Exploratie van N. Guinea aan de orde.
De „Okeanis" naar de
Waalhaven gesleept.
Haarlem's Kunstbezit.
Monument voor wijlen de
Koningin-Moeder onthuld.
tgbtaöt 3perlcms löcclöt in toelcfc men fpeurt met Iefen
WOENSDAG 21 OCTOBER 193f
Wetsontwerp aangenomen.
De nieuwe vogelwet z. h, st.
erdoor.
Bejaarde man door tram aan
gereden en gedood.
Prijsvraag betreffende alge-
meene ontwapening.
Het drama te Spekholzerheide.
Overweg was open toen een
trein naderde.
Ongeluk op het kantje af
voorkomen.
België zal Nederlandsche
leening terugbetalen.
H.M. de Koningin bij de onthulling
aanwezig.
TWEEDE KAMER
r't>r V. li. Heuvel (A R i
van
DEN HAAG Dinsdag
Nadat de communist S e h a 1 k e r getoond
had, dat de parlementaire vacantie zijn inter
pellatie-lust niet heeft doen afnemen mor
gen zal de Kamer beslissen of hij zal mogen
interpelleeren over de houding onzer Regee
ring met betrekking tot den burgeroorlog in
Spanje en dan o.m. vooral ook wat onze ge
dragslijn in de z.g.n. „non-interventie-com-
missie" aangaat besteeg Ir. Cramer (s.d.)
het spreekgestoelte om het zijne te zeggen over
het wetsontwerp i.z. concessie-verleening aan
de Mijnbouw Maatschappij Nederlandsch
Nieuw Guinea. Spr. gaf toe, dat het thans niet
de geschikste tijd voor
staatsexploitatie is
Wellicht echter zal het
in de toekomst anders
gesteld zijn. Daarom
betreurt deze afge
vaardigde, dat er zoo
groote z.i. te groote
gebieden aan één
maatschappij zijn uit
gegeven, terwijl hij ver
der de voorwaarden
ook wel wat te gunstig
voor die onderneming
vond.
Odk in het belang
de inheemsche bevolking moet volgens
dep heer v. Boetzelaer v. Dubbeld am
(cAi.) de Begeering niet belemmerd worden in
het sluiten van overeenkomsten als deze. Mr.
Jo ekes (v.d.) die vöèr alles evi 1 een enkel
gevoelvol woord wijdde aan den scheepsramp
in de Indische wateren, bepleitte o.a. voor de
toekomst het stellen van dusdanige voorwaar
den dat het Nederlandsch karakter van derge
lij'ke ondernemingen nog beter gewaarborgd
zal zijn.
Minister C o 1 ij n gaf allereerst uiting aan
de gevoelens van deelneming der Regeering
met de slachtoffers en hun verwanten, van
den droeven scheepsramp in Indië om ver
volgens aangaande het ter tafel liggend wets
ontwerp te betoogen, dat men wel groote stuk.
ken voor exploitatie beschikbaar moest stel
len, waaraan hij nog toevoegde, dat in ver
houding tot de geheele oppervlakte van
Nieuw-Guinea waarlijk niet van te groote ge
bieden gesproken kan worden. Met een beroep
op de verschillende in de overeenkomst opge
nomen bepalingen betoogde Dr. C o 1 ij n, dat
er geen reden bestond voor ongerustheid om
trent de. mogelijkheid van handhaving van het
nationaal karakter der maatschappij. Z. h. st.
ging het wetsvoorstel er door, waarna we van
mijnbouw bij textiel terecht kwamen, te we
ten bij de voorstellen die steun van Neder-
landsche textielnijverheid ten doel hebben. En
dit eenerzijds door 't behoud van de Indische
eontingenteeringen van gebleekte en onge
bleekte katoenen stoffen mogelijk te maken
■onder den zwaren druk te bestendigen, die
deze op de batiknij verheid in Nederl. Indië
leggen, anderzijds door aan bedoelde textiel-
nijverbied eendge meerdere bescherming te
▼erleenen door een verhooging van invoer
recht. Een zeer korte
jpedachtenwisseling tus
■chen Ir. Cram e r en
den Minister, en
ook dit onderwerp was
weer afgedaan. Achter
eenvolgens passeerden
nu een aantal agenda
punten de revue, zon
der dat er ook maar
een woord aan gewijd
hoefde te worden. Dit
was zelfs het geval met
het ontwerp tot ver
hooging van de Defen-
■iebegrooting 1936, met
het oog op de kosten verbonden aan het langer
ln dienst houden van dienstplichtigen en de
eerste uitkeering voor het Defensiefonds ten
bedrage van niet minder dan ruim Zl/2 millioen
gulden.
