Een Hondenleven
Brand aan boord van
de „Marnix".
ItefÉh»
J^tÉLtU üiuË'
Amsterdam is herleefd
Uit den Spaanschen
broederkrijg.
ÜON D ERDAG 8 OCTOBER 1936
Hieuwt
Suie
De Indringer,
Hevige botsing tusschen twee
personenauto's.
Prijs van het bruinbrood zal
wel hooger worden.
Kademuur te Rotterdam
ingestort.
Door ontploffing in een kelder
Perstocht aan boord van de
„De Ruyter".
Geen gevaar voor de
passagiers.
Intrekking maatregelen heffing
varkensvleesch.
Oud-Gouvèrneur-Generaal in
de residentie.
'"tP
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1886.
Opheffing van goudclausules?
zijnde Fragmenten,
uit het Dagboek
van een Teckel,
den Baas toegeblaft.
I
Vanmiddag in den achtertuin jagend op een
late en moede vlieg rook ik plotseling
Mannetjeshond uit de richting voortuin. Door
langdurig janken bleek Dotte er toe te be
wegen, uit de keuken te komen en de poort
open te doen. Ik rende naar den voortuin en
vond mijn ergsten lange-afstands-reuk be
waarheid. Een reusachtig gedrocht, wit en
mager, met vlekken op de flanken smakeloos
gedecoreerd, slenterde op mateloos-hooge
pooten door ons domein en veroorloofde zich,
alles op zijn dooie gemak te besnuffelen.
Even stond ik sprakeloos en stokstijf stil,
inmiddels bedenkend dat een dergelijke
krachtpatser niet aan de voorzijde benaderd
moet worden, want dan neemt hij je in je
nekvel en bijt soms door, hetgeen als doods
oorzaak van verscheidene van mijn familie
leden en vrienden is vastgesteld. Ik besloop
hem dus ter linkerzijde en hief een razend ge
blaf aan.
Hij reageerde niet in het minst en slenterde
al snuffelend verder.
Hierop begaf ik mij te zijner rechterzijde
en loste het gierende gehuil, dat ik anders
voor de maan reserveer.
Hij kuierde naar de dahlia's, besnoof ze met
aandacht en schopte daarna achteloos een
ouden tennisbal van Bob weg. Mijn tegen
woordigheid scheen hem al even koud te la
ten als de dreigende taal die ik jegens
hem bezigde.
Dergelijke negatie van een Rashond vergt
krasse termen. Ik begaf mij dus onder hem,
keek omhoog met de gewaarwording die een
mensch moet hebben als hij aan den voet van
een toren staat en blafte hem toe, dat
mijn Baas thuis was, dat hij dadelijk naar
buiten zou komen met de Groote Honden
zweep en een emmer ijskoud water, dat hij
ook een mattenklopper ter beschikking had en
dat ik voor het overige bereid was een moord
op hem te plegen als de Baas dit mocht wen-
schen.
Hij geeuwde hierop en wandelde naar de
haag. bekeek die met bezorgdheid, lichtte een
poot op en trachtte den toekomstigen bloei
van dit sieraad van onzen tuin te bevorderen.
Inmiddels was ik aan gejank toe, dat hem
evenmin scheen te deren als het geblaf en
gehuil. Ik bestond eenvoudig niet voor het
ondier! Met zulk een minachting nimmer te
voren behandeld zijnde, voelde ik mij bleek
van drift worden onder mijn zwart-en-bruine
teint en sprong verwoed naar hem, maar ging
rakelings onder de overspanning van het lee-
lijke vlooien-viaduct door. Daarop, hijgend
uitblazend en geïrriteerd tot het uiterste, zag
ik het sloome monster zich hek-waarts wen
den Triomfantelijk volgde ik hem op den poot.
Bij het hek keerde hij en wandelde naar het
huis terugik steeds achter hem aan, maar
nu weer blaffend-in-wanhoop. Het ergste was
dat Lotte en de krantenbezorger er hoonend
bij stonden te lachen.
De rest is evenwel nog tragischer.
