dat de hond niet meer bewoog,
en ook het geluid van den schurenden ket
ting over de steenen, had opgehouden te be
staan. Toch zag hij het dier duidelijk liggen,
de ketting glinsterde in het maanlicht.
Een gedachte vloog Lutton door het hoofd.
„Zou de hond door zijn?" Hij floot zacht, dan
iets luider, de hond bewoog zich niet. Lutton
nam een stukje hout uit de haard en wierp
het in de richting van het dier, de hond ver
roerde zich niet. „Nu", bromde Lutton, „als
je dan niet wil, dan wil je niet!"
Hij sloot het venster en ging naar bed. „Wat
gaat mij de geheele historie aan", dacht hij
nijdig en probeerde te slapen, maar hoe hij
zich draaide en keerde, hij kon niet Inslapen.
„Als de hond werkelijk dood is, dan heeft die
oude heer het op zijn geweten, maar hoe?"
dacht hij weer. „Hij is toch heelemaal niet
dicht bij hem gekomen
Een tijdlang bleef Lutton wakker liggen en
dacht na, maar eindelijk kreeg de slaap de
overhand en sliep hij in.
Den anderen morgen rammelde William
als een bezetene aan zijn deur. Verschrikt ging
Lutton rechtop zitten en keek rond, in het
eerst wist hij niet waar hij zich bevond maar
langzamerhand bezon hij zich. „Ik zal geen
woord zeggen", dacht hij, sprong uit bed en
deed de deur open.
Daar stond William, in jachtcostuum.
„Ga je jagen?" vroeg Lutton verwonderd.
„Neen", antwoordde William, „ik moet naar
den burgemeester en ik zal wel een paar
uur wegblijven". Bij deze woorden keek hij zoo
somber dat zijn vriend niet kon nalaten te
vragen. ,Is er iets gebeurd?" i
(Wordt vervolgd)