Daarentegen maakten eenige nieuwe bepa
lingen tót bescherming van in het wild le
vende vogels de tongen van den heer Za
del h o f f (s.-d.) mevr. Mr. Bakker-
Nort (v.-d.) los. Vooral bescherming van
zangvogels zou dezen beide afgevaardigden
toelachen. Minister Deckers schiep er een
genoegen in wat te gaan staan philosophee-
ren over de vraag of het dier er in 't belang
van den mensch is, dan wel omgekeerd en in
hoeverre de wetgever bovenal met een dezer
beide theorieën rekening heeft te houden.
Daarna vernamen we, dat hij een algemeen
verbod van kooi-vogel-vangst, gelijk de beide
kampioenen voor vogels-protectie bepleit
hadden, niet gewenscht acht.
Bij de artikelen kwamen er .een paar
amendementen los. Zoo bijv. één, dat beoog
de de jacht eenzelfde bescherming tegen
schade toebrengende vogelsoorten te doen
genieten als de visscherij. Na korte verdedi
ging door den heer
ÏJss e 1 m u id en (R.
K.) trachtte de voor
zitter de beslissing bij
opstaan en zitten te
doen plaats vinden.
Daar op het eerste
gezicht niet viel uit
te maken, wie in de
meerderheid waren,
was hoofdelijke stem
ming noodig; hierbij
wonnen de jagers
vrienden het met 40-
29. Bij behandeling
van het artikel, dat
Ch. C Cramer (S.D.A.P.)
Mevr. mr. B. Bakker Nort
(V.D.)
het vangen van kooi-vogels mogelijk maak
te zette de heer Rutgers v. Rozenburg
(c.-h.) uiteen, dat zijn levensbeschouwing
zich verzet tegen het opsluiten van vogels in
kooien, waartegenover de Minister in dit
verband van een „geoorloofde ontspanning"
spreekt. De sijsjes en hun lotgenooten d.
w. z. allen die onder den groep van de „be
schermde vogels" vallen zullen tot hun
groote droefenis ontdekt hebben, dat de
meerderheid der Kamer (4229) het betref
fende artikel hielp aannemen.
Terwijl de heer v. Zadelhoff samen
met mevr. Mr. Bakker-Nort (v.-d.) een
amendement had voorgesteld dat ten doel
had zekerheid te krijgen, dat het derde leg-
sel van kievitten niet verstoord wordt (daar
om inkorting van den raaptijd met 14 in
plaats van met 4 dagen) stelde Mr. v. Dij
ken (a.-r.) bijgestaan door zijn fractiege
noot v. d. Heuvel, een aanvulling der ont
worpen voorschriften voor, waardoor duide
lijk zou komen vast te tsaan, dat wie kievits
eieren zoekt op hem niet toebehoorende noch
bij hem in gebruik zijnde gronden dit slechts
mag doen in tegenwoordigheid of met schrif
telijke toestemming van den eigenaar.
De heeren Bakker (c.-h.) en Hiem-
s t r a (s.-d.) bestreden dit amendement,
waarna Minister Deckers liet doorsche
meren, dat omtrent den datum voor den
raaptijd misschien vrij gemakkelijk overeen
stemming te bereiken viel, terwijl hij het
amendement v. Dijken-v. d. Heuvel over
nam, wat hij eveneens met een kleine door
Mr. Wen delaar (lib.) aan de hand ge
dane redactie-verbetering deed. Toen ook
het compromis i.z. den raaptijd tot stand
was gekomen ging het wetsartikel plus de
amendementen er z.h.st. door.