Vlak bij het huis gekomen legde de enorme
indringer zich bedaard in het gras neer,
sloot de oogen en viel blijkbaar meteen in
slaap. Men moet geen .slapende honden wak
ker maken, zegt de Baas en ik houd mij an
ders gaarne aan zijn voorschriften, maar er
zijn omstandigheden waarin men, bij afwe
zigheid van zijn aanvoerder, volgens eigen
inzicht en beleid moet-handelen. Derhalve
maakte ik het Spektakel van mijn leven.
Rondom beblafte, bejankte en behuilde ik
hem (bijten is in strijd met de ridderlijkheid,
als zoo'n groote hond slaapt) tot tenslotte de
Schnauzer aan den overkant van den singel er
zich ook voor begon te interesseeren. Hij
wandelde het rustieke bruggetje over, bleef
in het hek voorzichtigheidshalve staan,
want hij kent mij! beschouwde het tafe
reel en barstte in een luid hondengelach uit.
„Wat moet dat?" grauwde ik schor. „Houd
i g ugk
De Schnauzer, die Polly heet (ik liep weg als
ze mij zoo'n naam hadden gegeven) ging zit
ten en lachte nog harder. Tranen van mis
plaatste pret liepen langs zijn leelijke snuit.
„Huil niet, Snuiter", zei ik venijnig. „Je lijkt
wel een teef".
Maar hij lachte door. Eindelijk, hikkend
van plezier, bracht hij met moeite uit: „GeeI
je toch geen moeite. Ik - ken hem
wel. Hij hij is stokdoof!"
Woedend grommend ging ik naar den
achtertuin terug, slokte er de moede late vlieg
op die nog rondzweefde, ging liggen en over
peinsde mijn blamage. Minstens een week
zal ik uit de hondensoos dienen weg te blij
ven, waar de Schnauzer natuurlijk dadelijk de
„goeie mop" is gaan vertellen. Ken ik
niet als de ergste kletskous uit de heele buurt?
En kon ik tenslotte weten dat dat monster
doof is?
Zooeven riep Lotte mij met gehuichelde
vriendelijkheid. Ik deed of ik het niet hooide,
maar zij nam mij in mijn nekvel en bracht
me naar den voortuin. Het monster lag er nog
en ronkte. Zij trok het hard aan zijn oor gaf
het een nuffig schopje en het rende jankend
het hek uit.
Zie je Tom", zei ze lief, „zoo moet je zoo-
iets doen. Kom nu maar wat drinken, want
je zult wel schor wezen".
Ik heb gedaan of ik geen dorst had. Ik
ziedde. En" nou weet je ook, Baas, waarom ik
vanavond zoo heesch ben.
Dinsdagmiddag omstreeks half zes heeft op
het Keizer Lodewijkplein te Nijmegen ter
hoogte van de Waalbrug een ernstige botsing
nlaa+s gehad tusschen twee personenautos.
De heer W. K. uit Nijmegen kwam met zijn
wagen uit de richting Arnhem en wilde de stad
inrijden, toen van den anderen kant een auto,
bestuurd door den heer J. Rens uit Lent, bi]
Niunegen, kwam aanrijden. Beide autos bot
sten tegen elkaar waarbij de wagen van den
heer R. in brand vloog, terwijl de auto van K.
ernstig gehavend werd. K. kwam er met lichte
verwondingen af. Met R. was het evenwel an
ders gesteld. Dze kreeg een schedelbasisfrac-
tuur en werd in levensgevaarlijken toestand
naar het Wilhelminaziekenhuis vervoerd. In
den wagen van R. zaten drie heeren, die
Slechts enkele schrammen opliepen.
Stijging echter gering.
Regeering zal nauwlettend toezien.
In verband met de verhooging van den
tarweprijs, genoteerd door de tarwecentrale,
vernemen wij van welingelichte zijde, dat de
regeering, ondanks haar streven om de prij
zen op het peil te houden, tot dezen maat
regel gedwongen was om het prijsniveau van
de buitenlandsche markt te bereiken.
Indien deze maatregel niet genomen was,
zou onze geheele tarweproductie spoedig naar
het buitenland afvloeien.
Het zal wel niet te vermijden zijn,
dat deze prijsstijging van de tarwe to1
uitdrukking komt in een hoogeren
prijs van het bruinbrood, doch de
regecring meent hierin niet een over
wegend bezwaar te mogen zien, aan
gezien er in het algemeen meer wit
brood dan bruinbrood gegeten wordt.