Tenslotte nam de Kamer het wetsontwerp
z.h.s. aan, wat eveneens geschiedde en boven
dien debat-loos met het voorstel betreffen
de belasting van nalatenschappen van Ne
derlanders in den vreemde.
Twee verdragen gaven nog even aanleiding
tot een enkele, zeer korte opmerking. De
eind 1935 te Berlijn gesloten overeenkomst
i.z. het Nederlandsch-Duitsche goederenver
keer voor 1936 gaf de heer Hermans (R.K.)
aanleiding te erkennen, dat de onderhande
laars het mogelijke hebben gedaan; hij hoopte
dat men in de toekomst nog wat meer voor
onzdn tuinbouw zou weten te bereiken.
Minister Gel is sen wees er van zijn kant
op, dat we vooral als men eens aan onze
clearing-positie dacht niet ontevreden mochten
zijn. Vóór September 1934 was Duitschland
voor liefst 70 millioen gulden achterop t.a.v.
oude vorderingen en daaraan heeft het nu
50 millioen afbetaajd.
Het handelsverdrag met Amerika, dat er
eveneens zonder slag of stoot doorging, deed
alleen den heer Schil, thuis (v.d.), die
dankbaar door minister Gelissen aanvaarde
hulde aan onze delegatie bracht, voor de be
reikte resultaten, klagen over de strenge sa
nitaire eischen die Uncle Sam bij den invoer
van allerlei artikelen pleegt te stellen. Waarop
minister Gelissen den spreker trachtte te
troosten met de wijze woorden, dat nu een
maal bijkans elk verdrag, hoe veel moois het
ook moge bevatten, tevens schaduwzijden ver
toont en smetten heeft.
E. v. R.
Dinsdagmiddag heeft bij het station Acht
huizen een ernstig ongeluk plaats gehad. De
69-jarige caféhouder P. Jacobs, wonende te
Achthuizen, tevens agent van de Rotterdam-
sche Tramweg Maatschappij is op genoemd
punt door de tram, welke op weg was van
Middelharnis naar Óoltgensplaat, aangereden
en vrijwel op slag gedood.
De tram had geruimen tijd vertraging.
De maatschappij der nieuwe geschiedenis
(the new history society) te New York, die tot
doel heeft: „de Vereenigde Staten der wereld
en één godsdienst voor alle volken", heeft een
prijsvraag uitgeschreven over het onderwerp
,hoe kan de bevolking der wereld algemeene
ontwapening volbrengen?" De inschrijving is
in alle landen opengesteld van 1 November
a.s. tot 1 Mei 1937. De maatschappij heeft
5000 dollar voor de beste opstellen van niet
meer dan 2000 woorden over dit onderwerp ter
beschikking gesteld.
Manuscripten moeten worden opgestuurd
naar The New History society-World Compe
tition, 132 East 65 th street, New York.
Witte Zee" heeft het schip
binnengebracht.
Nadat de „Witte Zee" erin was
geslaagd Dinsdagmiddag te twee uur
de verbinding met de Okeanis" tot
stand te brengen, is de Grieksche be
manning op drie man na overgegaan
op het Grieksche stoomschip „Bel
gion", terwijl drie man van de „Witte
Zee" op de „Okeanis zijn gaan as-
sisteeren.
De sleep kwam te ongeveer negen uur te
Hoek van Holland aan, doch zij mocht van
den Rijkshavenmeester, aangezien de „Okea
nis" een lek had gekregen en in zinkenden
staat was, den Nieuwen Waterweg niet bin
nengaan, aangezien gevreesd werd, dat het
wrak in het vaarwater zou zinken.
De kapitein van de Witte Zee heeft zich
met den rijkshavenmeester onderhouden, en
daarna is toestemming verkregen om binnen
te komen Men heeft afgewacht tot het laag
water was, waarop de „Blankenburg" en de
„Maas" beide van L. Smit's sleepdienst zijn
uitgevaren ter assistentie. Met drie sleepboo-
ten is de „Okeanis" te ongeveer elf uur bin
nengekomen en te Hoek van Holland is ook
het bergingsvaartuig „Meermin" er bij geko
men om te pompen.