Niettemin worden maatregelen overwogen,
om de prijsstijging van bruinbrood binnen zoo
klein mogelijke grenzen te houden, op het
mengpercentage van buiten- en binnenland-
sche tarwe zal deze prijsstijging voorloopig
geen invloed hebben.
In breede kringen bestaat de verwachting,
dat, na de depreciatie van den gulden en de
uitbreiding van onze exportmogelijkheden,
het complex van steunmaatregelen voor den
landbouw binnen niet te langen tijd afge
schaft zou kunnen worden en wij een geleide
lijke liquidatie van onze landbouwcrisispoli-
tiek zouden kunnen verwachten.
Ter bevoegder plaatse wees men ons er
echter op, dat de mogelijkheid van export van
Nederlandsche landbouwproducten afhangt
van twee factoren, n.l. de wereldmarktprijs
en de contingenteeringen welke het buitenland
op den invoer van onze producten toepast.
Ten aanzien van den eersten factor de
wereldmarktprijs is Nederland wellicht in
een iets gunstiger positie gekomen. Maar toch
moet niet uit het oog worden verloren, dat
de wereldmarktprijs nog steeds beneden den
binnenlandschen productieprijs ligt.
Wat de opheffing van contingenteeringen
van onze producten betreft, hier is voorloopig
nog geen sprake van.
Zoolang Nederland zijn landbouwproduc
ten grootendeels in het binnenland moet ver-
koopen en wereldmarktprijs daarbij beneden
de productiekosten blijft, zal steun uit het
landbouwcrisisfonds onontbeerlijk zijn.
De regeering is echter te dezen opzichte
uiterst diligent; zij houdt elke mogelijkheid
om tot verlaging van den steun te geraken,
nauwlettend in het oog. Tal van maatregelen,
welke in den loop der laatste dagen genomen
zijn, wijzen hierop. Ook de zuivel-export staat
er iets gunstiger voor. Enkele export-premies
kunnen worden verminderd, andere zelfs ge
heel afgeschaft.
(A.N.P.).
Zes gewonden.
Woensdagmiddag heeft op het terrein
van de Rio Tinto maatschappij aan de Bin
nenhaven te Rotterdam een ernstige ontplof
fing plaats gehad. Doordat zich in de kelders,
welke langs den kademuur zijn gelegen, gas
sen hadden verzameld, heeft in deze kelders
een ontploffing plaats gehad. De ontploffing
was zoo hevig, dat de kademuur over een
lengte van ongeveer 100 meter en een breedte
van ongeveer drie meter is weggeslagen.
Er zijn in totaal zes gewonden, waarvan de
50-jarige kraanmachinist Simon Veldboer
klaagde over pijn in de rechterheup en de
30-jarige werkman bij de waterleiding Jan
Dekker over pijn in het rechterbeen. De 49-
jarige chef van het werk F. W. C. Zee, de 35-
jarige lasscher Anton Berrevoets en de 48-
jarige Heugeman zijn met hoofdwonden naar
het ziekenhuis aan den Coolsingel vervoerd.
Vier arbeiders 'konden na behandeld te zijn
huiswaarts keeren. Ten aanzien van Veld
boer bleek opname noodzakelijk. De zesde ar
beider Bernard is door een particulieren dok
ter behandeld. Hij is met een gebroken rib
naar huis gebracht.
Berrevoets was in een kuil op het terrein
bezig met het repareeren van waterleiding
buizen. Hij bediende zich daarbij van een
lasch-apparaat en daarin zal tenslotte de oor
zaak van de ontploffing gezocht moeten
worden.
Eenige personen, die op den kademuur ston
den of op een schip bezig waren, zijn te water
geraakt, doch zij werden allen weer spoedig
op het droge gebracht.
Met vijftien kort op elkander volgende
schoten, waarvan het gedaver -tot in verren
omtrek hoorbaar was, werd Woensdagmorgen
te ruim 9 uur aan boord van Hr. Ms. „De Ruy
ter" welke na zonsondergang de zware an
kers op de reede van den Helder had laten
vallen, het saluut gebracht aan den com
mandant der marine, het gebruikelijke eer
bewijs, dat door de batterij der marine-ka
zerne op haar beurt met eveneens vijftien
saluutschoten beantwoord werd.