De geheele sleep vertrok daarna naar de
Waalhaven om daar te meeren.
De Belgion", die de opvarenden van de
„Okeanis" aan boord heeft genomen, was op
weg van Hamburg naar Antwerpen.
De „Okeanis" kwam van Stettin.
Aan het vastmaken van de „Witte Zee" is
nog wel het een en ander voorafgegaan, zoo
als men weet, was ook de „Utrecht" op weg
naar de ..Okeanis", doch zij is er tenslotte niet
in geslaagd den Griek op sleeptouw te krijgen.
Hoe het echter ook zij, onze sleepers hebben
weer getoond, dat zij voor geen klein ge
ruchtje vervaard zijn en onze N. Z. H. R. M.
heeft weer eens laten zien, steeds paraat te
zijn, want zoodra bleek, dat gevaar voor de
bemanning van het Grieksche schip dreigde,
is de „Neeltje Jacoba" uitgevaren en het zal
haar schipper en haar bemanning zeker
eenige moeite hebben gekost om onverrich-
terzake te moeten terugkeeren. Immers men
vaart niet uit om maar even een tochtje op
zee te maken, maar om menschenlevens te
redden!
Vragen van den heer Bongaerts.
De heer Bongaerts heeft aan de ministers
van financiën en van sociale zaken de vol
gende schriftelijke vragen gesteld:
1. Hebben de ministers kennis genomen
van het drama te Spekholzerheide omtrent de
gevallen van methylalcoholvergiftiging?
2. Is het juist, dat de vergiftiging moet
worden toegeschreven aan zeer matig gebruik
van methylalcohol of met methylalcohol ver
mengde jenever?
3. Bestaat er gegrond vermoeden, dat de
gebruikte methylalcohol over de Duitsche
grens Nederland is binnengesmokkeld?
4. Zoo ja, zijn dan bij de regeering maat
regelen in overweging om de kansen op her
haling van een dergelijk drama in grens
plaatsen zooveel mogelijk terug te dringen en
zijn de ministers bereid de Kamer mededee-
ling van die voornemens te doen?
Overwegwachter zou aankondigingssignaal
niet hebben gehoord.
Dinsdagmiddag te kwart voor zes had op
den spoorwegovergang aan de Weesperzijde
bij den Omval te Amsterdam, een ongeluk
plaats, dat wondergoed is afgeloopen, dank
zij de tegenwoordigheid van geest van den
machinist van den op dien tijd van de rich
ting Utrecht komenden materieel-dieseltrein.
De boomen van den overweg waren geslo
ten om twee treinen, n.l. één uit de richting
Amsterdam en één uit de richting Utrecht te
laten passeeren. Aan beide zijden van de
spoorboomen stond op dat spitsuur een lange
file auto's, wielrijders en voetgangers te
wachten tot de overweg weer vrij zou zijn.
De hulp-overwegwachter beging toen een
fout, die bijna allernoodlottigste gevolgen zou
hebben gehad. Hij opende namelijk de
boomen vóór de trein uit de richting Utrecht
was gepasseerd. De chauffeur van een zware
vrachtauto, een tractor met aanhangwagen
zette den motor aan. doch het duurde even
voor hij dezen op gang had gebracht. Dit
oogenblik tijdverlies zou zijn redding worden.