Nadat daarop een aantal journalisten zich
aan boord had begeven, werd de statietrap
door een aantal matrozen ingehaald en wend
de „De Ruyter" zijn scherpe steven zeewaarts.
Het weer lokte allerminst uit tot een ver
blijf aan dek, want ofschoon de zee zich van
haar kalmste zijde deed kennen en aan de
„De Ruyter" een zacht deinende beweging
gaf, blies het gure windje nu en dan strie
mende regenvlagen in het gelaat, zoodat het
meerendeel der persvertegenwoordigers, na
zijn nieuwsgierigheid bevredigd en geconsta
teerd te hebben dat in elk deel van den krui
ser orde en netheid den scepter zwaaien, de
veilige, warme en gezellige omgeving van de
longroom opzochten, een ruimte, die tijd en
plaats deed vergeten.
Te kwart over vieren keerde de „De Ruy
ter", na een vaart welke zich had uitgestrekt
tot voorbij het lichtschip „Haaks" en tijdens
welke de kruissnelheid van 17 mijlen niet
werd overschreden, op de reede van den Hel
der terug en brachten een tweetal motorbar
kassen de journalisten, die van hun erken
telijkheid voor het gebodene in een uit zee
verzonden telegram aan den commm ian'
van den marinestaf hebben blijk gegeven,
weer naar den vasten wal.
In een lading stukgoed.
Lloyd's radiostation te Landsend
heeft Woensdagavond om 22.38 uur
naar Reuter ons meldt, een radiobe
richt van het aan de maatschappij
„Nederland" toebehoorende motor
passagiersschip „Marnix van St. AI-
degonde", dat in de Middellandsche
Zee op veertig graden 44 minuten
Noorderbreedte en zes graden 8 mi
nuten Oosterlengte voer, opgevan
gen, waarin meegedeeld werd, dat
brand in een der luiken was ont
dekt. Het schip was Dinsdag van Al
giers vertrokken en werd heden te
Genua verwacht.
In een ander radiobericht werd gemeld:
„Het Britsche s.s. „Strathnaver" en het
oorlogsschip „Condrington" komen ons te
hulp. Verdere assistentie niet noodig.
De maatschappij „Nederland" meldt ons
nog dat het vuur woedt in de stukgoedlading
in het tusschendek van luik twee. Men is be
zig het vuur te blusschen met water door een
zestal gaten, welke .in het dek in het verblijf
van de bemanning zijn gemaakt. Men hoopte
hedenmorgen om negen uur Ajaccio te be
reiken.
Vertrek boottrein uit Genève
voorloopig 24 uur uitgesteld.
AMSTERDAM, 8 October. In verband met
dezen brand, is het vertrek van den boot
trein naar Genua voorloopig 24 uur uitge
steld.
VERLAGING GEVRAAGD VAN HEFFING OP
OLIëN EN VETTEN.
De Vereeniging van Nederlandsche fabri
kanten van bakkerij-grondstoffen heeft heden
een request gericht tot den minister van Land
bouw en visscherij, waarin wordt aangedron
gen op verlaging van de heffing óp oliën en
vetten in verband met de depreciatie van ons
betaalmiddel
Zooals reeds gemeld, is met in
gang van 7 October de heffing op
varkensvleesch buiten werking ge
steld. In overeenstemming daarmede
heeft de minister van landbouw en
visscherij thans algemeene onthef
fing verleend van die artikelen van
het crisis-varkensbesluit 1936, waar
in bepalingen zijn vervat omtrent
het wegen van varkens, welke weging
diende tot vaststelling van het be
drag der heffing.
Door het verleenen van deze ontheffing is
buiten werking gesteld de crisis-varkensbe
schikking 1936 2, welke nadere voorschriften
behelst omtrent het betalen der heffing en
het wegen van varkens, alsmede een regeling
van de vergoeding voor de aan de gemeen
tebesturen opgedragen werkzaamheden ter
inning der heffing.
Tevens is daardoor buiten werking gesteld
de crisis-huisslachtingbeschikking 1936,
waarbij in bepaalde gevallen onder de daar
in genoemde voorwaarden ontheffing wordt
verleend van het betalen van heffing op var
kensvleesch.
Jhr. Mr. B. C. de Jonge Woensdagmiddag
gearriveerd.