Hij zette tenslotte den motor aan en was
bijna tot de rails gereden, toen de diesel-
trein (waarin zich geen passagiers bevon
den, het was een z.g. materieeltrein) nader
de. Zoowel de chauffeur als de bestuurder
van den trein zagen welk een ontzettend
ongeluk dreigde. De treinbestuurder, die de
boomen geopend zag, stelde onmiddellijk het
gillend alarmsignaal in werking, terwijl hij
met volle kracht remde. De chauffeur had
van zijn kant op hetzelfde oogenblik het
stuur omgegooid, enkele centimeters voor de
rails. De remmende trein schaafde langs zijn
linker voorspatbord, vernielde dit gedeelte
lijk en kwam een meter of tien voorbij den
overweg tot stilstand. De wielrijders en voet
gangers hadden zich, hoewel het een narrow
escape was, door het fluitsignaal van den
trein in veiligheid kunnen stellen. Alles is
dus zonder persoonlijke ongelukken en met
geringe materieele schade afgeloopen. De
hulpoverwegwachter had. naar hij verklaar
de ,het aankondigingssignaal van den diesel-
trein niet gehoord. De verklikkersbellen voor
den trein uit Amsterdam en Utrecht hadden
op hetzelfde oogenblik geklonken. Hij ver
keerde in de veronderstellingdat slechts één
trein n.l. die uit de richting Weesperpoort,
moest passeeren.
De politie heeft proces-verbaal van het ge
beurde opgemaakt.
De hulpoverwegwachter, die thans door zijn
-♦erzuim bijna een zeer groot ongeluk op zijn
geweten heeft, heeft zich ongeveer een jaar
geleden aan eenzelfde feit schuldig gemaakt.
Ook toen had hij de boomen van denzelfden
overweg geopend gelaten. Hij is toen weer
als hulpoverwegwachter in dienst gesteld. Zijn
dienstrooster wees aan, dat een trein uit
Utrecht moest passeeren.
Nieuwe leerling wordt vermoedelijk
uitgeschreven.
De Belgische minister van financiën heeft,
naar Reuter meldt, voor de financieele com
missie verklaard, dat de regeering voorne
mens is de leening, indertijd verstrekt door
het Amsterdamsche Bankiershuis Mendels
sohn en Co., ten bedrage van 700 millioen en
de in November vervallende schatkistbons
terug te betalen.
De regeering zal waarschijnlijk een leening
ten bedrage van 1700 millioen fr. aangaan.
Tot de onstoffelijke bezittingen van Haar
lem op kunstgebied, behoort de glorie die in
de gulden jaren onzer historie groote man
nen door hun aanwezigheid hier, de stad
hebben verschaft. Zoo willen wij vandaag
Karei van Mander herdenken, wiens naam
dezer dagen vaak genoemd werd in verband
met de onthulling van een gedenksteen op
zijn graf in de Oude Kerk'te Amsterdam. Maar
twintig van de beste jaren zijns levens sleet
hij in onze stad en het werk waardoor zijn
naam zou blijven gelden in de historie, ver
richtte hij aan het Spaarne: hier schreef hij
het befaamde Schilder-boeck, voor een goed
deel althans, waaruit vele geslachten bijzon
derheden over het leven en werken van beel
dende kunstenaars aller tijden geput hebben.
Een werk van zoo curieus belang, dat er in
dit najaar een hernieuwde herdruk van zal
worden uitgegeven, opmerkelijk feit, waaraan
de herdenking van deze dagen niet vreemd is.
Hier ook had hij omgang met zijn kunst
broeders Hendrik Goltzius en Cornelis Cor-
nelisz en had hij Frans Hals tot leerling.
Haarlem zong hij zijn lof toe in twee uitvoe
rige gedichten, twee „beelden" (portretten)
der door hem bewonderde stad, waarop wij
straks terugkomen; hier schilderde hij en
vermaakte zich en zijn vrienden met de be
oefening van de kunst der Rederijkers. In ons
Museum kan men een schilderij van zijn hand
vinden. Een veelbewogen leven had deze veel
zijdig ontwikkelde man reeds achter zich toen
hij aan het Spaarne zich vestigde.