Met de Lloyd-rapide, welke aansluiting gaf
op de „Sibajak" van de Rotterdamsche Lloyd,
zijn Woensdagmiddag de afgetreden gouver
neur-generaal van Nederlandsch Oost-Indië,
jhr. mr. B. C. de Jonge en mevrouw aan het
Hollandsche Spoorstation te Den Haag aan
gekomen.
Een zoon en een dochter van Jhr. de Jonge,
die zich ook op de „Sibajak" hadden inge
scheept, hebben het schip in Colombo verla
ten, om een reis te maken.
De eerste die den heer De Jonge begroette,
was de vertegenwoordiger van de Koningin,
waarna dr. Colijn den afgetreden landvoogd
hartelijk welkom heette. Vervolgens trok het
gezelschap zich eenigen tijd in een gereser
veerde wachtkamer terug.
Van dr. G. W. N. Rotter, die aan den oud
gouverneur-generaal is toegevoegd, vernamen
wij, dat diens gezondheidstoestand thans be
vredigend kan genoemd worden. Naar men
weet, is de heer De Jonge lijdende aan een
ader-ontsteking. Wel achtte de geneesheer
het noodzakelijk, dat de heer De Jonge zich
in ons land nog onder medische gehandeling
zal stellen.
HMT'sm
rf
De Marnix van Sint Aldegonde.
Wij worden weer groote
stad, zoodra de avonden
langer worden.
In den zomer is Amsterdam een doode stad.
Althans uiterlijk en voor den vreemdeling.
Want hoe er ook op de fabrieken, de kantoren
en de magazijnen gewerkt wordt, wanneer de
schouwburgen dicht zijn, het echte dat is:
interne café-leven niet bestaat, omdat de
menschen op de terrassen zitten en de bios
copen met allerlei vriendelijke kortingen de
menschen trachten te overreden tóch nog bin
nen te komen, is Amsterdam Amsterdam niet.
Dan lijkt het heusch een beetje op Hoorn of
Groningen of Utrecht en is er van zijn, wereld-
stadsheid niet veel te bespeuren.
Maar zoodra de herfst dan weer komt, de
straten tegen vijf uur vochtig, kil en duister
worden en de tienduizenden fietsers als één
vreemde, en den buitenlanders altijd met
stomme verbazing slaande golf, door de nauwe
trechter van de Leidsehestraat over het Leid-
sche Plein komen spoelen, dan wordt Amster
dam weer het knusse en gezellige. Worden zijn
koffiehuizen, restaurants en cafetaria's weer
brandpunten van gezelligheid en eetlust en
gaat het kunstleven weer beginnen. De kunst,
zooals die op allerlei wijze door tooneelspelers,
schilders, beeldhouwers en musici wordt be
oefend en uitgedragen; het leven, zooals dat
vooral in de revue- en variététheaters gemaakt
wordt door op de elementairste plezierze-
nuwen der Amsterdammers werkende artisten,
van welke Heintje Davids de meest represen
tatieve is (wat het leven betreft dat zij maakt).
En het kunstleven als één begrip: de belang
stelling voor wat er her en der geschiedt, de
debatten van de insiders met de outsiders der
officieele of individueele critiek, de bespre
kingen in krantenkolommen en 's avonds na
den schouwburg bij een biertje of een cog-
nacgroc; de experimenten die er genomen
worden; de struggle for life, die wel eens heel
bitter en wreed gestreden wordt; de roddel-
partijtjes en beentjelichterijen; de samenzwe
ringen, de successen, de „sof" en het geluk.
kortom alles wat zich in theaters, concertza
len, couranten- en tijdschriftenkoolmmen,
ateliers en expositielokalen voltrekt, met alles
wat daarbij behoort: een complex dat wij ge
makshalve kunstleven noemen en waarvoor
Amsterdam eigenlijk nog steeds de allerbran-
dendste belangstellng heeft.
Welnu, dat is er nu weer.
Alles is weer met frisschen moed begon
nen.
Neen, niet over alles van het kunstleven
ga ik u hier berichten, al zit daar kopij in
voor een heele reeks brieven. Maar over een
nieuwigheid moet ik u toch iets vertellen:
de poging die de wethouder voor kunstzaken
in samenwerking met den directeur van den
Stadsschouwburg en andere, mindere, goden
heeft gedaan om ons theaterleven weer
leven te doen zijn.