Want hij was op een Zondag in Mei van
het jaar 1548 in het Vlaamsche dorp Meule-
beke geboren, uit welgestelde ouders die hem
in de gelegenheid konden stellen zijn neigin
gen voor kunst en letteren te volgen. Bij in
clie jaren befaamde Vlaamsche schilders als
Lucas de Heere en Pieter Vlerick gaat hij in
de leer en in de kunst van Rhetorijcke is hij
op zijn 21e jaar al zoo ver gevorderd dat ver
schillende tooneelspelen door hem vervaar
digd, in den Meulenbeekschen kring met bij
val werden opgevoerd. Dit althans bevesti
gen zijn biografen, want de stukken zelf, die
naar den smaak dier tijden, onderwerpen als
„Noach en de Zondvloed" óf „Nabucodonosor"
(Nebucadnezar) behandelden, zijn verloren
gegaan. Als rechtgeaard zestiende-eeuwsch
artist maakt hij een kunstreis naar Italië,
werkt in Rome en bezoekt op de terugreis
Weenen en Neurenberg. In Vlaanderen terug,
raakt hij getrouwd en sticht een gezin. Maai
de tijden zijn onrustig geworden en het
Vlaamsche land wordt afgestroopt door Waal-
sche malcontenten. Vrees voor moord en
doodslag drijft Van Mander op de vlucht,
eerst naar Kortrijk, dan naar Brugge, maar
nog erger gevaren bedreigen het Vlaamsche
land: de pestziekte heerscht er. Dan vindt
Van Mander het raadzaam zijn geboortegrond
te verlaten en naar het Noorden de wijk te
nemen. Hij trekt naar Holland en Haarlem
krijgt een ingezetene meer, die met zijn ca
paciteiten en arbeidslust zijn nieuwe woon
plaats niet dan voordeel brengen kan. En het
Noorden nam hem op, zooals het reeds zoo
vele Vlamingen en Fransche emigranten later
zou opnemen: hartelijk en gastvrij als welkome
wijl nijvere burgers.
Voor die gastvrije ontvangst heeft Van Man
der zich erkentelijk betoond door op de nieuwe
stad zijner inwoning een tweetal lofdichten te
vervaardigen, het tweetal beelden, waarop ik
hierboven doelde.
In 1891 kwamen op een auctie bij Frederik
Muller in de verzameling Ekama twee hand
schriften te voorschijn van die gedichten. Ze
werden daar door den heer Muiier gekocht en
aan den Haarlemschen archivaris Gonnet
afgestaan. Dat het hier om werk van Van
Mander ging werd bewezen door de ondertee-
kening van de manuscripten met Van Man-
der's kernspreuk: „Een is noodigh".
In 1905 kwamen die manuscripten in Haar
lem's bezit en in 1911 publiceerde de biblio
thecaris der Stads-biblioheek, de heer Rut
gers van der Loeff (thans ex officio) ze in een
uitgaafje voor de Vereeniging Haerlem. Aan
zijn voorkomendheid dank ik een exemplaar
van dat aardige boekje, waardoor wij in de
gelegenheid zijn de geboren Haarlemmers
onder onze lezers in het gevlei te komen door
Van Mander's oordeel over hun voorouders te
citeeren:
,,'t Manvolck is hier schoon groot en
sterek, eerbaar
Van Sinnen, swaer gestaet en kloeck
gepresen,
En 't vrouwvolck oock-dat moet m'hen
seggen naer,
Eerlijck van aerdt, kuysch, puntich net
en klaer
In huys en dracht, oock zedigh boven
desen."
Dat de Haarlemsche dapperheid niet ver
geten wordt, spreekt van zelf:
„Vijf reysen was dees' stat Haarlem beleyt,
Maar nooyt door 't feyt van wapenen ge
wonnen" en over nog veel meer deugden en
aantrekkelijkheden der Spaarnestad heeft
dankbare Van Mander den mond vol. Zoo gaf
hij zijn portret der stad:
,,'t Stadt Haerlems Beeldt, in welck men
speurt met lesen
Haer oudtheyt, aerdt, ghedaent' en
heerlij ek wesen"
Die dichtregelen (uit het tweede beeld)
waren in 1596 gepubliceerd op een planovel
en afgedrukt onder een houtsnee die een ge
zicht op Haarlem van het Noorden uit
vertoont en die wij hierbij reproduceeren
Drukker en uitgever was Gillis Rooman in de
Jacobijnestraat.
Zijn schilderboek schijnt Van Mander g
eindigd te hebben in 1603, het jaar waarin
hij buiten Haarlem was gaan wonen en wel
op wat thans het slot Marquette onder Heems
kerk is, en destijds het Huys te Sevenberghe
heette. Het boek verschijnt in 1904 bij Paschier
van Wesbusch, in „den Beslagen Bijbel" te
Haerlem op het Marcktveldt. In de achttien
de eeuw wordt het herdrukt; langen tijd blijft
het de biographische vraagbaak voor latere
scribenten en in den modernen tijd zijn door
Jacobsen en Valentiner uitvoerige studies aan
Van Mander gewijd, speciaal de bronnen op
gespeurd, waaruit hij zijn wijsheid putte.
Op Marquette heeft Van Mander slechts
een jaar gewoond. In 1604 trekt hij naar Am
sterdam, wordt daar ziek en sterft er den
Hen September 1606 op 58-jarigen leeftijd
„Het doode lichaem is met een crans om 't
hooft in de kist geleyt en van acht persoonen
op de schouderen ghedragen, en is met een
groote stacy en sleep van meer als driehon-
derdt man vergheselschapt in de Oude Kerck
ghebracht en onder eenen grauwen sarek-
steen begraven".
Tot 28 October aanstaande zal in Teyler's
Museum een verzameling werken door Van
Mander, zoowel schilder en teekenwerk als
schrifturen op de gewone museumuren te be
zichtigen zijn. Het is de verzameling door Dr.
J. Q. van Regteren Altena voof de Amster
damsche herdenking bijeen- en thans naar
Haarlem overgebracht. Hier nog aangevuld
met eenige unica uit stedelijk bezit.
Genoemde heer houdt heden 21 October,
een lezing over Van Mander en zijn werk,
eveneens in Teyler, zooals in ons blad be
richt is.
J. H DE BOTS
Treffende plechtigheid te Soest.
Begrensd door Torensti'aat en Sta
tionsweg, aan den igrooten weg van
Soest naar Amersfoort, is, voor de
Nederl. Hervormde Kerk en tegen
een achtergrond van hooge sparren
en een beplanting met coniferen, het
monument verrezen, dat tot in leng
te van dagen de herinnering zal le
vendig houden aan wijlen de Ko-,
ningin-Moeder, wier nagedachtenis
door de ingezetenen van Soest, in
wier onmiddellijke nabijheid deze
vriendelijke, nobele vrouwe zoo dik
wijls verbleef en zoo menigmaal ge
tuigenis aflegde van haar warme
belangstelling voor hun welzijn, op
geen betere wijze geëerd had kun
nen worden. Bij de onthulling van
het in zijn eenvoud zoo fraaie .kunst
werk, was Hare Majesteit de Ko
ningin aanwezig, die daardoor mede
heeft doen blijken van haar diepge
voelde erkentelijkheid voor deze daad
van piëteit der Soester bevolking.
De omgeving van het monument, waar
van het te onthullen gedeelte door vlaggen
doek was afgedekt bood tegen half elf een
imposanten aanbhk. Op den Stationsweg,
aan den rand van het kleine en frissche. zich
vóór het monument uitstrekkende plantsoen,
dat in verband met het wegprofiel den vorm
van een langgerekten driehoek heeft ge
kregen, werd de aandacht getrokken door
een klein paviljoen, dat daar voor de Ko
ningin en de leden van haar gevolg was op
getrokken. De gereserveerde plaatsen ter
weerszijden daarvan waren ingenomen door
leden van het comité en eereleden, zoomede,
ter rechterzijde, door een groot aantal auto
riteiten.
Aan d% overzijde, in de Torenstraat, was,
dicht bij het monument., de stafmuziek op
gesteld van het 5e regiment infanterie, dat
onder leiding van kapelmeester adjudant
Van der Glas het muzikale gedeelte van
het programma verzorgen zou. Daarnaast,
in een lange, bonte rij, vele gezichten hoog
rood gekleurd door de spanning van het
wachten, de jeugd: twaalf honderd school
kinderen van de 4de, 5de, 6de en 7de klasse
der lagere en geheele U.L.O.-scholen uit Soest
en Soesterberg met hun geleiders. Voorts vele
genoodigden, wien een plaats was toebedeeld
op het Kerkplein om de kerk, waarin zij,
naar wie op dit uur aller gedachten uitgin
gen, zoo menigen dienst had bijgewoond....