U hebt daar reeds een en ander van ver
nomen, denk ik. Dit: dat er spotgoedkoope
abonnementen zijn ingevoerd voor een gan-
sche reeks van voorstellingen van allerlei
aard, tot en met de Fritz Hirsch-óperette en
dat die nieuwigheid zoodanig is ingeslagen
dat de schouwburg op het Leidsche Plein
ten minste gedurende zestig avonden tot den
nok toe gevuld zal zijn. Dat lijkt héél mooi
en zoo op het eerste gezicht kan men daar
echt-optimistisch over worden. Laten wij
hopen dat dit optimisme tenslotte niet voor
barig en misplaatst zal blijken, want er zijn
er, die ook de schaduwzijde van deze nieu
wigheid zien. Ik heb er met een tooneeldirec-
teur en met verschillende tooneelspelers over
gesproken en die waren niet zoo bijster ver
heugd met die zestig stampvolle zalen. Zij
redeneerden aldus: zou er nu op de andere
avonden, de andere honderdvijftig avonden
wel een kip in den schouwburg komen? En
zou tenslotte misschien niet blijken, dat al
len die tóch naar den schouwburg komen
maar dan over het heele seizoen verdeeld
nu geconcentreerd komen? Zou het
niet kunnen dat het allergrootste contingent
van de abonné's gevormd wordt door de ge
trouwen, die nu zooveel minder betalen dan
anders, zoodat tenslotte misschien zou blij
ken. dat de gezamenlijke opbrengst der zit
plaatsen nog wel eens lager zou kunnen
zijn dan die van vorige jaren? Met andere
woorden: dat er evenveel of bijna evenveel
menschen komen in het geheele seizoen, die
nu minder voor hun plaatsbewijzen zullen
betalen? En dan is er nog een reden tot
vrees: zullen de andere schouwburgen er
geen schade bij lijden? Want wij hebben hier
in Amsterdam toch altijd nog een stuk of
zes theaters, en zullen die de concurrentie
van den grooten stedelijken, min of meer
officieelen broer op het Leidsche Plein niet
ondervinden? Dat waren de hoofd-ang-
sten en bevreesdheden die ik vernam. Zij lij
ken me de moeite van het overwegen zeker
wel waard. En we moeten nu dan maar verder
"■fw^chten of ze gerechtvaardigd zijn Laten
wij hartelijk hopen van niet.
F. A. KAMPERS.
8 October
Naar het zich iaat aanzien zullen de
werkzaamheden aan de suikerfabriek
„Holland" te Halfweg wegens gebrek
aan water gestaakt moeten worden. De
duinwatermaatschappij, waarvan elke
24 uur ruim 2500 H.L. water gebruikt
wordt, heeft reeds te kennen gegeven,
dat bij aanhouding der droogte de
levering van water aan de fabriek moet
ophouden, en nu reeds moet het water
met behulp van pompen boven in de fa
brieken,, gewerkt worden.
De Nórtonpomp, vóór eenigen tijd na
bij de fabriek geslagen, levert geen goed
water voor de fabricage.
Ingeval er een tekort aan water is,
wordt echter een filtreermachine in ge
bruik gesteld en ter aanvulling gefil-
tereerd rivierwater gebruikt.
Regeering onderzoekt de
noodzakelijkheid.
Naar ons wordt medegedeeld, wordt
bij de departementen van Justitie en
van Financiën nader onderzocht in
hoeverre, naar aanleiding van de door
de regeering getroffen monetaire
maatregelen, buiten werking stellen
der goudclausules geboden zal zijn.
Echter ligt het niet in het voorne
men der regeering in een eventueele
opheffing hier te lande der goud
clausules ook de ter beurze te Am
sterdam officieel genoteerde fondsen
in vreemde valuta versterkt door een
goudclausule, te betrekken.
Dorpsmeisjes naar het front
CAMPELLO, October...!
Men hoorde ook bij ons wel altijd veel pra
ten over de vele mannen en jongens die vrij
willig dienst namen, zelfs van jonge meisjes,
die zich aanmeldden, maar bij onze eigen
dorpsmenschen liep 't tot dusverre nog niet
hard en als men al eens vernam van dien
of dien, die nu positief morgen of overmor
gen naai- het front zou gaan, dan kwam men
den betreffende een paar dagen nadien nog
altijd in het dorp tegen Neen, waar 't aan
lag, wisten we niet, maar bij ons scheen het
enthousiasme niet zoo groot. Maar opeens,
gisterenmiddag, daar stond een groote auto
bus klaar op het dorpsplein, alles rood wat
men er aan zag, en vlaggen en lappen er aan
en er op aan alle kanten, en hoopen men
schen er omheen, en werkelijk, daar zouden
ineens maar liefst twintig jonge mannen,
onder wie zelfs een enkel getrouwde en twee
jonge meisjes naar het front gaan. Hoe het
zoo gekomen was, weten we niet, misschien
hadden ook de gunstige condities, zoo voor
direct als voor later, welke de regeering den
vrijwillig dienstnemenden biedt, er toe bijge
dragen, maar werkelijk ze gingen. Veel ten
afscheid huilende vrouwen, ernstig kijkende
mannen, maar ook veel enthousiasme bij de
uitgeleide gevenden zoowel als bij de ver-
trekkenden zelf.
„Jij komt als generaal terug", meende de
dikke jongen van den metselaar tegen den
zoon van een visschersman, dien we vooral
van de muziekkapel kennen, waar hij altijd
zoo'n geweldigen hoorn om heeft. Maar deze
was al blij, als hij maar niets met de „Moo-
ren" te doen zou krijgen, want daarvoor zit
nu eenmaal bij al wat Spanjaard is, uit over
oude tijden nog de schrik er in.
Gezond terug komen wilde hij, meer eigen
lijk niet; en daarbij keek hij naar de knappe
deern, die eigenlijk ook wel mee gewild had,
nu hij eenmaal ging, en die de tranen over
de wangen liepen. Wat wil men? De tijden
zijn verre van gunstig, vooral ook in de vis
scherij, en aan trouwen valt voor jonge men
schen vandaag niet zoo licht te denken. En
daarom hadden ze 't samen zoo overlegd,
dat hij ook maar zou gaan, nu er zoovelen
gingen; maar zij zou in elk geval thuis blijven
al gingen er nog zoo veel meisjes mee, want
dat was toch niets voor een meisje, had hij
gemeend. Natuurlijk hadden ze veel be
kijks, de twee aardige deerntjes in hun sol-
datenpakjes, die wel meegingen.
Heelemaal niet onder den indruk van het
afscheid leken ze, integendeel zeer opgewekt
gingen ze het nieuwe leven klaarblijkelijk in.
We hadden al verschillende malen vrou
welijke soldaten van buiten hier in het dorp
gehad, zoo was er de vorige week een camion
uit de stad hier, waarmede er wel een 25
meegekomen waren, die, naar ik hoorde, voor
de bezetting van een groot gebouw, dat in
beslag genomen was als zoovele, gingen zor
gen. Maar die waren nogal opgeverfd ge
weest, lachend had men gezegd, dat de pa
rasol er nog maar alleen aan mankeerde.
Maar zoo waren onze beiden hier van het
dorp niet, die deden in alles zoo mannelijk
mogelijk. In tusschen klommen onze dorps
jongens nog eens op of in den wagen, rang
schikten hun pakjes of wat ze hadden en
proefden al eens van de goede gaven, die ze
hadden meegekregen. Te kort zullen ze in
elk geval niet komen, dat was wel te zien en
bovendien bij de gage, die de regeering geeft,
hoeft dat ook niet.
Een oogenblik stopte alles om een korten
afscheidsgroet in ontvangst te nemen, na
mens de dorpsgemeenschap door een lid van
het comité, van bovenaf de bus uitgesproken,
waarvoor met veel gejuich werd bedankt en
toen begon de motor te snorren en de met
tallooze opschriften prijkende wagen vulde
zich en zette zich in beweging, terwijl bin
nen en buiten de vuisten, als ten afscheid,
de lucht in gingen. Dat hoort er nu eenmaal
hier bij tegenwoordig, hoe smakeloos velen
dezen groet ook mogen vinden vooral als
vrouwen zoo groeten, kan toch wel haast
niemand 't ook erg mooi vinden. We -"gen
echter, dat de meisjes van de jongen ^ch
ook nog op de meer gebruikelijke wijze af
scheid namen. c. iB.