Op het overige deel van het terrein en in
de omgeving daarvan was, achter de voor
treffelijk door de politie verzorgde afzettin
gen, het publiek toegelaten en zoo daarvan
velen, wien een minder gunstige staanplaats
ten deel was gevallen, slechts weinig zouden
kunnen zien, was niettemin, door het aan
brengen van luidsprekers, zorg gedragen dat
het gesproken woord ook voor hen verstaan
baar zou zijn.
Nadat de Koningin was gearriveerd, zong
de schooljeugd het „O Heer, die daar des
hemels «tente spreydt".
Rede van den burge
meester.
Onder doodsche stilte sprak vervolgens dé
burgemeester een gedachtenisrede uit. Na
getuigd te hebben hoe groot en diep bij 't ver
scheiden van de Koningin-Moeder de ont
roering was in het hart van ieder Nederlan
der, deed spr. uitkomen, dat het leven van
de Koningin-Moeder een zegenrijk leven ge
weest is voor het Nederlandsche volk in .het
algemeen, doch ook in het bijzonder voor de
bevolking van Soest, voor wie zij een onver
getelijke beschermvrouwe was.
En daarom is het mij, aldus spreker, eene
behoefte Uwe Majesteit de verzekering te
geven van onze trouw, onze liefde en onze
toewijding aan haar en haar huis en ons
volk.
De onthulling.
Dact oitDtljcpt/ acrüc/gljetmmt en Ijccrltjcfi toefen.
Nadat de stafmuziek het „Wilt heden nu
treden" ten gehoore had gebracht, sprak de
voorzitter van het comité uit de burgerij, de
heer A. O. Dammers een korte rede uit.
Hierna gaf de Koningin gevolg aan het
verzoek van den heer Dammers om op een
knopje te drukken, waardoor een electrisch
belletje aan de bij het monument staande
dames A. M. Dammers, dochter van den voor
zitter van het comité en H. Deketh, dochter
van den burgemeester, het teeken gaf, het
voor het beeldhouwwerk aangebrachte vlag-
gedoek naar links en rechts ter zijde te trek
ken, een treffende plechtigheid, waaraan de
stafmuziek luister bijzette door het spelen
van het „Waldeck Pyrmontlied".
Ontdaan van zijn laatste beletselen, stond
daar het monument, bouwwerk van den heer
A. C. M. van Beers, architect B.N.A. te Huis
ter Heide.
Waren veler oogen reeds vertrouwd ge
raakt met den aanblik van de tien meter
hooge zuil, welke, met de twee haar flankee-
rende muren, waarvoor een rustige beplan
ting is aangebracht, in roode baksteen is op
getrokken, nieuw voor de meesten van de
aanwezigen was het thans onthulde gedeel
te: het op de zuil in wit natuursteen ge
beeldhouwde medaillon, hetwelk en profiel,
de vriendelijke, minzame trekken doet zien
van wijlen H. M. de Koningin-Moeder, het
hoofd met het weduwenkapje getooid. On-
dèr het medaillon, eveneens in wit natuur
steen uitgevoerd, de gedenkplaat, waarvan
de inscriptie gewaagt van de oprichting van
dit monument door de burgerij van Soest,
j als dankbare herinnering aan de Koningin-
1 Moeder.
Onder advies van prof. Huib Luns is dit
beeldhouwwerk vervaardigd door den heer
H. J. Etienne te Delft.
Begeleid door den burgemeester begaf de
Koningin zich over het houten plankier, dat
van het paviljoen was uitgelegd naar den
grasband langs het smalle pad, dat voor het
'-unstwerk is vrijgelaten naar het monu
ment, dat zij, terwijl het publiek onder be
geleiding van de stafmuziek het „Wilhel
mus" zong, In diepe aandacht beschouwde.
Na de bezichtiging droeg de voorzitter van
'-et comité met een korte rede het monu-
nent aan het gemeentebestuur over.
De plaatselijke vereenigingen defileerden
daarop langs het monument.